G e in c n g d Nieuws.
Finantiëel.
Yissclierij.
Handel.
zijn er tal van arbeiders, die bet wel kunnen,
maar te zorgeloos zijn op jeugdigen leeftijd.
Zou nu in zulk een toestand een staaislijf-
rentebank doeltreffend zijn Spr. meent dat te
moeten betwijfelen. Hij wijst op het Nederlandsch
Werkliedenfonds, dat in zeer gunstige conditie
is, en toch is bet aantal verzekerden gering.
liet sloot in de 12 jaar van zijn bestaan
slechts 5i74, in de eerste 7 jaar .'5222, in de
laatste 5 jaren slechts 1952 polissen af. Er is
dus achteruitgang in plaats van vooruitgang te
constateeren. Waar dit fonds zoo weinig uit
richt, meent spr. dat een staatslijfrentebank
weinig zou baten.
Vele werkgevers hebben aan de meerge
noemde staatscommissie verklaard, dat zij niets
liever zouden zien dan dat de staat de pen
sioenverzekering regelde. Ook de werklieden
wenschcn dit, zooals de adressen van hetAlg.
Ned. Werkliedenverbond in 1892, van den
Iv. K. Volksbond in 1893 en de meeting van
beide vereenigingen met Patrimonium in 1895
bewijzen.
Men kan strijden, zegt spr., over de vraag
of de Staal zelf een verzekering moet oprichten
of dat die moet geschieden bij particuliere
maatschappijen, maar niet over de vraag of de
Staat moet divingen tot verzekering, voorop
gesteld dat men verzekering een vraagstuk
acht van groot sociaal belang.
Men zegt, de Nederlander is gewoon aan
dwang. Maar juist door gemis aan verzekering
is er meer dwang. Hoe minder verzekering,
boe meer armenzorg, dus hoe meer belastingen.
Is belasting dan ook geen dwang?
Dat verzekering invloed heeft op armenzorg
is gebleken in Duitschiand, waar verplichte
verzekering bestaat. Spr. verwijst o. a. naar de
zeer belangrijke rapporten van Osnabrück en
Barmen.
Men wijst ook vaak op Engeland, om te komeD
tot orgauisatie van vakvereei.'gingen. In Enge
land zijn inderdaad die vereenigingen zeer mach
tig; maar de meeste nemen alleen arbeiders
op, die hun vak goed verstaan, dus zij die een
goed loon hebben, »de aristocratie der arbeiders",
zooals men wel eens zegt. En ook in Engeland
is een steeds sterker strooming naar verzeke-
ringsdwang.
Moet nu bet voorbeeld van Engeland worden
nagevolgd Onze arbeiders bezitten wellicht niet
de volharding, die den Engelschen kenmerkt.
Maar bovendien heeft die organisatie in Enge
land twee eeuwen geduurd. Moet men nu
wachten, totdat die organisatie is gekomen?
Men zegt, door inmenging van den staat komt
men tot staatssocialisme. »Als liet getij verloopt,
moet men de bakens verzetten", antwoordt spr.
hierop.
De weigever moet dus maatregelen riemen
om hierin te voorzien, liij moet in het arbeids
contract een bepaling voorschrijven behelzende
dat dc ai beider moet verzekerd zijn tegen
ongevallendat vormt een band tusschen de
arbeiders ondeiling en tusschen arbeiders en
patroons.
De grondbeginselen toch van verzekering zijn,
dat allen een ongeval kan, en een hunner een
ongeval zal treilen, en dat alten dit moeten
dragen.
Spr. beschouwt die verplichte verzekering
der arbeiders niet als een gunst. Het doel, dat
men zich voor oogen stelt, is dat de arbeider
alleen leeft van zijn eigeu loon.
De levensvatbaarheid van een verzekerings
stelsel hangt evenwel in de eerste plaats af
van de uitvoering Daarover bestaat groot ver
schil van meening. In Duitschiand heeft men
verplichte verzekering tegen ziekte, ongevallen
en invaliditeit, die spr. nader uiteenzet. De
resultaten der verzekering tegen ziekte zijn vrij
bevredigend. Er zijn bezwaren, maar daaraan
kan tegemoet worden gekomen. Het pensioen,
dat de arbeider daar krijgt, is klein. Maar het
doel is feitelijk den invaliden arbeider pensioen
te geven, niet zoozeer den ouden.
Spr. stelt zich een verzekeringstelsel aldus
voor.
Het bestuur moet gevoerd worden door de
belanghebbenden de patroons en de arbeiders.
Die samenwerking van patroons en arbeiders
kan er ook toe samenwerken om de vaak be
staande vijandschap tusschen arbeidei en patroon
te doen verdwijnen. Een der grootste bezwaren,
die spr. had tegen het ontwerp der vorige
regeering, is dat die samenwerking daarin
werden gemist.
De Staat moet niet de verzekering overlaten
aan particuliere maatschappijen, maar voor
schrijven bij welke instellingen de arbeider zich
moet verzekeren. Goed toezicht toch is noodig.
Spr. gelooft niet dat er veel maatschappijen
zouden zijn, die zich aan zulk een strenge
controle zouden willen onderwerpen.
Ook keeren maatschappijen, wanneer de werk
man niet meer de premie kan betalen, gewoon
lijk een kapitaaltje in eens uit, hetgeen spr.
verkeerd acht. De processen zullen daarenboven
niet ophouden de maatschappijen zullen trach
ten schuld bij arbeider of patroon aan te toonen,
en tal van quaesties kan een jurist ook minder
goed beoordeelen dan werklieden. De samen
werking van patroon en arbeider in het be
stuur wordt ook hier gemist. Ten slotte zullen
die maatschappijen ook duurder zijn zij hebben
uitgaven voor reclame en provisie voor agenteD.
liet is dus beter dat de Staat zelf de ver
zekering inrichte.
Spr. acht verder een geheele verzekering
noodig. Men kan beginnen met ééne verzeke
ring, rnanr moet zich tegelijk bezig houden met
'de andere deelen der arbeidersverzekering.
De regeling moet verschillend zijn.
Bij ziekteverzekering is b. v. het gevaar van
misleiding veel grooter dan bij de andere ver
zekeringen. Voor ziekteverzekering zijn daarom
noodig ziekenkassen die op beperkt terrein
werken; moet de uitkeering zoo klein mogelijk
z'yn moeten arbeiders en patroons beiden zit
ting hebben in het bestuur en beiden bijdragen
in de premie. Er moet ook zijn een betrouw
baar attest van geneeskundigen.
In Duitschiand ziet men dat het aantal ziekte
gevallen sedert verzekering afneemt. Het ge
vaar voor misleiding is dus niet zeer groot.
Wie moet de premie betalen De arbeider,
de patroon en de Staat komen daarvoor in aan
merking.
Spr. meent dat niet alle kosten op één per
soon moeten msten, zooals liet regeerings-ont-
werp wilde, waar de patroons de premie moesten
betalen. Er bestaat dan gevaar dat de arbeider
zorgeloos worde.
Bij ziekteverzekering zou het beste zijn de
arbeider liet grootste deel te laten betalen, een
klein gedeelte door den patroon. Hetzelfde geldt
voor invaliditeits-verzekering. Hiervan zondert
spr. uit bedrijven, waar gevaar voor de gezond
heid van den arbeider bestaat en de hoogte
van het loon daartegen niet opweegt. Dan zal
de patroon het grootste deel moeten bijdragen.
Bij ongelukkenverzekering moet liet grootste
deel komen ten laste van den patroon. De
meeste ongelukken kunnen door tijdige maat
regelen worden voorkomen. Tot hot nemen
van die maatregelen moet men den patroon
op die wijze dwingen.
Wat de andere verzekeringen betreft is spr.
geen geldige reden bekend waarom de een meer
bij moot dragen dan de ander. De heer Van
der Goes ging in de vorige week uit van het
beginsel, dat de arbeider alleen den nationalen
rijkdom produceert. Deze stelling is onjuist,
hetgeen spr. aantoont. Maar dan is de staats-
pensioneering, waartoe de arbeider niet bij
draagt, eenvoudig armenzorg. De heer Van der
Goes zeide, dat liet dan toch verbeterde armen
zorg is. Maar die verbetering is spr. niet goed
duidelijk.
Een groot bezwaar tegen staatspensioneering,
zonder bijdragen van den arbeider, acht spr.
nog, dat het verantwoordelijkheidsgevoel bij
den arbeider verdwijnt.
Wel moet de Staat bijdragenliet is een
zaak van algemeen belang, en hulp van den
Staat, in het begin zelfs vrij belangrijke, zal
noodig blijken.
Het is moeilijk, zegt spr. ten slotte, theoretisch
de verzekering in détails te regelen. Men kan
een regeling schetsen, meer niet. De practijk
moet de rest doen.
Ten slotte zegt spr. de arbeidersverzekering
van zeer groot belang te achten tot verbetering
der bestaaude misstanden. Toch waarschuwt
hij er tegen, dat men haar beteekenis niet
overschatte.
Hiermede eindigt hij zijn uitvoerige rede.
Van de gelegenheid tot debat werd gebruik
gemaakt door vier der aanwezigen.
De heer A. Godschalk meende dat het
deel, door patroon en staat bijgedragen in het
pensioen, toch ook armenzorg is. Laat de arbei
der dan de rest ook maar voor niet krijgen.
Hij wijst verder er op, dat ministers ook niet
bijdragen in hun pensioen. Of een arbeider zoo
roekeloos zou wezen arm of been in de machine
te steken om pensioen te krijgen betwijfelt hij.
Ilij vreest dat de patroon zijn bijdrage in de
premie op den arbeider zal verhalen.
De heer G. J. van Wurmend merkt op
dat de heer Van der Goes Woensdag 1.1. cok
de patroons nuttig had genoemd. Als de uitkee
ring bij de Duitsche verzekering even hoog is
als het pensioen, dat daar wordt gegeven, dan
is het al zeer gering.
De heer T. Van Es is den inleider dankbaar
voor zijn uiteenzetting, maar gelooft dat de
bijdrage voor de arbeiders, vooral in tijd van
ziekte, nogal bezwarend is. Zou een verbruiks
belasting niet de noodige gelden kunnen ver
schaffen. Men betaalt die ongemerkt, liever dan
belastingen in eens.
De heer E. W. N. H u g e n h o 11 z is teleurge
steld door de conclusie van den inleider. Hij is be
gonnen met te zeggen dat de arbeider niet
kan bijdragen door laag loon of wel door werk
loosheid ook de patroons kunnen het vaak
niet door malaisevoor Schiedam krijgt dat
juist beteekenis. Vrijwillige verzekering gaat
nietdus dan gedwongen. Wie moet de premie
betalen De werkman en de patroon. Die tegen
spraak begrijpt hij niet. Wel moet de Staat
bijdragenmaar hoeveel of waarom heeft hij
niet gehoord. Alleen is gezegd dat het een zaak
van algemeen belang betreft. Spr. is voor pen-
sioneering door den Staat. Hij gaat daarin mede
met de sociaal-democraten, schoon niet tot hun
partij behoorende. j
Als werkman en patroon niet kunnen bij
dragen, dan is het blijkbaar de gemeenschap
die het meeste voordeel trekt van de productie
en dus het pensioen moet betalen. Spr. meent
dat de arbeider wel degelijk de reëele waarde
maakt; de waarde die de handelaar er aan
geeft, kan alleen zijn de ruilwaarde, maar die
wordt gevormd door vraag en aanbod. Dus
staatspensioneering. Maar ook dit is geen ideaal
voor spr. Zij blijft een onrechtvaardigheid, daar
zij komt uit de zakken van hen die geen voor
deel van den arbeider trekken. De arbeider
verdient niet genoeg om altijd fatsoenlijk te
kunnen leven. Dat kan alleen wanneer de
groote prcductieve factor, de grond, gemeen
schappelijk eigendom wordt.
De heer Veldman, de verschillende spre_
kers beantwoordende, zegt de woorden van den
heer Van der Goes te hebben geput uit de
verslagen in de bladenhij zelf heeft de
vergadering van Woensdag 11. niet bijgewoond.
Wanneer verder het de arbeiders niet kan
schelen of zij voor g- .-udebrood eten dan
schat hij hun zedelijk peil niet hoog.
Ambtenaren betalen zdf aan hun pensioen.
Spr. heeft, vrijwillige verzekering beschou
wende, gezegd dat er tal va» patroons en ar
beiders zijn, die wel kunnen, maar niet willen
bijdragen in de verzekering. Al kunnen zij
niet de volle premie bepalen, een deel misschien
wel. Niemand kan zeggen hoeveel de Staat
moet bijdragendaartoe ontbreken nog de
gegevens. Maar wanneer 't blijkt dat patroons
en arbeiders weinig kunnen betalen, dan zal
de bijdrage van den Staat groot moeten zijn.
Staatspensioen blijft spr. armenzorg noemen.
Of er ooit, zooals de heer Hugenholtz wil, zal
komen gemeenschap van alles
De heer Hugenholtz interrompeert met
de opmerking, alleen van den grond te hebben
gesproken.
De heer Veldman vervolgende, zegt dat
dit tot zijn betoog niet af doet. Of er ooit zal
komen gemeenschap van alle productiemiddelen
of van den grond alleen, weet niemand.
Dat de arbeider roekeloos zal worden, blijkt
verder uit Duitschiand daar zijn de ODgeiukken
schrikbarend toegenomen. Dat de arbeider in
ziekte niet kan bijdragen, spreekt vanzelf. Maar
dan krijgt hij ook juist ziekengeld.
Arbeider, patroon en de Staat moeten bij
dragen. Waarom de Staat? Omdat iiet in het
belang van den Staat is, dat het gevoel van eer
en van verantwoordelijkheid bij den arbeider
niet verslappe.
De heer Van Es komt nog eens terug op
verbruiksbelasting. Hij wil voorts verzekering
tegen ziekte scheiden van pensioen verzekering.
Voor het eerste is de arbeider reeds in een
ziekenfonds. Zou de Staat niet door bezuiniging
aan het noodige geld kunnen komen
De heer Godschalk is verkeerd begrepen.
Ilij heeft gezegd, als de arbeider toch voor -'/s
worde bedeeld, moet de rest er maar bij worden
gedaan. Hij gelooft dat de middelen voor staats
pensioen er wel zijn.
De heer Veldman betoogt dat van bedee
ling geen sprake is. De verzekering komt ten
koste van het bedrijf, zoodat èn de patroon èn
de arbeider bijdragen. Het aandeel van den
Staat is evenmin genadebrood, zijn hulp is noo
dig, en het belang van den Staat zelf is er mee
gemoeid. Ook spr. is voor bezuinigiug. Hij is
voor verplichte ziekteverzekering, juist omdat
de ziekenbussen bij ophouden van betaling der
premie royeeren. Een verbruiksbelasting geeft
stijging der prijzen, en maakt dus den arbeider
het leven nog moeilijker. Hij zou dit een even
groote fout achten.
Nadat vervolgens de heer Hugenholtz
den inleider dank had gezegd voor zijn prettige,
eenvoudige behandeling van het moeilijk onder
werp, werd de vergadering gesloten.
Een gruwelijk drama.
Geheel Parijs is vervuld van de vreeselijke
misdaad te Geritilly gepleegd door Carrara, een
tot Franschman genaturaliseerd 35-jarige Ita
liaan. Hij leefde armzalig met zijne nog jonge
vrouw en hunne drie kleine kinderen.
De vrouw van Carrara uit GentiSly afkomstig,
hield veel van vermaak en opschik. Door hare
minnaars wist zij zich daartoe van tijd tot tijd
de middelen te verschaften, en haar man, die
hiervan mede genoot, sloot de oogen en werd
alleen kwaad als de ontrouw niets opbracht.
Toch gingen de zaken steeds meer achteruit,
en de vorige week, nadat zij tevergeefs be
proefd liadden geld te leenen, wisten zij dat
zij niet in staat zouden zijn twee wisseltjes
die dien dag vervielen, te betalen.
Wat er in die menschen is omgegaan, is
eigenlijk een zedelijk raadsel. Vrouw Carrara,
die zoo'n slechte echtgenoote is, is razend dol
op hare kinderen, «n haar man, die voor een
misdaad niet terugdeinst, zag als het vreeselijkste
wat hem kon overkomen, tegen een faillissement
op. De accepten werden geprotesteerd, en dit
was onvermijdelijk.
Hij beraadslaagde met zqne vrouw er blyft
mij slechts de keus tusschen zelfmoord of den
moord op een ander. Dood ik den kassierlooper
die met het wisseltje komt, dan maak ik mij
daarvan meester, en kan niemand bewijzen dat
ik het niet betaald heb. In kalm overleg be
sloot het echtpaar dus om het verwijt te ont-
loopen geen Tionneura leurs signatures te hebben
gedaan, het oneindig veel ernstiger misdrijf
van moord, te begaan.
De eerste kassierslooper kwam in den vroe
gen morgen. De vrouw wenkte hem te laten
voorbijgaan hoopte zij nog op een onvoor
zien redmiddel? en men beloofde den vol
genden dag aan de Bank te zullen betalen.
Op den middag kwam Lamarre, kassierslooper
van het Comptoir national d'Escompte, een
man van 65 jaar, en nu gaf de vrouw geen
wenk. Onder het voorwendsel up de bovenkamer
geld te zoeken, ging zjj de trap op, en van dat
oogenblik maakte Carara gebruik om met een
zwaren ijzeren bout den ongelukkigen Lamarre
zulk een slag in den nek te geven, dat hij zonder
een kreet te uiten, en zelfs nagenoeg zonder
bloedverlies, onmiddellijk dood neerviel.
Het lijk werd verstopt opdat dc kinderen^
die uit school kwamen het niet zouden zien'
en 's nachts toen alles in rust was, lieten zij hej
met een touw in een groeve neer, waar Carrara
den geheeien nacht dooibracht om het langzaam
te verbranden. Uit de geldtasch had men de
rnim frs. 20,000 reeds door Lamarre geïnd,
genomen en die in een blikken bus ergens ver
stopt. Het overige werd zoo geheel verbrand, dat
men alleen nog een verschroeid horloge, het
ijz.r van de tasch en een paar andere stukken
metaal tusschen den humus heeft kunnen te
rugvinden. Van het lijk zelf is geen spoor
meer over.
De verdwijning van Lamarre werd opge
merkt, en zijn goede naam was zoozeer ge
vestigd, dat men terstond geloofde dat hij het
slachtoffer van een misdaad geworden was, en
niet dat hij roet het geld op den loop was
gegaan. De polite ging nagenoeg den weg
na dien hij had moeten nemen, doch zou
zonder een bijzonder toeval niet op het spoor
gekomen zijn, en ook toen zij de Carrara's reeds
verdachtmiste zij elk bewijs.
De vrouw viel evenwel spoedig door de mand,
en na een zeer aangrijpende reconstructie der
daad op de plaats zelve, hebben beide echtge-
nooten volledige bekentenis afgelegd. Het is te
verwachten dat de zaak thans snel berecht zal
worden, en de moordenaars zullen een zware
straf niet ontgaan.
Faillissementen.
Uitgesproken:
9 December, te Alkmaar, J. Mol, timmerman te
Hemrechter-comm. mr. van Nes van Meerkerk, cu
rator J. W Woestenburg, deurwaarder te Hoorn.
Te Arnhem. A. Hendriks, drogistrechter-comm.
mr. G. Wttewaal, curator rnr. C. J. baron van Tuyll
van Serooskerken.
10 December, te 's-Gravenhage, A Luyt, decoratie
schilder; rechter-comm. mr. II. A. van Rees, curator
mr. J. J. Neuman de Loos.
Te Amsterdam, VV. I.unstroth, winkelier in si
garen rechter-comm Jhr. mr. J. van Doorn, curator
mr. F. Kranenburg.
Geëindigd:
de faillissementen van L. Moerland, aannemer te
Stavenisse, en II. L. Brui!, landbouwer te Varsseveld.
SCI1EVEN1NGEN, 14 December. Heden werd alhier
aangevoerd 20 mand kleine schelvisch en 7 mand gar
nalen De levende schelvisch gold 25 tot 55 c., de
doode 15 tot 25 c. per stuk en de garnalen golden
f2 65 per mand.
Door een onbekende oorzaak is in de laatste weken
de garnalenvisscherij op de Scheveningsche kust zeer
verminderd.
Hetgeen door de Scheveningsche booten gevangen
werd, was zeer klein en zoo goed als onverkoopbaar.
Een der eigenaars van die booten, Piet Kuit, gaat
nu zijn geluk beproeven in de Zeeuwsche wateren. Hij
heeft gisteren zijn boot in het Kanaal gebiacht en
heeft heden de reis binnen door naar Zeeland aanvaard.
De haringvisscherij werd dit jaar uitgeoefend door
233 bommen en 75 loggeis of kotters, van Scheve
ningsche reederijen.
De bommen brachten aan 110892 kantjes pekelha
ring, en 12564 ton, en 944800 stuks losse steurharing,
en 244 ton haringstukken of makreel.
In I896 werd door de Scheveningsche bommen ge
vangen 181737 kantjes pekelharing, en 27251 ton en
1736000 stuks losse steurharing. Dit jaar dus beduidend
minder.
Van de vangsten der loggers werd alhier afgeslagen
3104 ton en 336900 stuks losse steurharing, tegenover
5382 ton en 452200 stuks losse steurharing in 1890.
UMU1DEN, 14 December. Heden was alhier 1 sloep
aan de markt met 000 groote en 600 kleine schelvis-
schen; 10 botters met 1 3 mandjes schol. Er werd
besteed voor groote levende schelvisch f92, dito kleine
f 47 per groothonderdgroote doode f 14 a 17, kleine
dito f5.50 a 6 per mand a 40 stuks; kleine schol
f2.75 a 3 per mandje.
ANTWERPEN, 14 December.
Tarwe kalm. Amerik. fr. 211/4 a fr. 22, La Plata
fr. 22a fr. Donau fr, 17 7s a fr. 20 >/a.
Mais prijsh. Amerik. Mixed fr. 10% a fr.La
Plata fr. IOV9 a Ir.Odessa fr. "10% afr. 10l/o.
Petroleum kalm. Loco fr. 14'/s, 3eerste innd. fr.14%'
PARIJS, 14 December.
Tarwe. Loopende maand fr 29.75, Jan. fr. 29.50,
2 eerste mnd. fr. 29.50, 4 eerste mnd. fr. 29.10, 4
mnd. van Maart fr. 28.50, prijsh.
Rogge. Loopende maand fr 18.25, Jan. fr. 18.50,
2 eerste mnd. fr. 18.25, 4 eerste maanden fr 18.50,
4 mnd. van Maait fr. 18.50, kalm.
BERLIJN, 14 December.
Spiritus. Loco 36 80.
HAMBURG, 14 December.
Petroleum loco 4.70, brief, dito -.geld. Spiritus
per Dec./Jan. 21 1/5, Febr./Mrt, 20%.Stemming: prijsh.
BUDAPEST, 14 December.
Tarwe onveranderd.
PETERSBURG, 14 December.
Tarwe in loco 11.75. Rogge in loco G.75.
LONDEN, 14 December.
1 Tarwelading aan de kust ten verkoop aangebo
den. Aangekomen -.
Ainerlkaauseho Goederenmarkt.
NEW-YORK, 14 December.
Tarwe.
Deo
Jan.
Febr. Maart.
Mei.
Juni.
14 Dec.
9C%
96%
92%
13
97'A
971/s
93%
11
97%
97%
931/2
Ma 8.
Dec.
Jan.
Febr. Maart.
Mei.
Juni.
14 Dee.
311/4
33Vs
13
31%
33%
11 s
31%
333/4