5fe jaargang.
Vrijdag 28 Januari 1898.
IN0. 9537.
Tweede Blad.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
Kennisgeving.
Kennisgeving.
KIEZERSLIJSTEN.
UIT E) E PESIS.
STADSNIEUWS.
Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. 1.30
Afzonderlijke nommerso.02
BUREAU s BOTEÏSSTRAAT Tclephoon Ko. 123.
ADTEitTP.NTrEPM.7S: ran 15 gewone Tegels met inbe
grip van eeno Courantf 0.:"9
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
g isggsswrasiMygBgrcai
De burcemeester van Schiedam,
Brengt bij deze ter kennis van de ingezetenen
Dat het kohier der Grondbelasting op de gebouwde
en ongebouwde eigendommen dezer gemeente, over het
dienstjaar 1898, door den lieer directeur der directe
belastingen te Rotterdam op den 2ósten Januari 180S
executoir verklaaid, op heden aan den ontvanger der
dueete belastingen, ter invordering is overgemaakt.
Voorts wordt bij deze herinueid, dat een iedei
rerplicbt is, zijnen aanslag op den bij den wet bepaalden
voet te voldoen; alsmede dat lieden de termijn van
drie maanden ingaat, binnen welke de reclames tegen
dezen aanslag behooren te worden ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 27sten Januan 1898.
De burgemeester voornoemd
VERSTEEG.
Inrichtingen welke gevaar, «chaile ol
hinder hunnen Teroorzaken.
Burgemeester en wethouders van Schiedam,
Gezien het verzoek van de fit ma J. SI. VAN DER
SCHALK Co. om vergunning tot uitbreiding harer
bierbrouwerij staande aan de Westvest no 31, kadaster
sectie L, no. 451/5 met een stoomvat tot het koken
en opbrengen van vloeistoffen.
Gelet op de bepalingen der Hinderwet;
Doen te weten
dat voormeld verzoek mot de bijlagen op de secre
tarie der gemeente is ter visie geipgd
dat op Donderdag den 1()den Februari a s., des na
middags ten 2 uie, ten raadhuize gelegenheid zal
worden gegeven om bezwaren tegen het toestaan van
dat verzoek in te brengen en die mondeling of schrif
telijk toe te lichten; en
dat gedurende drie dagenvóór liet tijdstip hierboven
genoemd, op de secretarie der gemeente, van de
sclnifturen, die ter zake mochten zijn ingekomen,
kennis kan worden genomen.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 27sten Oanuan 1898.
Burgemeester en wethouders voornoemd
VERSTEEG,
De secretaris,
VERNÈDE.
De aangiften, die noodig zijn om op de
nieuwe kiezerslijsten geplaatst te worden,
moeten geschieden vóór 15 Februari a.s.
Alle kiezers moeten aan de vereischten vol
doen van te zijn mannelijke ingezetenen des
rijks, tevens Nederlanders, die vóór of op
15 Mei 1898 den leeftijd van 25 jaten hebben
bereikt.
De belastingkiezers behoeven geene
aangifte te doen. Belastingkiezers zijn zij, die
in het dienstjaar loopende van 1 Januari tot
31 December 1897 zijn aangeslagen in de
personeele belasting of in de grondbelasting
(in deze laatste voor ten minste een bedrag
van f 1 aan hoofdsom en rijksopcenten) of in
het dienstjaar, loopende van 1 Mei 1896 tot
30 April 1897, in de vermogens- of bedrijfs
belasting. Zij moeten, om zonder meer op de
kiezerslijst te komen, de directe rijksbelastingen,
waarvoor zijn aangeslagen zijn, vóorl Februari
a. s. ten volle hebben voldaan. Zij kunnen ook
nog in de maand Februari deze belastingen
geheel afbetalen, maar moeten dan vóór 3 Maait
van deze betalingen aan den burgemeester doen
blijken.
Zy, die in eene of meer andere gemeenten
een der genoemde belastingen over de genoemde
tijdvakken betaald hebben, moeten daanaD door
overlegging van de voor voldaan geteekende
belastingbiljetten vóór 15 Februari a. s. ten ge-
meentehuize doen blijken.
De aanslag der vrouw in de rijks directe belas
tingen geldt voor haren man, die van minder
jarige kinderen wegens goederen, waarvan hun
vader het vruchtgenot heeftvoor hunnen
vader. Aanslagen in de grondbelasting wegens
onroerende goederen eener onverdeelde nalaten
schap gelden ook voor den mede-eigenaar, wiens
naam niet bij den aanslag in het kohier is
vermeld, mits zijn aandeel in dien aanslag ten
min te fl bedraagt.
Voor alle andere categorieën dan de belasting
kiezers, moet de aangifte plaats hebben vóór
15 Februari a. s. Deze categorieën worden bier
achtereenvolgens genoemd.
W o u i n g k i e z e r s zijn zij, die als hoofden
van gezinnen of als alleen wonende personen
op 31 Januari 1898 sedert i Augustus van het
vorig jaar hebben bewoond, krachtens huur,
achtereenvolgens in dezellde gemeente niet meer
dan twee huizen of gedeelten van huizen, voor
elk waarvan, met of zonder bij behoorenden grond
of lokalen en bijgebouwen, niet ter woning be
stemd, de werkelijke huurprijs per week bere
kend ten minste heeft bedragen voor Schiedam
f 1.78; Viaardingen f 1.50: Overscbie of Vlnar-
dinger-Ambacht f 1.52; Kethel en Schiebroek
f 1.00.
Ook zij, die als hoofden van gezinnen of
alleen wonende personen op 31 Jauuati 1898
sedert 1 Augustus '1897, krachtens eigendom,
vruchtgebiuik of huur, een zelfde vaartuig van
ten minste 24 M*. hebben bewoond, behooren
tot de vvoonkiezers.
Indien men hetzelfde perceel of hetzelfde
chip is blijven bewonen, waardoor men het
orig jaar op de kiezer slijmt werd gebracht, is
vangifle thans niet noodig.
Loonkiezers zijn zij, die op 31 Januari
'1898 sedert 1 Januari 1897 bij dezelfde persoon,
onderneming, openbare of bijzondere instelling
in dienst-betiekking of r.ls inwonende zoon in
het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn
en als zoodanig over dat jaar een inkomen
hebben genoten voor Schiedam f450; Viaar
dingen f400; Overscbie en Viaardinger-Am-
bacht f 350 Kethel en Schiebroek f 325of
behalve vrije woning ofinwoning voor Schiedam
deze sommen verminderd met f 212.50 en over
de overige gemeenten met f 187.50.
Loonkiezers, die op de lijst van het vorige
jaar voorkomen, ontvangen, met de nootligo
toelichting, blanco-aangiftebiljetten ter invulling
voor hunne toelating tot de nieuwe lijst.
Pensioen kiezers zjjn zij, die op 1
Februari 1898 in het genot zijn van een door
eene openbare instelling verleend pensioen van
f 450.
Voor hen, die minder dan het vereischt be
drag aan pensioen ontvangen en bovendien een
inkomen hebb'-n, verkregen op de vvyze als
onder de rubriek sloonkiezers" is vermeld,
mogen pensioen en inkomen worden samenge
teld. Bereikt deze som dan ten minste het
vereischte cijfer, dan kan de pensioen- en loon
trekkende kiezer worden.
Peusioenkiezers, die op de lijst van het vorige
jaar voorkomen, behoeven zich niet op nienw
aan te geven.
Grootboek-of Spaar ba ti kkiezers
zijn zij, die op 1 Febtuari 1898 sedert een
jaar den eigendom met recht van vrije be
schikking hebben van ten minste f 100 (nominaal),
ingeschreven in de Grootboeken der Nationale
Schuld of ten minste f 50, ingelegd in de Rijks
postspaarbank.
Hij, die op dezen grond reeds het vorig jaar
kiezer was en voor wien die grond ook thans
nog bestaat, behoeft zich niet opnieuw aan te
geven.
Examen kiezers zijn zij, die hebben
voldaan aan de eischen van bekwaamheid door
of krachtens de wet gesteld voor de benoem
baarheid tot eenig ambt, voor de vervulling
van eenige betrekking of voor de uitoefening
van eenig bedrijf of beroep.
Hij, die op dezen grond het vorig jaar reeds
kiezer werd, behoeft met opnieuw aangifte te
doen.
De formulieren voor de verschillende aan
giften zijn kosteloos verkrijgbaar aan de secre
tarie der gemeente.
Al het bovenstaande geldt voor de kiesbe
voegdheid voor de Tweede Kamer. Voor de
kiesbevoegdheid voor de Provinciale Staten zijn
bij de kieswet dezelfde eischen gesteld, met
dien verstande dat men bovendien ingezeten
der provincie moest zijn. Voor de kiesbevoegd
heid voor de gemeenteraden gelden dezelfde
eischen als voor de Tweede Kamer, met dien
verstande, dat men bovendien ingezetene der
gemeente moet ziju en dat die eategorieëren,
die niet tot de belastingkiezers behooren, tevens
in 1897 voor een zeker bedrag plaatselijke directe
belasting moeten zijn aangeslagen geweest en
op *1 Maart 1898 dat bedrag voldaan hebben
Onderwijzers weduwen- en
WEEZENPENSTOEN.
Men herinnert zich de pogingen aangewend
door de onderwijzers der openbare school om
voor hunne weduwen en weezen een pensioen
deelachtig te worden. Nu het finantieel resul
taat van het rijks weduwen- en weezenfonds
der burgerlijke ambtenaren zoo schitterend was,
meenden zij uit dat fonds het eerste grond-
kapitaal voor hun verzorging te kunnen uit-
keeren, of liever hun weduwen en weezen in
dat fonds te doen opnemen.
In de Tweede Kamer bepleitte mr. Veegens
krachtig dit laatste denkbeeld.
Naar aanleiding van mr. Veegens rede heeft
de heer P. J. Raaymakers te Amsterdam, rijks
commissaris van het rijks weduwen-en weezen
fonds de gausche zaak nog eens uitvoerig in
de Tijd besproken in een viertal lange ai tikeieu,
waaraan wij het volgende willen ontleenen.
De heer Rauymaekeis bcgmt met het volgende
in herinnering te brengen.
De eerste wetenschappelijke balans van boven
genoemd fond toont aan een batig saldo van
f 14 725.413.73 e en wanneer bij de tivoede weten
schappelijke balans over te leggen in 1902 blijkt,
dat in het fonds een gronter kapitaal aanwezig
is dan gciorderd wordt om aan de veiphclmngen
van het fonds, ook ln de toekomst, te voldoen,
moet liet overschot tot een bedrag van hoogstens
4 millioen in do Staatskas worden gestort.
Do di ie deskundigen, de heereii prof. dr. P.
van Geer, prof, di. A. J. van Pesch on de ou 1-
prof. A. E Rahusan, belast met het opmaken der
eerste b dans, hebben die 4 miH'raen nu leeds voor
den staat gereserveerd on het batig saldo met de
contante waarde dier vier roillioen, d. i. met
3.450 000 gulden verminderd.
»Da voorzichtigo deskundigen hebben bovendien
bij do vaststelling van bet batig saldo rekening
gebuu ten met de mogelijkheid eener conversie van
de 3 pc. Nedeilandsche Weikelijke schuld in een
2 K pc. fonds, met een daaiuit volgend eventueel
vei lies hpt batig saldo verminderd, en dit terug
gebracht tut de ronde som van f8.890.000".
De heer Raaymakers gaat hierop na, hoe dit
belangrijk saldo in het Rijks Weduwen- en Wee
zenfonds is ontstaan. Hij wijst er op hoe bij de
wet van 9 Mei 1846 bepaald werd, dat de bur
gerlijke ambtenaren zouden worden gepensionnoerJ
ten laste van den Staat. Spoedig echter bleek,
dat tie burgerlijke ambtenaren te veel bijdroegen
en dat het pensioen geheel betaald werd uit hun
bijdragen, ja, dat zij zelfs kapitaal vormden, welk
kapitaal in 1873 reeds meer dan 10 mihoen bedroeg.
Dit gaf aanleiding lot den wensch, dat ook de
weduwen en weezen der ambtenaien zouden ge
nieten en na 17 jaren daarop te hebben aange
drongen, voi kregen da ambtenaren, dat, op voordracht
van den minister Godin de Beaufort, bij de wet
van 9 Mei 1890, de kapitalen van het pensioen
fonds, minus drie milioun, ter beschikking werden
gesteld van do beheerders van het toen opgericht
Rijkspensioenfoiids voor de weduwen en wceccn van
burgeilijke ambtenaren, lei wijl toen tevens bepaald
werd dat later nog hoogstens4 miihoen gulden aan
den Staat moot woiden uitgekeerd.
De ambtenaren betalen nu 5 pc. per jaar van
hun traktement aan hot weduwen-pensioenfonds
en deze bijdragen, gevoegd bij de rente van het
kapitaaldat zij vroeger te veel hebben betaald
zijn meer dan voldoende oui in de toekomst alle
weduwen en weezen te pensionneerenzelfs is er
volgens de eeiste balans een ba/ij saldo van
8.890.000 gulden.
Nu werden reeds bij de indiening der pensioen
wetten van 9 Mei 1890 begeerige blikken op het
saldo van het pensioenfonds geslagen door hen,
die buiten het korps zbuigerlijke ambtenaren" doch
tot den Staat in zekere betrekking staan, al be-
Itleeden zij geen staatsambt.
Het waren voornamelijk de ondorwijzets bij het
openbaar lager onderwijs, die van den boom zoo
vol beladen, een appeltje wilden plukken.
Zij vroegen, dat de Regeering de vier millioen
door hot Weduwonfonds aan het Rijk nog af te
slaan, en waarop bij de wet van 9 Mei 1890
(Staatsblad no. 79) niet vast, alleen voorwaarde
lijk weid gerekend, on die dus in zekeren zin een
onverwachte bate voor het Rijk is, tot een grond-
kapitaal voor do pensioenen hunner weduwen en
wee7,en zou bestemmen.
Bij de jongste begrootingsdetitten eft nu mr.
Veegens het voor de onde" wijzet - opgenomen,
maar, naar het oordeel van ïen hee Raaymakers,
niet op gelukkige wij/e. De heer Veegens vviide
een gedeelte van het batig saldo van het pensioen
fonds voor de pensioenen der on lervvijzeis-vvednwen
besteden en hij meende, dat dit volkomen geoor
loofd zou zijn. Inmers bij de wet van 1890 heeft
de Staat sedert 1891 de pensioenen der burger
lijke ambtenaren voor zijn rekening genomen, zegt
hij, en daarvoor zijn slechts 7 millioen uit het fonds
bedongen, terwijl de overige kapitalen zijn toege
kend aan het op te richten weduwen en weezen
fonds van burgerlijke ambtenaren.
Maar de heer Raaymakers komt op tegen de
bewering, dat bij die maatregelen werd uitgegaan
van de gedachte, dat het toenmalig pensioenfonds
an den Staat toebehoorde. Dit strijdt z.i. niet alleen
met do waarheid, maar ook met hot algempen
gevoelen en hij meent, dat dit uit het in herin
nering gebrachte voldoende blijkt.
Waurom vviide dan de heer Veegens daarop be
slag leggen ten behoeve van de onderwijzers, vraagt
da boer R., en stelde hij zich niet tevieden met
de toezegging van den minister, dat ernstig aan
de onderwijzers weduwen gedacht werd, en met
diens mededeeling, dat reeds ovpi leg was gepleegd
met zijn ambtgenoot van financien, en dat haar
zaak zeer goed slond?
In de eerste plaats, zoo antwoordt schr., om
dat de geachte afgevaardigde het meer in 's Lands
belang zou achten, da>. de 4 millioen gulden die
het fonds aan het Rijk moet nlstann, een andere
bestemming kregen, maar vooral ook omdat hij aan
do bijzondere onderwijzers dacht, die naar zijn
overtuiging óók recht op steun hadden voor hun
weduwen en weezen.
Nu is het zeker zeer liberaal in de goede be-
teekonis van bot woord van een lid der Linker
zijde op te komen voor de belangen der bijzondere
onderwijzers.
Maar dat de bijzondere sympathie van den heer
Veegens voor do bijzondere onderwijzers een reden
moest zijn om het batig saldo van het weduwen-
fonds aan te spreken, acht de iieei R. wel .vat
zondei hng.
En als aan den wenk van den heer Veegens
gehoor word gegeven, dan zouden de bijzondei e
ouderwijzeis eerst moeten woiden gehoord, dan
zouden vele berekeningen en vee! voorbereidende
stappen noodig zijn en zouden de onderwijzers bij
het openbaar onderwijs nog eenige jaren moeten
wachten alvoions den wensch van hun hart in
vervulling te zien.
Daarom meent schr. dat de heer Veegens den
onderwijzers in het algemeen geen dienst heeft
bewezen.
Nu reeds hebben zijn woorden in het eindverslag
der Eerste Kamer over de wet tot regeling van
de ontvangsten en uitgaven van het pensioenfonds
voor 1898 een weerklank gevonden.
De redactie van De Tijd teekent hierbij aan.
nOik wij zien de groote moeilijkheden niet over
bet hoofd, welke die gelijkstelling (van openbare
en bijzondere onderwijzers) op velerlei gebied nog
in den weg staan. Heeft echter eenmaal bij alle
partijen het gezonde beginsel voorgoed wortel ge
schoten, dat de diensten, welke de onderwijzer der
bijzondere school aan de gemeenschap bewijst,
geen mindere zijn dan die bewezen door zijn
college der openbure, dan mag ook met grond ge
lijke behandeling van beide categorieën van onder
wijzers bij het verleenen van staatshulp ter ver
zekering der topkomst van hun-zelven en de hunnen
verwacht worden."
Staatspenslonneerin g.
Gisterenavond had in de groote zaal van
sMusis Sacrum" de aangekondigde vergadering
plaats als vooitzetting van de in de vorige
maand gehoudene ter bespreking van het
onderwerp »Staatspensionneering".
De heer Helsdingen was niet ter vergadering
tegenwoordig.
De heer van der Goes trad als spre
ker op.
Deze begon met de mededeeling dat de
debatter van de vorige vergadering bericht had
dat hij niet wenschte het debat voort te zetten.
Hierdoor is het oorspronkelijke denkbeeld om
een gecontinueerde vergadering te beleggen,
vervallen. Toch was het noodig dat deze ver
gadering plaats heeft, omdat door gebtek aan
tijd de vorige maal niet het doel was bereikt
wat men zich had voorgesteld, n.l. het vormen
van een plaatselijk comité.
Uitdrukkelijk verklaart spr. voorts dat beide
vergaderingen niet belegd zijn door het landelijk
comité te Amsterdam, maas door het plaatselijk
comité te 's Gravenhage, dal op zicli heeft
genomen om in de omliggende gemeenten te
trachten eveneens plaatselijke comités te vor
men. Dit laatste is noodig omdat van uit den
Haag niet telkens kan gegaan worden naar
andere steden om propaganda te maken voor
staatspensiormeeringdit is èn te kostbaar on
vordert te veel tijd voor de bestuurders die
allen werklieden zijn.
Het is dus noodig dat er een plaatselijk
comité gevormd wordt en orn dit te bevorderen
is een uitnoodiging gezonden aan de secretarissen
van die vereenigingen welke aan hetHaagsche
Comité bekend waren om hierover in hunne
vergaderingen te beraadslagen. Spr. hoopt dat
er zich nu zullen aanmelden die bereid zijn
om een commissie met dat doel te vormen.
In de vorige vergadering was door den boven-