A". 1890
Donderdag 30 October,
N°. 7619.
Tweede Blad
ier-en-v©rt gste Jaargang,
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
uitgëy¥rTT odé.
Binuenlandsclie Berichten.
GDURANT.
Abonnementsprijs',jjpw kwartaal 1.85.
iVa»to per post, door liet geheele^Rijk 2.50.
Afzonderlijke nommers - 0.10.
BV HEAO: MARKT, E, 12 4.
Advertentieprijs: van 110 gewone regels met
inbegrip van eene Courant1.10.
iedere gewone regel meer- 0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
VEREENIGDE VERGADERING VAN DE BEIDE
KAMERS DER STATEN-GENERAAL,
op Dinsdag 28 October.
De voorzitter der Eerste Kamer, tnr. Van
Naamen van Eemnes, opent de vereenigde ver
gadering en geeft liet woord aan den minister
van koloniën,
De minister van koloniën (de heer Mackay)
geeft het volgend verslag omtrent 'e Konings
toestand
Mijne Heercn
Nadat Zijne Majesteit onze geëerbiedigde
Koning in het voorjaar van 1889 ten gevolge
van eene verheffing der chronische ziekte, waar
aan Hoogstdezelve lijdende is, gedurende gerui-
men tijd de regeering niet had kunnen waar
nemen, trad er, Gode zij dank, eene beterschap
van zoo blij venden aard in, dat sedert dien tijd
de Koning tot voor weinige -weken wederom
geregeld Hoogstdcszelfs gewone werkzaamheden
beeft kunnen verrichten. Wel was Zijner Majes-
teits gezondheidstoestand oorzaak dat Hoogstde
zelve ook dit jaar niet persoonlijk uwe gewone
zitting kon openen, maar toen in de rede, waar
mede die zitting namens den Koning op den 16n
September jl. werd geopend, dankbaar werd ge
constateerd, dat Zijner Majesteits dierbaar leven
dit jaar gespaard was gebleven, deed niets ver
moeden dat slechts weinige dagen daarna de
kwaal, die Zijner Majesteits gezondheid onder
mijnt, zich met vernieuwde kracht zou verheffen.
Den 27sten September ji. ontving de raad van
ministers bericht dat Zijne Majesteit reeds den
vorigsn dag zóo lijdende was, dat Hoogstdezelve
geen staatsstukken had kunnen behandelen. Toen
ook daarna Zijne Majesteit bij voortduring zich
niet in staat bevond eenigen arbeid te verrichten,
droeg de raad van ministers den 7n October jl.
can de ministers van koloniën en van justitie
op, zich naar het Loo te begeven op den dag,
waarop de geneesheeren des Konings en de con
sumerende hoogleeraar aldaar opnieuw een con
sult houden, teneinde zich persoonlijk reken
schap te geven van Zijner Majesteits toestand.
Tor voldoening aan die opdracht gingen de voor
noemde ministers op den 13den October jl. naar
het Loo; zoowel uit de mededeelingon, die t
aldaar van de bovengenoemde deskundigen ont-
vingen als door hetgeen zij, bij den Hoogen lijder
toegelaten, zelf konden waarnemen, bleek hun
ovortuigend, dat Zijne Majesteit niet in staat was
staatszaken te behandelen. Bovendien verklaarden
hun de meergenoemde deskundigen, dat, hoezeer
niets met volkomen zekerheid omtrent den ver
deren loop der ziekte kon worden gezegd, de
vooruitzichten van dien aard waren, dat Zijne
Majesteit zich althans in de naaste toekomst niet
met het behandelen van staatsnangelegenheden
zou kunnen bezighouden.
Na mededceling van die bevinding te hebben
ontvangen, zag de raad van ministers zich ge
noodzaakt, in zijne vergadering van don 15den
'ctober jl, te verklaren eenparig van oordeel te
zijn, dat Zijne Majesteit buiten staat geraakt was
de regeering waar te nemen. Ingevolge artikel
38 der grondwet gaf hij daarvan kennis aan
don Raad van State, met verzoek 's Raads advies
daarop te mogen vernemen, bij da volgende
missive: Kabinet, 's-Gravonhagc, den 15den
October 1800.
Sedert den 2Gsten September jl. heeft Zijne
Majesteit de Koning zich niet meer met het
behandelen van staatszaken kunnen bezighouden,
ten gevolge van eene verheffing van liet chronisch
nierlijden, welke verheffing door Zijner Majesteits
geneesheeren dr. Vinkhuyzen en Vlaanderen en
den consüleerenden hoogleeraar dr. Rosonstein
den 29sten September jl. is geconstateerd
blijkens een den 7n October jl. in de Staats
courant voorkomend bericht, waarin bovendien
vermeld was, dat in de laatste week Zijner
Majesteits toestand weinig was veranderd. Een
en ander deed den ministerraad besluiten aan de
ministers van koloniën en van jnstitie op ta
dragen zich naar het Loo te begeven op den
dag waarop aldaar de voornoemde deskundigen
een nieuw consult zouden houden, teneinde zich
nader persoonlijk rekenschap te geven van Zijner
Majesteits toestand. Inmiddels bleek reeds uit
het in de Staatscourant van il October jl. op
genomen bericht, dat er sedert den 7den October
jl. in Zijner Majesteits toestand weinig of geen
verandering ten goede was te bespeuren. Dit
werd gedurende het onderhoud, dat op don
lfidan October jl. op het Loo tusschen de ge
noemde deskundigen en de ministers van koloniën
en van justitie plaats had, ten volle bevestigd,
terwijl uit de dienselfden dag in de Staatscourant
opgenomen verklaring van de heercn dr. Rosen-
stein, dr. Vinkhuyzon en J. Vlaanderen blijkt,
dat, ofscnoon do lichaamskrachten van Zijne
Majesteit uen Koning voldoende blijven, sedert
veertien dagen eene zoodanige vermoeidheid der
hersenen is ontstaan, dat Zijne Majesteit buiten
staat is zich tnet ernstige aangelegenheden bezig
te houden. De meergenoemde deskundigen hebben
toen tevens als bun gevoelen te kennen gegeven
dat, hoezeer niets met volkomen zekerheid kan
worden gezegd omtrent den verderen loop der
ziekte,de vooruitzichten van dien aard zijn, dat
Zijne Majesteit zich althans in de naaste toekomst
niet met het behandelen van staatsaangolegeh-
heden zal kunnen bezighouden. De voornoemde
ministers, daarna bij Zijne Majesteit den Koning
toegelaten, hebben zich ook persoonlijk overtuigd
dat de mogelijkheid om staatszaken te behandelen
voor Zijne Majesteit niet uanwezig was.
Op grond van liet vorenstaande heeft de minis
terraad in zijne vergadering van heden met
eenparige stemmen verklaard van oordeel te zijn,
dat Zijne Majesteit de Koning buiten staat is
de vegeering waar te nemen.
Ingevolge artikel 38 dor grondwet lieeft de
rand van ministers de eer aan den Raad van
State kennis te geven van zijne bevinding, met
uitnoodiging om uiterlijk Dinsdag den 21sten
Oc, hor o.s. 's Raads advies ten deze te willen
uitbrengen.
De tijdelijke voorzitter van den raad
van ministers,
(Get.) Mackay.
De voorzitter zegt hierop:
Mijne Ihcrcn!
sjfet diep leedwezen heeft de vertegenwoordi
ging van het Nederlandsohe volk aangehoord, dot
de raad van ministers zich opnieuw heeft ver
plicht gevoeld de zoo even vernomen verklaring
af te leggen omtrent den toestand, waarin zich
Z. M. onze geëerbiedigde Koning bevindt.
rZij beseft ten volle hoe zwaar die verplich
ting haar valt.
ïZij is overtuigd, dat geheel het volk ten
vollo deelt in dat gevoel over de zware en smar
telijke beproeving, welke het dierbaar Vorstenhuis
en ons volk opnieuw treft.
pik heb de eer u voor te stellen het verslag,
door Z.Esc. den heer minister van koloniën uit
gebracht, te doen drukken en ronddcelen en het
nemen eener beslissing te verdagen tot morgen-
namiddag te 2 uur."
Da heer Pijnappel wenscht voor te stellen de
ontvangen mededeeling te verzenden naar de
afdeelingcn. Hij meeat, dat alles vermeden moet
worden wat den schijn zelfs zou kunnen hebben
van deze treurige en gewichtige zaak met over
ijling of geheimzinnigheid te behandelen; de
leden moeten ook in overleg met elkander kun
nen treden alvorens te beslissenen zoo noodig
moet de vertegenwoordiging in staat zijn meer
dere inlichtingen van de regeering to vragen.
Men voert daartegen aan, dat de grondwet
geen onderzoek in de afdeeiingen vordert, terwijl
het hier een mededeeling, geen voorstel geldt;
maar uitgesloten is het onderzoek niet. Mon
beroept zich op het antecedent van 1889, maar
juist hot toen gebeurde geeft spr. aanleiding om
een andere handelwijze te volgen. Zijn de om
standigheden thans veranderd, dan is dit een
reden te meer om niet reeds morgen, zonder
nader onderzoek, een beslissing te nemen.
De heer Beeluerts van Blokland behoort tot
hen, die zich niet geheel met hot voorstel van
den heer Pijnappel kunnen vereonigen. De met
diepe smart ontvangen mededeeling der regeering
laat toch geen ruimte over voor eenigen twijfel.
Ware dit zoo, spr. zou het aanbevolen middel
aanprijzen; maar nu er geen twijfel is, meent
spr., dat er evenmin sprake kan zijn van over
ijling, noch geheimzinnigheid. Er bestaat alio
gelegenheid om ook, zonder onderzoek in de af
deeiingen, meerdere inlichtingen te ontvangen
als men die na het omstandig verslag der regeering
noodig rekent. De vorige spr. wees op het z. i.
minder gelukkige antecedent van 1889, maar
gesteld, dat dan de weg ware gevolgd thans door
dien spr. aanbevolen, dan zou het resultaat toch
zeker geen andere zijn geweest. Op die gronden
vereenigt spr. zich met bet voorstel des voor
zitters.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den voorzitter wordt hierop
aangenomen met 85 tegen 36 stommen
Tegen de heeren Do Beaufort, "Van der Feltz,
Röell, Heldt, Van Gijn, Zaaijer, Cremer, De Meijier,
W. IC. v. Dedera, Gildemeester, Tak, ICerdijk,
Hartogb, Veegens, Goekoop, Van derKaay, Farn-
combe Sanders, Pijnappel,Stork, Vlie'ander Hein,
Fransen van de Putte, Van Tienhover, Bultman,
Wertheim, Prins, Van der B: eggen, A'berda van
Ekenstein, Roosonboom, Viruly Verbragge, Van
Kerkwijk, Zijlker, Levyssohn Norman, Brhlmann,
Boreel, Mees en Geertsema.
De vergadering js hierop tot merge,! te 2
uur gescheiden.
SCHIEDAM, 29 October 1890.
Onder het opschrift: »Wel wat weelderig!"
kapittelt het anti-revolutionnaire blad Het
Noorden den heer Pe Savornin Lobman,
minister van binnenlandsche zaken.
De begroeting ziet er nogal redelijk uit,
maar op de vraag, of er bezuinigd wordt,
moet een ontkennend antwoord gegeven
worden.
Vooral de liberalen" vervolgt het blad
- sbebben redenen om te verklaren: wij
hebben ons vergist, toen we vreesden en het
openlijk uitspraken, dat de heer De Savornin
Lohman, als minister van binnenlandsche
zaken, de budgetten voor openbaar, hooger,
middelbaar en lager onderwijs zoodanig zal
inkorten, dat dit onderwijs in zijn geheel zal
benadeeld worden."
jWant niets van dat alles geschiedt",
treurt het blad. sliet bijzonder onderwijs
krijgt een cadeau van het rijk van f750,000,
en daar al de weelde voor het openbaar
onderwijs blijft bestaan, is het budget voor
onderwijs aanmerkelijk, hooger dan vroeger."
Thans stelt De Tijd in een hoofdartikel
de vraag, of de legerorganisatie over enkele
maanden moet beslist worden. Nog vast
houdende aan het denkbeeld, dat de breuk
met haar partijgenooten niet onheelbaar is,
pleit zjj uitstel tot na de verkiezing van
1891. Als voorwendsel wordt 's Konings
toestand aangegrepen, die verbieden zou de
wet aanhangig te maken, een gemoedsbe
zwaar, dat weinig beteekent, als men in
aanmerking neemt, dat de kon, boodschap
toch door den Koning zelf isgeteekend, terwijl
de onderwijswet, zonder eenig bezwaar van
de zijde van De Tijd, door den Raad van
State is ingediend. Hoe het zij, hier vait
een zwenking van tactiek te bespeuren.
Vroeger heett 3 hetde twistappel in elk geval
vóór de verk ezingen van de baan, thans
eerst de verkiezingen en dan zullen we verder
zien.
Een aantal leden der sociëteit sSic Semper"
te Utrecht hebben liet plan opgevat om, bij
gelegenheid der inwijding van liet nieuwe
sociëteitsgebouw, daarin te plaatsen een
buste van wijlen prins Willem van Oranje.
Deze was eerelid van »Sic Semper" en bracht