N°. 7767.
Tweede Blad.
e u i I I e t o n.
Het goud van de Orion.
A". 1891
Maandag 1 Juni.
Vij f - n - v© ©rt gste Jaargang.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
Bimieiilaiidsclie Berichten,
UITGEVER: J. ODÉ.
EDMHflE
GOUflÜIT.
ABONNKMKNTSPRUSper kwartaal1.W5.
Jranco per pastdoor liet geheele Rijk 2.50.
Afzonderlijke nominers- 0.10.
BüllEAD: BOTERSTRAAT, E 2 7.
Advurtkntibprijs: van 110 gewone regels met
inbegrip van eeue Courantf 1.10.
Iedere gewone regel meer- 0.10.
Drikuaai. geplaatst wordt tegen twkkhaai. beiekend.
SCHIEDAM30 Mei 1891.
Door den minister van waterstaat is het
gevoelen van de Gedep. Staten der onder
scheidene provinciën gevraagd over een voor-
loopig opgemaakt concept-besluit van de in
stelling van een centralen raad van handel
en nijverheid, die bestaan zal uit 13 leden,
daardoor door de Kamers van koophandel en
fabrieken uit iedere provincie, ieder gezamen
lijk een te kiezen, terwijl de Kamers te
Amsterdam en Rotterdam ieder afzonderlijk
een lid zullen kiezen. Zij worden gekozen
voor den tijd van éen jaar, doch zijn onmid
dellijk herkiesbaar. Telken jare wordt door
de Koningin een regeerings-commissaris tot
voorzitter benoemd.
De bestemming van den raad is, de regee
ring van advies te dienen omtrent bepaalde,
door den minister _van waterstaat aan zijn
oordeel onden jrpen vraagstukken op het
gebied van handel en nijverheid.
Indien mocht worden overgegaan tot de
instelling van een centralen raad van land
bouw, kan de minister zoo dikwijls hij dit
noodig acht een gecombineerde vergadering
van beide centrale raden uitschrijven en van
die vergadering een gemeenschappelijk advies
verlangen.
Is het Weekblad van het Recht welinge
licht, dan bestaat bij de regeering liet voor
nemen om, met wijziging van art. 14i van
het zoogenaamde academische statuut, bij de
toelating tot de promotie voor de doctorandi
in de rechtswetenschap niet langer »het
schrijTwi van een proefschrift" als vereischte
te stellen. Naar het blad verder verneemt,
zou het deswege door den minister van
binnenlandsche zaken reeds ingewonnen advies
van de senaten der drie rijksuniversiteiten,
althans van de juridische faculteiten, gunstig
luiden.
In alle liberale kiesvereenigingen was
schering en inslag uitbreiding van het kies
recht. Bijna alle vlugschriften en dagblad
artikelen van die richting, welke den politieken
toestand bespraken, namen ook de uitbreiding
van het kiesrecht als een der hoofdvereisehten
aan voor verbetering van den toestand. En
terwijl dit beginsel dag aan dag verkondigd
werd en men dus zou meenen, dat ieder
liberaal het kiesrecht als een der hoogste
rechten van den staatsburger beschouwde en
alzoo geen gelegenheid liet voorbijgaan om
het toe te passen, ziet men te Amsterdam bij
de jongste gemeenteraads-verkiezing, dat
75 pCt. van de kiezers geen deel aan de stem
ming namen!
Tot een tweede opmerking geeft de verkie
zing aanleiding. Met den heer Nolting, den.
candidaat der werkmanspartij, werd tot lid
van den gemeenteraad gekozen de heer Hugo
Muller, een der candidaten van de radicalen,
die ditmaal gesteund werd door de vereenigde
kerkelijke partijen, die beide hem hadden
aanbevolen.
De heer Nolting verkreeg 3107, de heer
Muller 2G09 stemmen; de heeren Mouthaan
en Van de Werk, die door de liberalen waren
candidaat gesteld, verkregen onderscheidenlijk
2441 en 1641 stemmen.
Dat hieruit eenige gevolgtrekking voor de
aanstaande verkiezingen voor de Tweede
Kamer is te maken, gelooven wij niet.
(Amh. Ct.)
Uit het verslag, dat heden is verschenen
van de sNederlandsch Zuidafrikaansche
Yereeniging" over 1890/91, blijkt, dat haar
ledental 1374 bedraagt, en hier te lande
door overlijden of bedanken met een 20-tal
verminderde.
Niettegenstaande vele moeilijkheden, ook
van financieelen aard, ging het bestuur met
onverdroten ijver op den eenmaal ingeslagen
weg voort en trachtte het op velerlei wijzen
de oude banden tusschen Nederland en Zuid-
Afrika te vernieuwen en steviger te maken en
nieuwe betrekkingen aan te knoopen.
Aan 6 emigranten nair Zuid-Afrika ver
leende de vereeniging geldelijken steun, aan
eenige ambachtslieden en onderwijzers werden
schriftelijk inlichtingen verstrekt
Van 21 jongelieden uit Zuid-Afrika is baar
de opleiding in ons land toevertrouwd, waar
van er 12 in het bezit zijn van studiebeurzen.
Drie hunner deden hier het candidaats-examen
in de rechten, éen zelfs verwierf den graad
cum lande.
Ter bevordering van de ontwikkeling en
Verspreiding der Hollandsche taal werden een
aantal boeken gezonden en het schrijven van
boeken in die taal over en voor Zuid-Afrika
aangemoedigd en gesteund.
Welk resultaat de vereeniging daarmee bad
en wat zij beoogt en wenscht, kan het best
blijken uit haar eigen woorden:
«Hunne houding in deze zaak maakt naar
ons gevoelen de vestiging van een bekwaam,
ijverig en niet cosmopolitisch gezinden Hol-
landschen boekverkooper te Kaapstad uiterst
wenschelijk en wij hebben dan ook eenepoging
gedaan om die vestiging in de imnd te werken.
De daarover gevoerde onderhandelingen zullen
echter, naar wij vreezen, voorshands nog niet
tot het gewenschte resultaat leiden, omdat de
finaneieele middelen der vereeniging haar niet
vergunnen aan een jongmensch, die de proef
zou willen nemen, een aanzienlijken geldelijken
steun te verleenen. Wellicht zal de werkzaam
heid van den «Zuidafrikaanschen Taalbond",
waarover straks, een levenwekkenden invloed
hebben op den Hollandschen boekhandel in de
Kaapkolonie en ook de verspreiding onzer
bibliograpliie gemakkelijker maken.
De leeslust, hier en daar bij liet jongere
geslacht in de Kaapkolonie gewekt, is, gelijk
wij in het vorig verslag opmerkten, even ver
blijdend als beschamend. Verblijdend, omdat
liij bewijst, dat wij hier een middel gevonden
hebben om in de Kaapkolonie hoogst nuttig
werkzaam te zijn. Maar ook beschamend voor
ons als Nederlanders, daar die belangstelling
in de gezonden boeken alleen te verklaren is
uit de moeilijkheid om goede boeken in de
landstaal te krijgen, en deze moeilijkheid
natuurlijk niet bestaan zou, wanneer onze
landgenooten een levendig besef hadden gehad
van de groote nationale belangen, die zij in
Afrika te behartigen hebben.Waarom zond
onze regeering niet reeds voor tientallen van
aren een consul missus met een flink trakte
ment naar Kaapstad, waar zijn huis, als hij
en z ie echtgenoote de rechte personen zijn,
een vereenigingspunt zou worden voor de oude
Kaapsche families, die hun afkomst niet min
der op prijs stellen dan de leden der «Holland-
Society" in Amerika? Zulk een consul, deftig,
vermogend en geletterd, zou een onbereken-
baren invloed gehad hebben en nog kunnen
hebben op de ontwikkeling der Afrikaner
nationaliteit.
Maar geen van onze opvolgende ministeries
is er ooit toe gekomen zulk een consul te
zenden. Krachtige aandrang tot behartiging
onzer belangen in Zuid-Afrika ging zelden uit
van de vertegenwoordiging, nooit, voor zoover
wij weten, van de kiesvereenigingen, waar
men in de verkiezings-perioden door sprekers
Roman van II. ROSENTHALBonin.
54.
De dag, bestemd voor het bezoek aan de fa
briek, was aangebroken.
De heer Lombardi had Willem er reeds op
voorbereid. Deze had beleefd te kennen gegeven,
■dat bet hem aangenaam zou zijn, met de nicht
•van zijn patroon kennis te maken doch zijn ge
laat verried daarbij niet de minste vreugde of
verrassing. De heer Lombardi, in 't geheel niet
ergdenkend van aard, had van dit laatste niets
bespeurd. Hij zelf beloofde zich van deze visite
zoo goede gevolgen, dat hij er zich bij voorbaat
reeds m verheugde.
Opgewekt en schertsend leidde hij dan ook zijne
nicht naar de boot en voer met haar af.
Willem ontving het gearmde paar aan de deur
zijner woning. Terwijl zij de schaars verlichte
gang doorschreden, wierp hij van ter zijde een
onderzoekenden blik op de dame en werd er won
derlijk door aangedaan. Hij had die trekken meer
gezien, mai.r wist niet waar.
Toen hij baar gelaat in het volle licht be
schouwde, had hij er op willen zweren, dat hij
kennis aan haar had. Ook Flora schrikte bij de
ontmoeting met den veelbesproken persoon. Het
was natuurlijk de zoo opvallende gelijkenis met
Chailes, die haar trof. Alleen was zijne houding
stijver, zijn blik onzekerder dan die van den stuur
man. Van den vroolijkstan aard was deze ontmoe
ting dus niet. En terwijl Willem zijne bezoekster
door zijn laboratorium en door de fabriek rond
leidde en haar op al het merkwaardige opmeik-
zaarn maakte, pijnigden beiden zich met de
gedachte, wat hen toch wel zoo vreemd te moede
kon doen zijn bij deze ontmoeting van elkaar twee
geheel vreemde personen,
Willems stem klonk rustig, maar zijn hart was
in 't geheel niet meer gerust. Hij kreeg ongeveer
den indruk als iemand, die door een spookver
schijning wordt verrast, en toch kalmte huichelt,
Elke blik op dit schoone, zeldzaam bevallige gelaat
veroorzaakte bij hem een levendigen, doch gansch
niet zachten, aangenamen indruk. En als hare
oogen de zijne ontmoetten, dan stond hij onwille
keurig stil om dien vurigen en toch zoo vveemoe-
digen blik op te vangen.
Willem was zich zelf op dit oogenblik een
raadsel en vroeg zich af, of liet misschien de liefde
kon zijn, die op deze wijze baar intocht in het hart
van eon op dit gebied onervaren jongeling houdt.
Want, boe door de vrouwen gevieid enveieerd,
hij zelf kende die machtige stem nog niet, die
zonder woorden spreekt en zonder banden boeit.
De visite liep vroeger af dan de heer Lombardi
gewenscht had, en het onderhoud was koeler en
hoffelijker, dan hij verwacht had. Geen van beiden
beviel hem op dit oogenblik. Willem vond hij
afgemeten en koud, Flora onrustig, zonder be
langstelling, die op haast kinderlijk onnoozele
wijze hare boodschap scheen te doen.
»Ik heb," zeido zij bij het afscheid, terwijl zij
den jongeling de hand reikte, «mij nog van een
aangenamen plicht te kwijten, mijnheer. Ik ben
gekomen om u te bedanken voor al de belang
stelling, die gij toont in de zaak van mijn oom,
in den grond ook mijne zaak."
»lk doe mets meer dan mijn plicht," ant
woordde Willem met eene deftige buiging, ter
wijl hij de hand van het meisje vatte.
Ook die hand, die. kleine, witte, eenigszins ge
vulde hand scheen hij te kennen en bij hare
aanraking ontroeide hij.
Flora scheen het te bespeuren en trok haar
snel terug, zeggende
»Ik lioop u weldra in Venetie terug te zien."
»Ik ben in elk geval een tegenbezoek verschul
digd," antwoordde Willem, nog eens een laatsten,
voischenden blik op zijne schoone bezoekster
werpend.
Flora sloeg de oogen er voor neer. Het was
haar nu of ook zij dien man vroeger wel eens in
het gezicht gestaard had.
De heer Lombardi nam haar weer in den arm
en zwijgend verlieten zij de stad.