1 Maandag 20 Juni A0. 1892. N°. 8038. Eerste Blad. KENNISGEVING. esenveert g-ste Jaargang, Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag, UITGÊYEIt: jf ODÉ, BVllËAV: 80TËK»TKAAT, B 37. Binnenlandscke Berichten. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Schiedam, 18 Juni 1892. Byna geen jaar gaat er voorbij, of bij de nadering van den gedenkdag van Waterloo ■wordt dan door dezen, dan door dien de aan dacht op een of andere bijzonderheid geves tigd, die betrekking heeft op dezen merk- waardigen kampstrijd. Dit jaar was het de heer Schook, die een bloemlezing gaf van tegenstrijdigheden aan gaande den slag van Waterloo. Engelsche, Fransche, Buitsclie en Nederlandsche ge schiedschrijvers worden aangehaald, om te betoogen, dat de waarheid aangaande het op dien dag gebeurde, wat de bijzonderheden aangaat, niet is geconstateerddaarom schreef de beer Schook ook aan het hoofd van zijn opstel»Wat is waarheid 10—18 Juni 1815". Het stuk trok de aandacht vanmr, W. H. de Beaufort, en hij heeft zich aan een be antwoording gezet, waaruit we het een en ander overnemen, 't Is goed, nu Waterloo meer en meer in den nevel van het verleden wegzinkt, nu de levenden onder de deelnemers aan den slag tot enkelen zijn geslonken, de herinnering te verlevendigen aan de gelukkige overwinning, waarvan de beteekenïs ook voor Nederland wel niet twijfelachtig is. Mr. De Beaufort set i rij ft dan: Met veel belangstelling neem ik kennis van het opstel van den heer Schook 3)Wat is waarheid" 16IS Juni 1815. Volkomen ben ik het met hem eens over de wensehelijkheid, om allerlei redenendat in boeken voor het onderwijs der jeugd bestemd, de geschiedkundige feiten worden vermeld geheel en al overeenkomstig de waarheid. Maar nu is juist dit laatste schijnbaar gemakkelijk, maar inderdaad moeilijk. Wil men zich bepalen tot de mede- deeling dat het leger vau Napoleon denlSa -Juni 1815 na een hevigen strijd is verslagen, dan loopt men voorzeker geen gevaar om in strijd met de waarheid te komen. Zoodra men echter in bijzonderheden wil tredenstuit men op de meest uitloopende gegevens, en wil men aan een waardeering dei' gebeurte nissen zich wagen, dan moet men een keus doen tusschcn allerlei opvattingen." Vervolgens betoogt de heer De Beaufort, hoe moeilijk het is om van eenig voorval een volmaakt nauwkeurig verbaal'op te maken uit de berichten van getuigen. Is dit reeds het geval bi eenvoudige zakenhoeveel te meer zal dit gelden bij de beschrijving van een veldslag, waarbij alle getuigen in angstige spanning hebben verkeerd,waarbij teder slechts heeft gezien wat er in zrjn onmiddellijke na bijheid geschiedde, en het overige van zijn krijgsmakkers later heeft vernomen. De heer Schook had gewezen op de ver schillende lezingen aangaande het uur, waarop sommige feiteu zouden hebben plaatsgehad. De heer De Beaufort antwoordt hierop, dat het vooral op dit punt bijna onmogelijk is tot volkomen juistheid te komen. Hoe laat kwamen bijvoorbeeld op 16 Juni 1815 de Engelschen en Bruns wij kers den prins van Oranje te Quatre-Bras te hulp? Tusschen twee en vijf uur; maar het juiste oogenbük valt niet meer te bepalen. Vooreerst kwamen ze in verschillende afdeelingen, en dan, wie denkt er aan om in zulke oogenblïk- ken zijn uurwerk te raadplegen, met het doel, om het juiste uur te onthouden. Beheer De Beaufort herinnert er verder aan, dat het zelfde bij gebeurtenissen van veel later tijd valt op te merken. Hij haalt daaromtrent een artikel aan van den beroemden Engelsehen dagblad-correspondent Archibald Forbes, waaruit blijkt, dat van de gewichtigste oogen- blikken in den slag bij Sedan, 1 September 1870, de juiste tijd niet kan worden opgegeven. Zelfs de nauwkeurigheid van den Duiischen generalen staf schijnt hier gefaald te hebben, Verder zegt de heer De Beaufort: Behalve deze algemeene oorzaak, moet nog iets anders niet vergeten worden. Het is een algemeene menschelijke eigenschap, dat men liever het lofwaardige voor zijne rekening neemt dan het minder eei volle. Iedereen wil zijn deel hebben aau de overwinning, niemand aan de nederlaag. Zoo ging het ook na Waterloo. De Engelschen, de Pruisen en de Hollanders schreven zich eerst alle drie de eer toe van den grootsten invloed op de beslissing te hebben uitgeoefend. Hunne veldheeren en wie zal dit wraken wendden alle pogingen aan om hunne meening ingang te doen vinden. De Engelschen en Pruisen, die het talrijkst waren, en de beide opperbevelhebbers onder de hunnen hadden, konden natuurlek de Hol landei's gemakkelijk overbluflen, en lieten hiertoe ook niets onbeproefd. Zoo was op den avond van den slag even voor de beslissing, ge durende den laatstcn aanval van de Fransche garde, een Engclsche batterij op het punt van verlaten te worden. Degeneraal Cliassé kwam haar met zijne troepen te hulp en wierp de Fransche aanvallers terug. Chassé en de Nederlandsche officieren beschouwden dit feit zooals vanzelf spreekt als zeer gewichtig, maar de Engclsche bevelhebbers vonden het, even natuurlijk, volstrekt onbelangrijk. De Engel- sclse bevelhebber Wellington maakte er in zijn verslag aan de regeering niet eens ge wag van, en toeu Cliassé op dit verzuim indachtig maakte, antwoordde de Engelsclie generaal Hill, dat zij n rapport waarin dit feit vermeld was, ongelukkigerwijs te laat was gekomen orn nog in dit verstag van den opperbevelhebber te worden opgenomen. (De brieven kan men vinden in de bijlagen van het leven van Chassé door W. J.delCampo genaamd Camp.) Maar, en dit is het aardigste van deze geschiedenisChassé's wapen feit, door de Engelschen op den achtergrond geschoven, werd door de Fransehen weder op den voorgrond gebracht. Zij schreven een aandeel in de overwinning liever toe aan een officier in het Napoleontisch leger gevormd, dan aan een Engelseli bevelhebber. Een Heuérlauder, een soldaat gevormd en opge groeid in onze (de Fransche) gelederen, maar die aan de vlag van zijn vaderlander getrouw bleef, greep het oogenbük aan, enz., schrijft Charras in zijn sHistoire de ia Campagne de 1815." sDat de Nederlandei's", zoo eindigt de lieer De Beaufort, heldhaftig gestreden hebben te Waterloo als te Quatre-Bras, mag iu elk geval als onaantastbaar geschiedkundig feit worden vastgesteld. Over hun aandeel in de overwinning zal men het wel nimmer eens worden. Indien wij dit aandeel ecluer tot nul reduceeren, dan zullen de Engelsche en Duitscfie geschiedschrijvers het zeker niet weer verhoogen en de Franschen zullen misschien op den duur ook niet veel belang stellen in de vraag, wie bun den genadeslag te Waterloo heeft toegebracht." TWEF.CS KAMER DER STATEN-GENERAAL. Aan het slot barer memorie van beant woording op het verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp tot goedkeuring van industrieele overeenkomsten tot bescherming van den industrieelen eigendom, wordt door de regeering ook de quaestie dei' octrooien besproken. Zij doet opmerken, dat wanneer Nederland geen gevolg geeft aan den wensch op de internationale conferentie van 1886 uitgespro ken (dat de staten, die deel uitmaken van de industrieele unie, hunne wetgeving betref fende deu industrieelen eigendom zouden aan vullen) in gebreke blijft daaraan te voldoen, zjjne uittreding uit genoemde unie daarvan het gevolg zal moeten wezen. Wij zullen dan, leest meu in de memorie, alle be scherming ook voor de merkeu elders missen en de groote voordeelen aan de groote internationale inschrijving verbon den. Men telle de gevolgen van die uittre ding niet lieht. Het zal der Nederlandsche regeering, indien zij de conventie van 1883 zal hebben opgezegd, niet gemakkelijk vallen met eemgen staat der Unie een afzonderlijk tractaat betreffende den industrieelen eigen dom tot stand te brengen. De regee- ring is mitsdien van meening dat io 's lands belang eene regeling betreffende de octrooien moeilijk zal zijn te ontwijken. Bij zoodanige regeling zal er intusschen zooveel mogelijk naar gestreefd moeten worden, de uit den aard der zaak aan zoodanige wet klevende nadoelen lot een minimum terug te brengen, waardoor de voordeelen des te meer zullen worden gevoeld. De eerlijkheid in den handel zal zeker daardoor gebaat worden, terwijl onze verhouding tot andere staten er onge twijfeld bij zal winnen. De memorie sluit dan met de volgende opmerking; »Nu Nederland het eenige beschaafde land in Europa is, waar geen octrooiwet bestaat, verdient trouwens de vraag ernstig onder de oogen te worden gezien, of de bedenkingen tegen zoodanige wet van de invoering wel mogen terughouden, indien het mogelijk blijkt de pracliscbe bezwaren grootendeels te over winnen, Met het voorbeeld van andere rijken kan Nederland zijn voordeel doen, en het mag niet worden vooi bijgezien, dat in die andere staten toch ook de nadeelen en moeilijkheden, die eene octrooiwet kan opleveren, zijn over wogen, maar daar niet overwegend zjju be vonden." SCHIEDAM, 18 Juni 1892. De gedenkdag van den slag van Waterloo wordt heden alhier op de gebruikelijke wijze herdacht. Aan den heer L. Bolk, med. student te Amsterdam, voormalig leerling van het gym nasium alhier, is door den senaat der universiteit te Amsterdam de gouden medaille toegekend voor het antwoord op de door de geneeskundige faculteit in 1891 uitgeschreven prijsvraag. Gisteravond te 6 uur is het 3-jarig zoontje van A, Koevermans op den Dam door een van Ketel komenden melkwagen aangereden, ten gevolge waarvan zijn linkerarm gebroken werd. Naar de ouderlijke woning aan de Oude Sluis gebracht, werd hem door den ge neesheer Rutschy de noodige hulp verleend. Zijn toestand is bevredigend. Toen B. Merten, bode van Schiedam op Rotterdam, gisteravond ongeveer lialfelf zijn vrachtwagen den stal op het Slootje wilde COURANT. 4B0M-IISXENTSPHIJS, pef kVSTtllI franse per postdoor het geheele Rijk ifcondei iijtie nomroers i 1.85. - 2.50. - 0.10. A DVRRTSHTIEPAIJS; ,»o 1—10 gewoD. fegel* loet inbegrip vsr «ene Courant. 1.10* Iedere gewone regel meer- 0,10. Driexuai, geplaatst wordt tegen tweküajil heretemi 1)e burgemeester van Schiedam, Ereugt bij delen ter kennis van de Ingezetenen Dat het Kotiier van het Patentrecht No, 3, be vattende wijk C deier Gemeente over tiet Dienst jaar ISMIW, door den Heer Provincialen Inspec teur der Directe Belastingen te Rotterdam, cp den 16n Juni 1892 executoir verklaard en op lieden aan den Ontvanger der Ditecte Belastingen, ter invordering is overgemaakt. "Voorts ordt bij dezen herinnerd, dat een ieder verplicht is lijnen aanslag op den bij de wet bepaalden roet te voldoen; alsmede dat van lieder ar de termijn van drie maande-', ingaat, binnen welken de reclames tegen deren aanslag bebooren te worden ingediend. in is hiervan afkondiging geschied, waar het be hoort, de» iSden Juni 1892, De Burgemeester voornoemd, VAN DUE VAN MATENESSE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 1