Biimenlandsclie Berichten, c noten hebben, uitdrukkelijk van de uitoefening van het kiesrecht uit 'te sluiten, mag worden afgeleid (wat trou wens op bijna iedere bladzijde der wor dingsgeschiedenis van art. SOderürond- O O wet wordt bevestigd), dat ook aan den eerbied voor de gedachte der Grondwet in geen enkel opzicht wordt te kort gedaan, door de eisclien voor de kiesbe voegdheid zóó te omschrijven als in het ingetrokken ontwerp was voorgesteld. Zelden is na 1848 een groote maatregel hier te lande tot stand gekomen, zonder dot twijfel werd opgeworpen ten aanzien van zijn overeenstemming met de Grond wet. Het komt den ondergeteeker.de voor, dat voor zulk twijfelen nimmer zwakker grond voorhanden was dan in het geval, dat de van hem ge vraagde verklaring in de pen gaf. Leiden, li April 1894. J. Oppemikim. Onomwonden sluit zich hierbij aan diens ambtgenoot, de hoogleeraar II. Ij. Ilrucker, getuigend De ondergeteekende verklaart, dat hij noch het oorspronkelijke, noch het gewij zigde ontwerp der regeering tot regeling van het kiesrecht in strijd acht met de Grondwet. H. L. Drucker, En eveneens de hoogleeraar II. Krabbe te Groningen, verklarend: In overeenstemming met het gevoelen van mijn leermeester Buys, acht ik liet ontwerp-kieswet der Regeering met de Grondwet niet in strijd. II. Krabbe. Van niet minder beteekenis is hetgeen de heer J. «ie l.outer, hoogleeraar in het staatsrecht te Utrecht, schrijft: Elk nieuw onderzoek van art. 80 der Grondwet versterkt de overtuiging, dat de onbestemde uitdrukking in dit artikel juist daarom is aanvaard, omdat zij niets prejudlcieert en den wetgever volkomen vrijlaat. Het is daarom ijdele (moeite, de grond wettigheid der ingetrokken voorstellen te wikken en te wegen. Om te wegen heeft men een gewicht, om te meten een maat noodig waar gewicht en maat alle vast heid missen en zich slechts door elastici teit onderscheiden, wende men zich tot dankbaarder arbeid. J. de Louter. In denzelfden geest laat de heer \V. L. P. A. ÜEoïengraaff, eveneens hoogleeraar te Utrecht, zich hoeren Indien de geschiedenis van art. 80 der Grondwet iets duidelijk leert, dan is het dit dat de grondwetgever den wet- tjever geheel vrij heeft willen laten, zoowel in de bepaling van de mate van geschiktheid en maatschappelijke!) wel stand, die de kiezer zou moeten bezitten, als in de aanwijzing van de kenmerken daarvan. Opzettelijk is den wetgever ten deze geen enkele band aangelegd. De regeering achtte het blijkens baar Nota van Antwoord naar aanleiding van de verslagen van de nieuwe overweging in de afdeelingen der Tweede Kamer van het gewijzigde wetsontwerp betreffende hoofd stuk UI der Grondwet zelfs mogelijk, dat in de kieswet algemeene eisclien of wettelijke vermoedens van geschiktheid of welstand zouden worden voorgeschreven, die ook bedeelden tot kiezers zouden maken. En zij verklaarde, dat de beteekenis van de, in de tegenwoordige derde alinea van art. 80 voorkomende uitsluiting van be deelden hierin was gelegen, dat daardoor de evenlueele bedeelden onder de kiezers in elk geval van de uitoefening van het kiesrecht zouden zijn uitgesloten. Een voorstel tot regeling van het kies recht, dat wettelijke vermoedens van ge schiktheid en welstand opstelt, waardoor niet alleen alle bedeelden, maar ook nog andere categorieën van burgers het kies recht zelf zullen moeten missen, kan dus nimmer In strijd zijn met den geest of de bedoeling van de Grondwet. Het ingetrokken regeerings-ontwerp kan daarom mijns erachtens alleen aanleiding geven tot een strijd over meer of minder. Tot een strijd, niet over de vraag, of de welstand, die door de vermoedens van art. 4 wordt aangewezen, wel zoo groot is als de Grondwet verlangt, want deze stelt geen bepaalde maat of hoeveelheid tot ei.se!maar uitsluitend over de vraag, of men al-dan-niet de voorgedragen rege ling wenschelijk vindt met het oog op de uitbreiding, die daardoor aan het kiezers personeel zal worden gegeven. Over de vraag dus, of de welstand, die door de vermoedens in art. 4 wordt bewezen, wel zoo groot is als men persoonlijk wensche lijk acht. Met ingetrokken regccrtngs-ont- werp streed niet inet de letter, maar ook even stellig niet niet den geest of de bedoeling van de Grondwet. W. L. P. A. Molengraaff. Ziehier bovendien nog het getuigenis van den hoogleeraar G. A. van Hamel te Amsterdam Wij lijden thans zwaar onder de poli tieke omstandigheden, waardoor het ge beurd is, dat in art. 80 der Grondwet een formule werd gebracht, met welke zoovelen meegingen, omdat ieder zich van haar werking en uitwerking een voor stelling maakte in zijn richting, en de richtingen soms heel wat uiteenliepen. Men vergat toen de staatsrechtelijke waarheid, dat al leen de duidelijke uit spraak van een hoogeren wil, met den zijnen strijdig, den wetgever kan dwin gen, van de bevrediging zijner eigen wenschen af te zien" (Buys). Indien door den strijd onzer dagen de eerbied voor de Grondwet bedreigd mocht worden, dan ligt de oorzaak bij de staats lieden van dien tijd. Maar dit verhoede ieder, die bet vermag. Oök, door niet van ontrouw of lichtvaar digheid tegenover de Grondwet te be schuldigen de Regeering en de voorstan ders van de ontwerpen, die zij introk, alleen omdat zijn opvatting van de Grond wet een andere is. Het is bij alle wetsverklaring dus ook bij die van de Grondwet onver mijdelijk, dat, waar noch de woorden, noch het verband met andere bepalingen, noch de geschiedenis den zin onbetwist baar duidelijk aangegeven, de gezindheid van den uitlegger, zijn neiging tot onbe krompenheid of angstvalligheid op de ver klaring van grooten invloed is. Wat nu art. 80 mijns inziens den wet gever alléén voorschrijft, is, dat hij bij het kiezen van zijn stelsel zich rekenschap geve van liet gehalte der door hem ge- wenschte kiezers uit een oogpunt van geschiktheid en maatschappelijken wel stand, en dat hij daarvan rekenschap geve door kenteekenen, daarop betrekkelijk. In de keuze van die kenteekenen Is hij echter volkomen vrij ook in de nadere omschrijving en aandui ding. Acht hij, om zeker te wezen alle personen, op wie hij het oog heeft, te om vatten, op sommige punten negatieve aan duiding noodig, ook dat is, naar ik meen, hem niet verboden. De Regeering heeft, volgens mijn weten schappelijke overtuiging, in de samenvat ting van haar artt, 3 en 4, aan de op dracht der Grondwet naar haar eisch voldaan. G. A. van Hamel. Amsterdam, 16 April 1894. Wij herbalen ziedaar getuigenissen van mannen, wier gezag op het stuk van wetsuit- legging onbetwist en onbetwistbaar is. En wil men nu nog een stem uit het graf Dan roepen wij wijlen den hoogleeraar Buys op, die bij zijn leven door vriend en vijand werd erkend als de hoogste staatsrechtelijke autoriteit in den lande, en wiens woord hier te zwaarder gewicht in de schaal moet leggen, omdat hij van een zóo uitgebreid kiesrecht, als de Regeering beoogt, een verklaard tegenstander was. In zijn wetenschappelijk standaardwerk over de Grondwet van 1887 schreef hij «Het zoogenaamde a'lemansstemrccht is ongetwijfeld uitgesloten, maar alleen op grond van de tweede en derde zin snede (houdend de uitsluitingen) Zeker, de wetgever moet leenteekenen aannemen en grenzen stellen maar hij is bevoegd vrede te hebben met een muur, waar een kind overheen stapt. Hij mag niet kortweg algemeen stemrecht voor schrijven; maar hij mag wèl de kenteeke- nen zóo inrichten, dat het algemeen stem recht feitelijk bestaat. En nu zegge men niet, dat hij, door zoover te gaan, althans de gedachte van den grondwetgever zou miskennen. Want die bewering is volkomen onjuist. De grondwetgever ik zeg niet de minis ter Heemskerk heeft van geenerle voorkeur voor dit of dat stelsel van grens- omschrijving blijk gegeven g hij verlangt, dat hier de beslissing worde gelaten aan den wil van den wetgever, zoodat deze slechts het bestaan van dien wil heeft te openbaren, om zeker te zijn, dat hij getrouw blijft aan den geest der Grondwet". Geen wonder, dat diezelfde vorst der staats rechtleeraars toen hij, na het verschijnen van het regeeringsvoorstel en kort vóór zijn dood, het bekende Gsife-opstel de wereld in zond wèl het voorstel zelf bestreed, maar toch nadrukkelijk aan die bestrijding toe voegde »Wijk ik dus hier van de zienswijze der regeering vrij ver af, daarentegen sta ik geheel aan hare zjjde voor- zooveel het de opvatting van de Grondwet betreft." Wat dunkt u na het lezen van al hei bovenstaande Blijft er thans nog een greintje twijfel bij u over De Nieuwe Rotterd. Courant schreef op 7 dezer«Niet dit is in deze ernstige dagen de vraag, of men zal gaan zoover de Grondwet toelaat, maar: hoever de Grondwet toelaat dat wij gaan." Neen, vlak omgekeerd is voor de kiezers de allesbe'neerschende, de éenige vraag deze: wilt gij, ai dan niet, dat tot stand kome een kiesrecht-regeling als de ingetrokkene Rat wil de regeering. Vrees. Bij deze verkiezing doet zich allerlei soort van vrees voor. We zijn begonnen met alge- meen-stemreciit-vrees, daarna kregen we Tak- vrees, toen Kuyper-vrees, later Schaepman- vrees, democratie-vrees, Nieuwe-Rotterdam- rner-vreesslechte-opkomst-vrees, kortom, zooveel vreezen, dat de kiezers die een cou rant lezen, van den Oden Maart tot thans, geen nacht zonder nachtmerrie moeten ge weest zijn. Wij hebben in allen ernst kiezers ontmoet, die ons afvroegen »of Tak werkelijk van plan zou zijn om den baas te spelen, misschien wel koninkje zou willen worden." »Is ie nog jong?" werd er bij gevraagd. Een ander maakte zich heusch bevreesd ï>dat dr. Kuyper minister zou worden als Tak het won en dat ie dan dadelijk de kerk aan de doleerenden zou geven." Zulke kiezers hebben de dagbladen in den laatsten tijd gefokt, en er moet dan ook ernstig sprake van zijn om een herstellings oord voor deze verkiezingskranken op te richten, waarvoorde N.li. Ct. een inschrijving zou openen en zij zelf, uit gewetenswroeging, een groot aandeel zal nemen. Al deze aan verkiezingsvrees lijdende men sehen zullen daarin worden opgenomen totdat de kieswet het gevaarlijkste seizoen voor deze kranken achter den rug zal zijn. Men vreest echter nu reeds voor gebrek aan ruimte, bij het schrikbarend toenemend aantal patiënten. Wij hebben ons tot prof. Förster gewend met verzoek om voor onze rekening een bacteriologisch onderzoek in te stellenende microbe der ziekte op te sporen. De professor heeft zich daartoe bereid verklaard. AmslerdCt.) SCHIEDAM, 21 April 1894. Bij kon. besluit van 9 April 1894 no. 5 is de afdeeling Schiedam van den uNederland- schen Protestantenbond" ais rechtspersoon erkend, Naar de 2V. R. Ct. verneemt, zal H. M. de Koningin-Regentes de staatscommissie voorde droogmaking der Zuiderzee Maandagnamid dag te 5 uur ten paleize ontvangen, tot aan bieding van haar rapport. Aan het hoofd van het blad met spre kende letter, haalt het Hlld. van gisteren de volgende woorden aan uit het verslag der- commissie tot grondwetsherziening van 1848. Wij zijn overtuigd, Sire, dat, om Neder land eri de grondwettige monarchie te kun nen behouden, onze instellingen boven alles- eene andere en oneindig grootere medewer king der burgerij, dan tot dusver, eischen. .Een staatsregeling kan den politischen zin en wil, hiertoe noodig, niet scheppen, maar zij kan dien onderdrukken, opwekken en bevor deren. De grondwet (leeskieswet) sloot volkskracht buitenzij moet die nu in alle aderen van den Staat trachten op te nemen. »Dit geschiedt, zoowel door uitbreiding der individueele vrijheid van ontwikkeling en handeling, als door een oprecht stelsel van vertegenwoordiging." In »Van Dag tot Dag" herinnert de schrijver aan de woorden van den grooten geschied schrijver P. C. Hooft: sde maghtigste ver anderingen zijn hier te lande bij aanstichting of te immer dapper toedoen des gemeinen mans ingevoerd". De Arnh. Ct. voegt hieraan toe: Om de merkwaardigheid dier erkenning in de zeventiende eeuw afgelegd door een man, zoo vertrouwd met de toestanden van ons volk, nemen wij die woorden over, maar ook om bet woord «aanstichting", dat een echt Ilollamisch woord is, waarmede wij liet bastaardwoord initiatief kunnen vervangen. Wij krijgen nieuwe postzegels, die in gra vure en tint door schoonheid zullen uitmunten. Reeds in Juni '1893 werd over een nieuw type beraadslaagd tusschen den directeur- generaal en den administrateur der posterijen eenerzijds en competente kenners en den ontwerper anderzijds. Dit type moet zijn aangenomen en zal denkelijk het volgende jaar in omloop komen. Te Amsterdam wordt verzekerd, dat de burgemeester, de heer "Veiling Meinesz, die dezer dagen uit Wiesbaden is teruggekeerd, om gezondheidsredenen zijn ambt zal neder- leggen. Te Amsterdam spreekt men van een zeer geheimzinnig geval. In den nacht van Zater dag op Zondag, ol Zondag op Maandag, moet bij een aanzienlijke familie, terwijl de heer des huizes en zijne echtgenoote afwezig waren, aan eene der dochters in den slaap ai het haar tot bij den wortel zijn afgesneden. Ook werden enkele kostbaarheden vermist. De politie doet natuurlijk onderzoek. (Haart. Ct.) Als eene groote zeldzaamheid kan gemeld worden, dat er gisteren reeds rijpe aardbe ziën te Aalsmeer waren. Maandag a.s. zullen de eerste te Amsterdam aan de markt wor den gebracht.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1894 | | pagina 2