A". 1895 Zondag 24 en Maandag 25 November. N°. 8926. Derde Blad 1ST g nn ve r t ig1 s t Jaa rgang. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag, BinnenlandscIiG Berichten. UITGEVER:""X ODÉ. scorn f 1.85. - 2.50. - 0.10. BVREAD: BOIERITBAAT 7 0. Aiivertcntieprus van 110 gewone regels met inbegrip van eene Courant1.10- Iedere gewone regel meer- 0.10 Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend. Abonnementsprijs, per kwartaal Franco per post, door het geheele Rijk Afzonderlijke nommers TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Zitting van 22 November. Tegen Woensdag 10 ure zijn verschillende wetsontwerpen aan de orde gesteld. Personeel. De beraadslaging wordt voortgezet, en wel over art. 5 (classificatie). Be heer Pijnappel lichtte het door hem op dit artikel voorgestelde amendement toe, waarvan de strekking is de classificatie te doen berusten op den grondslag der bevol king, in tegenstelling met het stelsel der regeering, die bij de classificatie in dit ont werp uitgaat van de huur, verwoond door hen, die belasting kunnen opbrengen. Hij betoogde het nadeel, verbonden aan het ten grondslag leggen van individueele toestanden aan de classificatie. De door spreker gewilde classificatie naar de bevolking heeft het voor deel van te zijn een vast objectief kenmerk voor belastingbetaling, terwijl de belastbaar heid der ingezetenen ook beter naar de bevolking kan worden afgemeten dan naar de woning. Spreker toonde voorts aan dat door zijn stelsel zij die meer kunnen betalen ook werkelijk meer aan belasting offeren zullen. De heer Van Gijn lichtte, namens de com missie van rapporteurs, een amendement toe, strekkende tot herziening van de tabel om de 5 jaren, in verband met het mogelijk ver val eener stad tot eene plattelandsgemeente, en de heer De Beaufort (Amsterdam) een amendement dier commissie, om de grenzen eener gemeente niet door Gedeputeerde Staten, maar bij koninkliik besluit te doen vaststellen. Deze laatste spreker verdedigde het stelsel der regeering omtrent de classi ficatie, als steunende op goede feitelijke ge gevens. De heer Veegens kwam er tegen op dat de regeering een en dezelfde tabel doet die nen voor regeling vande minimum-belast baarheid, de degressie der huurwaarde en den aftrek voor kinderen. Door de thans voorgestelde classificatie zal een onbillijke personeele belasting geheven worden. Het amendement van den heer Pijnappel bestreed hij, van meening dat gelijkheid van zielen aantal in verschillende gemeenten volstrekt niet op gelijkheid van levensstandaard wijst. Een goede classificatie is voor een rijksbe lasting niet te maken. Zij zou nog vast te stellen zijn bij algemeenen maatregel van be stuur, Gedeputeerde Staten gehoord, maar daardoor zou de regeering te groote macht in handen krijgen. Er schiet niet anders over dan de heffing van personeele belasting aan de gemeenten over te laten. Spreker zal tegen de classificatie stemmen. - De minister van financiën verdedigde de classificatie, na het besluit om het personeel voor het rijk te handhaven, en betoogde, dat de bevolkingsmaatstaf vele kleine gemeenten hoog zou belasten. De classificatie berust op het nauwkeurig onderzoek en dient voor de aanwijzing van de grens der belastbaarheid, de aftrek van de huurwaarde en voor de kinderen. De minister heeft het amendement overgenomen, om de grenzenaanwijzing over te laten aan de regeering. De heer Goeman Borgesius achtte de classi ficatie een hoogst gebrekkig werk en vroeg nadere gegevens, desnoods met schorsing van de behandeling van het artikel. Overigens wees hij op de onregelmatige werking der tabel. Na verdediging van het artikel door den heer Van Gennep, die in de klacht over het gemis aan gegevens een middel zag om de wet te denigreeren, betoogde de minister de juistheid van de gegevens voor de tabel. Het amendement-Pijnappel (classificatie der bevolking) werd verworpen met 76 tegen 6 stemmen, en dat der commissie (periodieke tabelherziening) met 48 tegen 36 stemmen. Art. 5 is aangenomen met 51 tegen 32 stem men. Dinsdag voortzetting. Kiesrecht. Donderdagavond verscheen het 68 pagina's druks beslaande voorloopig verslag over de kies rechtregeling. Na eenigej' preliminaire opmerkingen en een klacht over de tate indiening van hst kiesrecht- ontwei p, welke door andere leden niet redelijk werd geacht, werden bij de algemoene beschou wingen achtereenvolgens besproken lo. Wenschelijkheid van uitbreiding van kies recht. Slechts eenige leden waren niet overtuigd van de wenschelijkheid, thans wederom tot een groote uitbreiding over te gaan, maar daartegen over meenden velen,jjj datde toestand en het belang van land en volkgeischen de spoedige totstandkoming van eene zoo ver mogelijk gaande uitbreiding, welke, tevredenheid wekkende, alle krachten van het Nederlandsche volk doet samen werken. Deze leden spraken tegen, dat de niet-bezittenden het kiesrecht verlangen ter be vordering van eigenbelang. Een dorde talrijke groep van leden jachtte, ongeacht de gevolgen, kiesrechtherziening eene politieke noodzakelijkheid, maar hunne denkbeel den over de wijze en mate van uitbreiding liepen zeer uiteen. Er waren er, die van uitbreiding volstrekt geen heil verwachtten, vooral niet in den tegenwoordigen tijd van woelingen en ge welddadigheden, die, vreezende voor sociaal democratische invloeden, slechts een beperkte uitbreiding konden bewilligen of alleen ruime uitbreiding wilden toestaan met correctieven tegen de daaruit voortvloeiende gevaren, 2o. De verhouding van het wetsontwerp tot de grondwet. Verscheidene leden ontkenden, dat het wetsontwerp bevat de uitwerking van het in de grondwet gehuldigde stelsel en opperden be denkingen tegen de grondwettigheid van het wetsontwerp. Andere leden meenden dat de grondwet het gevolgde stelsel'niet uitsluit. 3o. Beoordeeling van het stelsel van het ontwerp naar zijn innerlijke waarde. Vele leden betoogden, dat de regeering niet bewezen had dat het voorstel voldoet aan den oisch, dat het aan de ingezetenen, die geschiktheid en maat- schappelijken welstand bezitten, het kiesrecht verzekert en dat recht daarentegen onthoudt aan degenen, die niet di8 hoedanigheid bezitten. Haar poging tot aanwijzing van positieve kenteekenen was niet met goeden uitslag bekroond. Men betoogje, dat 't der regeering blijkbaar geenszins tejdoen geweest is om het kiesrecht zoo ver uit te breiden ais mogelijk was. Voorts werd tegen de regeling aangevoerd, dat zij niet finaal was te noemen, daar het bezit van geld te vee! op rïen voorgrond treedt, belastingbetaling hoofdbron der kiesbevoegdheid wordthet ver band, dat de regeling tusschen kiesrecht en per soneel wil leggen, nadeelig is de kiesbevoegdheid opnieuw geregeld wordt door plaatselijke gesteld heid de rsigeering door kunstmiddelen aan per sonen het kiesrecht bezorgt of ontneemtwes halve men van deze zijde het ontwerp der vorige regeering boven het thans ingediende verkoos. Die bedenkingen werden door vele andere leden weerlegd, die wezen op de moeilijkheid tot aan wijzing van positieve kenteekenen, op de meerdere eenvoudigheid dezer regeling in vergelijking met het voorstel der vorige regeering, dat ook niet finaal was, en opkwamen tegen het leggen van verband tusschen personeel en kiesrechtontwerp. Ook beweerden zij dat geen enkel stelsel de mo gelijkheid van kiesknoeierijen uitsluit. Waren velen van oordeel, dat het ontwerp niet ver genoeg gaat in de richting van uitbreiding van kiesrecht, andere leden, de aanwijzing van positieve kenteekenen van geschiktheid cn wel stand toejuichende, hadden tegen het ontwerp bedenking omdat het te ver gaat, en verschei dene leden achtten correctieven noodig in slem plicht en meervoudig kiesrecht, waarop later wordt teruggekomen. Eindelijk werd aangevoerd, dat door het voorstel het gevaar van omkooping bij verkiezingen zeer zou toenemen, hoewel anderen daartegen een middel zagen in de ge heime stemming. 4u, De verschillende grondslagen van kiesbevoegd heid. Tegen verbinden van het kiesrecht aan de betaling van een belastingaanslag werden de bekende bezwaren ontwikkeld. Vele leden kwamen er tegen op dat de regeering het afgekeurde stelsel van regeling naar de plaatselijke gesteld heid weder in eere wilde herstellen. Afhankelijk stellen van kiesbevoegdheid van de cijfers van een tabel toch werd in beginsel verderfelijk geacht. Bovendien vond men de daarin aangeven minimum-huurwaarde zoo hoog gesteld, dat zij aan het meerendeo! der gezeten werklieden en arbeiders het kiesrecht niet zoude verschaffen. Voorts werd de bedenking geopperd, dat het platteland boven de steden zou worden bevoor recht. Ook de bepaling dat men, om aan de ae»awy—MT«acangaamwaas: wamwaanaa;a»a bewoning van een huis het kiesrecht to kunnen ontleenen, van 1 Augustus tot 1 Februari het zelfde hui», of een gedeelte daarvan, moei heb ben bewoond, gaf tot vele bedenkingen aan leiding. Vele andere leden verdedigden het regeorings- voorstel. Onderscheiding naar plaatselijke gesteld heid kan bij woningkiesrecht moeilijk gernrit worden. Aan menigeen za! het kiesrecht weiden verschaft. Vele leden hadden overwegend bezwaar I tegen toekenning van kiesrecht wegens inkomen uit diensbetrekking, uit vrees dat allerlei onge lijkheid, willekeur en knoeierijen daai uit zouden voortvloeien, bovendien de gestelde minima te hoog zijn en het bezit vari kiesbevoegdheid naar dezen grondslag voor oen goed doei zal afbangen van omstandigheden, welke niets te maken hebben met de positie der belanghebbenden. Als aan vullingscategorie achtten daarentegen vele andere leden dezen grondslag zeer aannemelijk. Zeer vele leden achtten het niet juist de minimum-bedragen van pensioenen, die aanspraak zullen geven op kiesrecht, gelijk te stellen met de voor inkomsten aangenomen minima. Ook tegen bet bezit van eene inschrijving op de groot boeken of van een inleg op de rijkspostspaarbank werd door vele leden het bezwaar geopperd, dat daardoor het kiesrecht aan elkelen zou worden toegekend, naar zal worden onthouden aan velen, die met hen geheel gelijkstaan. Men wenschte, dat ook besparing in anderen vorm bij dezen grondslag in aanmerking zou komen, en vreesde, dat kiezersteelt door opneming van deze catego rieën zal worden vergemakkelijkt. Velen achtten het daarentegen zeer gewenscht om te letten op het bewijs van geschiktheid en welstand, dat in besparing gelegen is. Velen meenden, dat, indien aanspraak op kiesrecht werd gegeven wegens een geslaagd examen, men verder dient te gaan dan de regeering en ook vermeld wenscht te zien de examens, aan de vrije universiteit en bij do verschillende kerkelijko instellingen voor de bekleeding van kerkelijke bedieningen afgenomen. Overigens werd toege juicht dat eene categorie voor capaciteiten was voorgesteld. Liepen ook nu de meeningen omtrent den minimum-leeftijd zeer uiteen en werden daarvoor de cijfers van 23, 25, 28 of 30 jaar genoemd, vele leden waren gestemd voor het minimum van 23 jaar. 5o. Stemplicht. Naar het oordeel van ver scheidene leden was het bij de ruime uitbreiding van kiesrecht noodig als correctief den stemplicht in te voeren, opdat de vertegenwoordiging een afspiegeling der natie zij en de bezadigde elemen ten tot deelneming aan de stemming werden ver plicht. Daarbij wees men op de goede wet king van den stemplicht in België. Vele andere leden achtten invoering van stem plicht in strijd met den vrijheidszin van ons volk en achtten daarvoor meer te zeggen bij invoering van een proportioneel kiesrecht, daargelaten nog de bezwaren van practiscbsn aard. Tegenover de meening, dat invoering van meervoudig kiesrecht eveneens een goed correctief

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1895 | | pagina 9