Rechtzaken.
In het bijzonder hier ter stede wekt de drank
vele ernstige gedachten op. Wanneer hier
wordt gesproken over den uitvoer van drank
en de middelen om dien te doen stijgen, dan
is dat voor den geheel-onthouder een bron van
ernstig leed, want hoeveel ellende zal door dien
meerderen uitvoer weer worden gesticht, hoe
veel bloed en tranen zullen daarvan het ge
volg zijn?
Wanneer men bedenkt wat ongelukken de
drank reeds heelt veroorzaakt en nog zal ver
oorzaken, dan klinkt onshet gelui van da beursklok
in de ooien als een doodsklok voor de velen,
die tot slacht offers zullen worden gemaakt van
dezen vreeselijken vyand der menschheid,
In Jezus' tijd bestond de dronkenschap slechts
bij uitzondering op feesten en bij maaltijden
den dronkaaid kende men toen nog niet. Ueze
is slechts de vrucht der uitvinding van het dis-
tilleeren. Maar toch rust op de gemeente van
Jezus den plicht bet drankmisbruik te bestrijden.
Immer s is de alcohol een gewillig wapen in de
band van den duivel. Nog slechts enkele jaren
is deze overtuiging doorgedrongen in het Neder-
landsche Christenvolk maar reeds 50 a 60jaren
is in Engeland de strijd aangebonden door de
Christenen tegen dezen vijand.
Het is een moeielijke strijd, die strijd tegen
een ingewortelde gewoonte, maar de overwin
ningen zijn ook zooveel kostbaarder bekroningen.
Hoevelen zijn reeds van de drinkgewoonte terug
gebracht, huevelen er voor bewaard om daartoe
te komen.
Toen in 1060 Galileï vier nieuwe planeten
ontdekte weigerden de geleerden aan die ont
dekking geloof te hechten, ja, zelfs weigerden zij
van liet aanbod van Galileï gebiuik te maken
toen deze een toegestelde telescoop beschikbaar
stelde voor hen om hen zoodoende te over
tuigen. Een dergelijk verschijnsel ziet men ook
by velen in dezen tijd waar tiet geldt de erken
ning van het gevaar van drankgebruik. Spr. roept
ook imu toe: ziet door onze telescoop, wij ver
wachten ran u dat gij dan de gevaren zult leeren
kennen van het diankgebruik.
Ten slotte smeekt spr. den zegen des Heeren
af over deze bijeenkomst.
Hierna wordt door het zangkoor gezongen
sChristus de eer" waarna de heer Scheur
kogel het woord verkrijgt.
Het is niet de eerste maal, zegt spr., dat ik het
voorrecht heb hier ter stede te spreken over de
drankbestrijding, een voorrecht dat ik ook heden
avond zeer waardeer. Spr. zal thans behandelen God
en de Duivel. Spr. releveert het scheppingsverhaal
en hoe de slang het eerste rnenschenpaar bewoog
om te eten van de vrucht des booms uit het midden
van de gaarde. Maar het gevolg van deze onge
hoorzaamheid aan God was de onmogelijkheid van
de innige gemeenschap tusschen God en den mensch.
Spr. vraagtIs het thans andei's geworden
Spreekt God niet neg steeds tot den menseh? Zeer
zeker! Moge dit ook niet zijn op de wijze als tot
Mozes, het is niet minder verstaanbaar voor hen die
hooren willen. Telkens kunnen wij de vermanende
stem Gods hooren, die ons toeroeptGij zult van
den drank niet gebruiken, opdat gij den dood niet
zult sterven.
Met treffende voorbeelden toont spr. de gevolgen
van het drankmisbruik aan, die, zooals spr. zegt,
evenzooveel duidelijke aanmaningen zijn om zich daar
van te onthouden. Maar niet alleen het Misbruik,
ook het gebruik is niet geoorloofd. In de geschiedenis
van Noach ligt liet voorbeeld van het gevaar van
het gebruik, terwijl de geschiedenis van Job aantoont
dat het niet noodig is om in het leed te kunnen
berusten, het gebruiken van drank.
De duivel weet met zijn listige tong den menschen
tc verleiden tot het gebruik. Waarom, vraagt hij,
zult gij daarvan niet gebruiken, waarom zoudt gij
het levens water niet drinken.
De wijn en de drank geven moed en kracht, zegt
hij. Maar, vraagt spr. krijgt een afgetobd paard
nieuwe kracht wanneer de voerman hem met den
zweep trefr? Voor een oogenblik zal het beest nog
eens een zekere kracht toonen om daarna afgemat
neer te storten.
Drank als geneesmiddel. Maar het is immers ge
bleken uit de praktijk van Dr. Richardson, dat dit
middel niet noodig is.
Een enkel glaasje mag wel, zegt men, en hierbij
haalt spr. aan de dichtregelen
Is het iets goeds dan is éénmaal tc weinig,
Is het iets kwaads dan is éénmaal te veel.
Wanneer men voor zich zelf heeft besloten zich
te onthouden van drank dan is dit niet voldoende.
Men moet het gebruik ook bij anderen bestrijden.
En niet ieder op zich zelf maar gezamenlijk en in
vereeniging.
De duivel heeft gelachen, zegt spr., toen de ge
meenteraad voor korten tijd besloot, dat alle kroegen
hier tot 12 uur mochten geopend blijven. Hoeveel
ellende zal daardoor weder in de hand worden ge
werkt En spr. verwacht dat ons ordelijk Schiedam
wel onordelijke tooneelen zal vertoonen als gevolg
van dit besluit. Wij gaan de Kerstfeesten en het
Nieuwejaar te gemoct en met het oog op die feest
dagen, die voor velen dagen van angst en leed zijn
tengevolge van het drankmisbruik, wekt spr. allen
op om te breken met de ongelukkige gewoonte om
op die dagen steeds drank te schenken.
De Christelijke feestdagen worden door het drank
misbruik ontwijd en dit gaat zelfs zoover dat er
kroeghouders gevonden worden die in hun lokaal een
kerstboom oprichten, wat toch zeker wel als een
bespotting mag gelden van dit verheven gebruik.
Ten slotte leest spr. een artikel voor uit De
Wereldstrijd, orgaan tot bestrijding van het drank
gebruik, waarin eon droom wordt beschreven van
iemand die daardoor tot de geheel-onthouders werd
gebracht.
Het zangkoor bracht daarna ten gehoore een
lied getiteld »Geduld" tvaarna de heer Van
Herwaarden het woord verkreeg.
De woorden van een Fransch zee-officier aanha
lende, die in een tijd dat oorlogsgevaar dreigde, zei:
„aan den politicken horizon zijn reeds wolken van
kruitdamp zichtbaar" wijzigt spr. deze en zegt: „aan
onzen rnaatschappelijken horizon zijn wolken van
alcoholdamp zichtbaar."
De alcohol zou men kunnen noemen een plant,
die welig tiert onder elke luchtstreek en toch is zij
een der vergiltigste. Behalve de yetvalschingen
waarmede de spiritualiën gevaarlijk worden gemaakt
voor het lichaam, bezit zij nog dit groote gevaar
dat gebruik zeer dikwijls ontaardt in misbruik. Het
stoort de genoegens en geeft aan feesten dikwijls
een treurig einde omdat deze zoo dikwijls ontaarden
in drinkgelagen en dronkenschap.
De drank verstompt de schaamte, bederft de zeden,
maakt de taal ruw en het gemoed hard en ver
laagt het peil van het volk.
Wat moeten wij daartegen doen? Het is niet vol
doende, zegt spr., dat wij de nadeden van den drank
erkennen, maar wij moeten ons aansluiten bij beu
die den drank bestrijden. Het Christendom vooral
mag zich daaraan niet onttrekken.
Spr. haalt aan de uitspraken van een aantal pro
fessoren en van mannen van groote capaciteit ora
het lichamelijk nadeel van het drankgebruik te be
wijzen. Hij wijst er voorts op dat sportsmen zich
steeds van drankgebruik onthoudenwanneer zij
zich voorbereiden voor eenigen wedstrijd, wat zeker
wel mag worden aangemerkt als een krachtig bewijs
van het nadeelig gevolg van drank op bet menschelijk
organisme.
De statistiek heeft voorts bewezen, zegt spr., dat
do levensduur van geheel-onthouders langer is dan
die van anderen en in Engeland zijn er zelfs levens
verzekeringmaatschappijen die voor geheel-onthouders
een lagere premie stellen.
Ten slotte geeft spr. een verhaal, zooals hij mede
deelde, berustende op waarheid, waarin een werk
mansgezin wordt beschreven, waarvan de man een
periode beleefde waarin hij zich aan drankmisbruik
overgaf, een periode die alle welvaart en geluk nit
het gezin verdreef.
Met groote belangstelling werd dit eenvoudig ver
haal gevolgd, dat door zijn eenvoud bij velen in
druk zal maken.
Het zangkoor brengt hierop ten gehoore »Het
Strijderslied".
üs. van den Broek brengt daarna den dank
der vergadering aan de beide sprekers, die met
warrnte hebben verdedigd de zaak der geheel
onthouding. Spr, wijst er met voldoening op
hoe bij de onderwijzers de drankbestrijding meer
en meer veld wint en hoe op de normaallessen
shet alcoholisme" een verplicht leervak is gewor
den. Met een blik op het Engelsche en voora'
liet Engeisch-Indische leger Spreekt hij den
wensch uit dat ook in het Nederlandsehe leger
en op de vloot de drankbestrijding moge ingang
vinden. Ook de geneesheeren beginnen het ge
vaar van drankgebruik in te zien en reeds zijn
er stappen gedaan om vereeuigd die kwaal te
bestrijden. Ook onder de studenten worden
tegenwoordig veel geheelonthouders aangetrof
fen; alle zoovele verblijdende verschijnselen van
het meer en meer doordringen der overtuiging
(lat de drank een voortdurend gevaar oplevert
voor den mensch en voor den Christen.
Want, zegt spr., wij maken verschil tusschen
een geheelonthoudersvereeniging en een Chris
telijke geheelonthoudersvereeniging, omdat de
eerste slechts de drankbestrijding opneemt als
een bestrijding van een maatschappelijk kwaad
terwijl de laatste dien strijd voert als een
plicht van den Christen.
Het zal spr. verheugen als de afdeeling in
ledental en innerlijke kracht zal toenemen, om
dat daardoor de strijd met meerdere kans op
succes zal worden gevoerd.
In gevolge een hem gedaan verzoek deelt
spr. voorts nog mede dat des Zaterdagsavonds,
in het vereenigingslokaal in de Boterstraat,
geregeld de bijeenkomsten gehouden worden
die druk worden bezocht en waar ook lectuur
over dit onderwerp te verkrijgen is.
De aanwezigen zingen daarna nog een Psalm,
waarna ds. Van den Broek een dankgebed
uitspreekt en den zegen afsmeekt over den strijd
tegen den drank. Ten slotte wordt door het
zangkoor nog een lied gezongen.
De bijeenkomst wordt daarna gesloten.
Gisteravond bielden de bewoners van het
Btoersveld een bijeenkomst in »Musis Sacrum"
ter bespreking der feestelijkheden in het volgend
jaar. Deze avond werd door het Oranje-koor
van den heer J. Scheilevis tevens tot een feest
avond gestempeld. Eenige volksliederen werdeo
ten gehoore gebracht en dit op een wijze die
alleszins lof verdient.
Door het comité waren eenige volksliederen
gedrukt rondgegeven in de zaal, waardoor alle
aanwezige eveneens de volksliederen als»Wil
helmus", »Wien Neerlands bloed" en »Wij
leven vrij" konden aanheffen, wat zij dan ook
met enthousiasme deden.
Door het comité werden eenige mededeelin-
gen gedaan omtrent de te verrichten versiering
en verlichting. Voorts besloot men om van tijd
tot tjjd bijeenkomsten te doen plaats hebben om
met elkaar de geheele regeling in orde te
brengen.
In een zeer opgewekte stemming keerde
men huiswaarts.
Te 'sGravenhage is voor het examen Wis
kunde (M. O.) geslaagd de heer C. W. Smoor,
alhier.
Bij het examen wiskunde (L. O.) art. 65 is
te 's-Gravenhage geslaagd onze stadgenoot, de
heer A. Smit.
Gisterenavond was aan de vischmarkt aan
gevoerd een partij spieringde prijzen waren
van f0.32'/2 tot t0.55, alles per koop.
Hedenmorgen waren aangevoerd 4 partyen
bot en voornde prijzen waren voor bot van
10.25 tot fl,02'/s, voorn van f 0.20 tot 10.52'A,
alles per koop.
Geveilde en verkochte onroerende goederen.
Geveild: 10 December.
Notaris: VV. J. A. Roldanus.
1. De hecht en sterk gebouwde steenen
windkorenmolen, genaamdWashington", voor
zien van ijzereo as en de verdere daartoe be-
hoorende werktuigen en gereedschappen, met
woonhuis, open plaats, stal met zolder en erven,
staande en gelegen aan de Broersvest nrs. 68,
107 en 100, kadaster sectie I nr. 665 en sectie
B nrs. 248 en 1780, groot 1 are 90 centiaren,
te veilen in 3 perceelen, als:
a. De molen en erve f 2640.
b. Het woonhuis met open plaats en erve
f 1800.
c. De stal met zolder en erve f500.
2. Een pakhuis en erve met 2 zolders, open
grond en afzonderlijke breede zijgang, aan de
Schie no. 90, kadaster sectie A nrs. 1395 en
1402 eed., groot ongeveer 123 centiaren, f 1035.
3. Een woonhuis met open grond en erve,
verdeeld in beneden- en bovenwoning met
afzonder lijken opgang, aan de Schie no. 92, ka
daster sectie A no. 1395, groot ongeveer 83
centiaren f 2025.
NutarïsH. B. E. Blaisse.
I. Een huis aan de Breedstraat no 54,
kadaster Sectie A no, 693, groot 48 centiare,
{1480.
II. Een naast perc. I gelegen pand, ingericht
al- slagerswinkel, no. 52, zijnde gedeelte van
net kadastrale perc. Sectie A no. 692, ter
grootte van ongev. 51 centiare, f 1090.
III. Een naast perc. II gelegen pand, inge
richt als slachtplaats, met daarachter gelegen
open plaats, No. 50, zijnde het kadastrale perc.
Sectie A no, 693, en het gedeelte van het
kadastrale perc. Sectie A No. 692, ter grootte
van ongeveer 77 centiare, f1400.
IV. Een huis, waarin Modistezaak, met erf,
aan het Broersveld No. 95, kadaster sectie B
no. 1855, groot 47 centiare, (3140.
f.'evomlen voorwerpen.
a. Aanwezig aan het commissariaat van politie
een portemonnnie met f 0.35, een porte-
monuaie met 1 0.28, een rneisjesmuts en een
hark.
h. Terug te bekomen aan de volgende adres
sen een servet en een bedgor dijn bij Lelieveld,
Zalmstraat 13: een Engelsche huisdeursleutel,
hij Berterman Kethelstraat 13; een kindei'por-
temorrnaie met ongeveer f 0.75bij Maagdenberg,
Dwarsstraat 46; een deukhoed, bij v. d. Waard,
Hoogstraat 157; een R. K. kerkboek, bij v.d.
Klink, Boterstraat 1een geolied dekkleed, bij
Mulder, Vlaardingerstraat 23; een beursje met
f 2, bij Rademakers, Prinsensteeg 7. een gouden
oorknopje met een wit steentje, bij Mak,
Broersveld 58; en een zijden das, bij Vester,
llagastraat 12.
BURGERLIJ KE STAND.
Geboren
8 Dec. Leendert, zoon van J. de Pater en
G. C. van Dijk, Willenishofje. Theresia
Maria Elisabeth, dochter van H. van Gogh en
Th. M. de Kok, Steenstraat.
Overleden
8 Dec. Johannes Merten, oud 61 jaar en 5
maanden, Westfr. laan.
De zaak-Korpel.
Voor liet kantongerecht stond lieden terecht
Jan Korpel, oud 49 jaarkolenrijder
wonende Hagastraat 71, geboren te Brielle,
ter zake dat Lij den 30sten October 1897, 's mid
dags omstreeks 12 uur, te Schiedam, in zijn woning
aldaar in de Hagastraat, zijn huisvrouw Pietcrnella
Gornmel, wier kleeren in brand waren geraakt, en
die daardoor in oogonblikkelijk levensgevaar ver
keerde, geen hulp heeft pogen te verschaffen, die
hij door een deken om haar heen te slaan of water
over haar uit te storten zonder gevaar voor zich
zeiven of anderen had kunnen verleenen, terwijl de
vrouiv later tengevolge der bekomen brandwonden
is overleden.
Voorlezing wordt gedaan van de verklaring van
overlijden der vrouw en van het proces-verbaal van
het verhoor van bekl. door den commissaris van
politie.
De lezing, door bekl. van het gebeurde ge
geven, is Vjlgerrs dit proces-verhaal de volgende
Bekl, was in zijn pakhuis en hoorde een zwaren
slag, maar wist niet of het zijn vrouw was. Hij ging
toen binnendoor naar boven en zag daar een groote
vlam, maar wist niet waarvan. Hij hoorde eerst aan
haar spraak, dat het zijn vrouw was. Hij sloeg een
jasje om haar heen en raadde haar naar beneden
te gaan.
Bekl.'s vrouw had toen gezucht: „Och, mijn arm
kind!" waarop bekl. naar het kind had gezien, dat
hij in de keuken vond. Hij had het op den arm ge
nomen en was er mede naar beneden gegaan. Daar
was hij het kind kwijt geraakt en had hij zijn vrouw
nog in het slop, waar zijn pakhuis staat, in brand
zien staan. Door wien de vlammen gebluscht zijn,
weet hij niet.
Bekl. is met Mak naar hoven gegaan om den
brand te blussehen. Bekl.'s vrouw was intusschen
bij een buurman, Dasenbroek, binnengebracht, waar
hij later eerst met zekerheid hoorde dat het zijn
vrouw was geweest, en waar dokter Ris haar met
lappen met olie had verbonden.
Bekl. was steenkolen gaan brengen aan een klant
die er erg om verlegen was.
Hij was te machteloos geweest om hulp te ver
leenen, maar moet erkennen, dat het vreemd is, dat
hij niet te machteloos was om met Mak naar boven
te gaan. Bekl.'s vrouw, Pietcrnella Gompel, is 28
April 1846 geboren. Bekl. was bijna 25 jaar met
haar getrouwd. Hij is vroeger nooit veroordeeld.
De kantonrechter, mr. H. M. G. Kloppen
burg, richtte nu eenige vragen tot den bekl
naar aanleiding van het gebeurde, die voor he.
meerendeel weifelend werdan beantwoord. Het
kostte moeite een beslist antwoord van beklt
te krygen.
Op de vraag of btkl. gezien had dat zijn vrouw
of althans een menschelijk wezen in brand stond,
en of hij begreep dat iemand die in brand staat, in
onmiddellijk levensgevaar verkeert, antwoordde bekl.
bevestigend.
Bekl. verklaart verder nog, niet geweten te hebben,
wat hij tot redding van zijn vrouw had moeten
doon. ïu 't algemeen weet hij dat vuur met water
is te blussehen, niet dat het met_ een deken gedoofd
kan worden. Het jasje had hij in zijn schrik over
haar heen gegooid.
Of hij gevaar liep, door het vuur met water of
een deken te blussehen, weet bekl. niet.
Het Openbaar Ministerie, wargenomen door
mr. A. J. Blok, merkt den bekl. op, dat hy
aan den commissaris van politie heeft verklaard,
dat hij, als hij bij zijn zinnen was geweest,
ook als hij raad had geweten, zijn vrouw zonder
gevaar voor zich zeiven had kunnen redden,
terwijl hij nu verklaart dit niet te weten.
Bekl. antwoordt hierop zeer verward, zegt
eerst dit niet veiklaard te hebben, en later
dat zijn bedoeling was, dat hij niet geweten
had of een deken hielp.
De kantonrechter eindigt liet verhoor van
bekl. omdat hij om de zaak heen draait en
blijkbaar niets wil zeggen.
Alsnu wordt overgegaan tot het hooren der
getuigen, negen in getal.
Dr. E. J. M. N o 1 e tals deskundige gehoord,
verklaart dat bekl.'s vrouw te 2 uur 's middags in
het Ziekenhuis is gekomen. Zij had wonden aan
armen, buik, dijen en aangezicht, door brand veroor
zaakt, zooals uit den aard der wonden en de ver
brande klecderen bleek. De wonden waren met lappen
met olie bedekt. De buik was voor een deel verkoold,
evenals een der dijen. Get. had dadelijk gezien dat
de toestand der gewonde zeer ongunstig was, daar
zulke verbranding doorgaans doodelijk is.
Den volgende dag is de vrouw to 1 uur overleden.
Op de Vraag van den kantonrechter of de dood
het gevolg is geweest der brandwonden, antwoordt
de deskundige bevestigend.
Get. A. G. Toren ent, huisvrouw van H. J. W.
Benmer, 42 jaar, wonende in de Hagastraat, ver
klaart, dat zij den 30sten October in haar loods
stond, vlak bij de woning van Korpel. Zij hoorde
een zwaren slag, en zag in haar keuken in de bran
derij daarnevcn een weerkaatsing van een vlam. Zij
is toen naar buiten gegaan en heeft een vlam de
trap af zien komen.
Beneden bleek het een vrouw te zijn. Zij had
haar kind bij zich en heeft dus om hulp geroepen. Een
voorbijgaande man heeft toen een jas over 't hoofd
der ongelukkige gegooid, terwijl de vlam verder
door menschen uit de branderij is gebluscht. De man
die een j'as over de brandende vrouw gooide, was
niet Korpel. Later hebben de buren de ongelukkige
verder hulp verleend.
Get. heeft Korpel met zijn kind kort achter de
vrouw de trap af zien komen. Vrouw Dasenbroek
had toen gezegd:
„Geef mij het kind." Bekl. had dit gedaan en was
toen met zekeren Mak naar boven gegaan. Bekl. was
volmaakt kalm. Later kwam bekl. bij vrouw Dasen-
broek naar het kind vragen. Toen bekl.'s vrouw
zei, dat zij zoo'n smart had, had bekl. gezegd. „Houd
je maar kalm", en was weggegaan.
Get. Neeltje Dingenouts, huisvrouw van
G. H. Daseubroek, oud 42 jaar, wonende Hagastraat.
is door de eerste get. geroepen; zij ging naar het
huis van Korpel, en zag diens vrouw brandend naar
beneden komen. Bekl. kwanr achter zijn vrouw de
trap af. Zij nam bekl. het kind af met de woorden
„Help je vrouw, Korpel!" Het kind liep geen gevaar.
Zij is naar de brandende vrouw toe gegaan, en met
water is de brand gebluscht. Bekl. was intusschen
met Mak naar boven gegaan. Get. is het bekend, dat
er waterleiding in de buurt is. Zij heeft bekl. geen
hulp zien verleenen. Hij had die zonder gevaar voor
zich zelf kunnen verleenen. Bekl. was gewoon kalm.
Later is bekl. bij get. gekomen, heeft tegen zijn
vrouw gezegd„Houd je maar kalm," en is naar het
kind geloopen. Get. is denzelfden dag nog naar
boven geweest en heeft daar, evenals ook de eerste
get., een bedstede waarin dekens, gezien.
Op de vraag of deze twee getuigen ook iets weten
van bekl.'s huwelijk, antwoorden zij, dat zij vroeger
wel eens van bekl.'s vrouw hebben gehoord dat het
niet gelukkig was.
Get. Jacobus Mak, 45 jaar, winkelier, wo
nende Hagastraat, heeft de brandende vrouw alleen
op straat gezien, toen hij op het hulpgeroep afkwam.
Bekl. greep get. bij de hand met de woorden
„Ga mee naar boven." Get. dacht dat er misschien
nog menschen in gevaar waren. Boven was brand,
dien get. mét bekl., die heel kalm was, heeft ge
bluscht. Later is hij naar beneden gegaan om naar
de vrouw te kijken. Daar er menschen hij waren,
was hij eerst naar boven gegaan, denkende dat daar
hulp noodig was. Toen zij later beneden kwamen is
bekl. niet naar zijn vrouw, maar naar zijn pakhuis
gegaan.
üp een desbetreffende vraag antwoordt get., dat
er boven in bekl.'s woning waterleiding was.
Het O. M. vraagt den get. of bekl., boven geko
men onmiddellijk is gaan blussehen. Get. antwoordt
hierop, dat bekl terstond met matjes en klceden de
vlammen heeft gedoofd.
Op de vraag, door het G. M. tot bekl. gericht,
hoe het komt dat hij straks verklaarde niet te weten
dat men met kleeden of dekens vlammen kan dooven,
terwijl hij den brand in zijn woning op die wijze
heeft gebluscht, antwoord bekl. dat hij dit met zijn
handen, niet met iets anders heeft gedaan.
Get. Mak geeft nog als zijn meening te kennen,
dat bekl. zonder gevaar voor zichzelf zijn vrouw bad
kunnen helpen.
Get. J. Wolthuis, 21 jaar, brandersknecht,
was in de branderij aan het werk. Men kwam om
hulp vragen; wie, weet hij niet. Get. heeft water
genomen uit den bak in de branderij. Op straat zag
hij bekl.'s vrouw brandende; zij liep nog voort. Get.
heeft, van den eersten schrik bekomen, het water
over vrouw Korpel heen gegoten en de vlammen
gebluscht. Bekl. stond er zoo maar bij en had geen
kind hij zich. Bekl. zei alleen: „Mijn vrouw staat
in brand," en is toen met Mak naar boven gegaan.
Get. C. Ron tel tap, 19 jaar, koperslager,
wonende Klein Baantje 2, kwam om 12 nur langs
do plaats des onheils, en zag daar twee vrouwen,
waarvan één met een kind aan de hand, die om hulp
riepen. Een brandende vrouw kwam de trap af. Get.
heeft toen zijn jas uitgetrokken en dio over het hoofd
der brandende vrouw geslagen. Toen kwam een
brandersknecht, die met een puts water de vlammen
bluschte. Het omslaan van het jasje had wel eenige
baat gegeven. Get. heeft bekl. eerst later gezien.
Get, Geertje van der Ster, weduwe van
W. Buitelaar, 49 jaar, wonendo Hagastraat, heeft
do brandende vrouw alleen op straat gezien. Zij
liep van huis naar de poort. Bekl. kwam haar te
gemoet. Toen get. hein aanbeval zijn vrouw te helpen,
had bekl. gezegd: „"Mensch, houd op; ik heb werk
dat ik haar van nrijn lijf houd, anders vlieg ikzelf