A0. 1896.
N°. 8975.
Tweede Blad
Donderdag 6 Februari.
N egenenyeert; gate
Jaargang
f sr..
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag,
UITGEVER: T. ODÉ.
BinneBlandsehe Berichten.
Abonnementsprijs, per kwartaal
Franco per post, door het geheele Rijk
Afzonderlijke noromers
- 2.50.
- 0.10.
BUREAU: BOTERSTRAAT 70.
Uu'crtentieprijsvan 110 gewone regels met
inbegrip van eene Courantƒ1.10.
Iedere gewone regel meer- 0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
EERSTE KAME i DER STATEN-GENERAAL-
Zitting van 4 Februari.
Bij de voortgezette algemeene beschouwin
gen over de staatsbegrooting betoogde de heer
Alberda van Ekenstein nader het belang eener
afdoening der staatsbegrooting voor den aan
vang van het dienstjaar, een tijdige behande
ling waarop de regeering wel degelijk invloed
kan oefenende heer Schimmelpenninck van
der Oye handhaafde zjjne afkeuring der erken
ning van den Malthnsiaanschen bond, een
regeeringsdaad die een groot deel der natie
ergert, waarbij zich de heer Breuning aan
sloot met toezegging van zjjn .«.ern aan een
eventueele uitspraak der Kamer over deze z. i.
schandelijk zedelooze statutengoedkeuring,
terwijl de heer "Van Lijnden de stelling ver
dedigde, dat daar elke handeling, in strijd
met de goede zeden, burgerrechtelijk per se
nietig is, reeds op dien grond de goedkeuring
had moeten geweigerd zijn.
De heer Van Weideren Rengers achtte
tegenover den heer Sassen de beste verdedi
ging voor ons land gelegen niet in hooge
militaire uitgaven, doch in bevordering van
de nationale welvaart door ontwikkeling van
wetenschap, handel, nijverheid en landbouw,
gepaard met de zorg tegen overvleugeling
onzer producten, met name van de zuivel-
productie, op de buitenlandsche markten.
De minister van buitenlandsche zaken hield
vol dat de regeering het tijdstip der behan
deling van de staatsbegrooting niet n de
hand heeft en wees den heer Rengers op
verschillende uitgaven, die strekken tot bevor
dering van de nationale welvaart in den door
spreker aangegeven zin.
Nadat de minister van financiën tegenover
den heer Sassen ontkend had, dat vroeger
beloofd zou zijn de aangevers voor de ver
mogensbelasting bij te lage aangiften altijd te
hooren, bleef de minister van justitie
beweren, dat de Nieuw-Malthusiaansche bond
niet behoort tot de verboden vereenigingen,
strijdig met de openbare orde en zeden. De
goedkeuring der statuten beduidt geen in
stemming met het doel, maar hij beaamt dat
er nog andere middelen zijn tegen overbe
volking, b.v. landverhuizing. Aangaande het
verwijt dat de staat stilzit op zedelijk gebied,
deed hij opmerken, dat juist de anti-revolu-
tiónnaire partij strijdt tegen optreden van
den staat als zedenmeester.
Hierop eindigde het algemeen debat en
werden de uitgaven voor de staatscolleges
goedgekeurd, waarna bij de begrooting voor
buitenlandsche zaken de heer Rahusen de be
denkelijke gevolgen schetste van het varen van
vreemde schepen onder Nederlandsche vlag
en de wenschelijkheid besprak eener inter
nationale regeling der beperking van de vaart
snelheid der schepen op zee ter voorkoming
van ongelukken.
De minister van buitenlandsche zaken wil
omtrent het eerste punt het rapport van het
instituut voor volkenrecht afwachten en zal
omtrent het tweede met zijn ambtgenooten te
rade gaan. Hij erkent de wenschelijkheid van
nternationale regeling. Het derde hoofdstuk
werd aangenomen.
Bij justitie critiseerde de heer Engelberts
de tegenwoordige dienstregeling bij de rijks-
veldwacht, met verzoek om den leden gele
genheid te geven tot den inspecteursrang
op te klimmen;
De heer Van Lier besprak o. a. de beper
king der ouderlijke macht; de regeling der
voogdijrekeningde vereenvoudiging der ge
rechtelijke statistiekde geheimhouding der
strafbladen en de waarborgen voor de persoon
lijke vrijheid onder het Bertillonnage-stelsel.
De heer Bergsma wenscht dat bij de nieuwe
boterwet een verbod tot margarinefabricage
zal worden uitgevaardigd voor fabrieken van
natuurboter, die zich onder controle hebben
gesteld van rijksproefstations.
De heer Schimmelpenninck stelt met de
heeren Breuning en Van Zinnicq Bergmann
eene motie voor, betreurende dat de minister
geen grond heeft kunnen vinden om te advi-
seeren de erkenning van den Nieuw-Malthu-
siaanschen bond als rechtspersoon te weigeren.
Op voorstel van den voorzitter wordt de
motie tot nader verdaagd.
De minister van justitie kan niet beloven
eene herziening van het kon. besluit ter zake
de rijksveldwachters. De nieuwe boterwet is
voor zoover het departement van justitie be
treft gereed. De vraag van den heer Bergsma
zal daarbij worden overwogen.
Hoofdstuk justitie is bijna zonder stem
ming aangenomen.
Bij hoofdstuk binnenlandsche zaken bestreed
de heer Van Zinnicq Bergmann de vernieti
ging der gemeentelijke verordening van Nij
megen op het venten van couranten op
marktdagen.
De heer Godin de Beaufort kwam op tegen
de houding des ministers, die door zijn voor
stellen bij deze begrooting geheel onnoodig
oppositie heeft uitgelokt, die bovendien niet
gelet heeft op het belang van het bijzonder
onderwijshij waarschuwt hem niet te mee-
nen dat hij de schoolwet zou kunnen wijzigen
in zijn zin, daar de schoolwet-meerderheid
van 1889 nog onverzwakt bestaat.
De heer Van Lijnden deelt die gevoelens
en wenscht voor groote steden vrijheid tot
verhooging van het minerval.
De heer Van Tienhoven droog aan op wij
ziging der wetgeving, teneinde de universi
teiten meer toegankelijk te maken voor Zuid-
afrikaansche studenten.
De heer Viruly wenscht bij afzonderlijke
wet een voorstel omtrent het ethnographisch
museum.
De heer Bultman wenscht subsidiën voor
de paardenfokkerij.
De heer Fokker drong aan op verbetering
van het Abdijgebouw te Middelburgde heer
Bergsma op verbetering van het Kanselarij-
gebouw te Leeuwarden.
De heer Alberda bracht den minister hulde
voor diens ondervvijs-voorstellen, waardoor
geenszins de schoolpaeificatie is geschonden.
Morgen ten 11 ure voortzetting.
SCHIEDAM, 5 februari 1896.
Transvaal.
Van verschillende zijden worden mij nader
inlichtingen gevraagd over het eigenlijk doel
van het Taalfonds, waarvoor dezer dagen zoo
veel belangstellenden zich moeite geven. Ik
ruiende zulke inlichtingen gegeven te hebben
in mijne circulaire van 9 Januari 1.1., maar
het 1 3D blijkbaar niet gelukt mijne bedoeling
aan ieder duidelijk te maken. Ik hoop dat ik
ditmaal gelukkiger zijn zal. Het spreekt van
zelf dat ik daarbij alleen mijn eigen denkbeel-
beelden uiteenzet en dat de andere bestuurs
leden der Ned. Zuidafrik, Vereeniging niet ver-
antwooidelijk zijn voor wat ik als mijne op
vatting ga schetsen.
Sinds vele jaren is het bestuur der Nederl.
Zuidatrikaansche Vereeniging ijverig bezig
met hier alles te doen wat ten bate van de
Zuikafrikaansche taal- en stamverwanten kan
gedaan worden.en binnen het bereik valt
van de linaneieele krachten der Vereeniging,
Wat de Vereeniging zich ten doel stelt is in
art. 1 der Statuten aangewezen,
Zij stelt zich voor vbinnen do peiken, door
de internationale rechtsvei houdingen aangewe
zen, door alle wettige middelen al datgene te
doen wat strekken kan om
lo. de banden met onze stamgenooten in
Zuid-Afrika nauwer toe te halen en in overleg
met hen aldaar hulpbronnen voor landbouw,
nijverheid, handel en andere stoffelijke belangen
j te openen en te ontwikkelen of de opening en
i ontwikkeling daarvan te bevorderen
2o. de publieke opinie zoo ten onzenl als in
liet buitenland over de toestanden in Zuid-Ahika
voor te lichten."
Het Bestuur wenscht niets liever dan in't ver
volg met meer kracht voort te gaan met zijn
arbeid, waarvan de waarde door de Hoilandsche
Afrikaanders dikwijls op ondubbelzinnige wijze
eikend is. Behalve uit in onze jaarverslagen
medegedeelde Volksraadsbesluiten, waarbij open
lijk aan de Vereeniging dank betuigd werd,
blijkt die waaideering uit het subsidie, sinds
jaren door den Volksraad van den Oranje-Vrij
staat, sinds 1894 ook door den Volksraad der
Zuidarikaansche Republiek aan de Vereeniging
toegekend.
Toen nu in de eerste dagen dezer maand
zich bij zoovelen de levendige behoefte open
baarde door daden uiting te geven aan hun
sympathie voor de Transvalere, meende het
Bestuur te moeten aandringen op eene Stich
ting die
1e als een blijvende herinnering aan de red
ding der Republiek in Januari 1896, voor de
Boeren een spiekend bewijs zou zijn van de
eerbiedige hulde, door vele Nederlanders aan
hun mannelijke eigenschappen gebracht.
2e de middelen, waarover de Ned. Zuidafr.
Vereeniging beschikt, aanmerkelijk zou ver
meerderen
Natuurlijk moest die stichting van zoodanigen
aard zijn en zulk een naam dagen, dat de
Boeren hare vestiging met voldoening zouden
vernemen.
Nu is er niets, waar de Boer meer om geeft
dan zijn godsdienst, zijn taal en zijn «vrijdom"
d. w. z. onafhankelijkheid en zelfstandigheid.
Hij voelt dat die svrijdom" staat en valt met
het behoud van zijn godsdienst en zijn taal»
Welnu, voor zijn godsdienst moeten wij, hier
n Nederland, den Afrikaner zelf laten zorgen.
Inmenging onzerzijds zou hoogst onkiese!) en
onverstandig zijn. Maar ten aanzien van het
behoud zijner taal kunnen wij hem belangrijke
diensten bewijzen.
Die taal wordt gehandhaafd door de tegen
woordige Regeering. Maar do uitlanders willen
die Regeering door een zoogenaamd oprogres-
siel" Bestuur vervangen, dat beginnen zou met
o. a. aan Engelsch en Hollandsch gelijke rechten
te geven, iets waardoor het Hollandsch natuur
lijk weldra het onderspit zou delven. Bestrijding
der kuiperijen van die uitlanders, vooral door
voorlichting der publieke opinie in Europa,
in 't bijzonder in Engeland, is dus een eerste
plicht van het Taalfonds.
Maar dit middel, hoe heilzaam ook, is niet
voldoende. Op den duur zou de stroom van
uitlanders den Boeren te sterk worden, vooral
omdat de uitlanders in wereldkennis, in ge
schiktheid voor het drijven van zaken, in vlug
heid met de pen de Boeren verre overtreffen.
Tegen dit gevaar is het beste middel eensdeels
de bevordering van het onderwijs, dut de Trans-
valers ontvangen, andetdeels de aanvoer van
Hollanders »van do rechte soort". Zoo noemde
men indertijd aan de Kaap de Hollanders, die,
bekwaam in hun vak en onberispelijk van zeden,
tevens den Boer waardeeren die niet door
zijne betrekkelijke onwetendheid en andere ge
breken verblind worden voor de voortrellelijke
eigenschappen, die hij bezit. Derhalve heeft het
Taalfonds zich te bemoeien met de bevordering
van het onderwijs in Transvaal en van de
emigratie.
Beide zaken zijn zeer moeilijk. Dat heeft een
ondervinding van vele jaren geleerd aan liet
Bestuur der Nederl. Zuidafiik. Veieeniging,
dat toch reeds begonnen is met ze als lang niet
gemakkelijk te beschouwen. Men kun bij deze
onderwerpen door onberaden ijver met veel
moeite en opoffering ontzaglijk veel kwaad doen.
Naar de mannen, die de uitnoodiging om als