Rechtzaken. In het bijzonder hier ter stede wekt de drank vele ernstige gedachten op. Wanneer hier wordt gesproken over den uitvoer van drank en de middelen om dien te doen stijgen, dan is dat voor den geheel-onthouder een bron van ernstig leed, want hoeveel ellende zal door dien meerderen uitvoer weer worden gesticht, hoe veel bloed en tranen zullen daarvan het ge volg zijn? Wanneer men bedenkt wat ongelukken de drank reeds heelt veroorzaakt en nog zal ver oorzaken, dan klinkt onshet gelui van da beursklok in de ooien als een doodsklok voor de velen, die tot slacht offers zullen worden gemaakt van dezen vreeselijken vyand der menschheid, In Jezus' tijd bestond de dronkenschap slechts bij uitzondering op feesten en bij maaltijden den dronkaaid kende men toen nog niet. Ueze is slechts de vrucht der uitvinding van het dis- tilleeren. Maar toch rust op de gemeente van Jezus den plicht bet drankmisbruik te bestrijden. Immer s is de alcohol een gewillig wapen in de band van den duivel. Nog slechts enkele jaren is deze overtuiging doorgedrongen in het Neder- landsche Christenvolk maar reeds 50 a 60jaren is in Engeland de strijd aangebonden door de Christenen tegen dezen vijand. Het is een moeielijke strijd, die strijd tegen een ingewortelde gewoonte, maar de overwin ningen zijn ook zooveel kostbaarder bekroningen. Hoevelen zijn reeds van de drinkgewoonte terug gebracht, huevelen er voor bewaard om daartoe te komen. Toen in 1060 Galileï vier nieuwe planeten ontdekte weigerden de geleerden aan die ont dekking geloof te hechten, ja, zelfs weigerden zij van liet aanbod van Galileï gebiuik te maken toen deze een toegestelde telescoop beschikbaar stelde voor hen om hen zoodoende te over tuigen. Een dergelijk verschijnsel ziet men ook by velen in dezen tijd waar tiet geldt de erken ning van het gevaar van drankgebruik. Spr. roept ook imu toe: ziet door onze telescoop, wij ver wachten ran u dat gij dan de gevaren zult leeren kennen van het diankgebruik. Ten slotte smeekt spr. den zegen des Heeren af over deze bijeenkomst. Hierna wordt door het zangkoor gezongen sChristus de eer" waarna de heer Scheur kogel het woord verkrijgt. Het is niet de eerste maal, zegt spr., dat ik het voorrecht heb hier ter stede te spreken over de drankbestrijding, een voorrecht dat ik ook heden avond zeer waardeer. Spr. zal thans behandelen God en de Duivel. Spr. releveert het scheppingsverhaal en hoe de slang het eerste rnenschenpaar bewoog om te eten van de vrucht des booms uit het midden van de gaarde. Maar het gevolg van deze onge hoorzaamheid aan God was de onmogelijkheid van de innige gemeenschap tusschen God en den mensch. Spr. vraagtIs het thans andei's geworden Spreekt God niet neg steeds tot den menseh? Zeer zeker! Moge dit ook niet zijn op de wijze als tot Mozes, het is niet minder verstaanbaar voor hen die hooren willen. Telkens kunnen wij de vermanende stem Gods hooren, die ons toeroeptGij zult van den drank niet gebruiken, opdat gij den dood niet zult sterven. Met treffende voorbeelden toont spr. de gevolgen van het drankmisbruik aan, die, zooals spr. zegt, evenzooveel duidelijke aanmaningen zijn om zich daar van te onthouden. Maar niet alleen het Misbruik, ook het gebruik is niet geoorloofd. In de geschiedenis van Noach ligt liet voorbeeld van het gevaar van het gebruik, terwijl de geschiedenis van Job aantoont dat het niet noodig is om in het leed te kunnen berusten, het gebruiken van drank. De duivel weet met zijn listige tong den menschen tc verleiden tot het gebruik. Waarom, vraagt hij, zult gij daarvan niet gebruiken, waarom zoudt gij het levens water niet drinken. De wijn en de drank geven moed en kracht, zegt hij. Maar, vraagt spr. krijgt een afgetobd paard nieuwe kracht wanneer de voerman hem met den zweep trefr? Voor een oogenblik zal het beest nog eens een zekere kracht toonen om daarna afgemat neer te storten. Drank als geneesmiddel. Maar het is immers ge bleken uit de praktijk van Dr. Richardson, dat dit middel niet noodig is. Een enkel glaasje mag wel, zegt men, en hierbij haalt spr. aan de dichtregelen Is het iets goeds dan is éénmaal tc weinig, Is het iets kwaads dan is éénmaal te veel. Wanneer men voor zich zelf heeft besloten zich te onthouden van drank dan is dit niet voldoende. Men moet het gebruik ook bij anderen bestrijden. En niet ieder op zich zelf maar gezamenlijk en in vereeniging. De duivel heeft gelachen, zegt spr., toen de ge meenteraad voor korten tijd besloot, dat alle kroegen hier tot 12 uur mochten geopend blijven. Hoeveel ellende zal daardoor weder in de hand worden ge werkt En spr. verwacht dat ons ordelijk Schiedam wel onordelijke tooneelen zal vertoonen als gevolg van dit besluit. Wij gaan de Kerstfeesten en het Nieuwejaar te gemoct en met het oog op die feest dagen, die voor velen dagen van angst en leed zijn tengevolge van het drankmisbruik, wekt spr. allen op om te breken met de ongelukkige gewoonte om op die dagen steeds drank te schenken. De Christelijke feestdagen worden door het drank misbruik ontwijd en dit gaat zelfs zoover dat er kroeghouders gevonden worden die in hun lokaal een kerstboom oprichten, wat toch zeker wel als een bespotting mag gelden van dit verheven gebruik. Ten slotte leest spr. een artikel voor uit De Wereldstrijd, orgaan tot bestrijding van het drank gebruik, waarin eon droom wordt beschreven van iemand die daardoor tot de geheel-onthouders werd gebracht. Het zangkoor bracht daarna ten gehoore een lied getiteld »Geduld" tvaarna de heer Van Herwaarden het woord verkreeg. De woorden van een Fransch zee-officier aanha lende, die in een tijd dat oorlogsgevaar dreigde, zei: „aan den politicken horizon zijn reeds wolken van kruitdamp zichtbaar" wijzigt spr. deze en zegt: „aan onzen rnaatschappelijken horizon zijn wolken van alcoholdamp zichtbaar." De alcohol zou men kunnen noemen een plant, die welig tiert onder elke luchtstreek en toch is zij een der vergiltigste. Behalve de yetvalschingen waarmede de spiritualiën gevaarlijk worden gemaakt voor het lichaam, bezit zij nog dit groote gevaar dat gebruik zeer dikwijls ontaardt in misbruik. Het stoort de genoegens en geeft aan feesten dikwijls een treurig einde omdat deze zoo dikwijls ontaarden in drinkgelagen en dronkenschap. De drank verstompt de schaamte, bederft de zeden, maakt de taal ruw en het gemoed hard en ver laagt het peil van het volk. Wat moeten wij daartegen doen? Het is niet vol doende, zegt spr., dat wij de nadeden van den drank erkennen, maar wij moeten ons aansluiten bij beu die den drank bestrijden. Het Christendom vooral mag zich daaraan niet onttrekken. Spr. haalt aan de uitspraken van een aantal pro fessoren en van mannen van groote capaciteit ora het lichamelijk nadeel van het drankgebruik te be wijzen. Hij wijst er voorts op dat sportsmen zich steeds van drankgebruik onthoudenwanneer zij zich voorbereiden voor eenigen wedstrijd, wat zeker wel mag worden aangemerkt als een krachtig bewijs van het nadeelig gevolg van drank op bet menschelijk organisme. De statistiek heeft voorts bewezen, zegt spr., dat do levensduur van geheel-onthouders langer is dan die van anderen en in Engeland zijn er zelfs levens verzekeringmaatschappijen die voor geheel-onthouders een lagere premie stellen. Ten slotte geeft spr. een verhaal, zooals hij mede deelde, berustende op waarheid, waarin een werk mansgezin wordt beschreven, waarvan de man een periode beleefde waarin hij zich aan drankmisbruik overgaf, een periode die alle welvaart en geluk nit het gezin verdreef. Met groote belangstelling werd dit eenvoudig ver haal gevolgd, dat door zijn eenvoud bij velen in druk zal maken. Het zangkoor brengt hierop ten gehoore »Het Strijderslied". üs. van den Broek brengt daarna den dank der vergadering aan de beide sprekers, die met warrnte hebben verdedigd de zaak der geheel onthouding. Spr, wijst er met voldoening op hoe bij de onderwijzers de drankbestrijding meer en meer veld wint en hoe op de normaallessen shet alcoholisme" een verplicht leervak is gewor den. Met een blik op het Engelsche en voora' liet Engeisch-Indische leger Spreekt hij den wensch uit dat ook in het Nederlandsehe leger en op de vloot de drankbestrijding moge ingang vinden. Ook de geneesheeren beginnen het ge vaar van drankgebruik in te zien en reeds zijn er stappen gedaan om vereeuigd die kwaal te bestrijden. Ook onder de studenten worden tegenwoordig veel geheelonthouders aangetrof fen; alle zoovele verblijdende verschijnselen van het meer en meer doordringen der overtuiging (lat de drank een voortdurend gevaar oplevert voor den mensch en voor den Christen. Want, zegt spr., wij maken verschil tusschen een geheelonthoudersvereeniging en een Chris telijke geheelonthoudersvereeniging, omdat de eerste slechts de drankbestrijding opneemt als een bestrijding van een maatschappelijk kwaad terwijl de laatste dien strijd voert als een plicht van den Christen. Het zal spr. verheugen als de afdeeling in ledental en innerlijke kracht zal toenemen, om dat daardoor de strijd met meerdere kans op succes zal worden gevoerd. In gevolge een hem gedaan verzoek deelt spr. voorts nog mede dat des Zaterdagsavonds, in het vereenigingslokaal in de Boterstraat, geregeld de bijeenkomsten gehouden worden die druk worden bezocht en waar ook lectuur over dit onderwerp te verkrijgen is. De aanwezigen zingen daarna nog een Psalm, waarna ds. Van den Broek een dankgebed uitspreekt en den zegen afsmeekt over den strijd tegen den drank. Ten slotte wordt door het zangkoor nog een lied gezongen. De bijeenkomst wordt daarna gesloten. Gisteravond bielden de bewoners van het Btoersveld een bijeenkomst in »Musis Sacrum" ter bespreking der feestelijkheden in het volgend jaar. Deze avond werd door het Oranje-koor van den heer J. Scheilevis tevens tot een feest avond gestempeld. Eenige volksliederen werdeo ten gehoore gebracht en dit op een wijze die alleszins lof verdient. Door het comité waren eenige volksliederen gedrukt rondgegeven in de zaal, waardoor alle aanwezige eveneens de volksliederen als»Wil helmus", »Wien Neerlands bloed" en »Wij leven vrij" konden aanheffen, wat zij dan ook met enthousiasme deden. Door het comité werden eenige mededeelin- gen gedaan omtrent de te verrichten versiering en verlichting. Voorts besloot men om van tijd tot tjjd bijeenkomsten te doen plaats hebben om met elkaar de geheele regeling in orde te brengen. In een zeer opgewekte stemming keerde men huiswaarts. Te 'sGravenhage is voor het examen Wis kunde (M. O.) geslaagd de heer C. W. Smoor, alhier. Bij het examen wiskunde (L. O.) art. 65 is te 's-Gravenhage geslaagd onze stadgenoot, de heer A. Smit. Gisterenavond was aan de vischmarkt aan gevoerd een partij spieringde prijzen waren van f0.32'/2 tot t0.55, alles per koop. Hedenmorgen waren aangevoerd 4 partyen bot en voornde prijzen waren voor bot van 10.25 tot fl,02'/s, voorn van f 0.20 tot 10.52'A, alles per koop. Geveilde en verkochte onroerende goederen. Geveild: 10 December. Notaris: VV. J. A. Roldanus. 1. De hecht en sterk gebouwde steenen windkorenmolen, genaamdWashington", voor zien van ijzereo as en de verdere daartoe be- hoorende werktuigen en gereedschappen, met woonhuis, open plaats, stal met zolder en erven, staande en gelegen aan de Broersvest nrs. 68, 107 en 100, kadaster sectie I nr. 665 en sectie B nrs. 248 en 1780, groot 1 are 90 centiaren, te veilen in 3 perceelen, als: a. De molen en erve f 2640. b. Het woonhuis met open plaats en erve f 1800. c. De stal met zolder en erve f500. 2. Een pakhuis en erve met 2 zolders, open grond en afzonderlijke breede zijgang, aan de Schie no. 90, kadaster sectie A nrs. 1395 en 1402 eed., groot ongeveer 123 centiaren, f 1035. 3. Een woonhuis met open grond en erve, verdeeld in beneden- en bovenwoning met afzonder lijken opgang, aan de Schie no. 92, ka daster sectie A no. 1395, groot ongeveer 83 centiaren f 2025. NutarïsH. B. E. Blaisse. I. Een huis aan de Breedstraat no 54, kadaster Sectie A no, 693, groot 48 centiare, {1480. II. Een naast perc. I gelegen pand, ingericht al- slagerswinkel, no. 52, zijnde gedeelte van net kadastrale perc. Sectie A no. 692, ter grootte van ongev. 51 centiare, f 1090. III. Een naast perc. II gelegen pand, inge richt als slachtplaats, met daarachter gelegen open plaats, No. 50, zijnde het kadastrale perc. Sectie A no, 693, en het gedeelte van het kadastrale perc. Sectie A No. 692, ter grootte van ongeveer 77 centiare, f1400. IV. Een huis, waarin Modistezaak, met erf, aan het Broersveld No. 95, kadaster sectie B no. 1855, groot 47 centiare, (3140. f.'evomlen voorwerpen. a. Aanwezig aan het commissariaat van politie een portemonnnie met f 0.35, een porte- monuaie met 1 0.28, een rneisjesmuts en een hark. h. Terug te bekomen aan de volgende adres sen een servet en een bedgor dijn bij Lelieveld, Zalmstraat 13: een Engelsche huisdeursleutel, hij Berterman Kethelstraat 13; een kindei'por- temorrnaie met ongeveer f 0.75bij Maagdenberg, Dwarsstraat 46; een deukhoed, bij v. d. Waard, Hoogstraat 157; een R. K. kerkboek, bij v.d. Klink, Boterstraat 1een geolied dekkleed, bij Mulder, Vlaardingerstraat 23; een beursje met f 2, bij Rademakers, Prinsensteeg 7. een gouden oorknopje met een wit steentje, bij Mak, Broersveld 58; en een zijden das, bij Vester, llagastraat 12. BURGERLIJ KE STAND. Geboren 8 Dec. Leendert, zoon van J. de Pater en G. C. van Dijk, Willenishofje. Theresia Maria Elisabeth, dochter van H. van Gogh en Th. M. de Kok, Steenstraat. Overleden 8 Dec. Johannes Merten, oud 61 jaar en 5 maanden, Westfr. laan. De zaak-Korpel. Voor liet kantongerecht stond lieden terecht Jan Korpel, oud 49 jaarkolenrijder wonende Hagastraat 71, geboren te Brielle, ter zake dat Lij den 30sten October 1897, 's mid dags omstreeks 12 uur, te Schiedam, in zijn woning aldaar in de Hagastraat, zijn huisvrouw Pietcrnella Gornmel, wier kleeren in brand waren geraakt, en die daardoor in oogonblikkelijk levensgevaar ver keerde, geen hulp heeft pogen te verschaffen, die hij door een deken om haar heen te slaan of water over haar uit te storten zonder gevaar voor zich zeiven of anderen had kunnen verleenen, terwijl de vrouiv later tengevolge der bekomen brandwonden is overleden. Voorlezing wordt gedaan van de verklaring van overlijden der vrouw en van het proces-verbaal van het verhoor van bekl. door den commissaris van politie. De lezing, door bekl. van het gebeurde ge geven, is Vjlgerrs dit proces-verhaal de volgende Bekl, was in zijn pakhuis en hoorde een zwaren slag, maar wist niet of het zijn vrouw was. Hij ging toen binnendoor naar boven en zag daar een groote vlam, maar wist niet waarvan. Hij hoorde eerst aan haar spraak, dat het zijn vrouw was. Hij sloeg een jasje om haar heen en raadde haar naar beneden te gaan. Bekl.'s vrouw had toen gezucht: „Och, mijn arm kind!" waarop bekl. naar het kind had gezien, dat hij in de keuken vond. Hij had het op den arm ge nomen en was er mede naar beneden gegaan. Daar was hij het kind kwijt geraakt en had hij zijn vrouw nog in het slop, waar zijn pakhuis staat, in brand zien staan. Door wien de vlammen gebluscht zijn, weet hij niet. Bekl. is met Mak naar hoven gegaan om den brand te blussehen. Bekl.'s vrouw was intusschen bij een buurman, Dasenbroek, binnengebracht, waar hij later eerst met zekerheid hoorde dat het zijn vrouw was geweest, en waar dokter Ris haar met lappen met olie had verbonden. Bekl. was steenkolen gaan brengen aan een klant die er erg om verlegen was. Hij was te machteloos geweest om hulp te ver leenen, maar moet erkennen, dat het vreemd is, dat hij niet te machteloos was om met Mak naar boven te gaan. Bekl.'s vrouw, Pietcrnella Gompel, is 28 April 1846 geboren. Bekl. was bijna 25 jaar met haar getrouwd. Hij is vroeger nooit veroordeeld. De kantonrechter, mr. H. M. G. Kloppen burg, richtte nu eenige vragen tot den bekl naar aanleiding van het gebeurde, die voor he. meerendeel weifelend werdan beantwoord. Het kostte moeite een beslist antwoord van beklt te krygen. Op de vraag of btkl. gezien had dat zijn vrouw of althans een menschelijk wezen in brand stond, en of hij begreep dat iemand die in brand staat, in onmiddellijk levensgevaar verkeert, antwoordde bekl. bevestigend. Bekl. verklaart verder nog, niet geweten te hebben, wat hij tot redding van zijn vrouw had moeten doon. ïu 't algemeen weet hij dat vuur met water is te blussehen, niet dat het met_ een deken gedoofd kan worden. Het jasje had hij in zijn schrik over haar heen gegooid. Of hij gevaar liep, door het vuur met water of een deken te blussehen, weet bekl. niet. Het Openbaar Ministerie, wargenomen door mr. A. J. Blok, merkt den bekl. op, dat hy aan den commissaris van politie heeft verklaard, dat hij, als hij bij zijn zinnen was geweest, ook als hij raad had geweten, zijn vrouw zonder gevaar voor zich zeiven had kunnen redden, terwijl hij nu verklaart dit niet te weten. Bekl. antwoordt hierop zeer verward, zegt eerst dit niet veiklaard te hebben, en later dat zijn bedoeling was, dat hij niet geweten had of een deken hielp. De kantonrechter eindigt liet verhoor van bekl. omdat hij om de zaak heen draait en blijkbaar niets wil zeggen. Alsnu wordt overgegaan tot het hooren der getuigen, negen in getal. Dr. E. J. M. N o 1 e tals deskundige gehoord, verklaart dat bekl.'s vrouw te 2 uur 's middags in het Ziekenhuis is gekomen. Zij had wonden aan armen, buik, dijen en aangezicht, door brand veroor zaakt, zooals uit den aard der wonden en de ver brande klecderen bleek. De wonden waren met lappen met olie bedekt. De buik was voor een deel verkoold, evenals een der dijen. Get. had dadelijk gezien dat de toestand der gewonde zeer ongunstig was, daar zulke verbranding doorgaans doodelijk is. Den volgende dag is de vrouw to 1 uur overleden. Op de Vraag van den kantonrechter of de dood het gevolg is geweest der brandwonden, antwoordt de deskundige bevestigend. Get. A. G. Toren ent, huisvrouw van H. J. W. Benmer, 42 jaar, wonende in de Hagastraat, ver klaart, dat zij den 30sten October in haar loods stond, vlak bij de woning van Korpel. Zij hoorde een zwaren slag, en zag in haar keuken in de bran derij daarnevcn een weerkaatsing van een vlam. Zij is toen naar buiten gegaan en heeft een vlam de trap af zien komen. Beneden bleek het een vrouw te zijn. Zij had haar kind bij zich en heeft dus om hulp geroepen. Een voorbijgaande man heeft toen een jas over 't hoofd der ongelukkige gegooid, terwijl de vlam verder door menschen uit de branderij is gebluscht. De man die een j'as over de brandende vrouw gooide, was niet Korpel. Later hebben de buren de ongelukkige verder hulp verleend. Get. heeft Korpel met zijn kind kort achter de vrouw de trap af zien komen. Vrouw Dasenbroek had toen gezegd: „Geef mij het kind." Bekl. had dit gedaan en was toen met zekeren Mak naar boven gegaan. Bekl. was volmaakt kalm. Later kwam bekl. bij vrouw Dasen- broek naar het kind vragen. Toen bekl.'s vrouw zei, dat zij zoo'n smart had, had bekl. gezegd. „Houd je maar kalm", en was weggegaan. Get. Neeltje Dingenouts, huisvrouw van G. H. Daseubroek, oud 42 jaar, wonende Hagastraat. is door de eerste get. geroepen; zij ging naar het huis van Korpel, en zag diens vrouw brandend naar beneden komen. Bekl. kwanr achter zijn vrouw de trap af. Zij nam bekl. het kind af met de woorden „Help je vrouw, Korpel!" Het kind liep geen gevaar. Zij is naar de brandende vrouw toe gegaan, en met water is de brand gebluscht. Bekl. was intusschen met Mak naar boven gegaan. Get. is het bekend, dat er waterleiding in de buurt is. Zij heeft bekl. geen hulp zien verleenen. Hij had die zonder gevaar voor zich zelf kunnen verleenen. Bekl. was gewoon kalm. Later is bekl. bij get. gekomen, heeft tegen zijn vrouw gezegd„Houd je maar kalm," en is naar het kind geloopen. Get. is denzelfden dag nog naar boven geweest en heeft daar, evenals ook de eerste get., een bedstede waarin dekens, gezien. Op de vraag of deze twee getuigen ook iets weten van bekl.'s huwelijk, antwoorden zij, dat zij vroeger wel eens van bekl.'s vrouw hebben gehoord dat het niet gelukkig was. Get. Jacobus Mak, 45 jaar, winkelier, wo nende Hagastraat, heeft de brandende vrouw alleen op straat gezien, toen hij op het hulpgeroep afkwam. Bekl. greep get. bij de hand met de woorden „Ga mee naar boven." Get. dacht dat er misschien nog menschen in gevaar waren. Boven was brand, dien get. mét bekl., die heel kalm was, heeft ge bluscht. Later is hij naar beneden gegaan om naar de vrouw te kijken. Daar er menschen hij waren, was hij eerst naar boven gegaan, denkende dat daar hulp noodig was. Toen zij later beneden kwamen is bekl. niet naar zijn vrouw, maar naar zijn pakhuis gegaan. üp een desbetreffende vraag antwoordt get., dat er boven in bekl.'s woning waterleiding was. Het O. M. vraagt den get. of bekl., boven geko men onmiddellijk is gaan blussehen. Get. antwoordt hierop, dat bekl terstond met matjes en klceden de vlammen heeft gedoofd. Op de vraag, door het G. M. tot bekl. gericht, hoe het komt dat hij straks verklaarde niet te weten dat men met kleeden of dekens vlammen kan dooven, terwijl hij den brand in zijn woning op die wijze heeft gebluscht, antwoord bekl. dat hij dit met zijn handen, niet met iets anders heeft gedaan. Get. Mak geeft nog als zijn meening te kennen, dat bekl. zonder gevaar voor zichzelf zijn vrouw bad kunnen helpen. Get. J. Wolthuis, 21 jaar, brandersknecht, was in de branderij aan het werk. Men kwam om hulp vragen; wie, weet hij niet. Get. heeft water genomen uit den bak in de branderij. Op straat zag hij bekl.'s vrouw brandende; zij liep nog voort. Get. heeft, van den eersten schrik bekomen, het water over vrouw Korpel heen gegoten en de vlammen gebluscht. Bekl. stond er zoo maar bij en had geen kind hij zich. Bekl. zei alleen: „Mijn vrouw staat in brand," en is toen met Mak naar boven gegaan. Get. C. Ron tel tap, 19 jaar, koperslager, wonende Klein Baantje 2, kwam om 12 nur langs do plaats des onheils, en zag daar twee vrouwen, waarvan één met een kind aan de hand, die om hulp riepen. Een brandende vrouw kwam de trap af. Get. heeft toen zijn jas uitgetrokken en dio over het hoofd der brandende vrouw geslagen. Toen kwam een brandersknecht, die met een puts water de vlammen bluschte. Het omslaan van het jasje had wel eenige baat gegeven. Get. heeft bekl. eerst later gezien. Get, Geertje van der Ster, weduwe van W. Buitelaar, 49 jaar, wonendo Hagastraat, heeft do brandende vrouw alleen op straat gezien. Zij liep van huis naar de poort. Bekl. kwam haar te gemoet. Toen get. hein aanbeval zijn vrouw te helpen, had bekl. gezegd: „"Mensch, houd op; ik heb werk dat ik haar van nrijn lijf houd, anders vlieg ikzelf

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1897 | | pagina 2