Maandag 21 Dscember. Eerste Blad. Feuilleton. ijf-en-veertig-ste Jaargang. Verschijnt dagel ks, uitgezonderd Dinsdag. IT G KV ER: JT ODÉ. 1.8a. - 2.n0. - 0.10. It l! !5 K ,t r II OTKHSTKAAT, E 2 7. Advertentieprijs: van 110 gewon» r»g»i« m»t inbegrip van eene Courant1 Iedere gewone regel meer- 0.10 Driemaai. geplaatst wnidt tegen twkkma*t. ti»ieliend. AsonnvmentsprijS, per kwartaal tranen per post, door het geheele Rijk Afzondei iijke nummers Schiedam, 19 December 1891. De beraadslagingen in den Rijksdag te Ber lijn loopen zonder stoornis af. Prins Bismarck is niet verschenen, maar toch heeft hijbe halve in zijn blad, de Hamburger Nachrich- ten, gelegenheid gevonden de hedendaagsche toestanden en personen aan critiek te onder werpen. Bezocht door een dagblad-redacteur, met bet doel hem te interviewen of uit te hooren, heeft hij openhartig gezegd wat hem op het hart lag. 't Is niet zonder beteekenis •den ouden man te hooren redeneeren, al komt er een glimlach op het gelaatals hij ver zekert dat hij aan de beraadslagingeu over de handelsverdragen geen deel neemt, omdat •den leden geen tijd gegund is, de stukken grondig te bestudeeren. Verder lette men er vooral op, hoe hij spreekt over het tegen woordig regeeringsbeleid. Keizer Wilhelms leus schijnt te zijn»'s konings wil is de hoogste wet." Zoo heeft Bismarck het nooit bedoeldgeen absolutismeintegendeel wel een sterke monarchie maar in vereeniging met de volksrechten in een parlement be lichaamd. Heeft werkelijk de voormalige rijkskanselier er altijd zoo over gedacht'Het is of de jaren van 186266 niet voor hem hebben bestaan 't is of de man zich volstrekt niet meer herinnert, dat de Pruisische volks vertegenwoordiging dier dagen geteld werd als een stofje aan de weegschaal, 'tls som tijds gevaarlijk, voor hooggeplaatste personen met zekere denkbeelden voor den dag te komen; maar Bismarck is thans een man zonder gezag; toen had hij het wel. Verder onderwierp Bismarck de woorden des keizers aan de recruten aan critiektrouwens dat was reeds meer en goed gedaanmen moest, zeide hij, de gedachten der jonge soldaten niet op zulke netelige zaken richten. Er waren immers ook in het leger dragers van sociaal-democratische denkbeelden; wat in druk moet het op dezen maken, als ze te hooren krijgen, dat ze misschien de wapenen wel eens tegen hun geestverwanten zouden moeten opnemen! Merkwaardig was ook de meening van den vorst over de quaestie in zake de ver zekeringswet voor ouderdom en invaliditeit. Veel werklieden zijn daartegen, en vooral de jongeren zijn weinig gezind thans reeds te betalen voor een genot, dat hun eerst na veertig jaar zal kunnen ten deel vallen. Bismarck schaart zich in dezen aan de zijde der werklieden. Misschien heeft hij er vroeger anders over gedacht. Immers, welk verkwik- kelijker idee kan er voor den onbemiddelde bestaan, dan te weten, dat lnj, met een kleine opoffering zijnerzijds, een ouden dag tegemoet kan gaan, waarbij fiij tegen nijpend gebrek zal zijn gewaarborgd. We kunnen ons voorstel len dat zoodanig denkbeeld nog door honder den niet wordt gekoesterd, doch we meenen ook, dat het dan tijd wordt, den stroom in deze richting te voeren. Wanneer echter een man als Bismarck in tegengestelden zin spreekt, dan doet hij kwaad, vooral wanneer htj zegt ik had de werklieden geheel van bijdragen willen vrijstellenmaar de gelden, voor pen sioenen benoodigd, willen nemen uit de op brengst van het tabaksmonopolie. Nu de winter in aantocht schijnt te zijn, denkt zeker menigeen aan het zwaar beproefde Rusland en den daar heersch enden hongers nood. Zij, aan wie de leiding schijnt opgedra gen, in den nood der behoeftigen, houden er zonderlinge denkbeelden op na. De bekende schrijd er graaf Tolstoï had veer tien millioen roebels aan vrijwillige bijdragen bijeen weten te krijgen; een schatrijke we duwe wilde alleen drie millioen roebels geven, beiden echter, de graaf en de weduwe, waren zoo viij om aan deze giften een kleine voor waarde te verbinden: namelijk, dat ze zelf toezicht zouden mogen hebben op de uitrei king der giften. Ze kenden hun volk maar al te goed, Tolstoï in de eerste plaats, en vreesden zeer waarschijnlijk er voor, dat een gedeelte van datgene, wat voor armen en ellendigen bestemd was, in verkeerde handen zou gera ken. Doch ze hadden buiten de Russische administratie gerekend. Ze konden hun giften onvoorwaardelijk gevendoch met voorwaar den weiden ze niet geaccepteerd. Evenzoo deed die administratie met de liefdegaven door de protestanten in het westen van het rijk bijeengebracht. Deze werden wel niet geweigerd, maar ze werden door de admini stratie opgevorderd, die er voor zorgen zou, dat ze hun bestemming bereikten. Men klaagt zeer over de onveiligheid in het czarenrijk zelfs te Petersburg moet het er in dit opzicht slecht uitzien. Er komen herhaaldelijk gevallen voor van moordaansla gen, maar de bladen mogen er niet van gewagen, en politie en justitie zijn stom. "Wel mogen er berichten worden verschaft over groote legeroefeningen gedurende den winter, waaraan door 80000 man wordt deel genomen. 't Is of de regeering van den czaar aan de wereld wil verkondigenhoe groot de ellende is, hoe jammerlijk hetgebrek, we houden de wapenen sterk, we zijn tot den strijd gereed. Of Lord Salisbury nog altijd tuurt op een politieken hemel zonder donkere stippen? Hij lette anders eens op de proclamatie der nihilisten, die weer een openlijk teek w van leven hebben gegeven met liet publiceer...» eener proclamatie, waarbij ze een volksver tegenwoordiging eischen. De czaar heeft er een afdruk van ontvangenhij kan er in lezendat de hongersnood aan de staats inrichting wordt geweten, die »de opvoeding des volks overlaat aan dronken priesters", 't Is van algemeene bekendheid, dat een groot gedeelte van de orthodoxe geestelijkheid in de eerste plaats uitmunt door gemis aan geestelijke ontwikkeling, in de tweede plaats door misbruik van sterken drank. Een «dron ken vadertje" is een eclit Russische doips- type. Het slot van de nihilistische proclamatie luidt»Het uur is geslagen, en wee dengene die het niet heeft gehoord". Als antwoord daarop leest men, dat in liooge kringen de meening heerschende iser moet oorlog gevoerd worden. Zeker dus als aflei dingsmiddel. De werkzaamheden onzer Tweede Kamer loopen ten einde. Er is dapper gewerkt en een zekere soberheid keuschetsle de discussiën. Bij waterstaat werd voor alle districten het een en ander gevraagd; doch dat zijn we gewoon. De ministers hadden voor en na de voldoening, dat hun begrootingen zonder hoof delijke stemming werden aangenomenzelfs die van den minister van oorlog. Tussehen al die ontwerpen werd nog een leening gevoteerd, die het evenwicht onzer financiën zal her stellen, en eindelijk hebben de ministers, die deze week aan het woord waren, duidelijk te kennen gegeven, dat ze het de Kamer na haar rusttijd niet aan werk zullen laten ont breken. De «handelingen" zullen ditmaal geen ver velende lectuur zijn. Eene Schets naar het leven. Naar het Hoogduitsch door Gregor Samarow. 49. De handelsraad was door het onverwachte ■voorstel verrast, maar verzette er zich niet tegen. Het scheen, of ook hem eenige verstrooiing voor iBianca niet ondienstig voorkwam en het gezel schap van zijn neef was hem, meende hij, een waarborg, dat deze reis niet op eenigerlei wijze zou worden benuttigd om zijne plannen met haar ■te dwarsboomen. In elk geval wilde hij er zijn neef vooraf mede op de hoogte stellen. Toen de generaal er op aanhield, gaf hij zijne toestemming, en de oude heer was niet weinig trotsch op dit goed gevolg zijner diplomatische tusschenkomst en wierp mevrouw Bruckner een triomfeerenden blik toe, dien de handelsraad wel had moeten opmerken, wanneer hij niet juist nadenkend op zijn bord had zitten staren. Men stond van tafel op. De kaarten en spoor boekjes werden voor den dag gehaald en weldra zaten de generaal en mevrouw Biückner verdiept in de vaststelling van een reisplan. De handelsraad had zijn rijtuig laten voorkomen en vroeg verschooning voor zijne spoedige ver wijdering wegens eene beloofde bijeenkomst voor zaken. Koenraad greep naar zijnen hoed en wilde zich verwijderen, zooals hij altijd deed bij het vei trek van den heer Bi ückner. Toen hij afscheid wilde nemen, trad Bianca op hem toe en zeide «Op een der bedden groeit eene plant, die mij onbekend is. Zij schijnt afkomstig uit da tropische gewesten en is zeker door den tuinman uit de trekkas overgeplant. Om hare schoonheid stel ik belang in die plant en wilde ze u gaarne eens laten zien. Misschien bebt gij ze op uwe reizen meer aangetroffen". Zonder zijn antwoord af te wachten liep zij hem reeds vooruit naar den tuin. Niet weinig verwonderd volgde hij haar. Hij kon haar onmo gelijk alleen laten gaan en beefde terug voor de gedachte met haar alleen te zijn. Reeds stond Bianca voor een der bloembedden en aarzelend ging Koenraad nevens haar staan. Maar hij keek tevergeefs uit naar de tropische plant, naar welker naam zij hem wilde vragen. Na een vluchtigen terugblik op de veranda zeide Bianca zacht «Daarom *.vas het niet Ik wilde u wel eens alleen spreken Kom mee En snel stapte zij verder het park in. Bijna verlegen volgde Koenraad. Op een schaduwrijk plekje aangeKomen, stond zij stil en sprak met eenigszins» bevende maar heldere stem en de oogen vast op den jongeling gericht «Koenraad, gij waart mijn vriend, zoolang ik heugenis heb, en ik had altijd verwacht, dat gij het zoudt blijven mijn beste - wellicht mijn eenige vriend". «En ben ik dat dan niet meer vroeg Koen raad, terwijl zijne oogen maar al te zeer van zijne waime toegenegenheid jegens het meisje spraken. «Twijfelt gij aan mij? Hebt gij leden om mij te wantrouwen «Ik wil aan uwe trouw niet twijfelen," hernam Bianca. «Ik wensch alleen zekerheid of ik u kan blijven vertrouwen, gelooven in den vriend mijner jeugd, of hem verloren heb," be sloot zij somber. «Verloren?... mij verloren riep Koenraad «mij, die zijn leven voor u zou willen laten Bianca, Bianca, wat heeft men u toch van mij verteld «Hoor eens, Koenraad!" vervolgde Bianca, die al haar wilskracht noodig had om kalm Ie blijven «gij waart getuige van wat hier gebeurd is. G zijt bekend met den wil mijns vaders, ik ben u dank schuldig voor uwe edel moedig optreden te mijnen behoeve op dat zoo pijnlijk en zoo beslissend oogen blik. Toen her kende ik den trouwen, onzelfzuchtigen viiend, den edelen man, die weigert de dochier van een rijkaard zijne hand te reiken, wanneer hij met tevens haar hart bezit."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 1