In de morgenuren gebeurt het meermalen, dat met die sluis twintig
schuttingen plaats hebben. Is het water in de buitengrachten hoog, dan
■vordt met elke schutting 750 M3 water op den boezem gebracht, zoodat
in het ongunstigste geval hij twintig schuttingen, die hoeveelheid 15000
M3 zon kunnen bedragen.
Moest nu die hoeveelheid op dien hoezem van 47000 Ml opper
vlak worden geborgendan zou dit een hoogteverschil van 0,32 H.
ia waterstand veroorzaken.
Het is dus, ook dan wanneer een kleiner hoeveelheid schutwater op
lcn afgesloten boezem wordt gebrachtnoodzakelijk dat het afvoer
kanaal in Oud-Mathenesse als boezem dienstdoet, waarvoor het polder
bestuur wel geen vergunning zal geven.
Bij de uitvoering van dit ontwerp staat alzoo ontpoldering van
thid-Mathcncsse op den voorgrond.
Het punt waar het water in dien polder zou moeten gebracht wor-
icn, is gelegen aan de noordzijde van bet stationskoffiehuis, omdat op
lit punt het gemakkelijkst de watering langs den parallelweg, de ino-
hmsloot en de middelwatering zijn te bereiken.
Do inlaten, van schuiven of afsluiters voorzien, moeten groot genoeg
'.ijn om ongeveer 90000 M3 water in 6 uren tijds door te laten, over
eenkomende met den tijd waarin het stoomgemaal gedurende de ebbe
':an werken.
Daar nu de waterstand in den polder Oud-Mathenesse 1.6 M lager
is dan die in de Schic, en dus met een waterverval van 1.6 M zou kunnen
cordon ingelaten, zijn twee ijzeren buizen van 1 M middellijn daar
voor noodig.
Die buizen moeten gelegd worden in den grond aan de Holland-
scho IJzeren-Spoorwegmaatschappij in eigendom tocbehoorende, zoodat
.voor het leggen dier inloatbuizcn vergunning moet worden verkregen.
De wateringen in den polder moeten worden vergroot en verdiept,
midat het inhoudsprofd der bestaande slooten en wateringen tc klein
:s, om een dergelijke groote hoeveelheid water door tc laten. Wordt
kot afvoerkanaal gebracht op ecno breedte van 15.5 M op den water-
uiegel gemeten, met 2.25 M diepte en 6.5 M bodemsbreedte, dan zal
het water afgevoerd wordende met eene gemiddelde snelheid van 0.17 M
ier seconde, een vrvnl ontstaan van ll/2 c.BI wanneer het afvoerkanaal
echt was. Door de verschillende krommingen in het kanaal zal dit verval
*htcr bepaald verdubbeld worden. De aangegeven afmetingen zijn zooda
nig gekozen, dat de snelheid van het afgevoerde water geen ontgronding
an den bodem behoeft tc doen vreczcn en geen bescherming der
iluds, door het aanbrengen van beschoeiingen of taludbeklecding, noo-
lig maakt.
Bij hot volgen der parallelsloot en middenwatering zal het afvoer-
annal ecne lengte verkrijgen van ongeveer 1400 Meter.
Het stoomgemaal hij het zoogenaamde Roodc hek geplaatst, zal
•in varmogen moeten hebben om 250 BI3 water per minuut op tepora-
•>an. Dc grootte der pompen wordt bepaald, doordien 90000 3I-' water
den tijd van 6 uren moet worden afgevoerd, zijnde alzoo 15000
P per uur of 250 BI3 per minuut.
De twee pompen zullen dus elk in staat moeten zijn 125 M3 water
■er minuut op te voeren.
Daar het waterpeil in den polder Oud-Mathenesse 1.9 M -f- A. P.
i en het water tot dc hoogte van havenpeil of 0.71 M A. P.
met worden opgepompt, zal dc opvoerhoogte 2.61 M bedragen.
Dc twee stoommachines zullen dientengevolge een gezamenlijk
-.ermogen moeten hebben van 150 paardenkracht.
De afvoer van het opgepompte water zal plaats hebben door het
lakkershaventje naar dc Blaas.
Die afvoer zal langs vrijen weg niet zoo gemakkelijk zijn te ver
krijgen, met andere woorden, het zal wel niet doenlijk zijn het opge
pompte water af te voeren naar den boezem van den polder Nieuw-
.Jathenesse.
Deze polder beschikt over een zeer kleinen boezem, waarin het
igepompte water moet geborgen worden en waaruit bij lagen buiten-
mterstand het water door de Bakkershaven afloopt. Meermalen komt
hut voor, dat die polder waterbczwaar heeft en de watermolen in weer-
i il van dit waterbczwaar niet kan werken, omdat de waterstand in den
4 oezein te hoog is en geen waterstanden in de Blaas voorkomenlaag
genoeg om dien boezem te laten afloopen.
Daarom acht ik het zeker, dat die polder weigeren zal het opge
pompte water in zijnen boezem te ontvangen.
Voor het afvoeren van het opgepompte water is bet dns noodig een
i zeren buis of riool te leggen langs en in den buitenberm van
nen Nieu w-Mat hencsscr- of Groenedijk, uitmondende in do Bakkers-
haven.
Bij de berekening van het doorstroomingsprofil van het afvoerkanaal,
j het bepalen van de afmetingen der inlnatbuizen, welke ten noorden
in het stationskoffiehuis moeten gelegd worden, en bij het aangeven
v m de grootte der pompen is door mij aangenomen, dat 250 M' water
er minuut moet worden afgevoerd. Ik heb daartoe het werken van
;-i -t stoomgemaal, gedurende dc ebbe, op zes uren bepaaldomdat het
toomgemaal niet langer zal kunnen werken.
Het afvoeren van water zal toch alleen dan kunnen plaatshebben,
winneer de deuren der buitensluis geopend zijn, dit is, wanneer het water
et de buitenhavens naar dc Maas afvloeit.
De vloeddeuren der buitensluis worden, zooals bekend is, gesloten
•anneer de vloed intreedt en blijven gesloten tot het oogenblik, waarop,
«durende do ebbe, de waterstand in de Maas lager is dan in onze
•tiivens. Uit de aanteekeningen omtrent het openen en sluiten van do
juren der buitensluis, blijkt, dat die deuren zich in den regel openen
••ee uren na het tijdstip, waarop de vloed zijn hoogstcn stand heeft
i reikt.
Het werken van het stoomgemaal zal dus moeten aanvangen twee
ien na Let tijdstip waarop de ebbe is ingetreden en daar de duur van
a ebgetijde acht uren bedraagt, zal het stoomgemaal niet langer dan
■s uren per getijde kunnen werken.
Hiervoren is reeds door mij gezegd, dat bij eene goede vervorsching
..izcr binnengrachten eene voortdurende strooming van het water wen-
jvhelijk wasdan toch worden de door de riolen afgevoerde vaste stof
fen dadelijk door den stroom medegevoerd, wanneer die strooming niet
te gering is.
Een bezwaar blijft dan nog altijd hierin bestaan, dat de vaste stof
fen met het afgevoerde water door de riolen in de grachten worden
gebracht met eene snelheid, die niet in de grachten wordt aangetroffen,
met andere woorden, de stroomsnelheid (wanneer ik het zoo eens noemen
mag) zal in de riolen sterker zijn dan in de grachten'waarop ze uit
monden. Een gevolg hiervan is, dat de vaste stoffen door de riolen af
gevoerd in een zwakkeren stroom komen en znllen bezinken.
Daarom stel ik er ook hoogen prijs op, dat uitmaling en aanvoer
van versch water gelijktijdig plaats hebben, omdat, wanneer dit plaats
heeft, eene strooming ontstaat gedurende den duur der bemaling.
Heeft men dus vastgesteld dat het afinalcn eener bepaalde hoe
veelheid water in een zekeren tijd zal geschieden, dan .moet diezelfde
hoeveelheid water ook in dienzelfden tijd-aangevoerd kunnen worden.
Voor het thans besproken ontwerp, zal dus ook het aanvoeren van
het versche water moeten aanvangen twee uren na het .begin der ebbe,
d. i. op het oogenblik dat ook het water der buitenhavens naar de
Maas afvloeit.
Bij den aanvang zal nog op den Sehieboezem kunnen worden
ingelaten met een waterversehil van 0.8 Meter, döch dit verval zal
spoedig verminderen en gedurende de laatste uren dor ebbe zal dit
verval zoo gering zijn, dat de hoeveelheid ingelaten water van geen
betcekenis is.
Daarom moet voor den tijdwaarin het water moet worden inge
laten, niet gerekend worden op de beide laatste uren dor ebbe en voor
het inlaten vier uren gesteld worden, terwijl gedurende deze vier uren
de gansche hoeveelheid van 90000 M3 op de binnengrachten moet aan
gevoerd worden.
Hierin nu ligt naar mijne meening een groot bezwaar. Het aan
voeren der hoeveelheid zal in 4 uren geschieden en het afvoeren in 6
uren. Terwijl cr os 15000 M3 per uur wordt afgemalen zal er 22500
M3 per uur worden aangevoerd. Per uur zal dus de aanvoer 7500
M3 water meer bedragen dan de afvoer, zoodat de boezem die deze
7500 Ms per uur meer moet ortvangen en tijdelijk moet bergen, in 4
uren tijds 30000 M3 meer ontvangt dan afgevoerd wordt.
De boezem binnen de# in de Schie te maken schutsluis is groot
47000 M2 en het afvoerkanaal in don polder Oud-Mathenesse is groot
1400 x 15.5 31 21700 H2, makende alzoo te zamen een boezem
oppervlak van 68700 M2
Moet nu de boezem die hoeveelheid water tijdelijk bergen, dan
zou dit een hoogteverschil in den waterstand veroorzaken van 0.44
BI en het is duidelijk dat dit verschil niet kan worden toegestaan.
Laat dan minder water in, zal men zeggen. Dit kan, maar dan
voldoet het plan niet meer aan den eischdat men den geheelon inhoud
der binnengrachten per etmaal moet afvoeren om een goeden toestand
te verkrijgen. Het eenige middel waardoor aan dit bezwaar kan wor
den tegemoet gekomen bestaat hierin, dat men zoowel gedurende het
dag- als gedurende het nachtgetijde water uitpompt. Men kan bij elke
ebbe gedurende vier achtereenvolgende uren 45000 H3 water uitpompen
en aanvoeren, waardoor per etmaal toch 90000 M3 water kan worden
verwijderd.
Do pompen kunnen dan een vermogen krijgen van 200 M3 per
minuut of 100 M3 voor elke pómp, terwijl de stoommachines, rekening
houdende met den weerstand der afvoerbuis, een gezamenlijk vermogen
van 150 paardenkracht moeten hebben.
Het pompen met bet dag- en nachtgetijde zal echter een kostbare
exploitatie veroorzaken. Ten einde het inlaten van water in denzelfden
tijd mogelijk te maken als het afvoeren, zal bet noodig zijn ook de
inlaten te verbeteren.
Op dit punt kom ik nog later terug.
Gaan we nu na, welke kosten de uitvoering van dit ontwerp zul
len veroorzaken dan zullen deze zijn als volgt:
Schutsluis in de Schie met woningen voor de sluiswach
ters (volgens ontwerp Schotel)75.000.
Maathuizen ten noorden van het stationskoffiehuis - 35.000.
Onteigening van 3 H.A. 4 5000.- 15.000.
Ontgraving en wegvoeren van 35,000 M3. grond 4 0.70. - 24.500.
Bruggen ia den parallelweg- 1.500.—
Stoomgemaal met twee pompen- 75.000.—
Afvoerbuis naar Bakkershaven- 35.000.
Onvoorziene werken- 5.000.—
Verbetering der inlaten- 4.000.
Totaal bedrag ƒ270.000.—
De jaarlijksche kosten van exploitatie en onderhoud worden door
mij begroot op ƒ17.500.—
Voorstel van den Wethouder Elzevier Hom.
Het denkbeeld in de memorie van den Wethouder Elzevier Dom
aangegeven, bestaat in het maken eener schutsluis in de Schie; nadat
die afscheiding is verkregen, het uit- en inlaten van water op dien
afgesloten boezem te doen geschieden als vroeger en een stoomgemaal
te stichten in het plantsoentje aan de Vlaardingerpoort, om, wanneer
geen gelegenheid tot uitlaten bestaat, dien boezem door het stoom
gemaal op peil te honden.
Reeds bij de bespreking van het plan der Commissie, is door mij
nagegaan welke hoeveelheid water door de schutsluis aan de koop
mansbeurs op den afgesloten boezem kan worden gebracht, en is
daarbij door mij gevonden, dat die hoeveelheid water, in ongunstige
gevallen, 15000 M\ water bedraagt. Dit water lal dus op den afge
sloten boezem moeten worden geborgen. De te maken schutsluis in
de Schie zal van die hoeveelheid geen of weinig water op do Schie
overbrengen, omdat door het Hoogheemraadschap van Delfland bij het
verlecnen der vergunning voor het maken van een schutsluis in de
Schie is bepaald, dat een verschil in waterstand van minstens 0.1 M.
moet voorkomen, onverschillig aan welke zijde der sluis die hoogere
waterstand wordt aangetroffen. Het zal dus kunnen voorkomen dat het
waterpeil in den afgesloten boezem 0.1 BI lager is dan in de Schie,
terwijl het ook zal kunnen gebeuren dat de waterstand iu dien afge
sloten boezem 0.1 M hooger is. Wanneer wij nu het schutwater van de
te maken sluis in dc Schie buiten rekening laten, omdat dit schutwa
ter evenzeer den afgesloten boezem kan bezwaren als ontlasten, dan
moet toch het schutwater van de binnensluis hij de koopmansbeurs,
zijnde 15000 M3 water, op den afgesloten hoezem, die 47000 M2 groot
is, kunnen worden geborgen, waardoor een verschil in waterstand van
0.32 BI op dien afgesloten hoezem zal kunnen ontstaan. Dit hoogte
verschil in waterstand zal op dien afgesloten boezem niet kunnen
worden toegestaan, zoodat ik van oordeel ben, dat wanneer alleen eene
schutsluis in de Schie wordt gemaakt, de hoezem te klein is, om zelfs
het schutwater onder ongunstige omstandigheden tc bergen.
Wel kan dan het stoomgemaal aan de Vlaardingerpoort in werking
worden gebracht, om het water in den afgesloten hoezem op peil te
houden, doch dan zou het verontreinigde Noordvcstwatcr op de huiten-
havens worden gebracht, zonder dat naspuiing door bet water uit de
Nieuwe haven mogelijk is, en het gevolg zou derhalve zijn, dat het
water in Korte- en Lange Haven in een toestand geraakte als voer
weinige weken, toen tweemaal per etmaal uit de Noordvest werd uit
gelaten.
Blaar al bestonden de bovengenoemde bezwaren niet, dan nog kan
ik mij met het plan niet vercenigen, omdat ik meen dat het op meer
dere technische bezwaren stuit.
Het in- en uitlaten moet nl. plaats hebben zooals vroeger, zoo-
wordt aangegeven. Laat mij even nagaan hoe dit plaats vond. Was
het water rijzende, alzoo tijdens den vloed, dan werd de schuif aan de
Korte haven geopend en werd er tot op het tijdstip waarop met de
ebbe de waterstanden weer gelijk waren, 40000 M3 water op de
Vellevest en alzoo op dc Schie gebracht, d. i. per etmaal 80000 H3.
Die hoeveelheid van 40,000 BI5 per getijde zou dus tijdelijk moe
ten geborgen worden op den afgesloten boezem, en ook dit is niet mo
gelijk want daardoor zou het hoogteverschil iu waterstand te groot
worden.
Onvermijdelijk zou het dus zijn, het stoomgemaal gelijktijdig met
het inlaten van water te laten werkenmaar dan zou niet alleen het
stoomgemaal moeten werken gedurende hot dag- en nachtgetijdewat
een kostbare exploitatie zal veroorzaken, maar het water zou ongeveer
op hetzelfde punt (Korte haven) worden ingelaten en afgevoerd en
daar nu inlaten en afvoeren gelijktijdig moet plaats hebben, zou het
verontreinigde afgevoerde water weder ingelaten worden. Ik meen
daarom dat dit denkbeeld op te veel technische bezwaren stuit dan dat
het voor uitvoering zou kunnen in aanmerking komen.
Ontwerp-Sclioteï.
In vergelijking met het zooeven besproken denkbeeld zal het goed
zijn na to gaan, hoe het hij het ontwerp Schotel met het boezemoppervlak
is gesteld. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat het stoom
gemaal gedurende de daggetijden zal aanvangen te werken zoodra de
ebbe invalt, en dan gedurende zeven achtereenvolgende uren zal uit
malen.
Het schutwater dat dus tijdelijk den hoezem zal bezwaren is dus-
minder groot, omdat alleen gedurende den .vloed, dit is gedurende vier
uren, het schutwater op den boezem moet worden geborgen. Bij het
intreden van don vloed zal zeer weinig verschil in waterstand binnen
en buiten de sluis bestaan. Langzamerhand begint echter het water in.
de buitengrachten te rijzen en eerst tegen het einde van den vloed heeft
het zijn hoogsten stand bereikt. Bij het intreden der ebbe begint bij'
daggetijden hef stoomgemaal te werken, zoodat alleen tot op dat tijd
stip het schutwater den hoezem bezwaart.
Stel nu dat gedurende den tijd van drie uren het grootste vervaï
aanwezig is en dat er in dien tijd twaalf schuttingen plaats hebben,
dan zal 12 X 750 9000 M3. door schutting met de binnensluis aan
de koopmansbeurs op den afgesloten boezem gebracht worden.
Nu is de afgesloten Sehieboezem47,000 M2. groot
en het afvoerkanaal 13.5 X 3000 40,500 n
te zamen 87,500 M*.
en het water zal dus slechts 0.10 BI. rijzen. Neemt men daarbij in
aanmerking, dat in de 's-Gravcnlandsche kade eene waterkeering zal
worden aangebracht, waardoor het afvoerkanaal tusschen die kade en
het stoomgemaal b, v. 0.25 M. lager kan worden afgemalen, dan het
waterpeil voor de binnengrachten aangenomen, dan komt men nog in
veel gunstiger conditie.
Nu mij door U is opgedragen U ede te deelen welke der ge
noemde plannen de voorkeur verdient, meen ik de leemten, die naar
mijne meening in het ontwerp-Schotel bestaan, hier te moeten mede-
deelen.
In ditontwerp is aangenomen dat water inlaten en water afvoeren
gelijktijdig zal plaats hebben, teneinde gedurende den tijd der
bemaling stroom in het water te houden.
Daarmede kan ik mij volkomen vereenigen en blijkens hetgeen op
pag. 17 van het ontwerp-Schotel wordt gezegd, zorgt hij dat door het
stoomgemaal 200 X 60 X 75 90,000 M3. water in 7l/s uur tijds
kan worden opgepompt en afgevoerd.
Hoewel dus op den afvoer voldoende is gerekend, wordt er niet
gezorgd dat die hoeveelheid in denzclfden tijd kan worden aangevoerd,
met andere woorden, cr is over het hoofd gezien, dat die hoeveelheid
water ook moet worden ingelaten. Door den duiker aan de Korte
haven kan in éen getijde niet meer dan 40,000 M3. water worden
ingelaten, daarbij aannemende dat de schuif wordt opgetrokken, zoodra
de waterstand in de buitengrachten met het intreden van den vloed
hooger is dan in de binnengrachten. Wordt met het inlaten door dien
dniker eerst aangevangen wanneer het stoomgemaal begint te werken,
dit is als de ebbe invalt, dan kan die hoeveelheid door dien duiker
niet worden ingelaten. Maar stel dat door den duiker aan de Korte
haven 40,000 BI', water kan worden ingelaten, dan blijven er nog
50,000 ML water over, die op een andere plaats moeten worden inge-