a 51"° jaargang. Zondag 20 en Maandag 21 Juni 1897. N". 9349 Tweede Blad. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. uitgeverT h. j. c. röelants. Kennisgeying. Bek end ui a k i n g. FEUILLETON. HET ALIBI. BUITEXLAXÏ). ABOxsEMENTsriujs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. -1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommerso.02 ISUKEAUs BOTEKOTKA AT TO, Telepliotm Xo. 123. Abvebtentiepiujbvan 15 gowone regels met inbe grip van ccnc Courantf 0.52 Iedere gewone regel meer- 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. Kostelooze toelating van leerlingen op liet gym nasium, de hoogere burgerschool en de her halingsschool, verbonden aan de school voor jongensmet uitgebreid leerplan. BURGEMEESTER SN WETHOUDERS VAN SCHIEDAM brengen ter kennis van belanghebbenden: dat de aanvragen om kosteloos te worden toegelaten tot den a.s. cursus do. Van liet gymnasium 2o. Van de hoogere burgerschool 3o. Van de herhalingsschool verbonden aan de school voor jongens met uitgebreid leerplan uiteilijk den ïSden Juli a.s, bij hun col lege moeten zijn ingedienden dat de regelen voor de toelating vastgesteld, op de secretarie der gemeente ter lezing liggen. Voorts brengen zij in herinnering, dat over eenkomstig besluit van den gemeenteraad, aan het gymnasium 1 leerling, en aan de hoogere burgerschool 2 leerlingen kosteloos geplaatst kunnen worden. Schiedam, den Sn Juni 1S97. Burgemeester en weihouders voornoemd VERSTEEG. üc Secretaris, VERNÈDE. De burgemeester van Schiedam, gezien de wet van 30 December 1887 staatsblad no. 253) betreffende onderstand (ondeisteuniiig) aan mindere geemploieerden, vaste werklieden en bedien den op daggeld weikzaam bij inrichtingen van 's rijks zeemacht en op 'srijks werk vaat tuigen, niet vallende in de termen van art. 2 der wet van 24 Juni 1854 {staatsblad no. 92); Gelet op art. 6 van het Koninklijk besluit van 10 Januari 1888 (staatsblad no. 3), houdende bepalingen nopens de betaalbaarstelling der bij eerstgenoemde wet toegekende ondersteuningen Maakt bekend dat de attestatiën de vita tot ont vangst van bedoelde ondersteuningen, in liet begin van ieder kwartaal, op de werkdagen van des voor middags 10 tot des middags 12 uren, ter secretarie der gemeente verkrijgbaar zullen zijn. Schiedam, 19 Juni 1897. De Burgemeester voornoemd, VERSTEEG. Eene bijdrage tot de strafrechtspleging. Een uiterst spannende geschiedenis heeft onlangs de gemoederen te Parijs bezig gehouden. De zaak komt neer op een zeor ingewikkelde rechterlijke dwaling, waarvan wij het best aan onze lezers verslag kunnen doen, door bet woord te geven aan hem die er het slachtoffer van werd, gelukkig niet het onschuldige slachtoffer. Aan rar. X., advocaat te Parijs. Ik verzoek u te wiilen luisteren naar het volgende Mijn naam is Pierre Louis Brondik ben negen en dertig jaren en ben geboren te Lyon. Mijne moeder heb ik reeds zeer vroeg verloren, mijn vader, die een kruidenierswinkeitje bad, is ■voor 48 maanden gestorven; ik heb eene ge trouwde zuster in Lyon. Reeds van mijn 18de jaar af lag ik overhoop met mijne familie. Ik vervulde mijn betrekking als kantoorbediende slecht, want ik was lui en kwam eerst laat op het kantoor. Tengevolge daarvan was ik dan ook van 1880 tot 1885 buiten be trekking; ik verkocht toen dagbladen en liep met strooibiljetten, doch slechts zelden was ik in dienst omdat men mij wegens mijn slechte kleeren niet gaarne had. Bij de wedrennen, waar ik van tijd tot tijd wat trachtte te verdienen, had ik kennis gemaakt met twee jonge lieden, Henri en Jules, die in de buiten- stad woonden. Het waren een paar straatroovers, met welke ik weldra een compagnieschap aanging. Zij plunderden twee villa's; ik hield daarbij de wacht, doch hetgeen zij mij van de winst mede deelden was zoo weinig, dat ik besloot voor eigen rekening te gaan werken. Sedert de maand Juli 1884 woonde ik in de Bédexstraat, dicht bij de poort van Aubervilliers, in een zeer armelijke woning. De maand Maart van 1885 was koud en dioog. Op een zekeren na- Algemeen overzicht. Schiedam, 19 Juni '97. Maandag a.s. hervat de Duitscbe Rijksdag zijn werkzaamheden, en men vraagt zich met belangstelling af, hoe dan de ministerieele zetels zullen bezet zjjn. Met zekerheid bekend is nog niet veel. Ad miraal Hollmann alleen is definitief vervangen door Von Tirpitz in het staatssecretariaat voor marine. Maar ook andere mutaties zullen plaats vinden, en zoo goed als zeker is het, dat Von Recke, de Pruisische minister van binnenland- sche zaken, en Von Boetticher, de vice-kanselier en staatssecretaris van binnenlandsche zaken voor het Duitsche rijk, van liet politieke too- neel zullen verdwijnen. Zelfs weet men mede te deelen, dat de Keizer het ontslag van Von Boetticher heeft aangenomen. In een eigenhandig schrijven, zoo wordt er bijgevoegd, vvenscht Z. M. hem geluk, met de wijze waarop hij zijn ambt heeft waar genomen, en terwijl hij hem tevens de Wil- helmus-orde schenkt. De Ilamb. Corr. zegt, dat de Rijksdag op de plaats van Von Boetticher den heer Miquel zal vinden, terwijl men verwacht, dat de staats secretaris voor Elzas-Lotharingen Von Putt- kamer den minister Von Recke zal opvolgen. Als verdere veranderingen worden genoemd de overgang van graaf Posadowski van finan ciën naar binnenlandsche zaken, en de mogelijk heid, dat Frentzel, voormalig lid van de com missie van toezicht op de Beurs, met het han delsministerie wordt belast. Ook het aftreden van Von Marschall, de staatssecretaris van buitenlandsche zaken, wordt waarschijnlijk geacht. Von Boetticher zal wellicht benoemd worden tot regeerings-president van Slees wij k-IIolstein. Intusschen heeft de Keizer zich weer eens op zijn eigenaardige wijze in een toost geuit. Hij bevindt zich op dit oogenblik te Biele feld ter bezichtiging van de werkmanskolonie Wilhelmsdorf en liet werkliedentehuis Bethel In beantwoording van den op hem uilge- brachten eeredronk sprak de keizer aldus: nik heb mij hier rust willen gunnen om raad te plegen over den strijd, die uit het land is opgekomen. Hier heb ik moed geschept voor de worsteling, die wij reeds gevoerd hebben, zoolang het Huis der Hohenzollern bestaat, om namelijk voor iederen onderdaan, voor zijn arbeid en zijn loon zorg te dragen." middag liep ik, zooals ik al leeds dikwijls had gedaan den kant op naar Saint-Germain. Ik trad daar de huizen binnen om een aalmoes te vragen, en vooral om mij op de hoogto te stellen van het aantal bewoners. Ik haalde een stuiver of tien op per dag en een massa brood, waarvan ik zooveel ik kon opat en de rost weggooide. Dikwijls liet de meid mij alleen in do keuken, maar slechts zelden was ik in de gelegenheid wat weg te nemen. Eindelijk, op een zekeren achternamiddag, ont ving mij te Ecueil, dicht bij Poissy, eene dame met groote welwillendheid. Zrj deed veel aan lief dadigheid en verwees mij naar eene vereeniging te Parijs, die mij wel werk zou verschaffen. Daar echter was ik minder op gesteld, maar ik keek in de keuken, waar de dame mij te woord stond, goed om mij heen en merkte op dat er op de tuindeur geen grendel was. Toen ik met eeri gulden wegging, was mijn eerste werk een mes te koopen, want ik had bij mij zeiven het besluit genomen om zonder verwijl te handelen. Het was drie ure 21 Maart in den na middag, toen ik het huis te Ecueil verliet. Ik ging mot den trein naar Parijs, waar ik des avonds te zeven ure in mijn woning arriveerde. Aan don concierge zeide ik, dat ik mij direct te bod begaf. Tot half negen des avonds bleef ik op mijn kamer. Uit een kastje kreeg ik een looper en een lange haak, die mijn vroegere compagnons mij geschonken hadden. Om half negen ging ik derhalve naar beneden niemand merkte mij op, toen ik uitging. Ik nam den trein, die te 9.40 van het station St. Lazaire vertrok. Om 10,35 was ik te Poissy Een kwartiertje had ik te loopen voor ik aan het huis te Ecueil was. Toen ik daar aankwam, zag ik dat een venster aan den beganen grond verlicht was, en dat door de zonneblinden van eon kamer op de eerste verdieping licht scheen. Blijk baar was de keukenmeid nog in de keuken, en hare meesteres in h&re kamer. Ik wandelde oen eindje optoen ik terugkwam was het licht in de keuken uit, terwijl op de eerste De Keizer dronk mot den wonsch, dat zijn program ten uitvoer zou worden gebracht tot heil van liet volk, lot bescherming van den nationalen arbeid, tot afwering van iedere po ging tot omverwerping der maatschappij. De zwaarste straf zou hem treffen, die zijn naaste hinderde in diens vrij willigen arbeid. Wat den Rijksdag aangaat, spoedig zal op nieuw de strijd ontbranden over de marine- plannen van den Keizer. De plannen toch, door Hollmann verdedigd en door den Rijksdag verworpen, hadden den nieuwbenoeinden staatssecretaris Von Tirpitz tot geestelijken vader. Deze, een specialiteit voor marinezaken, daarbij handig debatter, zal niet aarzelen opnieuw de uitbreiding der vloot aan de orde te stellen. De viering van het jubileum van koningin Victoria belooft op grootsche wijze te zullen geschieden. Van alle landen, in de eerste plaats van alle deelen van het Britsche wereldrijk, komen officieels vertegenwoordigers Engelands vorstin hulde brengen. Ook de koloniale troepen zouden komen, en het ensemble van vertegenwoordigers van de Britsche krijgsmacht over de gansche aarde beloofde een imposant schouwspel te zullen opleveren. Vooral zou dit blijken bij de groote revue van'Spithead. Maar de koloniale troepen zullen daar schit teren door afwezigheid. Men heeft vergeten bijtijds schepen te zenden om ze af te halen, zoodat ze te laat Engeland zullen bereiken. Da groote stroom van vreemdelingen, die zich over Londen gaat uitgieten, vereischt bij zondere maatregelen. Zoo heeft de waterleiding-maatschappij be sloten waterkranen te plaatsen in alle straten, grenzende aan die waarlangs de stoet zal trekken. Men weet dat Londen zeer arm is aan open bare fonteinen. Stijging in den pr^js der levensmiddelen doet zich nog niet voor. Dat er heel wat benoemingen, bevorderin gen en ridderorden zullen afkomen ter gele genheid van het jubileum, is gemakkelijk te begrijpen. Zoo beweert de Daily News dat sir Matthew "White Ridley, minister van binnenlandsche zaken en rijk grondeigenaar in Yorkshire, af stammeling van den zestiende-eeuwschen her vormer Ridley, tot pair zal worden verheven. en tweede verdieping de kamers verlicht waren. De meid was dus bezig naar bed te gaan. Weer ging ik weg en keerde na een half uur terug. Toen was het licht op de meidenkamer uit, maar brandde dat op de eerste étage nog. De oude datne was waarschijnlijk in haar bed bezig te lezen. Het sloeg middernacht, half één, zonder dat hot licht verdween. Voortdurend loerde ik naar het venster; zoude het altijd blijven doorschijnen en zou ik ik hoopte het bijna op mijne schreden moeten lerugkeeren om mijn ellendig leven op den ouden voet voort le zetten Ik geloofde al bijna niet meer, dat het licht zou uitgeblazen worden. Toch bleef ik kijken. Plotseling spring ik ophet venster was donker. Nog een tiental minuten wachtte ik daarop sprong ik over het hek in den tuin. Stil sloop ik naar de deur, geen geluid werd vernomen. Ik bracht de looper in het slot; het sprong open. Ik trad de kamer binnen, vanwaar een trap naar boven leidde. Vooraf deed ik mijn vest en mijn jas uit, opdat het bloed alleen vlekken op mijn hemd zoude ach terlaten. Ik stak een eindje kaars aan, dat ik mee hud genomenin stilte bereikte ik het portaalde oude dame, blijkbaar nog wakker, die iets hoorde, riep: Ben jij daar, Jeanne7 Ik antwoordde, zoo goed mogelijk de stem eener vrouw nabootsende: Jal Ik hoopte, dat zij gerustgesteld weder zou in slapen. Maakte het haar evenwel ongerust, dat zij de meid op zulk een laat uur naar beneden hoorde gaan? Ik had mijn kaars uitgeblazen en bleef met ingehouden adem tegen de trapleuning wachten. Plotseling viel er licht op het portaai. De deur tegenover mij ging open en de oude dame in nachttoilet stond op den drempel met een kande laar in de hund. Sir Edward Clarke, ev-advocaat-generaal,die geweigerd had zijn ambt waar te nemen onder .sir Webster, den procureur-generaal, zou hen dan als minister van binnenlandsche zaken opvolgen. Ook een amnestie zal wel afgekondigd worden voor bepaalde misdrijven en hierin is het voorbeeld reeds gegeven door de kolonie Vic toria. Daar krijgen verschillende misdadigers straf vermindering. De prins van Napels is met zijn jeugdige gemalin naar Engeland op reis om Italië bij Victoria's zestigjarig feest te vertegenwoordigen. Van die reis heeft hij gebruik gemaakt om aan Parijs een bezoek te brengen. Over dat bezoek te Parijs is al heel wat gezegd. De prins zou gaan, de prins zou niet gaan, de een achtte het wcrischelijk, de ander niet. Het slot der geschiedenis is geweest, dat de prins, onder den naam van graaf de Pal- lanza incognito reizende, te Parijs is gearriveerd en daar door den president der Republiek op het Elysue ontvangen, waarop Faure op zijn beurt den prins in het Bristol-hotel kwam begroeten. Politieke beteekenis heeft dit bezoek zeker. Volgens do officieuse Opinione is tot het bezoek aan Parijs in overleg en met goedvin den van koning Humbert besloten en beschouwt men het in officieele kringen als een bewijs der vriendschappelijke betrekkingen, die tus- schen Frankrijk en Italië bestaan. De Zuid-Europeesche Staten verkeeren in een toestand van chronisch geldgebrek. Met Italië is het niet schitterend gesteld, Portugal en Griekenland staan voor een staats bankroet, en in Spanje begint het daarop ook hard te gelijken. Inderdaad is de staat van zaken voor een arm land als Spanje onhoudbaar. Terwijl de begroeting reeds ieder jaar een aanzienlijk tekort aanwijst, wordt thans iedere maand een uitgave van 33 millioen voor oorlogs kosten geëischt. En ware dit nog voldoendeMaar een groot deel der soldij kan aan de troepen niet worden uitbetaald, terwijl de kosten voor den. krijg nog met deu dag stijgen. Daarbij komt, dat het eind van den strijd nog niet is te voorzien. Óver de Philippijnen had men goede hoop, en zie, als een donderslag uit een blauwe lucht, kwam daar het bericht, dat in een hevig ge- Ik nam mijn mes in de rechterhand en stak toe. De oudo dame viel ter aarde, slechts een zachten kreet uitend. De kaars van den kandelaar ging door haren val uit. In de duisternis zocht ik mijn eindje kaars weer op, toen ik een deur hoorde knarsen op de bovenverdieping. Een zware stap daalde de treden van de trap al. De meid hield een lampje in hare hand. Toen zij mij gewaar werd, schrikte zij terug zij vouwde smeekend hare handen, doch ik stak met mijn mes toe. Zij viel zonder eenig geluid neder. Ik nam hierop de lamp en trad de kamer der oude dauie binnen. Ik brak de secretaire open en nam twee bank biljetten van 100 en één van 70 francs mede. Eenige sieraden van niet groote waarde liet ik liggen, daar ze later maar tot ontdekking konden leiden. Eensklaps uitte de oude dame een diepen zucht, Waar had ik mijn mos gelaten 7 Op een klein tafeltje lag een kostbaro dolk. Ik greep dien en doodde daarmede de oude vrouw. Vervolgens nam ik den dolk mede. Ik ging de trap weer af; beneden blies ik de lump uit, doed mijn vest en jas weder aan en verliet liet huis na de deur zorgvuldig gesloten te hebben. Een zachte bries woei buiten; de stra.t was geheel verlaten. Het was bijna drie uur. Ik liep naar het station véor Poissy, vier kilometer vor der om daar den trein te nemendat zou geen verdenking geven. Alvorens mij op weg te begeven, wachtte ik een oogenblik om mijn kleeren na te zijnmijn hemd was vol bloedvlekken. Overigens kon niets mij in verdenking brengen. De concierge had mij in den vooravond naar boven zien gaan. Om negen uren in den ochtend zou ik weer thuis zijn. Niemand zou mij opmerken. Toch klap pertandde ik, zeker van do koude. Toen ik de hand in den zak stak, voelde ik den dolk, waar mede ik de dame vermoord had. Die kon mij verraden, ik wierp hem dus in de put dicht bij het station.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 5