L
S. A. MAAS,
S. A. MAAS.
Herstemming op 24 April.
A", 1894.
Zondag 22 en Maandag 23 April.
<M°. 8515
Eersfe Blad
.A. chten
e 'j i g s t e Jaargang.
Verschijnt dagelijks, uittszonderd Dinsdag,
IT G E VÉR? J. ODÉ.
B KK 1 r BOTEKRTRAAT.E 3!.
Maandag zal een buitenge
woon nummer der Courant
rcrscliijnen.
Voor het lidmaatschap der Tweede
Kamer bevelen wij ernstig aan onzen
stadgenoot
De naderende beslissing.
Nog eens voor het laatst „de grond
wettelijke quaestie".
Abonnementsprijs, per kwartaal
franco pur post, door het'geheele Bijk
Afzonderlijke nommers
f 1.85.
- 2.50.
0.10.
Advertentieprijs: van 110 gewone regels met
inbegrip van eene Courant. f 1.10.
Iedere gewone regel meer- 0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
Dit nummer bestaat uit drie
bladen.
Wethouder van Financiën.
Is Dinsdag a.s. een dag van hooge betee-
kenis voor het gansche vaderland, bij is het
niet minder voor ons district. Met een enkel
Moid wdlen wij nogmaals wijzen op de be
langen, die thans op het spel staan, opdat
ieder voor zich kunne overwegen, op wien
hij Dinsdag a.s. zijne stem behoort uit te
brengen. Onze tegenstanders maken het ons
daaibij erg gemakkelijk, immers, terwijl de
Nieuwe Schied. Ort. eerst schreef, dat districts-
belangen bij deze verkiezing niet in aanmer
king komen, beveelt zij eenige dagen later
den heer Van Limburg Stirum aan op grond,
dat hij, tot geen partij behoorende, liet best
zou kunnen zorgen voor de districts-
belangen. Men late zich toch niet van de wijs
brengen en denke na, voordat men zijn biljet
in de bus werpt. Zeker, de kieswet is de
hoofdzaak b'y de verkiezing, maar als de kies
wet verwoi pen wordt, hetzij door de Tweede
of de Eerste Kamer, dan zit deze Kamer vier
jaar, de gekozene is in al dien tijd de afgevaar
digde van ons district. En wie nu weet, hoe een
oud-afgevaardigde bij eene nieuwe verkiezing
altijd een paar streepjes voor heeft bij de kie
zers, die weet tevens, dat wij aan den heer Van
Limburg Stirum, is hij eenmaal gekozen, een
rij van jaren vastzitten. Of wij dat zoo erg
voor ons district zouden vinden? Stellig en
Itilist. Maar waarom hebben Je liberalen
dan niet vroeger een Schiedammer in de
Kamer gebracht zoo is ons gevraagd, wijlen
de heer Jansen was toch iri 1888 candidaat,
toen hebt gij toch niet zoo de distrietsbe-
langen op den voorgrond geplaatst en hebt
den heer Patijn gekozen? Dat lijkt waar,
maar is absoluut onwaar. De kiesveieeniging
•Schiedam" beeft van het eerste oogenbhk
if, dat dit district zelfstandig optrad, steeds
geijverd, om een Schiedammer in de Kamer
te hebben en heeft ook in 1888 een Schiedam
mer tot candidaat gekozen, maar in de cen
trale kiesvereeniging is de candidaat van
Schiedam in de minderheid gebleven, zoo
dat de heer Patijn candidaat geworden is.
«Schiedam" heeft een Schiedammer tegenover
een Schiedammer geplaatst en daaraan deed
zij juist; want hoe bekwaam wijlen de heer
Jansen ook mocht zijn, het was de eerste
maal, dat wij een eigen candidaat konden
kiezen en iedere partij wilde nu haar sterkte
leeren kennen, daarom stelde iedere partij
een eigen candidaat.
«Een Schiedammer in de Kamer 1" dat is
ook thans weer de leus, en mocht deze Ka
mer werkelijk spoedig uiteengaan, dan is
de kans, om het oud-Kamerlid by nieuwe
verkiezingen er gemakkelijk weer in te krijgen,
des te grooter. En een Schiedammer in de
Kamer is beslist noodig, want er is geen stad in
geheel Nederland, die zóo onder de fiscale
wetten te lijden heeft als juist de onze.
Het is een niet te loochenen feit, dat men in
Den Haag ten opzichte van Schiedam maar
éen meening heeft, en die is, dat in gansch
Schiedam geen enkele eerlijke brander of
distillateur te vinden is. En omdat dit
volgens de Ilaagsche fiscale ambtenaars
wereld zoo is, wordt onze industrie be
kneld door de meest tyiannieke wetten
en verordeningen en wordt ons een beirleger
van ambtenaren op ons dak gestuurd. Komt
er verschil van opinie tusschen den brander
en de ambtenaren, dan krijgt de eerste natuur
lijk altijd ongelijk. Welke brander kan niet
uit eigen ervaring een voorbeeld geven van
een verschil, waarbij aan zijn zijde het volle
recht bestond en bij desniettemin ongeljjk
kreeg, dat wil zeggen, betalen moest De
ambtenaren krijgen altijd gelijk in Den Haag,
en dat is begrijpelijkde knapste minister
van financiën weet niet en kan niet weten,
hoe al die kleine fiscale wetjes uitgevoerd
worden en tot nu toe is er nog geen Kamer
lid geweest, die den minister behoorlijk heeft
kunnen inlichten. Wel heeft de minister van
Schiedam uit herhaaldelijk inlichtingen ge
kregen, maar hij geeft zoo'n klacht aan de
zelfde ambtenaren, men komt dus ten slotte
bij den duivel te biecht, de minister ver
trouwt en moet afgaan op zijne ambtenaren.
Tegenover een Kamerlid is de positie van
den minister gansch anders, en wil de minister
ook naar hem niet luisteren, dan staat dezen
de weg open, zelf veranderingen in de wet
ten voor te dragenzijne positie is dus
oneindig veel sterker.
Maar de branders-belangen zijn het niet
alleen, die een Schiedammer in de Kamer
dringend noodig doen zijn. Reeds lang smacht
Schiedam naar eene vei binding van spoor en
rivier, die verbinding zou een geluk voor onze
stad zijn, zij zou haar uit haar verval kun
nen opbeuren, Toen echter bij de vorige be
grooting in de sectie er over gesproken werd,
verklaarde de regeering in haar antwoord,
dat die verbinding geen rijksbelang was en
daarmee was het uit Geen mensch stond in
de Kamer op, om den minister eens duidelijk
te zeggen, waar het op staat. Is soms de
verbinding der beide stations in Rotterdam,
die zooveel tonnen gouds zal kosten, een rijks
belang? Toch krijgt Rotterdam haar. Neen,
de waarheid is, dat Schiedam in jaren geen
vertegenwoordiger gehad heeft, die voor haar
is opgekomen, daarom is er ook nooit iets voor
ons gedaan. Tegenover Schiedam geldt het:
betalen en zwijgen. Nu bestaat de gelegen
heid om de begane fout goed te maken;
een ijverig, bekwaam, degelijk Schiedamsch
industrieel komt in herstemming met een ons
onbekend Hagenaar, die niets voor ons zal
en met den besten wil ook niets kan doen,
totaal onbekend als hij is met ons district.
Zullen wij nu nog aarzelen Men heeft, om
de katholieken tegen Maas op te zetten, een
hatelijk stukje van hier uit in de ülaaslode
gèpumtst, waarbij eene nietige gemeentezaak
wordt uitgeplozen en de handeling van Maas
aan papenhaat wordt toegeschreven. Wat
zullen de vele katholieke vrienden van Maas,
met wien hij in tal van bestuien zit, zich over
dat stukje geërgerd en geschaamd iiebben 1
De verkiezingsstrijd mc-et al erg gezonken
zijn, als men zich van zulke lage middelen
gaat bedienen, om tegen den heer Maas te
velde te trekken. Zulke middelen straffen
trouwens zich zelf, zij zullen precies het tegen
overgestelde uitwerken van hetgeen de schrij
ver er mee voorhad. Dezer dagen vroeg men
een Schiedammer: ben je vóór of tegen Tak?
Zgn antwoord was: ik hen vóór Maas. Laat
dit antwoord ook gegeven worden door alle
Schiedammers Dinsdag a.s., laten zij als éen
man opkomen en hunne stem uitbrengen op
den Schiedammer en industrieel
Allerwegen wordt er door onze tegenstan
ders klem op gelegd, dat zij, in tegenstelling
met de onzen, begeeren een »e e r 1 ij k e"
uitvoering van het voorschrift der Grondwet.
Te 's-Gravenhage onder andere werd de
heer Gleichman, in een strooibiljet van de
conservatief-liberale kiesvereeniging «deGrond-
wet", aanbevolen met de verklaring, «dat in
geen geval met de door de Grondwet gestelde
eischen de hand mag worden gelicht, en dat
bovenal een eerlijke uitlegging der grondwet
telijke voorschriften in 's lands belang nood
zakelijk is".
En in zijn vlugschrift y>Aan de kiezers tot
voorlichting" schreef de heer De Beaufort
»Gij zult te stemmen hebben over de uit
legging der Grondwet, zooal« de minister Tak
die tegen tal van gezaghebbende mannen
vvenscht door te drijven. Daarom roepen wij
u met allen ernst toe waakt over de Grond
wet, handhaaft de Grondwet!"
Let er in de eerste plaats op, hoe ook hier
alweder getracht werd, den minister Tak af
te scheiden van zijn ambtgenooten. Toch is
de waarheid, dat niet hij alleen, maar al de
acht raadslieden der Kroon, de heer Fan Tien
hoven evengoed ais de overigende volle ver
antwoordelijkheid voor de grondwettigheid
der regeeringsvoorstellen hebben aanvaard.
Let er bovendien op, dat al de medestanders,
die de regeering in de ontbonden Kamer
telde, toch ook bun eed of belo'te van trouw
aan de Grondwet hadden afgelegd, en dat die
allen evenveel aanspraak hebben op den naam
van «eerlijke" lieden als Mees en Roëll, als
Van Houten en Gleichman, als Van der Kaay
en. De Beaufort.
Let er eindelijk op, dat tegenover het «tal
van gezaghebbende mannen", op wie de heer
De Beaufort doelde (maar die hij niet noemde),
in allen gevalle anderen staan, wier «gezag"
ten deze door niemand kan worden betwist,
en die toch in de grondwettelijke quaestie
onvoorwaardelijk zich scharen aan de zijde der
regeering.
Mannen van onbetwistbaar gezag ten op
zichte van deze quaestie. Want het zijn loog-
leeraren in de rechtsgeleerdheid aan onze
hoogescholen hoogleeraren, wier levenstaak
het is, de wetten te bestudeeren en anderen
op te leiden tot ernstige, nauwgezette uit
legging dier wetten. Als zij op dit stuk niet
te vertrouwen waren, wie zou liet dan wèl
wezen
Welnu, de heer J>. Oppenhelm, hoogleer-
aai in het staatsrecht te Leiden, schreef ons
»Is een wet tot regeling van de kies
bevoegdheid voor de Tweede Kamer en de
Provinciale Staten, welker inhoud over
eenstemt met dien van het regeeringsont-
werp, ingediend op 20 Sept. 1892, nader
gewijzigd op 3 Febiv 1894, en op 9 Maart
1.1. ingetrokken is zulk een wet met de
Grondwet in strijd?
De ondergeteekende, verzocht zich uit
te spreken over deze vraag, beantwoordt
baar stellig en zonder voorbehoud ont
kennend.
De artikelen 80 en 127 der Grondwet
hebben het bepalen der kenteekenen van
geschiktheid en maatschappelijken wel
stand, die de kiezers moeten bezitten,
gclieel aan den wetgever overgelaten,
ïs deze dus formeel zoo vrij aL een vogel
ia de lucht uit het feit, dat de Grond
wet het noodig gerekend heeft hen, die
m liet door haar aangewezen tijdvak onder-