1 vmiitriiii van jen PaascMaioi. 51"'° jaargang. ondag 18 en Maandag 19 April 1897. N°. 9298. Tweede Blad. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, FEUILLETON. PAASCHVERTELLING. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommers- O 09 BPREAPBOTERSTRAAT ÏO, Tclcplioon \o. 123. Advertentieprijs: van 1—5 gewone regels met inbe grip van ccnc Courantf 0.52 Iedere gewone regel meer0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. De datum, waarop Paschen valt, wordt nog steeds berekend naar liet besluit van het Con cilie te Nicaea m het jaar 325 n. Chr. Volgens dat besluit valt Paschen steeds op den eersten Zondag na de eerste volle maan volgende op liet begin der lente. De vroegste datum dier volle maan is 21 Maart, de laatste 19 April. Valt nu 19 April op een Zondag, dan /ou Paschen 7 dagen later, dus op 20 April vallen. Evenwel wordt waarschijnlijk op grond van een bijzonder kerkelijk voorschrift de 26ste April als Paaschdatum buitengesloten. Welke datum nu daarvoor in de plaats treedt, is echter moeilijk te beslissen. Volgens eene verhandeling in sLittrows Astronomie" valt Paschen dan op 19 April, terwijl Nesselmann den vroegsten datum, dus 22 Maart, daarvoor aanwijst. Evenwel, over dit punt bestaat veel onzeker heid. Zoo geeft ook Nesselmann het jaar 2076 als het eerste, waarin Paschen op 26 April zou vallen, terwijl volgens de daarvoor be staande formules van Gauss reeds in 1981 zich dat geval zou voordoen, l'n 1609 viel Paschen het laatst op 26 April. Dat Pasehen op den laatst gebezigden datum, 25 April, valt, komt eveneens slechts zelden voor. Het laatst was dit het geval in 1886, daarvoor in 1734. Eerst in 1943 vindt dit weder plaats. Van 203 gevallen vindt men als Paasch datum 22 Maart en 26 April, ieder 1 maal. 23 25 t 2 24 p 24 d 3 v 25 23 p 4 26 s> 22 »5n 27 21 n 6 28 tot 20 b 7 k Naarmate nu in plaats van 26 April 22 Maart of 19 April genomen wordt, zal het •aantal keeren der beide laatste met één toe nemen» De bovenstaande verhouding is ook slechts een benaderende verhouding binnen de grens van verscheiden eeuwen. De data der volle maan vallen in een reeks van 30 dagennochtans kunnen zij in één eeuw slechts op 19 verschillende dagen vallen. Van de 30 verschillende data komen er dus 19 in één eeuw vijf- of zesmaal, de andere in het geheel niet als datum voor de Paasch- volle-maan voor. Deze reeks ondergaat bijna Novelle van Johanna Baltz. I. Het sneeuwde. De goede stad Parijs zette tel kens een droevig gezicht bij dergelijke natuurver schijnsel. Angstig trokken de elegant Parijsche dames haren sluier over de hooge Bourgondische muts. In dit bijzonder geval was de ergernis over het weer gerechtvaardigd. Van rechtswege had thans het gekweel der leeuweriken moeten weer klinken, en had zoete viooltjesgeur de lucht moe ten parfumeeren, want het was Paaschtijd; de klokken beierden plechtig alom en uit duizend kelen klonk het: Hallelujah! Hallelujah 1 De sneeuwvlokken joegen tegen de vensters van een sierlijke kamer en smolten daar door de naar buiten stromende warmte. Binnen in de kamer zag het er lenteachtig uitviooltjes en sneeuw klokjes bloeiden in schoone bloemvazen en vroo- lijk kindergelach klonk als vogelgezang. In een grooten leunstoel naast den haard zat eeno oude vrouw, het hoofd gebogen over een hoek met perkamenten band, dat op hare knieén rustte en waaruit twee kinderen, een jongen en een aardig meisje van tien jaren, met ijver de plaatjes bekeken. Poe, Fiedegonde, lees toch; er staan letters onder de plaat, vleide liet jongetje. 3en trotsch lachje vloog over het gerimpelde gelaat der oude vrouw. LezenDat waj een zeldzame kunst in die da gen en Fredegonde was een der weinigen, die ze verstond, 2'j had het geleerd an een jongen monnik, die met Iedere nieuwe eeuw verandering, zoodat ook bovenstaande gemiddelde verhouding met de verhouding in één eeuw moet verschillen Een volkomen onveranderlijke verhouding z°l' "iet te geven zijn, al nam men ook een tijdperk van duizenden jaren, daar de Paascli- data nooit in een ononderbroken reeks periodiek terugkoeren, en zoodoende van een cyclus Paaschdata of van een gelijkmatig en periodiek terukeeron geen sprake kan zijn. Dit zullen wij trachten in het volgende nader te betoogen. De volle maan van Paschen valt om de 19 jaren op denzelfden datum. Immers, de tijd, erloopende tusschen twee volle manen, bedraagt 29,53oc dagen235 synodische maanden tellen dus 6939,0910 dagen. Nu teit het tropische jaar 365,2422 dagen 19 tropische jaren tellen dus 6939,oois dagen. Het verschil bedraagt derhalve nog niet bidag. Viel nu Paschen op den dag der volle maan of op een onveranderlijk aantal dagen na of vóór den datum der volle maan, dan moest ook Paschen om de 19 jaren op den zelfden datum vallen, dus periodiek terugkeeren. Daar even wel Paschen steeds op een Zondag moet vallen, de cyclische volle maan daarentegen op iederen dag der week kan vallen en dus, daar de week zeven dagen omvat, het Paaschfeest van 1 tot 7 dagen na de volle maan kan vallen, zou een periodieke terugkeer der Paaschdata slechts na verloop van 7 x 19 133 jaren mogelijk zijn. Ook dit is echter niet het geval; want de schrikkeldag, die om de 4 jaren wordt inge voegd, brengt een storing te weeg en maakt de periode viermaal zoolang, dus 532 jaren. Inderdaad geeft de Juliaansehe kalender dan ook een zoogenaamden Paaschcyclus van 532 menin de Juliaansehe tijdrekening valt het Paaschfeest na 532 jaren weer op denzelfden datum. In de Gregoriaansche tijdrekening komt dit niet uit, daar die in elke 400 jaren 3 schrik keldagen laat vervallen en de cyclus der epacta alle 300 jaren 1 dag verschuift. Zoodoende zou men voor de Gregoriaansche tijdrekening een Paaschcyclus van 159600 jaren krijgen. Immers, 159600 is het kleinste gemeene veelvoud van 19, 7, 4, 2800 en 300. Stellen wij nu het geval, dat er dan nog menschen op aarde leven, die het Paaschfeest naar de thans geldende bepalingen vieren, clan zullen vóór dat tijdstip nog herhaaldelijk wij zigingen in den cyclus der epacta en liet in voegen van schrikkeldagen noodig gebleken zijn, om de cyclische volle maan niet te veel te doen verschillen van de werkelijke en het burgerlijke van liet zonnejaar, Daardoor zou de Paaschcyclus, dien wij op 159600 jaren ten huize Imars vaders ziek had gelegen, en dien zij verpleegd had. Welke den jongen Weisz-Koning met den boog heeft leeren schieten", las do oude en trok daar bij de hoofdjes van de kleinen dichter naar zich toe. Ziet ge, Margaretha, mijn vogeltje, de jonge Weisz-Koning is uw vader. O, dat God het mij vergunnen mocht, hem spoedig weer te zien, mij nen Max, mijn vorsteiijken heer. Margaretha klapte in de handjes. Wei, Philibert, wendde zij zich tot haren mak ker, waarom heb je ook niet een paard, en rijdt trotsch heen als vadertje? De knaap fronste de wenkbrauwen. Omdat ik zelfs geen eigen wil heb in dit zon neland o, ik zou wiilen Het meisje viel hem in de rede: Alweer zoo boos, Philibert? Ik ben hier ook vreerad, maar ben ik ooit zoo ongeduldig, zoo wild? En hebben wij het bier niet goed? Ja, maar wij zijn niet thuis, bromde uijjij niet aan den* mooien Donau, en ik niet in mijn bergen van Savoye, Wel hebben wij een vergul de kooi, maar niettemin zijn wij gevangen. Fiedegonde zuchtte en zweeg. Zij moest hem gelijk geven. Was zij niet een koningskind, de kleine aartshertogin van Oostenrijk, en toch waren de omstandigheden haars vaders de oorzaak ge weest, dat hij na den in 1480 met Frankrijk ge sloten vrede zijn eenig dochtertje twee jaren later afstond, opdat het met haren toekomstigen gemaal, den dauphin Karei VIII zoude opgevoed wor den. Karei was thans 19 jaar, bijna tien jaren ouder dan zijn bruidje, en in zijn plaats voerde zijne zuster Anna van Bourbon het bewind. Philibert, die zooaven vrij toornig aan zijne ketens had getrokken, was de zoon van den hertog van Savoye; ook hem had de politiek naar Parijs gebracht. berekenden, nog wel honderd-, j'a duizendmaal zoo groot worden. Nu zijn er wel is waar opeenvolgende jaren aan te geven, waarin het Paaschfeest op dc/elfde data zal vallen, als dit in even zoovele jaren vroeger het geval was of later het geval zal zijn. Daar echter die zich herhalende opeen volging niet doorloopt, maar onderbroken wordt, kan men zulke Paascli-perioden geen Paasch cyclus noemen. Nemen wij een tijdvak van het jaar 1800 tot 1925, dan vinden wij: zes 11-jarige perioden van 2 opeenvolgende jaren 1809 1820 2 April 1826 1837 26 Maart 1810 1821 22 April 1827 1838 15 April 1829 1840 19 April 1853 1864 27 Maart 1830 1841 11 April 1854 1865 16 April 1870 1S81 17 April 1873 1884 13 April 1871 1882 9 April 1874 1885 5 April vier 11-jarige perioden van 2 opeenvolgende jaren 18-21 1832 22 April 1845 1856 23 Maart S822 1833 7 April 1846 1857 12 April 1823 1834 30 Maart 1847 1858 4 April 1849 1S60 8 April 1865 1876 16 April 1850 1861 31 Maart 1866 1877 1 April 1851 1862 20 April 1867 1878 21 April; ééne 22-jarige periode van 2 opeenvolgende jaren 1842 1864 27 Maart 1843 1865 16 April ééne 57-jarige periode van 3 opeenvolgende jaren 1856 1913 23 Maart 1857 1914 12 April 1858 1915 4 April ééne 73-jarige periode van 2 opeenvolgende jaren 1800 1873 13 April 1801 1874 5 April ééne 79-jarige periode van 2 opeenvolgende jaren 1822 1901 7 April 1823 1902 30 Maart; ééne 84-jarige periode van 2 opeenvolgende jaren 1803 1887 10 April 1804 1888 1 April; ééne 84-jarige periode van 4 opeenvolgende jaren 1806 1890 6 April 1807 1891 29 Maart 1808 1892 17 April 1809 1893 2 April; Om zijne gedachten een anderen loop te geven bladerde Fiedegonde verder en zij las onder een plaat: sHoe de jonge Weizs-Koning en de jonge Ko ningin eikaars taal leeren." De jonge Koningin, dat is mijne moeder, flui sterde Margaretha. God zij hare ziel genadig, zeide de oude plech- tig. Margaretha sloeg het boek toe. Vei haal ons nu eens van het huwelijk mijns vaders, en hoe hij voor de eerste maai mijne moe der zag, vroeg zij, en weldra hoorde zij voor den zooveelsten keer vertellen van den dapperen Teu- erdank, van de schoone Maria Ehrenreich, van Fürwittig en Unfallo. Plotseling werd het .verhaal afgebrokeneen schitterend licht viel in het vertrek en toekende de bonte arabesken van de vensters op den vloer af. De Paaschzon, riep Fredegonde; ik wist wel dat zij ondanks sneeuw en ijs toch wel zoude schijnen. Komt, kinderen, naar buiten in den tuin. Zij stiet de smalle eikenhouten deur open, en allen traden naar buiten. Het was heerlijk daar in den hooggelegen tuin, vanwaar men een schoon vergezicht had over de stad Parijs. Fredegonde, zeide de kleine aartshertogin na een poosje, is Martin niet gekomen? Hij beloofde ons heel versche eieren te zullen brengen, voor mij en voor Philibert alleen. In mijn poppenhuisje is ook een keuken; daar had ik de eieren kunnen bakken. Fredegonde schudde het hoofd. Martin kan niet door het besneeuwde bosch komen. Vandaag moet ge ronder eieren spelen, want uit de hofkeuken mag ik er geen halen. Wat jammer, zeide de kleine en keek heel ver drietig. Dicht aan de muur, waar de sneeuw niet kon vallen, was een groen heuveltje. Ongezien had Philibert hier een lelie geplukt, die hij zijne ééne 95-jarige periode van 3 opeenvolgende jaren 1801 1896 5 April 1802 1897 18 April 1803 1898 10 April; en eindelijk ééne 68-jarige periode van '14 opeenvolgende jaren 1838 1900 15 April 1839 -1907 31 Maart 1840 190S 19 April 1841 1909 11 April 1842 1 910 27 Maart -1843 1 911 16 April 1844 1912 7 April -1845 1913 23 Maart 1840 1914 12 April 1847 1915 4 April 1848 1910 23 April 1849 1917 18 April 1850 1918 31 Maart 1851 1919 20 April. Laat ons nu nog nagaan, aau welke omstan digheden deze laatste, G8-jarige periode de groote reeks van op gelijke data terugkeerende Paaschfeesten te danken heeft. Een synodische maand 29,53og dagen dus 13 synodische maanden 383,8:178 dagen. Het burgerlijk jaar telt 365 dagen, dus 18,8978 minder. Derhalve treden de cyclische voll manen ieder volgend jaar 19 dagen later of 11 dagen vroeger in. Na 68 jaren zou de cyclische volle maan dus 19 x 68 1292 dagen later intreden. Daar evenwel de duur eener cyclische maand gelijk aan 30 dagen wordt gerekend, d.w.z. dat de ."miet der data van de cyclische volle maan 30 dagen omvat, en daar 1292, door 30 gedeeld, 2 lot rest geeft, zouden de cyclische volle manen na 68 jaren 2 dagen later intreden. Binnen de grens van een maancyclus, een reeks van 19 jaren, verspringt de cyclische volle maan slechts ééns 18 dagen, terwijl zij in de andere 18 jaren, zooals reeds opge merkt werd. telkens 19 dagen verspringt. Dit verspringen van slechts 18 dagen geschiedt van liet laatste jaar van een maancyclus tot het eerste jaar eens nieuwen cyclus. Indien de cyclische volle maan alle 19 jaren telkens 19 dagen versprong, dan zou dit in 19 jaren 361 dagen opleveren, en daar de duur der cyclische maan gelijk aan 30 dagen wordt gerekend, zou de cyclische volle maan telkens na verloop van 19 jaar 1 dag verspringen, terwijl zij toch na verloop van 19 jaar op denzelfden datum moet vallen. Het verspringen der cyclische volle maan om slechts 18 dagen komt voor in alle jaren, die, door 19 gedeeld, 1 tot rest geven, in een tijdperk van 68 jaren, van 1838 tot 1906 of kleine speelgenoot in het goudbruine haar stak. Koningin Ehrenieich, sprak hij daarop, ik kan mij niet voorstellen, dat een uwer wensclien on- veihoord zal blijven. Gij zijt schier almachtig. Gij wilt eieren hebben, welnu, zoek en gij zult vinden. Het was niet de eerste maal, dat zij voor Margaretha's ouders spoelden, zij voor Ehrenreich en hij voor Teuerdank; de kleine aaitshertogin ging dan ook onmiddellijk op het spel in. Zij maakte een sierlijke buiging en begon dan dadelijk te zoeken. De Paaschzon scheen vroolijk over dit tafereel ®n weldra verkondigde een luide vreuderoep van de kleine Koningin, dat zij gelukkig in het vinden was geweest. Zij haalde onder de donker glanzende klimop bladeren twee eieren voor den dag; ze waren van sneeuw, op het eene was een roos, op het andere een adelaar gegrift, onder een kroontje. De kroon tjes zijn voor u en mij, Ehrenreich gij zijt de roos, de adelaar ben ik. Als wij groot zijn, draagt de adelaar van Savoye de roos van Oostenrijk zeker naar zijn rotsennest. Dat klonk erg dapper en ridderlijk, maar een beetje anstig voegde de edele Teueidank er bij: Gaarne bad ik de nainen Ehrenreich en Teuer dank in de eieren gesneden, maar gij weet, Ko ningin, ik kan nog niet schrijven. De namen staan in onze harten, heer Teuer dank, zeide zij, en behooren te allen tijde bij elk aar. Zij sloeg hare armpjes om zijnen hals en hij streelde hare roode wangen. Een trotsche vrouw tradt thans den hoftuin bin nen. Wat gebeurt hier? vroeg zij barsch, op de kin dergroep wijzend. Fiedegonde r.eeg diep. Genadige meesteres, zij spelen Ehrenreich en Teuerdank, Anna van Bourbon liet haar niet uitspreken. Ja,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 5