50s,e jaargang. ondag en Maandag 8 IVIaart 1897. N°. 9263. Ticeede Blad. B Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. UITGEVER: II. J. C. ROELANTS. WAT IS BESCHERMING FEUILLETON. SCH IJNDO O D. BINNENLAND. BWK - Abonsbmbntspkijb, per kwartaal0.90 Franco per post Afzonderlijke nominerso.02 BliKK.-arBOTEKSTS5A.it ÏO, Tclcplioon TVo. 123. Advertentieprijs- van 15 gewone regels met inbe grip van cene Courantf 0.52 Iedere gewone regel meer - 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. r*2sirtr^"7azrerT7crT2rst7^CT»i3i5Trr7 T7~n3LZi-mL Yan wege de. orconiging »Tlet Vrije Hnil- verkcer" is thans een eerste nummer verscho- nen van eene reeks korte vnlksgoscliriftjos over staatliuislioiirlkuntlige belangen, dat wij gaarne om lint ook in ruimer kring bekend te doen worden, hier laten volgen, te meer waar het over een onderwerp handelt, dat thans nogal ■up to date is. Het artikel zal opwekken tot nauwkeuriger nagaan van een zoo belangrijk- volksbelang. Wat is Bescherming? Het woord heeft oen goeden klank. Onze personen moeten beschermd worden tegen aanranding, onze eigendommen tegen roof. Wij willen de kinderen beschermd zien tegen te vroegen of ovennatigen arbeid. Onze wetboeken zijn rijk aan bepalingen, die bescherming, in den gewonen zin, tot doel heb ben. Vaar heeft het woord dezelfde beteekenis, wanneer men van Beschermende Invoerrechten spreekt? Het is de moeite waard dit te onder zoeken. Bij gewone bescherming wordt niemand in den waren zin des woords benadeel d. De boosdoener, die usve woning wil binnendringen om te stelen en te moorden, wordt niet be nadeeld, als de politie hem daarin te keer gaat. Benadeeling is er eerst, wanneer een handeling, waarin niets verkeerds ligt, u onmogelijk of althans moeilijk wordt gemaakt en gij dien tengevolge een offer hebt te brengen, dat u niet is opgelegd in het algemeen belang. Welnu, in dezen zin benadeelcn Bescher mende Invoerrechten zeer stellig velen. Zij maken de goederen duur, en dat het algemeen belang gediend zou zijn door het duurder worden der zaken, die men noodig heeft, zal bezwaar lijk iemand kunnen volhouden. Een paar cijfers tot toelichting. Blijkens een met groote zorg ingesteld onderzoek, is het verbruik voor menschelijk voedsel in Neder land van tarwe en rogge (per jaar en per hoofd) 2if liters, te weten: 129 liters tarwe. 115 rogge. Een invoerrecht op deze beide artikelen, van (bijvoorbeeld) fl.50 per hectoliter, zou dus aan lederen Nederlandschen huisvader, wiens gezir hij zelf daaronder begrepen, uit zes personen bestaat, per jaar luim f20 kosten. Men moge nu trachten te betoogen, dat dit verlies hem Mijn zusje was gestorven, on ik gaf oen kus op 'iet lijk. Dien kus vergeet ik nooii. Ik ging rnee begraven en schreide bittere tra nen men het kislje in do gro-ve zonk. Van't kerk hof terugkomende, vond ik t' huis een ongekende sombere leegte. Koit daarna droomde ik, dat mijn zusje niet gestorven was, maar leefde. Ontwakende, wilde ik iiet blijde nieuws aan mijr.a ouders gaan me- dedeelen dan merkte ik, dat ik gedroomd had. Maar al te goed herinnerde ik mij toon dien kus op het koude lijk, die geen droom \va=, en g.'oo- ter smait gevoelde ik, nn mijri zusje mij als voor de tweede maal ontviel. Hit hot bovenstaande behooft men nu juist niet u[ Ie leiden, dat ik reeds vroeg van kinderen hield, want ik kan mij niet herinneren, dat ik veel naar vreemde kinderen omzag, maar van 'ijjongere broertjes en zusjes hield ik veol. t Meest nog, zou ik zeggen, van dat gestoiven kindje. Zo was de jongste van ons achten, waar van ik, toen veertien jaar, de tweede was. Volgens liet zeggen van een iedpr was ze beeldschoon. Zo was in alle andere opzichten voorspoedig, wat niet wegnam, dat ze ruim een jaar oud, in 'n paar dagen aan oen bezetting op de borst oveileed. aak leerde ik mijn lessen met dat kind op mijn schoot. Soms viel ze dan in slaap, soins haalde ma aan maar altijd leerde ik mijne lessen het liefst en het best als dat kind bij mij was. vergoed zou worden bij een andere gelegen heid zullen wij zien wat daarvan te denken is het feit, dat vergoeding noodig ware, bewijst dat nadeel zou zijn toegebracht. En wie aan het Bc-eherrnend stelsel een nieuwen riaain zou willen geven, wie het zou willen noemen het stelsel van Benadeeling, hom zou het recht daartoe niet betwist kunnen worden. Bescherming is altijd benadeeling van den ver bruiker, en drie vierden der verbruikers zijn mensclien, wien bel waarlijk niet onverschillig is, hoeveel zij voor hunne brnoodigdlicden moeien betalen. Letten wij op een ander verschil tnsschen bescherming in den gewonen zin en bescherming door invoerrechten. Bescherming in den ge wonen zin is n o o i t begunstiging. Allen worden op gelijken voet behandeld. De politie beschermt al'e burgers tegen aanranding, alle eigendommen tegen roof. Het burgerlijk wet boek en het wetboek van strafrecht maken geen onderscheid voor rijken of armen, landbouwers of kooplieden. Voor allen gelden dezelfde re gels. Maar hoe werken in dit opzicht bescher mende invoerrechten De voordooien, die zij verleenen, komen slechts aan enkele tukken der nationale nijverheid ten nutte, nooit aan de nijverheid in haar geheel. Want door invoerrechten kan men slechts die artikelen duur maken, waarvan een land méér noodig heeft, dan het zelf voortbrengt^ waarvan het dus moor in- dan uitvoert. Neder land, bijvoorbeeld, heeft voor zaaikoren en voedsel van mensch en dier jaarlijks (>'/s mil- üoon hectoliters tarwe noodig. henevens 7 rnillioen hectoliters rogge. Daarvan levert onze bodem op: '1 'i\ rnillioen aan tarwe en 3fl rnil lioen aan rogge. Ongerekend de behoeften onzer branderijen, bierbrouwerijen en stijtsolfabrie- keu, moeten wij dus jaarlijks 4% rnillioen hectoliters tarwe eu 3'/t ïnillioou hectoliters rogge invoeren. Het is duidelijk voor iedereen, dat een invoerrecht op deze. graansoorten hare prijzen in Nederland met het volle bedrag verhoogen inoet. Mei. stelle nu tegenover tarwe en rogge (aitikelen, waarvan Nederland liet mecrendeel door aanvoer verkrijgt) een gewas als bij voorbeeld aardappelen. Wij brengen jaarlijks 31 a 32 *millio(>ri hectoliters aardappelen voort en dit is zóóveel meer dan wij daarvan noodig hebben voor eigen verbruik, dat wij een zeer aanzienlijk gedeelte verwerken tot aardappel- Zo sti i f en lot was abof zij sliep wonder-dmon 1 Toen ze gekist zoude woiden, gingen mijne orders met ons, kiruleien en dienstboden, nog eens nair de dooie om afscheid Ie nomen, Da u' stonden «e rondom, stil. Nooit meer een kus ie kunnen drukken op die zachte, rondo wangetjes, die nil maimerhloek waien toen bukte ik tnij over liet lijkje heen en gaf het dien kus. Winterdag was liet en liet vroor goo-l. De wang was ijskoud ea haul, 't Was of ik een was senbeeld kuste, een pop. Den moed tot een twon- don, lant.-ten kus zou ik niet gehad bobben, en na vo'e, vele jaren herdenk ik dien heiligen vreem den kus. Een jaar latur was ik niet moer in 't oiidmlijk huis. Toen stierf mijn vader. Een telegram, dat ufggezonden werd toen hij stervende was, bereikte mij te laai ik zag hem niet meer. Ook Sn, vo< r dat liet lijk gekist zoude worden, weid er ge meenschappelijk een bezoek aan gebracht. Toen zagen we bij den mond een teeken aan ontbin ding. Da dorde uit liet ouderlijk huis, die naar de laatste rustplaats werl gebracht, was eene vol wassen zuster, liet lijk daarvan zag ik slechts omniddolijk na het sterven. Toen het kisten zou plaats hebben, word een laatste bezichtiging aan de b'o-'dverwantoii, wegens de reeds ver inge- tredon ontbinding, ontraden Ik had haar zien sterven, iets, wat ik nog nooit gezien had. En mij werd het duidelijk, dat wie eenmaal het «gereutel dor borst" van een ster vende heeft gehoord, dions «breken van het oogb meel, zomlat de uitvoer vtin Hit artikel den invoer met 30 rnillioen kilogram te hoven gaat. AYelken invloed zon dan een invoerrecht op aardappelen kunnen hebben op den prijs van dat produet Eveti/.oo is liet gesteld met vee en met boter. Invoerrechten op goederen, die een land hoofdzakelijk uitvoert, zijn om een gemeenzame uitdrukking te bezigen een dood paard aan een boffin gebonden. Maar onder de voortbrengers van goederen, die Nederland in groote hoeveelheden tt i t- voert. hebben velen het niet minder hard tn verantwoorden dan anderen. Onze vee- en ztiivclboerori. bijvoorbeeld, klagen bitter over lage prijzenen daarin kunnen invoerrechten geen verbetering brengen, om de zoo oven genoemde reden. Alen ziet hieruit, dat bescher mende invoerrechten zich van gewone bescher ming nog in een tweede opzicht onderscheiden. Zij zijn altijd een begunstiging. De staat, die tot toepassing van S et beschermend stelsel overgaat, behandelt niet meer alle burgers op gelijken voethij deelt weldaden uit aan sommi gen. En met de begunstiging van den een gaat het henadeelen van den ander gepaard. De veeboer wordt door graanrechten niet alleen niet bevoordeeld, maar in een slcchtornn toestand gebracht, daar hij voor eigen voedsel en voedsel zijner beesten graan noodig heeft, waarvoor hij nu meer zal hebben te betalen. Over woorden te twisten is nooit verstandig; het stelsel van Beschermende Invoerrechten behouden dus zijn naam. Mits inen wete, dat die naam zeer dubbelzinnig is, daar Bescher ming hier geheel iets anders heteekent do.il gewoonlijk. Zij heteekent hier Benadeeling en Begunstiging; benadeeling, inzonderheid van den verbruiker, schoon niet altijd van hem alleen: begunstigen van de zoodanigen, die toevallig een artikel leveren, waarvan liet eigen land niet genoeg voortbrengt. De protectionisten zijn zich van dit bezwaar wel bewustenkelen onder hen stellen daarom voor, de bedrijven, die men niet door invoer rechten kan beschermen, door middel van uit- voerpremiën te helpen. Maar vilvoerpremiën kosten schatten van geld, en van waar moet dat komen, zoo niet uit de beurzen der inge zetenen Zoo vervalt men weder tot de bena deeling. En uit de begunstiging komt men evenmin, want er zijn bedrijven, die men noch door het een, noch door het ander kan steunen. Hoe zal men bijvoorbeeld door invoerrechten of uitvoerpremiën depressie in het bouwvak heeft gezien, hot «geven" van diens «jong-ten snik" leeft aanschouwd, zonder deskundige te zijn, moet erkennen, dat dit algeinoene verschijnselen zijn, dia bij een levend mensch niet voorkomen, die wijzen op sterven. Maar lioevelcri sterven er niet zonder getuigen Vei onderstel f zegt dr. Oscar Jennings) dal op de honderd dio begraven worden, één geval ran levend begraven Sm komt, is dat niet genoeg En dr. Lamoiireux zegt dat zoo iets noch in een besctiaald, noch in een onbeschaafd land mag voo! komen Zoo is liet. Ondeislel, niet één op da honderd, niet één op de duizend, op het rnillioen, maar onderstel, dat liet, zoolang de wereld bestaat, eens gebeurde, is dat niet genoeg Ja, meer dan genoeg dio eene was i nze naaste. Omsireeks den tij I, dat mijn zn-je stieif, was er onder mijne onderwijzers eon van vrij rijpen leeftijd, die een groote vrees had, eenmaal als schijndoodo levend te zullen worden begraven. Mij wét vei halen van menscbon, die hun arm in de kist had-Ion opgegeten. Ik was jong, grie zelde er van, inaar de zon scheen zoo mnoi, en met mijn makkers te gaan spelen deed ik lie ver dan aan die akelige dingen denken ik stond or niet bij stil. Later hoorde ik van anderen, die dezelfde vreos hadden, dat men bij deontmiming van graven, 1,'jken omgekeerd h.ul geven ten, deelt weer anderen zeiden, dat dit hoegenaamd geen bewijs was, omdat bij het kisten en begraven vele ongepastheden worden gedaan en een daar van best kon zijn, dat men een raadsel wilde op geven en aan bet nageslacht een poets wilde bakken. genezen En bouwondernemers mei hunne arbeiders bebben toch evenveel aanspraak op liiilji van den Staal, ak anderen, indien de •Staal tol stekel heeft aangenomen, de/ulken. wien hel in hun vak minder goed gaat, ter hulp te komen. Van daar, dat er velen zijn. die dal geheele stekel afkeuren. Zij meenen, dal de overheid van niemand offers mag vergen, tenzij in het algemeen behing. Zij ontkennen, dat de landbouwer bevoogd zou zijn tot den Staat te zeggen: de prij/en mij nor producten zijn ge daald, zorg er voor, dat zij stijgen of dat personen, die fabrieken willen oprichten, van den wetgever kunnen verlangen dwing onze hmdgenooten door hooge invoerrechten om de goederen, die wij willen vervaardigen, bij ons te knopen Zij vreezen, dat de overheid op een gevaarlijk terrein treedt (tn zeer bedenkelijke leeringen steunt, wanneer bij aan zulke eischen toegeeft. Zij. die zoo spreken, heeten in sommige kringen doclririairen. Mei hunne leer. zoo wor.lt gezegd, richten zij de welvaart te gronde. Wij zullen later aantoonen, dat dit niet zoo is. Bechtvaardigheid verhoogt een volk; ook op het gebied der slollëlijke welvaart. Reservekader. ITet examen van hen, die wcnscben te worden toe gelaten tot do verbintenis als vrijwilliger voor het Reservekader, zal dit jaar plaats hebben op 21 Juli a. s., en zoo noodig op een of meer volgende dagen. In verband daarmede moet de aanmelding voor liet examen jilaats hebben vóór 21 Juni a.s. bij den hoofdofiicier voor het reservekader. Het examen zal dit jaar worden afgenomen te- Amsterdam, Arnhem, Assen, Breda, Deventer, 's-Gra- venhagn, Groningen, Den llclder, Leeuwarden, Maas tricht, Middelburg, Utrecht cn Gorinchem; en daaraan kan ook worden deelgenomen a. door hen die, in het jaar 1880 geboren zijnde, op den dag of op een der dagen, waarop het examen wordt gehouden, den leeftijd van 17 jaren nog niet hebben bereikt voor zooveel betreft de vakken af van het programma, door lien, die zich nog niet in den wapenhandel hebben geoefend. Men zie verder öc Staats-Courant no. 55. Werving voor Iniliii. Bij Kon. Besluit van 20 Februari jl. is bepaald, dat met ingang van 16 Maart e, k voortaan oen bedrag van tea hoogste twintig gulden als aan brengpremie kan worden uitbetaald in al die ge vallen, waaraan tot dusver een aanbrengpremie van tien gulden kan worden toegekend, hetzij voor het aanbrengen van een vrijwilliger, die zich bij het valide gedeelte der koloniale reserve te Nijmegen, dan wel bij het koloniaal werfdepot te Harderwijk «Bij liet kisten en begraven \ele ongepasthe den" Ach ja, 't is waar, dia butste liefde diensten wor-.len uilbesteogeheel uitbesteed. Nog wéér later, toen ik geregeld de krant ias, zag ik daarin herhaaldelijk berichten over schijn- dooden on levend begraveren. Ik stelde mij altijd gerust mot de overweging, dat als een schijndoods in een gesloten lijkkist lipt, de ruimte daardoor zóó wordt ingenomen, dat de overschietende ruim te, om zoo to zeggen niet genoeg is voor een in- sekt. Niet enkele minuten, niet ééne minuut, maar minder dan één zon ik immer maar leven. En welk ondorsriieid is er of iemand lovend wordt begraven in een kist of in een mijn, zioals bij mijnrampen of onder zand, zooals bij aai dstortin- gen, welke omstandigheden niet zoo'n benauwen den indruk maken. En dan, oin riet Bilderdijk te spreken «Met dat allerlaatste stootje zijn we locli voor altijd thuis," al is het ook, dat een mensch liet liefst sterft op zijn bed. Maar wéér ouder geworden, drongen die kran tenberichten meer do gedachte aan mij op: als het tocli eens waar was; als er toch eens schijn dood® zijn, als dat levend begraven toch eens weikolijk voorkwam 1 Want mag men twijfelen aar. dio dagblad- berichten, mag men hier twijfelen aan de goede trouw? Als liet geen ernst was en men de we tenschap had hoeveel angst er door wordt opge wekt, bij z.ooveel zwakkenen sterken van geest, bij den naaslo, o! liet zou misdadig z-jn, vei re- gaai d wreed. (1 Vordl vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 5