A0. 1891.
Maandag
Juni.
N°. 7767.
Eerste Blad.
y 0 - v© e t i g- s t e Jaargang.
Verschijnt dagel ks, uitgezonderd Dinsdag,
UITGEVER: J. ODÉ.
BPUEAlft HOïBBSJuaat. E 2 7.
GOUIÜifï.
Abonnementsprijs, per kwartaal
franco per post, door liet geheele Rijk
Afzonderlijke nominers
1.85.
- 2.50.
- 0.10.
Dit nummer bestaat uit dtrie bladen.
Advertentieprijs: van 1—10 gewone regel, ,„ftt
inbegrip van eene Courant1 10
Iedere gewone regel ineer
(riemaai. geplaatst wordt tegen tweemaal beiekend.
Schiedam, 30 Mei 1891.
Er is een taal, schoon on eerbiedwaardig,
als ze komt uit den mond van een waarach-
tigen vrome. De wereld noemt haar de tale
Kanaïinsde ernstige mensch kent haar
kracht, haar gespierheid, doch gruwt er van,
als ze door lichtzinnigen wordt gebezigd,
door zonen des Donders wordt misbruikt.
Niet waar, we zouden over de anti-revolu-
tionnaire partij sprekenwie aan haar denkt,
2iet voor zich het beeld van haar hoofd,
maar dat figuurlijk gezegd, op zijn voet
stuk gaat wankelen. Op den 12n Mei jl.
heeft dr. Kuyper, het hoofd der partij, de
bedoelde taal gebezigd op een wijze, die de
perken der welvoeglijkheid verre te buiten
gaat. Dat teekent het verval in de partij,
't Was op de deputatenvergadering te Utrecht.
Hij had het oog op dr. Bronsveldden
bezadigden, geloovigen Christen, doch die niet
verkiest, di. Kuyper naar de oogen te zien.
Aldus klinkt het: »Maranatha, de Heere
komt"
Klaagt ge, wel niet in het Kabinet, maar onder
de kiezers, over sotnmiger afval en over meer dan
één die verraad pleegde en overliep naar den
vijand, wat nood? Wie het Maranatha kent, en
weet wat ons in de Schrift geprofeteerd is, voor
dien is het niets vreemds, dat gedurig de gelederen
verbroken worden; ja, bij dien staat het vast, dat
zulk een afval gedurig moet komen. Reeds David
klaagde over het verraad van zijn boezemvriend,
die eens zijn brood aten heimelijk met hem raad
pleegde (Psalm 55:14,15). Uit de twaalven die
Jezus zich verkoren had, is de man van Iscarioth
tot zijn laaghartigen gruwel uitgegaan. Er moeien,
zegt Paulus, afscheuringen komen van wie eerst
met u liepen, opdat degenendie oprecht onder u
zijn, openbaar mogen worden (1 Cor. 11 19).
Reeds dertig jaar na Jezus' hemelvaart klaagde
•de apostel Johannes van deze ontrouwen en rene
gaten oZe zijn uit ons uitgegaanmaar ze tuaren
uit ons nietwant indien ze uit ons geweest waren,
zoo souden ze met ons gebleven zijn" (1 Joh. 2:19).
Even stellig betuigt ons de bij Damascus geroepene,
dat het Maranatha niet kan ingaan, aten zij eerst
de afval gekomen zij(2 Thess. 2 3). En onzer
aller fout is maar, dat we wel deze dingen in de
"Schrift lezen, maar als ze nu in onze eigen omgeving
ook alzoo uitkomen, vergeten, dat het zoo in de
Schrift slaat.
Daarbij komt dat ge niet moet overdrijven, en nog
volstrekt niet op allen, die een oogenblik deinsden,
deze profetie van den afval moogt toepassen. Van
hoe menigen martelaar staat het niet tot onze
zelfontdekking opgeteekand, dat hij eerst, in een
oogenblik van vervaardheid, de zake zijns Heeren
prijs gaf, en toch later, met berouw en boete weer
gekeerd, fier als een held zich yoor zijn Heiland in
den dood gaf. Uit hoe menigen oorlog staat het
niet geboekt, hoe een legioen of regiment, dat eerst
den vijand den rug toekeerde, toch geëindigd is met
noedig stand te houden en te deelen in de victorie,
iplee] wat dient ook op rekening gesteld van onzen
kibbelenden, bedilzieken volksaard. Reeds ons wa
penschild toont het u, hoe de zeven pijlen terstond
uiteen zouden vallen, tenzij ge ze saamsnoert door
een krachtige organisatie. En dan, is het zoo
wonder, dat veler geest verbijsterd wierd bij zoo
herhaalde schokken in ons kerkelijk leven? Ja, ligt
er niet veeleer oorzaak van dank in, dat een actie
op kerkelijk gebied, die elders nauwelijks den
waterspiegel zou doen rimpelen, in ons vaderland
nog in staat bleek, het slijk uit dediepte naar boven
te woelen Immers ge ziet er dan toch aan, dat de
Kerk des Heeren nog onder ons meetelt; nog op de
consciëntie weegt en onder ons leeft. Zal ik dan ook
mijn diepste gedachte uitspreken, neen, dan jammer
ik niet over afval, maar verbaas ik mij veeleer, dat
zoo weinigen van ons gingen; dan houd ik de kleine
zuivering, die plaats greep, ten deele wel voor ge
zond, en verheug er mij in, dat juist de mannen van
beteekenisen degelijke studie, van energie en karak
ter, heel het land door, onder hooge en onder lage
standen, niet slechts eenparig op onze zijde bleven,
maar zich veeleer nóg nauwer aan ons volk aan
sloten. En dan betreur ik daarom wel het afdeinzen
van wie toch eigenlijk bij ons hoorde, maar geldt
ook hier voor mij het: vZij weten niet wat zij
doen." Want neen, ze verstaan bet niet, hoezedoor
aan een Liberalist hun stem te geven, feitelijk, in
onze nationale worsteling, een stem uitbrengen
tegen hun Heere. En daarom: Keert weder,
mannenbroeders roep ik hun toe. Laat het Mara
natha ook voor u den doorslag geven. Want immers
wie, als eens de Heere wederkomt, uit de dooden
verrijzen zal, om, als een gekochte door het bloed
des Lams, te staan op den berg des Heeren, die
moet ook nu, terwijl hij nog onder de levenden is,
in hart en huis en vaderland, de Banier zijns Heeren
aankleven «getrouw tot in den dood."
Hierop antwoordt De Vaderlandereen
behoudend blad
V at dunkt u nu van deze, bijna zeiden we
godlasterlijke woorden Hoe, omdat wij niet
met u, dr. Kuyper, onder éen vaandel strijden,
met u geen bondgenootschap sluiten met Rome
met u niet gaan, omdat wij in u niet zien den
Geest van Christusomdat wij openlijk tegen
u ons verklaren, en anderen, die gij hebt ver
bitterd, zoeken te winnen voor den Heer, daarom
scheldt gij ons sverraders", en meent gij in ons
te zien een openbaring van «den mensch der
zonde, den zoon des verderfs, die zich tegen-
stelt en verheft boven al wat God genaamd, of
als God geëerd wordt" (2 Thess. 3).
Weet gii wel, welke schrikkelijke dingen gij
zeg1 O, gij weet het zeer welen gij weet,
waarom gij ze zegt, in het midden van een
vergadering, die door zulke woorden moet worden
bewerkt.
God zal in den dag des oordeels u en dr.
Bronsveld oordeelen, en dit verzekeren wij u,
dat wij niet gaarne verantwoordelijk zouden
wezen voor «den laaghartigen gruwel" vaneen
Judas, een verrader te schelden een man, die
zich nooit heeft geschaamd een belijder van
Christus te zijn. Zog, dat de menschen, aan
wie gij dacht, dwalen, maar op hen de
schnkkelijkste woorden en oordeelen der Schrift
toe te passen: hoe hebt gij het durven doen,
dan alleen, omdat gij alles durft?
En wat nog droeviger is? Het is, dat deze
woorden worden aangehoord zonder protest door
mannen, die ons de broederhand niet weigeren,
die niet durven ontkennen, dat wij behooren
tot Gods kinderen. Dat is misschien nlddgharlig"
maar zeker lafhartig. Gij zult het begrijpelijk
finden, dat wij geen steun kunnen geven aan
emand uwer. die ons op éen lijn stelt met Judas
Iscarioth. Gij zult van zulke menschen ook geen
steun verlangen. Gaat voort met dr. Kuyper
oe te juichen en te volgen. Wij zien u met
droefheid gaan, en met vreeze, want het einde
van uw weg, wat kan het anders wezen dan
teleurstelling en ellende?
De kiezersbond sMarnix" laat zich aldus
uit, let wel! over de anti-revolutionnaire
partij:
let ministerie heeft, tegen de verwachting
van het kiezersvolk in, met medewerking vooral
van de Kamerleden Schaepman en Lobman, den
strijd tegen Art 192 (194) doen doodloopen in
een heillooze subsidiewet voor de bizondere
scholen, waardoor Rome zijn doel met de samen
werking heeft bereikt, die ze nu dan ook liefst wil
eindigen; terwijl de voorstanders van de Chris
telijke, Gereformeerde, scholen daardoor onderling
zijn verdeeld, en de «vrije" school in een staat
van gebondenheid is gebracht. Uwe roeping,
kiesvereenigingen en kiezers, is het om Ihans te
toonen, dat Gij niet wil voortgaan op dien boozen
weg. Het ministerie heeft schuld. De Kamer
leden allen hebben schuld. De meeste z.g.
Christ, bladen hebben schuld. Doch ook Gij
(Dat zijn de anti-revolutionnairen.) Gij hebt u
ook stilgehouden of, toen het goud li in de
oogen begon te schitteren, uwe beginsel bezwaren
ter zijde gelegd. Gij hebt onzen Bond en de
Veluwsche Schoolverenigingen met wijlen dr.
mr. W. v. d. Bcrrjh als leidsman, en de enkele
bladen, die alarm hebben geslagen, alleen laten
staan. De bezwaren, o. a. in onze adressen aan
den Koning en de Kamers, heeft niemand ge
tracht te weerleggen. Te zamen hebt Gij de
vrije school verkocht, het socialistisch beginsel
van Staatszorg voor de opvoeding (waarvan die
voor de voeding" slechts een uitbreiding is)
gehuldigd, de openbare school bevestigd, en haar
goddeloos masker van «Christelijke" deugden-
kweekster bezegeld. Gij hebt, in plaats van
behoeftige ouders te helpen, de leugen verbreid,
dat nu het beginsel is gehuldigdode school
aan de ouders terwijl niet éen vader of moeder,
maar alleen Schaalvercenigingen, en zoowel rijke
als arme, hulpe ontvangen. Gij hebt u laten
omkoopen voor een schotel linzenmoes en een
zak guldens, om te gaan gelooven en het volk
wijs te maken, dat nu de bizondere school in
beginsel gelijk recht heeft verkregen met de
staatsschool. Gij hebt uw beginsel verloochend,
den Staat verplicht om nu reeds ongeveer een
millioen gulden uit de beurzen der burgers te
halen voor allerlei bizondere scholen, zoowel
socialistische en atheïstische als i'oomsche en
christelijke. En uwe broederen, die voor de
vrije school pal staan, dwingt Gij nu. evenals
de Liberalen u en ons reeds zooveel langer
voor hun scholen hebben gedaan, om nu ook
voor al die bizondere scholen belasting op te
uangen, terwijl de instandhoudingder vrije
school hun ook nog grootere oilers dan vroeger
kost.
Men zieter is groote verdeeldheid in het
kampWaar is de waarheid En als ant
woord daarop komt van Christelijke zijde een
geharnast ridder, geharnast als in den bloeitijd
der tournooien, en hij roept het Christenvolk
toe: »De Waarheid zal U vrij maken 1" Een
woord aan mijne Hervormde Medechristenen,
't Is een waarschuwend woord tegen dr.
Sclmepman en dr. Kuyper. Er zit gloed in
het betoog. Wat omtrent dr. Schaepman
wordt gezegd, laten we rusten, voor zooverre
dit, om iet vbrband niet te verbreken, moge
lijk is. Hoort, Zoo klinkt zijn waarschuwende
stem tot het Nederlandsche volk, liet pro-
testantsche gedeelte daarvan namelijk:
Er zijn in ons klein maar krachtig vaderland
drie volksmenners aan het woord: Dr. Kuyper,
F. Domela Nieuwenhuis en pater Schaepman!
allen van hetzelfde slag. Ieder wil eene rol
spelen boven zijne krachten, maar voor Staat
en Kerk zijn zij allen gevaarlijk. Het zijn drie
geestes-kinderen. Eer- en heerschzuchtig zijn ze,
maar degelijkheid, ernst, beginselvastheid en
daaraan onafscheidelijk verbonden oprechtheid,
is bun vreemd. Er is niets in hen wat eerbied
afdwingt ook bij verschil van meening. Bi alle
drie is het eigen ik nummer éen. Alle drie
begrijpen zij bij ondervinding, dat zij bij het
beschaafde, ontwikkelde deel der natie niet terecht
kunnen, daar hebben zij het hoofd gestooten en
natuurlijk, omdat men daar beter in staat is
om den schijn van het wezen te onderscheiden.
Z" hebben zich daarom tot de armen van geest
gewend «tot de massa", de «kleine luijden".
jij zijn zoogenaamde volksvrienden geworden;
bij let volk toch kan men het best met schoon
schijnende woorden terecht.
Dr. Kuyper heeft zich geoefend in bijbelse!»
en oud-kerkelijke uitdrukkingen, spottenderwijs
soms de tale Kanaans genoemd. Hij moest zijn
aanhang zoeken bij het Christelijk geloovige volk.
Domela Nieuwenhuis maakte zich het taal-eigea
an het ruwe plebs, de proletariërs, meester, en
Schaapman zoekt zijne populariteit onder de
werklieden, onder anderen met de verklaring
in de Kamer, dat dezen een paar borrels daags
toekomenen onder de( welmeenende, voor het
meerendeel van Protestanten levende, Roomscha
burgerij, die naar meerdere vrijheid verlangt, door
den liberalen Roomsche uit te hangen.
fan deze drie is Kuyper ontwijfelbaar de han
digste en van eene aan beginselloosheid grenzende
plooibaarheid. Hij heeft niet als Janus twee aan
gezichten, maar hij houdt er wel een half dozijn
op na, die hij voorzet, al naarmate de omstandig-