51 jaargang. Zaterdag t Mei 1897. N°. 9308. De BioMe Yramra van BIbmiM Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. Kennisgeving. Kennisgeving. FEUILLETON. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. BUITENLAND. OFFICIEEL. JAARMARKT of KERMIS. Abosjteitsktsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Aftonderlpe nommers. o.02 BUREAUBOXEKSTIKAAT SO, Teleplioon So. 123. Advertentieprijs: van 15 gewone regels met ipbe- grip van ecne Courantf 0.52 ledero gewone regel meer- 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. worden opeiigehoudeu dan tot den Sn Juli e.k., des middags ten 13 ure; dat over de plaatsen, welke op dat tijdstip naar liet ooi deel van burgemeester en wethouders nog met op voldoende wijze zijn in gebruik genomen, ten behoeve van anderen kan worden be schikt, en dat zij die voor die ruimte plaatsgeld hebben betaald, in dat geval genoegen moeten nemen met de plaats die hun nog zal kunnen worden aangewezen d;lt de kramen, spellen, tenten enz. zullen moeten zÜn af gebróken en teeggeruimd uiterlijk op Woensdag den tirfeu Juli 1897; en dat zij voorts belanghebbenden herinneren aan da bepalingen, ooi komende in de bovengemelde ver ordening aan 29 Juli 1881, in het bijzonder aan art. 48, luidende: sliet wordt aan burgemeester en wet houders overgelaten, om, ook op tijdig gedane aan vragen, al dan met eene toelating te veileenen, in elk geval niet anders dan tot wederopzegging, ook gedurende den tijd der Kermis." Schiedam, den SDsten April 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, VERSTEEG, Be secretaris VERNÈDE. Algemeen overzicht. Schiedam, 30 April '97. Be oorlog tusschcn Griekenland en Turkije. Nog voortdurend ontbreken ons juiste mede- deelingen aangaande de operaties op het oorlogs- terreio. Een soort stilzwijgende wapenstilstand schijnt gevolgd te ziju op de bloedige gevechten, die den Grieken een zoo belangrijk échec heb ben doen lijden. Daarentegen vergt de politieke toestand te Athene onze volle aandacht. De Kamerzitting van Woensdag 1.1., die op aandringen van Ralli en de zijnen werd ge houden, was een volkomen mislukking. Na twee uren wachtens bleken niet meer dan 95 leden aanwezig te zijn, en hief de Voorzitter de zit ting op. Bij de leden der oppositie wekte dit wel eenige ontevredenheid; en ook de volksmenigte, die, uit meer dan 10.000 personen bestqande, in den omtrek der Kamer wachtte, was niet weinig teleurgesteld. Toen Ralli het gebouw der Kamer verliet, werd hij levendig toegejuicht en door de ge heels massa naar zijn huis begeleid, waar hij van het balkon af het volk toesprak. Het ministerie had door zijn afvalligheid zelfmoord gepleegd, verklaarde hij. Ieders plicht bracht thans mee de orde te handhaven. j Vergeet niet, dat wij strijden voor onze haardsteden 1" De regeering had de slechte opkomst, vooral van ministerieele afgevaardigden, hieraan ge weten, dat zich velen in het leger bevonden doch de oppositie wist verscheiden namen van afgevaardigden te noemen, die zich te Athene bevonden en toch van de zitting waren weg gebleven. Na afloop had de oppositie eene bijeenkomst, waarin een motie werd aangenomen, uitspre kende de wenschelijkheid om ter kennis van den Koning te brengen, dat de Kamer geen zitting heeft kunnen houden wegens de afwezig heid van de leden der ministerieele partij. Gisteren hebben de leiders der oppositie opnieuw met hunne partijgenooten vergaderd en is een lijst van ministers opgemaakt, die de Koning door drie hunner zou worden aange boden. Een nieuwe poging van Delyannis om de Kamer te doen vergaderen, is wederom mislukt. Slechts 40 leden hadden thans aan de roepstem van den premier gehoor gegeven. Ditmaal ont brak de oppositie, die van meening is, dat er een ministerieele crisis bestaat. Het ministerie-Delyannis is het hiermede volstrekt niet eens. Delyannis acht geen enkele reden aanwezig, waarom hij ontslag zou nemen. In een gesprek met den redacteur der Asti deelde hij mede, dat hij, door den Koning ont vangen, geweigerd had mede te werken aan de vorming van een nieuw ministerie, niet omdat hij zoo gaarne aan het bestuur wilde blijven, maar omdat men een verkeerden uit leg zou geven aan zijne handelingen en zijn eigenliefde gekwetst was. Het ministerie was zich geen fouten bewust. Niettemin is een nieuw ministerie aanstaande. Men verwacht, dat Tricoupislen en Rallisten in het nieuwe kabinet zitting zullen nemen, Theotokis wordt in aller ijl van Korfoe ontboden en zal de portefeuille van binnenlandsche zaken aanvaarden. Ralli zou marine nemeneen officier zou minister van oorlog worden. Waarschijnlijk zal Delyannis ontslagen wor den, indien hij blijft weigeren af, treden. Heden zou het nieuwe ministerie zich aan ,de Kamer voorstellen en een votum van ver trouwen vragen. Een eigenaardig licht werpt op den toestand te Athene een gesprek van den Koning met Ralli, dat van goed ingelichte zijde wordt mede gedeeld. De regeering had verklaard, zoo zeide de Koning, dat voldoende wapens en ammunitie aanwezig waien voor 150.000 man later bleek er slechts voor de helft te zijn. Toen Ralli als zijn meening uitsprak, dat het een fout was geweest den Kroonprins het opperbevel te geven, zonder dat ervaren gene raals hem ter zijde stonden, antwoordde de Koning, dat hij ook alleen gewenscht had, dat de priusen mede zouden strijdeu, Delyannis had hen evenwel genoopt het opperbevel te aanvaarden, en had hun, met voorbijgaan van de generaals, die den Fransch- Duitschen en den Russisch-Turkschen oorlog hadden meegemaakt, slechts ministetieele aan hangers als raadslieden meegegeven. Ook hadden enkele rijke Grieken niet, zooals KIEZERSLIJST. De Burgemeester van Schiedam, Gezien ast. 33, '2de liil der kieswet, Brengt ter openbare kennis dat de beslissing van het gemeentebestuur op de ingediende verzoeken om verbetering der vastgestelde kiezerslijst, op de Secretarie der gemeente voor een ie Ier ter inzage nedergelegd en in afschrift tegen betaling der kosten, verkrijgbaar, gesteld is. Schiedam, den 30sten April 1897. De Burgemeester voornoemd VERSTEEG Burgemeester en Wethouders van Schiedam, doen te weten dat, indien bijzondere omstandigheden dit niet be letten, de Jaarmarkt of Kermis aldaar zal aanvangen op MAANDAG den Sden JULI e.k. dat de loting tot regeling der plaatsen voor hen, die zich, overeenkomstig art. 47 der verordening van 29 Juli 1881, binnen den vastgestelden tijd hebben aangemeld en wier toelating door hun college kan Worden vergund, zal geschieden ten overstaan van den daartoe aangewezen gemeente-ambtenaar, in tegen woordigheid der aanvragers, wanneer die zich daartoe aanmelden, aan het kantoor bij de buitensluis, Hoofd straat no. 2, op Vrijdas dien £20sten Juni ft. s., des voormiddags ten lO ure, of zooveel later op dien dag, als voor sommige catcgoriën zal worden noodig geacht dat de voorloopige betaling van het verschuldigde Voor de plaatsruimte, op den openbaren gemeentegrond, gedurende de jaarmarkt of kermis, in te nemen, ge schieden moet ten kantore van den gemeente-ontvanger, Tuinlaan, no. 50, dagelijks geopend van 9—2 ure uit gezonderd de Zon-, Zater- en algemeen erkende Chris telijke feestdagen, voor of op den 23n Juni e.lr., uiterlijk tot des namiddags ten 2 ure, na welken tijd niemand meer tot de loting wordt toegelaten, terwijl do "teruggaaf dezer gelden alleen wordt verleend, indien burgemeester en wethouders is gebleken, dat de be langhebbende, door omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, van de plaats geen gebruik heeft gemaakt, of dat aan hem geen plaats wordt toegestaan. Tot toepassing v am het verschuldigde marktge 1 d, be d* e l d bij art. 2, 1 i 11. B der verordening op de heffing van marktgeld, van den 30 April *1 89 5, zul len belanghebbenden zich moeten onderwerpen aan de bepaling, dat van wege de gemeente wordt beslist tot welke categorie de inrichtingen be- hooren te worden gerangschikt; dat met het opzetten der kramen, spellen, tenten enz kan worden aangevangen op Woensdagden 30n Juni e.k., terwijl de door de verschillende aanvragers bestemde standplaatsen niet langer voor hen zullen Roman van Eufemia gravin von Adlersfeld—Ballestrem, 27) Daar lag jonker Lodewijk Christoffel naast zijne Spaansche gemalin donna Uraca; daar jonker Cliristlieb mat zijne beide vrouwen en zijne beide zonen, van welke de een bij Lutter was gevallen, de andere te Dresden wegens hoogverraad onthoofd was. Naast dezen rustte zijne gemalin van vorste lijk Czecbisch bloed, de trots van de Ultnenrieds, wier door van Dijk geschilderd portret met het prinsessenkroontje in het blonde haar boven in de zaal een geheel aparte plaats had. Zij was do overgrootmoeder van Frederik Leopold en had aan Ulmenried eens groote rijkdommen aangebracht aan geld en kostbaarheden. En nu stond de jonge - vrouw van haren achtetkleinzoon aan hare lijk kist en daarin lag zij, de schoone Christine, stom met liare groote smart en hare groote schuld, en zij kon niet zeggen pas op, ijdel kind, en gij, wacht u voor haar gij weet niet, dat zij vervloekt zijn, de blonde vrouwen van Ulmenried. Toen zij het grafgewelf weder verlieten, viel Dapbné in onmacht. De plaats des Doods was bet arme kind eene plaats der "Verschrikking, die hare zenuwen in de grootste prikkeling had gebracht en Frederik Leopold zag te laat in, dat hij in zijn ijver om haar alles te toonen te ver was gegaan. In ieder geval had hij, zij het ook buiten zijn wil, haar onmiddellijk op den eersten dag tegenzin ingeboezemd tegen Ulmenried, zoodat er van af dat oogenblik slechts eene gedachte bij haar omging, onophoudelijk en onverstoorbaar: hoe kom ik van dit vreeselijke oord weg, waar m|en steeds over de dooden heen loopt. De jonker deed wel is waar moeite om haar duidelijk te maken, dat in de meeste kasteelen de grafkelder zich onder de slotkapel bevond, maar bij haar wilde de voorstelling van de tegenwoor digheid der dooden niet wijken en deze maakten haar, vooral bij het invallen van den nacht, stil en deed haar met ingehouden adem naar ieder verdacht geluid luisteren en naar iedei en donkeren hoek kijken, en het was onmogelijk om de beangste vrouw alleen te laten. Men is altijd verstandiger wanneer men van het raadhuis vandaan komt dan wanneer men er binnen gaat, maar de verworven wijsheid helpt dan meestal niet meer. Dat zag ook Frederik Leopold in on dikwijls verwensehte hij het, dat hij Daphné in den familiegrafkelder had doen af dalen, die voor hem niets ontzettends had, maar integendeel het hechte bewijs was voor zijn stam boom, op welken hij trots was. Doch om hem ge heel en al uit Ulmonried weg te troonen, daartoe was zelfs Daphné niet in staat, want een onuit sprekelijke tegenzin hield hem terug van de genoegens van de tesidentie, welke hem niet was af te praten. Toen kwam er plotseling een prachtig idee bij zijne vrouw op Frederik Leopold zoude voor haar in het park een paviljoen doen bouwen in het welk zij zou kunnen wonen zonder door het spook achtige slot voortdurend verontrust te worden. De jonker begon te rekenen zulk een pavil joen kon toch de heele wereld niet kosten, en blijde dat zijne vrouw wat afleiding en bezigheid ge vonden had, gaf hij haar plein pouvoir om het gebouwtje in te richten zooals zij wilde, en bet ge heel naar eigen verkiezing te versieren, waar tegenover Daphné hem liet beloven, dat hij niet eer zou komen kijken voor alles geheel gereed was, wat Frederik Leopold, verheugd over den ijver zijner vrouw, gaarne inwilligde. Toen zijne moeder, de opperhofmeesteres van de Keurvorstin-Weduwe, had te kennen gegeven, dat zijn huwelijk met Daphné een groote reken fout zou blijken te zijn, omdat hij slechts met zijne eigen cijfers en niet met die zijner vrouw rekende, toen had zij onbewust eon profetisch woord gesproken. Dat hij Daphné onmiddellijk op den eersten dag naar den familiegrafkelder had ge voerd was zijn eerste rekenfout, waarvan de andore het gevolg waren, en dat hij haar vrijelijk over den bouw van haar paviljoen liet bestieren, was de tweede groote fout, want Daphné had geen idee van do waarde van het geld. Zij schreef aan een architect, met wiep zij uren lange beraadslagingen hield, en eindelijk, nadat Frederik Leopold top hoog bevel" gedurende vele maanden niet naar den grooten vijver had mogen gaan, bracht hem Daphné eindelijk daarheen en toonde zij hem haar wonderwerk, dat zij bereids Mon Caprice gedoopt had. Maar dat is een klein kasteeltje, zeide Frederik Leopold verschrikt, toen bij hot zag. Daar lag het in den glans der zon, ombloeid door rozen vlak bij donevijver op welken zwanen statig hoen en weer zwommen, eeri bekoorlijk wit gebouwtje in barok stijl, overladen met pleister werk, da vier hoeken gekroond door kleine toren tjes, van welke regenpijpen met drakenkoppen tot Delyannis had beweerd, vijftig millioen drach men renteloos willen leenener was slechts voor twintig millioen geteekend. Geweren noch partronen waren thans voorhanden. Summa swnmarttm zou dus Delyannis den Koning bedrogen hebben over den toestand, zoowel der financiën als van den krijgsvoor raad. Tout comma choz nous! zal menige Fransch- man zuchten, denkende aan de rampzalige dagen van 4370. Ia Turkije is men natuurlijk vrij wat beter gestemd. De bladen slaan een ssiegesbewussten" toon aan, zoo wordt aan de Eolnische Zeitung gemeld. Het waarschijnlijke treurige gevolg van den oorlog zal, nu Turkije de meerdere blijkt, zeker wezen, dat de mogendheden meer last dan ooit zullen hebben met de trouwelooze regeeriog van den Sultan. Minder dan vroeger nog zullen de mogendheden hun invloed kunnen doen gelden. Reeds nu wordt liet allengs volkomen onmo gelijk genoemd, dat de hervormingen, door de mogendheden opgesteld, ten uitvoer kunnen worden gelegd. Ook worden in hooge Turksche kringen al de voordeelen besproken, die uit dezen oorlog voor Turkije kunnen voortvloeien; allereerst zou het zich kunnen onttrekken aan de ver plichtingen die het omtrent Kreta op zich heeft genomen, Ook een herziening der grenzen wordt voorgesteldmet name zou Puuta (Actium), tegenover Prevesa aan de golf van Arta, tot Turkije moeten weerkeeren en zou Griekenland een oorlogschatting moeten betalen. Ziedaar het succes van de veelgeroemde een stemmigheid der mogendheden! Werpen wij nu nog een blik op het terrein van den oorlog. Uit Thessalië weinig nieuws. Het gevecht van Velestino blijkt uit onbeduidende scher mutselingen te hebben bestaanwaarin de Grieken overwonnen. Een Turksche divisie is van Elassona opge- rukt naar Trikala en reeds te Zarko aangew komen. Naar Volo ziju parlementairen gezonden om den bewoners te verzekeren, dat hun noch de stad eenig nadeel zal worden toegevoegd. Naar Larissa keeren vrouwen en kinderen weder terug. De Times verneemt, dat te Larissa 400 man door de Turken zijn gevangengenomen. De Kroonprins zou de laatste geweest zijn, die de stad verliet. Wat de operaties in Epirus aangaat, seinde de bevelhebber van Janina Dinsdag 1.1. naar Konstantino, jl, dat dien dag de Grieken na cpa geveiA.i. van zeven uur bij Kometzades waren geslagen, waarop de Turken liet wacht huis en de brug te Plake veroverd hadden, en oon grond afreikten, het spits toeloopende dak bedekt met verguld koper. Juist als het Japansche paleis te Dresden, zeide Daphné in verrukking. En kom nu eens binnen Een keizer zou zich or niet over behoeven te schamen Mon Caprice te bewonen. Inderdaad, alles was slechts in miniatuur, maar van uitgelezen kostbaarheid. Daar was een klein voorvertrek met spiegelwanden, witgelakte meu belen roet blauw alias bekleed dan kwam er een boudoir met wit zijden gebrocheerde tapijten met gouden bouquetten, vergulde meubelen, met zijden zittingen, goudbronzen tafeltjes en kroonluchters van kristal, een vergulden haard en een kostbaar beschilderd plafond. Daarnaast lag een slaapkamer met een verguld iedekanf, met gordijnen van het teerste blauwe atlas. Dan kwam mslechts" nog een badkamertje met een karhei van Meiszener porselein, een garderobe en dan verder boven de kamers van de bedienden en beneden een miniatuur keukentje, om voor de bekoorlijke kasteelbewoonster daarin hare ochtend- chocolade te koken dat was alles. Den jonker echter zonk de moed al dieper en dieper, en toch vermocht hij geen woord uit te brengen tegenover de naïeve kinderlijke vreugde van Daphné over haar wel gelukte ideeën, over haar bekoorlijk paviljoen. Zij bad er geen idee van, wat dit alles wel kon kosten, en zij vermoedde ook volstrekt niet, dat dit punt er iets toe afdeed, maar zij wist instinctmatig, dat zij te midden van haar, als een bonbonnière er uitziend verblijf, er bekoorlijk uitzag als de schaapherdster van Meiszener porselein, dat toenmaals tegen goud opgewogen werd. Wordt vervolgd.) X

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 1