Dondërdag 29 April 1897. N" 9306. Ds pnfle imm van UtoirM. 5fJaargang. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, Kennisgeving. "FETJTT ,T /RTOiST. UITGEVER: H. J. C. RÖELANTS. OFFICIEEL. KENNISGEYING. BUITENLAND. Asoknöientspeijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. -1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommers- 0.02 BUREAU wwg naaoBKm vmswwwaatwawggigroBgB azL z p i. asstst r vyerrwra BOTER STRAAT ?0, Teleplioon No. 133. ADVERTEN'TiEtT.iJSvan 1—5 gewone regels mot inbe grip van cenc Courantf 0.52 Iedere gewone regel meer- 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. Schietoefeningen. De BtlBOE MEESTER VAN SCHIEDAM brengt op verzoek van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie liet navolgend bericht ter kennis van belanghebbenden bij de scheepvaart: 475. Schietoefeningen van het foi t nabij den Hoek van Holland 4de district. Volgens mededeeling van den Minister van Oorlog, dd. '20 Apiil jl., zullen op den Gden Mei 1897 en zoo noodig op daaropvolgende dagen, schietoefeningen ge houden worden van het fort nabij den Hoek van Holland, 4de district Een strook van den Nieuwen Rotterdamschen Water weg, ter breedte van omstreeks 400 M., wordt door dit vuur onveilig gemaakt, waardoor ten anker komen van schepen in die strook moet worden vermeden. De strook wordt"aangeduid door roode vlaggen, geplaatst aan beide zijden van den Nieuwen Rotter damschen Waterweg. Het terrein, dat aan de overzijde van genoemd vaarwater onveilig is, tot op een afstand van ongeveer 3000 M. van liet fort, wordt eveneens door roode vlaggen afgebakend. Op de dagen, waarop gevuurd wordt, zal .van bat fort een roode vlag getoond worden van minstens één uur vóór den aanvang der schietoefeningen tot het einde daarvan (zie Ned. krt. No. 218, 202). SCHIEDAM, 28 April 1897. De Burgemeester voornoemd, 0 VERSTEEG. SCHOUW over wegen, voetpaden en hunstwerhen. Burgemeester en Wethouders van Schiedam, Voldoende aan het bepaalde bij art. 6 van het reglement op de wogen en voetpaden in deze provincie, Brengen het volgende proces-verbaal door aanplakking ter kennis van belanghebbenden Op heden den twee-en-twintigsten April 1897 is door den ondergeteekendo JOHANNES ZOETMULDER, Directeur der Gemeentewerken te Schiedam, als daartoe gemachtigd door Heeren Burgemeester en Wethouders van Schiedam, bij hun besluit van den vier-en-twintig- sten Maart daaraan voorgaande, ter voldoening aan het voorschrift vervat in art. van liet Reglement op de Wegen en Voetpaden in de Provincie Zuid-Ilolland, opneming gedaan van de niet onder beheer van eenig Polder- en Waterschapsbestuur staande wegen, voet paden en kunstwerken, gelegen binnen het grondgebied van da Gemeente Schiedam en dienende tot hoofd verbinding tusschen de verschillende bebouwde Gemeentekommen Daarbij is gebleken, dat aan de na te melden wegen en werken de aangegeven verbeteringen behooren te worden aangebracht om te voldoen aan de bij art. 5 van gezegd Reglement gegeven voorschriften. Roman van Eufemia gravin von Adleusfeld—Ballestrem, 25) Zij keek den bezoeker een oogenblik onderzoekend aan, dan kwam er een verheugde trek om hare gelaatstrekken: Gij, Frederik Leopold? vroeg ze hartelijk. Wat voert u hierheen? Wat aardig, dat gij de oude vrienden niet hebt vergeten. Ik vergeet niemand en nooit, gravin Casimira, antwoordde Frederik Leopold, terwijl hij de hand der dame, die van ruwen arbeid getuigde, aan zijne lippen bracht. Welk een zeldzaam aangetroffen eigenschap, merkte zij niet zonder eenige bitterheid op. De •oude vrienden mijns vaders hebben ons bijna ailen vergeten, omdat wij arm zijn. Mijn moeder ook? vroeg hij verwonderd. Neen, niet geheel, antwoordde Casimira aarzelend, maar maar zij herinnert zich onzer op zulk eene wijze, dis ja, kunt gij begrijpen wat bedeiaarstrots is? Gij moet uwen gerechtvaardigden trots niet aldus noemen, gravin. Ja, maar men vindt mijn afkeer van aalmoezen ongerechtvaardigd, antwoordde zijzoo is de wereld nu eenmaal en het zal wel nooit beter worden. Maar kom binnen, lieve vriend ik heb u inder daad tot nu toe aan den ingang laten staan. Frederik Leopold volgde Casimira in bet kleine De Ifooge Schielaudsche Zeedijk, volgnummer 5 van den legger, onderhoudsplichtige De onderneming der bestrating. De kuilen en verzakkingen in de klinker- straat tusschen het Roode Hek en dijkspaai no. 23 zijn te herstellen. De Delllandsche Maasdijk, volgnummer 15 van den leggei, onderhoudsplichtige: De Gemeente Vlaardingen. De kuilen en verzakkingen in de Minkei straat tusschen de dijkspalen 455 en 478, 492 en 493, nabij dijkspaai no. 500, en tusschen dijkspaai 510 en het voormalige tolhek nabij Schiedam zijn te herstellen. Wordende tevens bepaald dat de schouw, bedoeld in art. 7 van meer vermeld Reglement, zal woiden gehouden op den dertigsten Juni 1897. Aldus opgemaakt ten jare en dago vooimeld. De directeur tier gemeentewerken J. M. A. ZOETMULDER. En is hiervan afkondiging geschied, waar het be hoort, den 28sten April 4897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, VERSTEEG. De secretaris, VERNÈDE. Algemeen overzicht. Schiedam, 28 April '97. De oorlog tusschen Griekenland en Turbye. De berichten, die van het oorlegsterrein en uit Athene naar het Westen komen, betreffen in hoofdzaak twee diogende toestand van het leger in Thessalië, en de positie der regee ring te Athene, Wat het eerste aangaat, blijkt steeds meer nog, hoe de «terugtocht" der Grieken op Pher- sala inderdaad een wilde vlucht is geweest. De reder:, die Edhem-pacha in zijn gesprek met den oorlogscorrespondent van Reuter opgaf voor de overhaaste retraite van het Grieksche leger, is niet tegengesproken. Integendeel, dezelfde correspondent bevestigt deze opvatting in een telegram van Maandag middag uit Larissa. Hem had het onmiddellijk, toen hij te Larissa kwam, getroffen, dat een stelling, die zóó uit muntend te verdedigen, ja bijna onneembaar was, door de Grieken zonder slag of stoot was overgegeven aan den vijand. Alles bewees dan ook, dat een panische schrik bij de Grieken had geheerschtlangs den ge- heelen weg van Turnavo naar Larissa waren de bewijzen daarvan te vinden. Een inwoner van Larissa had den corres pondent nog verhaald, dat het bericht van de inneming van Deliler het sein gaf tot de vlucht; de Kroonprins had de soldaten gesmeekt te bljjven, maar dit had niets gebaat. De correspondent der Deensche PolitiJcen voegt hieraan toe, dat de wilde vlucht reeds begon na den slag bij Mati (niet een stad, zooals men dacht, maar een rotsachtige heuvel, noordelijk van Turnavo), uiteist zindelijk verzorgde kamertje, waarin nog eenige kostbare meubelen, erfstukken uit eenen beteren tijd, naast eenvoudige stoelen en tafels stonden, en het werd hem weemoedig te moede, toen hij er aan dacht hoe de overleden opper jagermeester geleefd en gewoond had op gansch andere wijze dan zijne dochters; hij moest wel slecht huisgehouden hebben, de oude heer. En gij leeft hier zoo met uwe zuster, gravin Melanie? aldus brak hij zijne reflexies af. Neen, Melanie is gelukkig gehuwd en goed be zorgd, ginder in Polen, meldde Casimira, maar mijn jongste zuster is bij mijgij zult haar echter wel nooit gezien hebben want zij is pas vijftien jaar oud. Dsphné 1 riep zij in de daarnaast gelegen kamer, Daphné, de jonker van Ulmenried is hier. Het duurde niet lang of de geroepene verscheen een klein, aardig figuurtje als Meiszner porse lein, met een hoofdje, waarvan Watteau een goed portret had kunnen maken, goudblond haar, een kuiltje in de wangen, een klein wipneusje, een kleinen rooden mond en groote, lachende blauwe oogen. De kleine gravin Daphné maakte eene buiging en legde met een half schuchter, half vertrouwelijk e Goeden dag" haar zacht en blank handje in zijne groote knokige vuist. Maar Frederik Leopold sprak niet. Met wijd geopende oogen zag hij bewonderend naar de kleine elfengestalte voor hem, tot het aan 't jonge meisje lang genoeg scheen en zij met een licht blosje hare hand uit do zijne trok, U komt wel niet van 't hof zeide zij ondeugend. Maar Daphné 1 riep Casimira verschrikt. De beurt om te blozen was thans aan Frederik Leopold, die iets onverstaanbaars stotterde en met In jammerlijke wanorde begon toen de terug tocht op Larissa. Daar wilde de Kroonprins standhouden, maar op het sein van »veizamelen" kwamen geen twintig man bijeen. Toen ver spreidde zich het gerucht door de stad, dat de Kroonprins Larissa verlaten had. De bevolkiug begon hierop de stad te verlaten, waarbij zich aan het station een gevecht ontspon tusschen de inwoners en de Italiaansche vrijwilligers, die de eersten waren om de treinen te bestormen en daarbij zelfs vrouwen uit den weg drongen. Ten laatste gelukte het den Kroonprins 4000 man te verzamelen en daarmede naar Phersala te trekken. De correspondent der Politiken, die steeds op de hand der Grieken is geweest, deelt nog mede dat bij de wilde vlucht twee Zweedsche correspondenten door Turksche kogels vielen. Hij zelf werd door den stroom naar Volo ge sleept, waarvan de Turken geen uur meer ver wijderd zijn. Te Weenen kwam nog het bericht, dat te Phersala eerst een afdeeliug van tien duizend man werd gemist. Men vermoedt, dat die bij Nezero door de Turken ingesloten worden. De Turken hebben intusschen na een kort gevecht Larissa bezet, en op dit oogenblik heerscht de volmaaktste orde in de stad. De Turksche troepen maken zich aan geen enkele wanordelijkheid schuldig, wat van de Grieken niet ten volle kan gezegd worden. Mustapha Natik-bey is aangesteld tot com mandant der stad en heeft bezit genomen van de bank en het geld, daar aanwezig. Osman-pacha is naar Elassona vertrokken om het opperbevel over het Grieksche leger te aanvaarden. Het Turksche hoofdkwartier is verlegd naar Kazatlar. Orn Larissa worden door de Turken voor- loopige versterkingen aangelegd. Trikala is eveneens door de Grieken ont ruimd, die zich te Phersala geconcentreerd hebbeu. Naar de Temps uit Rome verneemt, zou Turkije niet van zins zijn een veroveringskrijg te voeren, en zou het Turksche leger derhalve niet zuidelyker trekken. Hoe is dit alles te Athene opgenomen Wat zegt het volk van den toestand? Wat denkt de regeering te doen? Ziedaar een drietal vragen, waartoe gereede aanleiding bestaat. Er is reeds meer gewezen op een overeen komst tusschen Griekenland op dit oogenblik en Frankrijk in den rampzaligen oorlog van 1870/71. Inderdaad, er is groote overeenkomst op te merken. Even lichtvaardig begonnen, neemt de geweld eindelijk zichzelf weder meester wordende, eenvoudig antwoordde: Gij hebt gelijk, gravin ik hoor niet aan 't hof thuis; maar in mijn stil siot ziet men geene menschen, die op u gelijken. Is 't groot, uw slot? vroeg zij nieuwsgierig, O ja, groot on vol herinneringen aan mijne voorvaderen, antwoordde hij in gedachten ver zonken. Maar Daphné schudde lachend het mooie kopje. Het is niets voor mij, riep zij, voorvaderen spoken gaarne in dergelijke oude burchten, en ik ik ben vreeselijk bang voor spoken. Mij is er op Ulmenried nog nooit een verschenen, antwoordde de jonker met ijver. Zoo ik zal stellig eenmaal verschrikkelijk spoken, dat wil zeggen mijn geest, schertste Daphné. Ik zal dan altijd tegen middernacht bij alle Orsins- ky's komen spoken, als wraak hierover, dat zij mij in dit paleis van eene verdieping en vier vensters iaten oud worden. Maar Daphné! riep Casimira verwijtend. Je weet toch, dat Dat jij er niets aan kunt doen; ja dat weetik, mijn beste zuster, knikte de kleine gravin en lachte daarbij; maar jou wil ik dan ook niet verschijnen, maar de andere familie, die steeds zooveel belooft en nooit iets doet. Ik zou wol willen, dat ik je wat tevredener kon maken, zuchtte Casimira. Ik ben de tevredensta persoon in de wereld, bracht Daphné in 't midden, terwijl zij op de leuning van de sofa met hare kleine voetjes zat heen en weer te schommelen als een kind. Ik wil niets anders hebben dan mooie kleederen, prettig gezelschap, een paar diamanten, een enkel snoer parelen om den hals, maar groote parelen, en I oorlog ook een oven noodlottig verloop, die voor eon groot deel te danken is aan ecu even gebrekkige voorbereiding. En gelijk Frankrijk zijn Gambetta had, die met zuidelijken hartstocht het opperbevel de heftigste verwijten deed, zco bezit thans Grie kenland in den oud-minister en leider der op positie Ralli een man, die meent te weten, waar de schuld van liet gebeurde ligt. Ralli, die den slag bij Mati heeft bijgewoond, is te Athene teruggekeerd en is daar het relaas komen brengen van den noodlottige» terug tocht. Ilij wijt den geheel ongemotiveerden en ver warden terugtocht alleen aan de onkunde en de lafhartigheid van den generalen staf. Het gevolg van zijn optreden is geweest, dat de oppositie ter conferentie ten paieize is ontboden, en dat Ralli een geheele verandering in de leiding op het oorlogsterrein heeft gedaan gekregen. De geheele generale staf, met inbegrip van den Kroonprins, is van het opperbevel ontheven. Met onbeperkte volmacht is thans de kolonel Smolenitz, die met Dimopoulos en Mavromi- chalis volgens Ralli de eenige bekwame officier van den generalen staf was, met de leiding van den oorlog belast. Ook de bewegingen der vloot zijn onder die leiding begrepen, en de minister van marine Levidis is als gevolg van dit besluit afgetreden. De Kroonprins blijft voorloopig bij het leger zijn terugkeer te Athene zou de reeds wan kelende dynastie nog meer in gevaar brengen. De reeds wankelende dynastie! Ongetwij feld is do positie, zoowel van den Koning als van de regeering, zeer kritiek. Het volk is zeer opgewonden en manifesteert voortdurend voor het paleis. Gistermiddag heeft een troep van 500 vrijwilligers de magazijnen bestormd en zich van wapenen voorzien, waarna zij door de straten trokken. Voor de woning van Ralli vermaanden eenige afgevaardigden hen lot kalmte, waarna de menigte uiteenging. Ook de bladen vermanen tot bedaardheid en geduld. Niettemin is de positie van het ministerie zeer verzwakt door den invloed der oppositie, die zijn wenschen weet door te drijven. Zelfs de aanhangers der regeering verzwijgen niet, dat er veel is in de daden der regeering, dat hun niet bevalt. Ook de dynastie lc ipt groot gevaar. Assim-bey, die gezant van Turkije te Athene was, acht het onwaarschijnlijk, dat de Koning zich zal kunnen handhaven, indien de Turken blijven overwinnen. Hij noemt verder de armoede in Griekenland onbeschrijfelijk, en hij meent, dat Turkije niet op een oorlogsschatting moet rekenen. En aan de Standard wordt zelfs uit Athene bericht, dat er reeds maatregelen zijn getroffen, wanneer ik veel geld had, dan liet ik mijn meubels vergulden. Waarom word ik ook niet tenminste hofdame? Zooveel mocht men hier nog wel voor een Orsinsky overhebben. Jonker Frederik Leopold zag met bewondering naar het aardige schepseltje en koos in vaste overtuiging onmiddellijk partij voor haar. Jawel, zeide hij, de gravin heeft volkomen gelijk ik had het nooit gedacht van onzen meester, den keurvorst, dat hij da kinderen van zijn dienaar en vriend niet zou gedenken, Zijne hoogheid geeft ons eene toelage, kwam Casimira tussckenbeido. Een mooie toelage, riep Daphné, nog aange vuurd door den steun, dien de gast haar gaf, weet je waarvoor die toelage voldoende is! Voor meelsoepen en melkpappen en hoogstens eik jaar een japonnetje voor mij. Ja, ik zal ook nog bij den keurvorst als geest moeten gaan spoken, be sloot zij half lachend, half weenend, en zij liep de kamer uit met haar groot leed. Casimira zeide bekommerdWat zou zij wel zeggen, dat ik haar heelemaal geen hofdame wil laten worden. Denk toch eens, lieve vriend, een nog ongevormd karakter als dat van Daphné, die nog nauwelijks de kinderschoenen is ontwassen, daar alleen staand zonder hulp of steun aan ons hof. Gij weet, 't is nu juist geen modelschool voor zedelijkheid, omdat het juist zoo wil zijn voor het Fransche. Ik heb wel niet het recht om als rechter te spelen, maar ik ben verantwoordelijk voor het levensgeluk mijner jongere zuster, die eerst nog aan kracht moet winnen eer zij is opgewassen tegen de lagen die de zondo haar legt. Heb ik geen gelijk? Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 1