Koloniën. O n cl e r w ij s. Heclitzaken. Land- en Tuinbouw. Be Koninginnen keerden te 11SA uur terug. 00. MM- werden naar eene der zalen van jut nieuwe station geleid, ter deelneming aan jon déjeuner, aangeboden door de gemeente, jjjj, tot Expl. van Staatsspoorwegen en de stoomvaart-maatschappij ï'Zeeland", een déjeu- 0t waaraan o. a. ook aanzaten graaf R. de gerckhove d'Exaerde, gouverneur van Belgisch Vlaanderen, en mr. De Grave, griffier der Prov. Staten van dat gewest, door den koning van België naar hier afgevaardigd om de Koningin- ,,m te begroeten. De burgemeester van Vlis- jinren hield een toost, waarin hij een dronk fijdde aan de gezondheid en de voorspoedige peering van Koningin Willieimina en van H, M- de Koningin-Regentes. Be Koningin-Regentes zeide in antwoord hierop»In de eerste plaats u, Mijnheer de Burgemeester, en verder u allen, Mijne Hee- ren, wensch ik dank te zeggen voor den heil dronk, uitgebracht op de Koningin en mij. Jn de verplaatsing van het standbeeld van den grooten burger der stad, aan wiens nage dachtenis wij zoo straks een dankbare hulde tullen brengen, vind ik eene reeds kmg ge zochte gelegenheid, Zeeland en Vlissingen te bezoeken. De uitnoodiging tot de Koningin en mij gericht door den gemeenteraad van deze stad, de Exploitatie der Staatsspoorwegen en de Stoomvaartmaatschappij Zeeland ter bij woning van dit feestmaal, was ons zeer aan genaam en ik stel liet op hoogen prys met mijne dochter te mogen aanzitten met u, Mijne Heeren, die allen, elk op uwe wijze en hoe uitgebreid uw gewichtige werkkring zijn moge, toch voorzeker door uwen arbeid bij draagt tot den bloei, en werkzaam zqt voor de belangen van deze stad, met U te mogen aanzitten in dit gebouw, waarin zoo veler belangen hun middelpunt zullen vinden. Terecht werd door U, Mijnheer de Burge meester, gewezen op den alouden band tus- schen Oranje en Vlissingen. Wat het verleden te zamen hechtte zal de toekomst zeker niet verbreken, en wij zijn overtuigd, dat de oude trouw en gehechtheid aan het Oranjehuis voortleeft in de harten van de inwoners dezer stad."Bewijzen van liefde en trouw, zij werden ons voorzeker niet onthouden, en de wijze waarop oud en jong, arm en rijk ons een har telijke ontvangst voorbereidde, heeft ons zeer getroffen. De herinnering, welke wij van ons bezoek aan Vlissingen zullen bewaren, kan niet anders dan eene dankbare zijn. Mijne Heeren, ik stel u voor, te drinken op den bloei van de stoomvaartmij. s Zeeland", die schoone stichting van den betreurden Prins Hendrik der Nederlanden, op den voorspoed onzer Staatsspoorwegen, aan wier goede zorgen de exploitatie is toevertrouwd, en eindelijk, Mijne Heeren, op het heil, het geluk, de toekomst van deze oude trouwe stad, en het welzijn van hare inwoners." Toen de maaltijd afgeloopen was, begaven de Vorstinnen zich op het stoomschip Wal- chertn door het kanaal naar de Marinehaven tot voor het raadhuis, ter bezichtiging van de belangwekkende De-Ruy ter-tentoonstelling. By het passeeren der rijk versierde arbei derswoningen der maatschappij »De Schelde" stonden de kinderen der werklieden in as ie rijen amphitheatersgewijs langs den kanaal- boord geschaard, gekleed in de kleuren onzer vlag, de eerste rij in het blauw, de tweede in het wit, de derde in het rood. 20 meisjes, uit alle range» der burgerij gekozen, in het wit gekleed en met oranje gesierd, bestrooi den den weg voor de Koninginnen met bloe men. iVUssirigens Mannenkoor" luisterde de ontvangst ten raadhuize op met de uitvoering van een lied, gecomponeerd door den directeur H. C. de Waal, op woorden van P. Louwerse. Bij de intrede der tentoonstellingszaal wer den den hoogen gasten door eenige dames bouqnetten aangeboden. Na een vluchtig bezoek aan da tentoonstel ling vertrokken HH. MM. thans per rijtuig, begeleid door eene eerewacht, die een vaandel, kostbaar en smaakvol geschenk van eenige Vlissingsche dames, voerde, naar de Rotonde van den Noordzee-Boulevard, alwaar aan het standbeeld van De Ruj'ter thans eene waardige plaats is aangewezen. Op de Rotonde werden de Vorstinnen ont vangen door het bestuur van het departement Vlissingen der ^Maatschappij tot Nut van 't Algemeen" welk departement, gelijk men zich herinneren zal, indertijd het initiatief nam tot de oprichting van het standbeeld. Jonge dames boden HH. MM. bouquetten aan en onder het spelen van het Wilhelmus werden de hooge gasten naar de zeer fraai gedecoreerde koninklijke loge geleid. Na de uitvoering van een zangnummer door 800 leerlingen der openbare en bijzondere scholen, onder leiding van den heer W. van Kamer, hield de voor zitter van het Nutsdepartement, mr. Tutein Nolthenius, eene toespraak, waarin hij de geschiedenis der stichting van het standbeeld herdacht. Koningin Wilhelmina legde, toen het om hulsel gevallen was, een krans neder tegen het voetstuk van het standbeeld, welk voor beeld gevolgd werd door den schout-bij-nacht jhr. De Brauw, commandant van het Schelde- eskader. De feestredenaar hernam daarna het woord, om zijne toespraak te voleindigen. Hij ein digde met de uitnoodiging, de plechtigheid te besluiten met een driewerf hoera voor HH. MM,, eene uitnoodiging waaraan met geest drift gehoor werd gegeven. Nog werd aan Koningin Wilhelmina bij monde van den burgemeester aangeboden het huldeblijk der ingezetenen, een standbeeldje van De Ruyter, van zilver, naar het model van het te Vlissingen, heden voor de tweede maal onthulde beeld. Er heersch te gvoote feestvreugde en aller wegen waren fraaie versieringen aangebracht. Het weder, dat den ganschen dag ongunstig geweest was, klaarde na het vertrek der vorstelijke bezoeksters op, zoodat het volks- j concert op de Markt kon doorgaan. Onmiddellijk bij Hare thuiskomst zond de Koningin-Regentes aan den burgemeester i een telegram van dankbetuiging voor de har- telijke ontvangst aan de Koningin en Tiaar van de zijde der bevolking te Vlissingen ten deel gevallen. Baron De Kerckhove, gouver neur van Vlaanderen, die gisteren de Koningin- nen namens den koning van België te Vlis singen begroette, is tot grootofficier in de orde van Oranje-Nassau benoemd. Ten slotte de droevige rnededeeling, dat het aanbrengen der verlichting van de Abdij een offer geëischt heeft in A. Henseveldt, die van eene aanzienlijke hoogte viel en aan de gevolgen overleed. Eene commissie tot onder steuning zijner weduwe, die met vijf kinderen overblijft, heeft zich gevormd; zij bestaat uit de heeren T. J. Dunne, J. A. Frederiks, L. K. van der Harst Jzn., mr. W. Polman Kruseman, A. Lettoy, J. Meyer en D. J. Mes. De Koninginnen zegden eene bijdrage toe van f 300. Het verdere gedeelte van het programma is gisteren naar wensch geslaagd. Te 8 uurAlgemeene illuminatie te Vlis singen, muziekuitvoering door het harmonie gezelschap »Ons Genoegen", op de Groote Markt, en door het muziekgezelschap »St. Cae- ciilia" (R.-k. Volksbond) op den Nieuwendijk. Te 9 uurTaptoe op de Groote Markt. Te halftien uurverlichting van Hr. Ms. stoomkanonneerboot Doy, en eindelijk, te '10 uur, groot vuurwerk en daarbij op een ver sierd vaartuig, liggende in de Pottekade, muziekuitvoering door het stafmuziekkorps van het 3e reg. infanterie. Batavia 21 Juli. Lombok. Tot aanvulling van en ten vervolge op hetgeen is medegedeeld aangaande de onderwerping van het Lomboksch vorsten bestuur en den dood van Anak Agoeng Madé, ontleent de Jav. Cl. van 20 Juli de volgende bijzonderheden aan een sedert van generaal Vetter ontvangen schriftelijk rapport en zijn gisteren verzonden telegram In den ochtend van 11 dezer, op het oogenblik dat de troepen van Ampenan opmarcheerden naar Mataram, ontving de controleur Liefrinck een lontai geschrift van Goesti G'dé Djitantiek, het bericht behelzende dat Anak AgoengMadé zich zelf gekrist had, welk bericht schijnbaar in strijd was met een spoedig daarna ontvangen brief van de vorsten van Selaparang, waarin zij, in antwoord op den brief van den opperbevelhebber van den vorigen dag, verzochten zeiven op staan- den voet Anak Agoeng Madé naar Karang-Asem te mogen verbannen, terwijl zij, zoo Madé hiertoe niet genegen mocht zijn, hem geen andere keus zonden laten dan zich zelf van tiet leven te be- rooven. Verder deden zij in hunnen brief nog maals het verzoek om roet de troepenmacht niet naar Mataram en Tjakra-Negara op te rukken. De overbrengers van den brief deelden ech ter namens den ouden vorst en Goesti G'dé Djilantiek mede, dat Anak Agoeng Madé na het afschrijven van den brief zich inmiddels reeds gekrist had, en verzochten tevens eene commissie naar Tjakra Negra te zenden om de identiteit van het lijk te constateeren. In verband met dit vorzoek keerden de over brengers van den brief, vergezeld door den con troleur Liefrinck en een paar volgelingen, die Madé gekend hadden, naar Tjakra-Negara terug, nadat aan eerslgenoemden was te kennen gegeven dat van staking van den optuarsch geen sprake kon zijn. Omstreeks lO'/a uur kwam de opperbevelheb ber met de troepen bij de poeri van Tjakra-Negara aan, waar Goesti G'dé Djilantiek en de controleur Liefrinck hem te gemoot kwamen. De laatste deelde mede dat bij zijne aankomst te Tjakra- Negara, Anak Agoeng Madé zich nog niet had gedood, doch, blijkbaar op aandringen van Goesti G'dé Djilantiek, zulks onmiddellijk daarna had gedaan. Het lijk, dat zich op eene baar vóór de poeri bevond, was door den controleur Liefrinck en vele andere personen herkend geworden als dat van Anak Agoeng Madé. Ingevolge een door Goesti G'dé Djilantiek namens den Oude» Vorst te kennen gegeven wensch om den opperbevelhebber nog dienself den dag te ontmoeten, bracht deze, vergezeld van den tweeden bevelhebber en den resident, hem des namiddags te 6 uur een kortstondig bezoek, bij welke gelegenheid het volstrekt on mogelijk bleek te zijn om met den ouden Vorst, die stokdoof en half kindsch is, een gesprek te voeren, laat staan zaken met hem te behandelen. Den volgenden dag. 12 Juli, werd, na overleg met Goesti G'dé Djilantiek, door generaal Vetter een brief gezonden aan Anak Agoeng K'toet te Kuta-Radja. houdende uitnoodiging ten spoedig ste naar Tjakra Negara te komen tot het be spreken en regelen der zaken, terwijl voorts in overleg met den resident werd bepaald, dat de controleur Liefrinck den volgenden dag met een der beschikbare gnoti oorlogsschepen naar de oostkust van Lombok zoude vertrekken om de voornaamste hoofden der Sasaks en der aldaar ge vestigde Boegineezen en Mandhareezen met den stand van zaken bekend te maken en hun te gelasten zich met bedoeld oorlogsschip naar Am penan te begeven, teneinde hunne opwachting bij den opperbevelhebber te komen maken. Op 13 dezer scheepte de controleur Liefrinck zich daartoe in aan boord van Ilr. Ms. pantsei'scltip Prins Hendrik der Nederlanden. Teneinde eventueele vijandelijkheden, ook tus- scben de Sassnks en de Baliërs te vooi komen, zijn de hoofden en de bevolking van het geheels eiland bij proclamatie aangemaand zicii daarvan te onthouden, onder rnededeeling dat alle nog hangende geschillen door den opperbevelhebber, namens het gouvernement van Nederlandsch-lndië, uit den weg geruimd zullen worden en deze den toestand verder zal regelen. Den 16n dezer kwam Anak Agoeng K'toet van Kota-Radja naar Mataram en maakte in den morgen van den 17n zijne opwachting bij generaal Vetter, die op den avond van dien dag een contra-bezoek aan den troonopvolger bracht en meL plechtigheid afgehaald en ontvangen werd. Eergistermorgen maakten het zesde batafjon infanterie, de cavalerie, de veldartillerie en eene sectie genietroepen een marsch naar Narraada, en vonden de bevolking overal rustig aan den arbeid. De officieren werden op het lustverblijf der vorsten aldaar door den tweeden zoon van Anak Agoeng K'toet onthaald. De oudste zoon was te Kota-Radja. Dienzeifden dag had eeno conferentie plaats van den opperbevelhebber wet Anak Agoeng K'toet en Goesti Bjillantiek. Eerstgenoemde, aan wien de grieven en eischen van het Gou vernement opnieuw weiden voorgehouden, ver klaarde stipt aan de eischen te zullen voldoen. Ton slotte kan nog worden medegedeeld dat bevel is gegeven om de observatietroepen, welke in verband met de Lomboksche expeditie tijde lijk op het eiland Bali werden gelegerd, van daar naar Java te doen terugkeeren. Aan het Bat. Nbld. is dd. 15 Juli van de reede van Ampenan geschreven In Ampenan wonen 2 Europeanen, een Oosten rijker (de wapensmid van den vorst) en een Duitscher (handelaar)zekerheidshalve heeft de generaal dezen heertjes voorgesteld aan boord te komen, daar hij bij eene bestorming voor hun leven niet instond zij deden dit niet, bleven te Ampenan en daar zij niets over den vorst of den toestand wilden meededeelen, werden zij gewoon in hun huizen gezet en bewaakt. De Oostenrijker had den vorst, n.l. den onechten zoon (want de vorst is zeer oud en door den krachtigen onechten zoon overal buitengehouden) medegedeeld dat hij de compagnie niet had te vreezen, daarbij aanhalende het geval met Atjeh. Doch toen onze troepen te Ampenan kwamen en men de oorlogsschepen en al de toebereidselen zag, kwam de onechte zoon tot besef, dat de Oos tenrijker hem had bedrogen. Doze werd nu daarover geïnterpelleerd door de rijksgrooten, die hij met dat praatje tot tegenstand had overgehaald. Een dezer is op den morgen van den tocht naar Ampe nan naar den onechten zoon gegaan, onder rnede deeling, dat het nu toch maar verstandiger was de eischen der compagnie nog in te willigen. Daarop antwoordde deze, dat ltij zich dan liever wilde krissen. Hij zou echter volgens de volksopvatting worden beschouwd als landsverrader, omdat zijn zelfmoord zou worden toegeschreven aan vrees voor de compagnie; daarom deed hij wat andershij liet de tijding verspreiden, dat hij met een nicht overspel had gepleegd, op welk misdrijf het krissen staat, en heeft eerst de nicht, die hij waarschijnlijk niet heeft verleid, gedood en daarna zich zelf. De toeleg is echter later gebleken en daarom zijn de lijken 's middags tegen het onder gaan der zon in zee geworpen geen enkele rijlis- groote volgde den lijkstoet. !k heb alles van boord kunnen zien met een kijker. Eerst heeft men in een bootje een bantal een eind in zee geroeid en daarna over boord gegooiddaarna beeft men de beide lijken bij elkaar gebonden en geheel in lijnwaden gewikkeld, met de pajongs, te voren verscheurd, er om vast gebonden, eveneens in zee gegooid. En daarmede was de begrafenis gedaan en trok het volk, dat de lijken aan het strand had gebracht, rustig terug. Men deelt aan de Java-Bodc mede dat de regeeritig er over denkt een lid van den raad van Indië als regeeringscommissaris naar Lombok te zenden, teneinde de zaken daar te regelen. De troepen zouden nog ongeveer een maand wegblij ven en Lombok zou geheel worden opgenomen. Do bezetting van Boeleleng is al naar Midden-Java terug. Het is thans gebleken dat het vorstenbestuur op Lombok aan de bevolking verboden had af te schepen met Nederlandsche schepen en gelast had dit alleen te doen met «hepen onder Engelsche vlag. Zoo wordt verklaard dat onze schepen daar weinig of geen vracht konden vinden. Bij eene koe te Oud-Beierland, Dinsdag op de markt te Rotterdam gekocht, is tnond- en klauwzeer geconstateerd. Mond- en klauwzeer onder het rundvee is geconstateerd in de volgende gemeenten Ber ken woude, Oud-Karspel, DiemenAkersloot, Mijdrecht, Wilnis en Hemelumer-Oldefaart en Noord wolde. Men schrijft aan de i¥. R, Cl. De vorst deed zich in den afgeloopen nacht in het zuidoosten der provincie Utrecht reeds goed gevoelen. Voor de akte A Hoogduitsche taal middel baar onderwijs is heden te 's-Gravenhage ge slaagd de heer Jan P. Heyligers. Tot onderwijzer aan de 2e tusschenschool H. te Rotterdam is benoemd de heer J. L. C. Borgh- stijn te Schiedam en tot onderwijzer aan de 2e tusschenschool M aldaar de heer A. de Wit te Schiedam. De Amsterdamsche rechtbank heeft gisteren P. J. van der Linden, wegens poging tot vergif tiging op zijne moeder en oom gepleegd, veroor deeld tot eene gevangenisstraf van vijftien jaar. De eisch van het O. M. was, gelijk men men weet, tien jaar gevangenis. Geen spoor van aan doening was op bekl.'s gezicht bij de uitspraak te lezen. De rechtbank te Groningen in raadkamer heeft de zaak tegen mr. W. B., advocaat aldaar, naar de openbare terechtzitting verwezen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1894 | | pagina 3