A0. 1896. Zondag 1 en Maandag 2 November. N°. 9166. Eersie Blad. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag, I T G K V E J O D (C. bIkkai B T K a 'r ïl ,4 A T so. ifiuncnlamlschc He richten. Abonnementsprijs, per kwartaal Franco per post, door het geheele Rijk Afzonderlijke nummers f 1.35. - 2.50. - 0.10. Ahvertentieprijs van i 10 gewone regels met inbegrip van eene Courantl.to Iedere gewone regel meer- 0.10. Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend. Schiedam, 31 October 1896. In de dagen, als de laatste bladeren van de hoornen waaien, als de natuur den winter slaap gaat slapen, in die dagen zetten zich in stad en dorp de magistraten neder, om de kosten der huishouding van de gemeente, voor bet jaar dat in het verschiet ligt, ie overwegen en vast te stellen. Ligt het aan de sombere najaarsdagen, dat de debatten, bij deze gelegenheid gehouden, gewoonlijk iets logs, iets drukkends hebben kan liet waar zijn, dat de tijd van het vallen der bladeren niet geschikt is tot bevordering van de helderheid van het menschelijk brein We zouden niet gaarne een bevestigend antwoord op deze vragen gevenmaar er is dikwijls iets in de begrootingsdebatten dat, nu ja, dat raar is, dat afwijkt van het gewone. Dat zal ieder moeten toestemmen, die gewoon is van zijn dagblad alles te genieten, wat er van te genieten is. Lazen we niet in een begrootings- debat de verzuchting van een vader, die zich zou schamen, als zijn dochter» hem de vraag deden «wat te verstaan onder de keuring van vrouwen Moeten we ook naar den goe den, ouden tijd terug om van de vaderen te leeren, hoe de dubbeltjes voor de huishouding van slaat, provincie of gemeente werden ver kregen en uitgegeven 't Was gisteren de gedenkdag van den vrede van Rijswijk 30 October 1697 waarvan •de onderhandelingen zoo treurig werden ge- voerd, tot zulke beuzelachtige nietigheden aanleiding gaven, dat ze den grooten koning stadhouder Willem III het geduld deden verliezen en aan de hooge onderhandelaren den vrede lieten voorschrijven. Dat was een oorlog geweest, die aan onze goede vaderen schatten gelds hadden gekostnegen jaar had hij geduurd en reeds in het najaar van 1695 zat de magistraat met de handen in het haar. De schatkist was leegde berekening van Jan de Witt, dat op het einde der eeuw de republiek door geen schuldenlast meer zou worden gedrukt, was een schoone droom gebleken de lasten waren hoog, toch moes ten nieuwe bronnen worden gezocht. Op de-A verjaardag van den stadhouder, 44 November, werd een schotschrift verspreid, natuurlijk zonder naam van schrijver of drukker, waarin de algemeene ontvanger van 's lands middelen heftig werd aangevallen. Het «gemeen", dat is het volk, zou nu eens weten, «door wien het werd opgegeten". De regeering achtte dit een zoo gevaarlijk stuk, dat zij belooningen uitloofdehonderd gulden aan ben, die de verspreiders wisten aan te wijzen driehonderd aan hen, die den drukker konden noemen; Zeshonderd aan hem, die den maker van hei schotschrift wist te ontdekken, met de stellige belofte, dat de justitie de namen der aanbrengers stipt geheim zou houden. Een premie dus op de lezer vuile maar zelf in. De geschiedenis ver meldt niet, of men tot de bedoelde ontdek kingen gekomen ismaar zij is rijk aan bijzonderheden, omtrent de wijze, waarop er geld uit de zakken der ingezetenen werd geklopt. Inderdaad vernuftig is de wijze, waarop de provincie Holland, de machtigste der Zeven, zich geld wist te verschaffen. We kunnen het eene gedeelte van die financieels operation betitelen met den naain van »Be- lasting op het trouwen". Een vernuftig man had de Staten die belasting aan de hand gedaan; jammer, datli'fj geen Hollander was; 't was een Engelschman, practise!), geslepen, zooals zijn geachte laudgenooten tot op dezen dag zijn; zijn naam was Kcrby, en dat zijn financieele voorstellen aan de schatkist geen windeieren legden, bewijst liet feit, dal de Staten van Holland hem voor zijn, den lande bewezen diensten een jaargeld van vijf en twintig honderd gulden toelegden. Een belasting op het trouwenDeftig klonk het in de ordonnantie dier dagen, dat er binnen de grenzen der provincie Holland een belasting werd vooigesteld op hen, die zouden «komen te trouwen of begraven wor den". We bepalen ons thans slechts tot het eerste lid dezer bepaling. Het tweede levert werkelijk de stof tot een vermakelijke winter avondvertelling. De bewoners van Holland en West-Fries land werden, wat de belasting op liet trouwen aangaat, in verschillende klassen verdeeld. Tot de eerste dezer klassen behoorden alle baijuwen, schouten,burgemeesters, schepenen, raden, thesauriers, pensionarissen en secreta rissen der verschillende steden, alle baijuwen, drosten of dijkgraven van eenige heemraad schappen of districten, verscheidene dorpen en plaatsen bevattende, alle heemraden van da hooge heemraadschappen en alle anderen, die eenig ambt of eenige bediening in Hol land of West-Friesland bekleedden met een jaarlijksch inkomen boven achthonderd gulden; eindelijk waren in deze klasse ook opgenomen alle advocaten en doctoren in de medicijnen, en ook de personen, die zonder eenig ambt te vervullen een vermogen van twaalf duizend gulden bezaten. Kwam een der bovengenoemde personen te trouwen, of ook, trouwde een kind van een dezer leden, dan werd van de bruid en den bruidegom elk een recht van dertig gulden geheven. De notarissen, procureurs, de schouten en secretarissen ten platten lande; allen, wier ambtelijke inkomsten van vier- tot acht honderd gulden beliepen, en zij, die ambteloos waren, doch van zes tot twaalf duizend gulden bezaten, kwamen bij de huwelijksplechtigheid met vijftien gulden vrij. Degenen, die bene ficiën hadden of bedieningen uitoefenden, die van twee- tot vierhonderd gulden opbrachten, of die een vermogen \nn twee tot zes duizend bezaten, werden in de trouw belasting op zes gulden aangeslagen; degenen, die beneden tweehonderd gulden verdienden, kwamen er met drie gulden af. Woonden bruid en bruidegom in verschillende plaat sen, dan zou liet recht voor elk in ieders woonplaats worden geheven, en wie buiten die woonplaatsen wenschten te trouwen, had den dubbele rechten te betalen, in de eerste plaats daar, waar zij trouwden, in de tweede plaats daar, waar hun geboden waren aan- geteekend. Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat de Ilollandsche Slalen, zooals we boven aanstipten, als bewijs van dankbaarheid aan den ontwerper van dit vernuftige plan, niet een gratificatie voor eenmaal, maar een jaar geld van vijf en twintig honderd gulden ver eerden, dan mag hieruit de conclusie woulen getrokken, dat de trouwlustigheid in die dagen voor die van onzen tijd niet onderdeed. Over de begrafenisrechten, het tweede lid v*.n. dit belastingonder werp, een volgende maal. De treurige nasleep hiervan te Am sterdam maakt een breedere bespreking noodig. SCHIEDAM, 31 October 189C. Ons Volkshuis. Na langen tijd van voorbereiding is deze inrichting thans tot stand gekomen. Zij dankt haar ontstaan aan de aanstichting van eenige onzer beste werklieden, den steun van het departement Schiedam der «Maatschappij tot Nut van 't Algemeen" en de belangelooze hulp van onze Koninginnen, een twintigtal Schiedamsche en enkele buitensteedsche ge goeden. Wij begroeten de inrichting met groote ingenomenheid en blijde hoop. De bedoeling van liet Volkshuis willen wij hier nog eens kort aanstippen het wil voldoen aan de behoefte van ge zellig verkeer, van verpoozing na den arbeid, van goede lectuur zonder de gevaren van het straat- en kroegleven; het wil een middelpunt vormen en een kweekplaats tevens voor allerlei bemoeiing tot geestelijke en zedelijke verheffing: huis houd-, lees- en taalonderwijs, cursussen in staatsinrichting en eerste hulp bij ongeluk ken enz. enz.; maar voor alles en boven alles wil het Volkshuis 't verkeer bevorderen tus- schen rijk en arm, meer en minder ontwik kelden; het bewijs leveren dat rijkdom niet hetzelfde is als geluk, bekrompenheid van middelen nog geen opgeruimdheid behoeft uit te sluitendat niet alle vermogenden trotsche egoïsten zijn en niet alle arbeiders ruwe weetnietendat onder alle standen goed en kwaad, laagheid en hoogheid te vin den is, dat wantrouwen, op «rond van stauds- veischil alleen, een schadelijk vooroordeel is, het Volkshuis kortom wil de menschen loeren als broeders en zusters met en voor elkaar te leven. Of die hooggestemde verwachtingen zullen vervuld worden in een menschenleeftijd Ook de oprichters van het Volkshuis zullen zoo kinderlijk wel niet gelooven. Maar wie een hoog en rein ideaal nastreeft, ernstig en volhardend, dien deren tegenspoed en teleurstellingen niet. Die gelooven haasten niet. En hun is het leven niet dor on geen last. In dezen geest werke en bloeie ons Volks huis in lengte van dagen De Nieuwe Itotterdamsche Courant brengt in herinnering, dat het heden dertig jaar geleden is, dat door Z. K. H. den prins van Oranje de eerste spade werd gestoken voor de doorgraving van den Iloek-vnn-lJolland. Het blad wijst er op, dat men thans den Waterweg van Rotterdam naar zee als een voltooid werk kan beschouwenhet verheugt zich, dal de heer P. Galand, de man, die voor veertig jaar het plan voor dit werk heeft geconcipieerd, als ambtenaar in ruste, de schoone resultaten van zijn werk mag aan schouwen. De lijdensperiode van liet werk, de jaren van 1875— 8 worden in herinnering ge bracht. De verwijding van de doorgravin; van 200 tot 600 Mde kunstwerken tot verdieping der rivierde vernauwing van het verbindingswater tusschen de Oude en de Nieuwe Maas on het succes daarvan worden opgesomd. Schepen met 80 decimeters diep gang kunnen thans den Waterweg ongehin derd binnenloopen. En nog zijn alle wenschen niet vervuld. Groote schepen zullen worden gebouwdgrooler diepgang moet verkregen worden. Een opwekking tot den Rotterdam- schen handel, om den scheepsbouw te be vorderen, ontbreekt niet. Na een vergelijking van de toeneming der scheepvaart tusschen Hamburg, Rotterdam en Antwerpen eindigt de N. B. Ct. haar be schouwing aldus «De vermeerdering over 1896 belooft de grootste te zijn, die onze haven nog beleefd heeft. Tot op het einde der vorige week be droeg het aantal schepen, dat in 1896 den Nieuwen Waterweg binnenkwam, 554 meer dan tot dat tijdstip in 1895, met een ver meerdering van 687.524 netto register ton, d.i. meer dan deze geheele scheepvaartbe weging in 1865 bedroeg. Geen wonder dan ook, dat de aandacht in het buitenland hoe langer hoe meer op onze haven gevestigd wordt." En Schiedam ligt ook aan dezen Nieuwen Waterweg wanneer zullen ook wij eens een

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1896 | | pagina 1