Bepotini der Moisten en nitprei gemeente Schiedam, Slöjd. ïover cis voorwaarden, waarop van dit college sde vergunning zou kunnen worden verkregen sin de binnengrachten der gemeente buiten swater in te mogen laten adat aan hunne commissie deheer A. Nolen, sgemeente-architect, als deskundige werd toe- ïgevoegd sdat zij bij raadsbesluit van 21 Maart d.a.v. s werden diligent verklaard en gemachtigd tot voortzetting der onderhandelingen met het «hoogheemraadschap van Schieland, teneinde behoudens nadere bekrachtiging door den nraad de voorwaarden vast te stellen, waar- sop zoo spoedig mogelijk vergunning tot het «inlaten van buitenwater zou kunnen worden s verkregen, blijvende de gemeente-architect als «deskundige aan haar toegevoegd sdat zij bij missive van 28 April aan ge- snoemd waterschapsbestuur het voorstel deed, sals vermeld staat in bijlage A(vgl. brief op sblz. 9 en 10.) «dat zij onder dagteekening van 8 Juni d.a.v. «van het hoogheemraadschap van Schieland het «bericht ontving, dat genoemd college in be- sginsel geen bezwaar heeft, vergunning te ver- «leenen tot het stichten van een stoomgemaal sop zijnen boezem, van zoodanig vermogen, dat abij een waterstand van 0.94 meter -j- R. P, sin de Korte Haven alhier, per minuut 200 M3 «kan worden uitgepompt, en wel in hoofdzaak sender de navolgende bepalingen(volgden de svoorwaarden.) sdat derhalve blijkens de laatste bepaling door «onze commissie het schriftelijk bewijs moet sworden overlegd, dat dit plan door u wordt sgoedgekeurd sdat onze gemeente zoowel in het belang der shygiëne, als in dat harer industrieelen dringend «behoefte heeft aan verversching van het water sharer grachten sdat de vroeger voorioopig vastgestelde plan- snen, nu zij tot uitvoering zuilen komen, blijken sde draagkracht der burgerij verre te overschrij- sden, tengevolge der malaise onzer industrie «gedurende de laatste jaren sdat het nu door Schieland goedgekeurde plan seen voldoende verversching van het water in sde grachten onzer gemeente waarborgt, en de Buitvoering er van, die zeer spoedig zal kunnen splaats hebben, binnen het bereik der draag- skracht onzer burgerij ligt. sRedenen waarom wij, onder verwijzing naar sonze missive van 41 Ct. aan uwen heer voor- szitter, en, onder bijvoeging der noodige stuk sken ter uwer kennisname, hiermede de eer shebben, uw college eerbiedig maar dringend ste verzoeken, aan het plan, overeenkomstig sde door Schieland sub 7°. gestelde voorwaarde, suwe goedkeuring te willen hechten." 'tWelk doende enz. De Commissie. Wordt vervolgd.) VAN DE voor den dienst van IS91. INKOMSTEN. Hoofdstuk III. Baten en opkomstenspruitende vit gemeente- eigendommen en bezittingen. Art. 3. Opbrengst van der. houthak f25. Voor deze opbrengst, van wisselvalligen aard, meent men het uitgetrokken bedrag te moeten ramen. Art. 4. Renten van kapitalen-. 0. in inschrijvingen op de grootboeken der nationale schuldf 410. 1. wegens bij voorschot of ter leen ver strekte geldenMemorie. f 4lü.~ a. zijn de renten van het fonds, herkomstig van het voormalig Blauwhuis, groot f10400, ingeschreven op het grootboek der 2t/2 pCt. nationale schuld, den Ssten November 1847, La, S, deel 21, no. 6255, welke, krachtens de koninklijke besluiten van 23 Maart 1846, no. 59 en 11 September 1847, no. 63, in verband met de herkomst van dat fonds, moeten strekkeu tot bekostiging d»r verpleging van behoef tige krankzinnige vrouwen uit deze gemeente, en dus in mindering komen van de daarvoor uit de gemeentekas te verstrekken gelden. Art. 5. Opbrengst van grasgewas f10. Hoezeer de opbrengst van het grasgewas, langs wegen of kaden welke niet zijn verhuurd, van onze- keren aard is, wordt zij evenwel, met het oog op een mogelijke opbrengst, op het uitgetrokken bedrag gesteld. Art. 6. Pacht van de jacht f15. Het recht tot uitoefening der jacht op aan de ge meente behoorende gronden is den 25sten Juni 1891 in het openbaar, tot het uitgetrokken bedrag, ver pacht voor 5 jaren, ingegaan 1 Juli 1891, eindigende 30 Juni 1896. Art. 7. Ontvangsten van de drinkwaterleiding f75,000. De ontvangsten bestaan in: opbiengst van water verbruik per abonnement en per kub. meter, water- meterhuur, te maken aansluitingen en andere ont vangsten. Zij moeten dienen tot dekking der onder volgn. 104 vermelde uitgaven, en voorts strekken tot voldoening van rente en aflossing van het ten behoeve der inrichting genegotieerde kapitaal, welke rente en aflossing woiden gekweten uit de posten, voorkomende onder de volgnrs. 154 en 155. Art. 8. Ontvangsten van den ontsmettingsoven f 10. Daar het is voorgekomen dat, voor het ontsmetten van goederen, van den ontsmettingsoveu gebruik is j gemaakt en dit allicht weder kan plaats hebben, wordt voor de ontvangst deswege deze post gebracht. Art. 9. Bijdragen in de kosten van onderhoud der kade orn Zuidergors f55. De gezamenlijke huurders van de landerijen in Zuidergors zijn. krachtens de met hen aangegane huurovereenkomst, verplicht in de kosten van onder houd der kade, otn Zuidergois liggende, te voorzien. De onderhoudskosten, vermeld onder volgn. 93 wor den op een gelijk bedrag (f 55) geraamd, als waar voor gezegd werk vroeger was aanbesteed. Art. 10. Morgengelden van Oost-Frankeland f32.38. Deze gelden, bedragende f 4 per morgen, worden door ingelanden van Oost-Fiankeland, krachtens eene overeenkomst van 13 Juli 1694, aan de gemeente betaald, voor het gebruik der waterwerken en wegen in gemeld Oost-Frankeland. Ontvangsten, resultaat van een afzonderlijk beheer, als Ait. 11, Van de gasfabriek f38,000. j Het uitgetrokken bedrag wordt, als vermoedelijk saldo der rekening van hel beheer dier inrichting, verineend aan de gemeente te kunnen worden uitge- i keerd. Art. 12. Van het handels-entrepot. Memorie. Dewijl de rekeningen van het handels-ent-epot sedert 1872, alleen over de jaien 1886 en 1887 een batig slot hebben opgeleverd, wordt deze post weder om voor memorie gebracht. Totaal van het lilde hoofdstuk f 133680.13. Hoofdstuk IV. Ontvangsten van verschillenden aard en\toevallige laten. Art. 1. Tienden, cijnzen en erfpachten f 480.60. De erfpachten worden betaald door: 1. Onderscheiden erfpachters, voor gronden gelegen aan de Tuinlaan, de Vesten en elders, die vermoe delijk reeds in een vorige eeuw op erfpacht zijn uit gegeven en waarvan de titels of bewijzen niet kun nen vvoiden overgelegd, tot f79 77. 2. De firma J. A. I. Nolet, alhier, en S. van Velzen, te Alfen a,d Rijn, oorspronkelijk G. Visser Dz., voor een strook grond, gelegen aan de Hoofdstraat, groot 8 A, 12 cA, bij raadsbesluit van 13 April 1847, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 20 Mei 1847, no. 48, uitgegeven voor 50 jaren, ingegaan 1 Juni 1847, eindigende 31 Mei 1897, tot f 50. 3. A W. Schippers, te Vlaardingen, oorspronkelijk De Groot, Roelants Co., voor een strook grond, gelegen aan de Hoofdstraat, groot 3 A, 52 cA, bij raadsbesluit van 2 April 1847, goedgekeurd bij ko ninklijk besluit van 20 Mei 1847, no. 48, uitgegeven voor 50 jaren, ingegaan 1 Juni 1847, eindigende 31 Mei 1897, tot f25. 4. A. G. van der Poel, oorspronkelijk II. B. Moss, voor een strook grond, gelegen aan de Nieuwehaven, groot 70 cA, bij raadsbesluit van 12 Maart 1851, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 20Meil851, no. 68, uitgegeven voor 50 jaren, ingegaan 1 Juni 1851, eindigende 31 Mei 1901, tot f4.38. 5. C. J. Huiswaard, oorspronkelijk B.J. Huiswaard, voor een strook grond, gelegen als voren, groot 80 cA, bij raadsbesluit van 12 Maart 1851, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 20 Mei 1851, no. 68, uit gegeven voor 50 jaren, ingegaan 1 Juni 1851, ein digende 31 Mei 1901, tot f 6. H. P. Nolet, voor een strook grond, gelegen aan de Hagastraat, groot 23 A, 29 cA, bij raads besluit van 22 April 1851, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 28 Juni 1851, no. 60, uitgegeven voor 75 jaren, ingegaan 1 Januari 1853, eindigende 31 December 1927, tot f 116.45. 7. De Vereeniging tot het verschaffen van goede woningen aan minvermogenden voor een stuk weiland, gelegen in Oost-Frankeland, groot 1 HA, bij raads besluit van 4 April 1855, goedgekeurd door de Gede- puteeide Staten, den lldeii April (855. no. 9, uitge geven voor 100 jaren, ingegaan 1 Januari 1855, eindigende 31 December 1955, tot f200. Art. 2. Boeten wegens overtredingen in zake van plaatselijke belastingen f25. Art. 3 Teruggaven van het Rijk: a. wegens bij voorschot vei strekte reisgelden aan imlitieplichtigenf 50. 5. wegens bij voorschot gedane betalingen van allerlei aard-450. f500.— Deze post staat in verband met dien onder volgn 160. Art. 4. 'Bijdrage van het Rijk in de kosten van het hooger onderwijs, bepaaldelijk voor het gymnasium f9400. 'Bij koninklijk besluit van 7 Juni 188! no. 11, is aan deze gemeente, tot wederopzegging, subsidie toegekend ten behoeve van het gymnasium. De raming der uitgaven van de volgnrs. 122,123, 124, 125 voor zooveel betreft meubelen enz., 126, 127 en 128 bedraagtf20600. Na aftrek der ontvangst geraamd onder volgn. 20 ad- 1800. rest f 18800. waarvan, op grond van gezegd koninklijk besluit, de helft alhier wordt uitgetrokken. Art. 5. Bijdrage van het Rijk in de kosten van het middelbaar onderwijs f7000. Deze bydrage is toegekend bij koninklijk besluit van 23 Juli 1870, no. 15. Art. 6. Bijdrage van het Rijk m de kosten van liet lager onderwijs, overeenkomstig art. 45 der wet van 17 Augustus 1878 Staatsblad no. 127), zooals dat laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 8 December 1889 Staatsblad no. 175) f 3499.81 De rijksbijdrage in de jaarwedden van onderwij zers zou, naar den staat onder volgnr. 137 opgeno men, bedragen f 12050. 30 der bosten van het lager onderwijs onder de volgnrs. 137110 uitgetrokken voorf53100 be draagt f 15930. Krachtens het 3de lid van art. 5 der wet van 8 December 1889 Staatsblad no, 1754 wordt hier ge bracht de rijksvergoednig over 1889. Art. 7. Ontvangst wegens herschattingen ingevolge de wet van 28 Juni 1881 Staatsblad 110. 97) tot regeling van den kleinhandel in steiken diamk f 10. Art, 8. Ontvangst ingevolge ait 10 van het koninklijk besluit van 28 November 1837, no. 14, Staatsblad no. 211) wegens herschattingen volgens het laatste lid van art. 11 der kieswet 19. Art. 9. Bijdragen krachtens de aitikelen 23 25 der verordening regelende de pensioenen en wacht gelden van de ambtenaren der gemeente, memorie. Tengevolge van het bij artikel 25 der evenge- melde veroidemng bepaalde woidt deze post in de begiooting gebracht. Art. 10. Restitutie door de gemeente-gasfabriek en door de gemeente-drinkwateileiding, van toege kende pensioenen en wachtgelden aan peisonen in dienst geweest bij die inrichtingen, memorie. Voor het geval, dat de Inerbedoelde pensioenen of wachtgelden zullen worden toegekend, wordt deze post in de begrooting gebraiht. De pensioenen en wachtgelden wol den betaald uit den post vermeld onder volgn". 156. Art 11Andere ontvangsten, niet tot de voren staande behoorende, f2000. Deze post, uit den aaid der zaak moeilijk te ramen, wordt mitsdien onveranderd vooigediagen. Totaal van het lVde hoofdstuk f 32924.41*. Wordt vervolgd.) i. Naar aanleiding van de velschillende vragen over hetgeen ik inzond over slöjd, vei zoek ik U beleefd^eenige ruimte voor de beantwoording dei- volgende vragen 1. Wat is slöjd? 2. Waarom wordt het onderwezen 3. Waarom bepaalt men tzich tot karton- en houtarbeid 4. Waarom ver dient het Deensche^ systeem van Aksel Mtkkei- sen de voorkeur 7 Zooals reeds meermalen in üw blad is ver meld, is slöjd of handenarbeid elke beweiking door middel van werktuigen, die~niet als am bacht of hand wet k wordt uitgeoefond. Het verschil tusschen de uitoefening van een handwerk en de beoefening van den handen arbeid moet vooral gezocht worden in het doel, dat men er mee beoogt. De ambachtsman moet bijv. een stoof maken. Hij gebruikt daartoe die werktuigen, welke hem het spoedigst tot het doel brengen, ja, hij roept zelfs de hulp van de machine in, wanneer het hem tijd en moeite kan sparen. De beoefenaar van den handenarbeid stelt de bewerking voorop en laat het ontstaan van het voorwerp geheel afhangen van de werktuigen die hem bekend zijn en het gebruik dat hij er van kan maken. De beoefenaar van den handenarbeid Seert bijv. de zaag hanteeren, door plankjes en latjes te zagen. Kun hij een draaglijk latje zagen, dan wordt een voorwerp gezocht, dat van die latjes gemaakt kan worden. Oefent de leerling zich op die wijze iu het hanteeren van alle weik- tuigen, dan kan hij later maken wat hem goed dunkt. Evenals men bij het schrijven op de school het meest let op den lettervorm en de verbinding of het goed hanteeten der pen, zon der het schrijven van akten of staten te beoefe nen, evenzoo is bij den handenai beid het gebruik der werktuigen nummei één, daarna het voor werp. Woidt dan de handenarbeid onderwezen alleen om te leeren zagen, schaven en te beitelen Ja, voor zoover het noodig is om het hout te Yerdeelen en een zekeren vorm te geven. In tegenstelling van het gewone onderwijs, dat maar al te veel hersenarbeid van het kind eisebt en waai bij dé aanschouwing en de zelf werkzaamheid zoo stiefmoederlijk bedeeld wor den, wil men door handenarbeid, behalve een vaardige hand het kind zelf leeren werken, door het te leeren weergeven wat het heeft geleerd, wat het denkt of wat het zich in gedachte voorstelt. Om dat evenwel te kunnen, is het niet voidoende, dat men een werktuig kan hanteeren, neen, want iemand zal goed kunnen zagen, schaven enz. zonder een bepaald voor werp in een vereischten vorm, met inachtneming van de noodige verhouding der deelen tot het geheel, te kunnen maken. Daartoe moet men vooraf een plan van den aan te vangen arbeid en het gewensehte voorwerp kunnen maken. Men moet eerst denken, dan rekenen en teekenen, om daarna uit het hout de verschillende deelen te balen door z.igen enz. Daarop volgen de samen stelling en de afwerking. In 'tkoit, men moet hier bezinnen, vóór men kan beginnen. Moet dat alles dan bij het gewone onderwijs ook niet geschieden "Voorzeker, maar heeft de leerling duur wel gelegenheid zich zelf te contioleeren Kan hij bij het gewone onderwijs wel weten of bijgoed gewerkt heelt vóór de onderwijzer het heeft nagezien Neem bijv. het sonmien of opstellen maken. Kan de leerling wel altijd de fout vinden, die zijn som niet deed uitkomen Weet hij welke fouten in zijn opstel zijn, vóór zijn onderwijzer die met een streep aangeeft? Het spreekt te weinig tot een kind. Bij handenarbeid kan hij ook fouten maken, maar nooit onwetend, nooit met de gedachte, dat hij goed wetkte, want iedere fout doet zich duidelijk kennen en springt dadelijk m 't oog. Bij de aflevering van ieder werkstuk kan hij den onderwijzer zelf de ge breken aanwijzen. Hij zal zich dan ook zeker wel wachten, om bij een volgende oefening dezelfde fout te maken. Is bij het gewone onderwijs alleen zijn geest werkzaam, bt| handenarbeid is de geheels mensch bezig. Het lichaam beweegt zich, spant zich in en bijna alle zintuigen heipen zijn geest ont wikkelen. Gedachteloos werken, napraten of nadoen is onmogelijk, 't Is een krachtig middel om de persoonlijkheid, de zelfstandigheid van den leerling te ontwikkelen. Deze doet zich voor, zooals hij werkelijk is. De onderwijzer kan zich niet in hem vergissen. Fröbels hoofddenkbeeld was: »De daad moet de grondslag zijn van alle onderwijs". Men moet zóo opvoeden, dat de kinderen een open oog hebben voor de voorwerpen en verschijnselen rondom hen. Daartoe is noodig oplettendheid, iets dat bij handenarbeid sterk ontwikkeld wordt, omdat iedere gemaakte fout zich dadelijk wreekt. Ook het leeren kennen en omgaan met ver schillende werktuigen en grondstoffen, het uit voeren van zoovele bewerkingen, het doen ont staan van voorwerpen van de meest verschil lende vormen, geeft den leerling ervaring, die hem op iateren leeftijd, bij de uitoefening van welk beroep of welke betrekking ook, van veel nut moet zijn. Bovendien kan men bij handen arbeid, door op kleur, vorm, netheid en nauw keurigheid te letten, den schoonheidszin ont wikkelen, welke zich dan uitdrukt in alle andere bezigheden. Een leerling, die een voorwerp, hoe eenvoudig ook, netjes en ordelijk afwerkt, kan in zijne omgeving geen wanorde dulden. Vat men alles samen, dan beoogt de handen arbeid het volgende •I. Harmonische ontwikkeling van lichaam en geest. 2. Oefening der zintuigen door aanschouwen en waarnemen in den ruimsten zin van het woord. 3. De natuuilijke zucht tot bezig zijn van ieder kind dienstbaar te maken aan zijn ont wikkeling. 4. Een aangename afwisseling te brengen tusschen passief en actief bezig zijn en vooral het zelfdoen te bevorderen. 5. Oog en hand te oefenen en daardoor den jongen mensch meer geschikt voor het leven de wereld in te zenden. A. VAN WAART. Schiedam, 9 September 1893.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 7