Zaterdag 29 Januari 1898
N°. 9538.
DE VLUCHT.
51"" jaargang.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
1st© KLlerk.
FEUILLETON.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
BUITENLAND.
AsojmaHENTsrwji toot Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p, kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommera- 0.02
BUREAU! B8TER9TRA.IT TO, Teïeplioon 3fo. 123.
--—.i,-ni i
Advebtestiei-kijs: van 15 gewone regels roet inbe
grip van ecne Conrantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Ter Gemeente-Secretarie van Schiedam (afd.
Bevolking, Burgerlijke Stand, Militie, Schutterij
enz.), wordt gevraagd
Jaarwedde f MO.
Grondige theoretische en practisehe kenuis
van den Buigerlijken stand wordt vereisclrc
het bezit van een diploma, afgegeven door de
Vereenigirig voor Gemeentebelangen, strekt tot
aanbeveling.
Sollicitatiestukken in te zenden vóór 10
Februari a. s.
Tot persoonlijke aanmelding bestaat uitslui
tend gelegenheid op Woensdag 9 Februari a. s.,
tusschen 'snam. 2 en 4 uur.
Algemeen overzicht.
Schiedam, 28 Januari '98.
De Koln. Ztg., duidelijk ten gunste van
Dreyfus geporteerd, geeft den vrienden van den
ongelukkigen ex-kapitein eenige der beharti
ging waardige adviezen.
Het knoopt die vast aan de bespreking van
een spottend artikel in de Libre Parole over
de verklaring van den staatssecretaris van
het Duitsche Rijk Von Billow.
Het anti-semietische orgaan zegt o. a., dat de
Keizer een diplomaat, d. w. z. een vertegenwoor
diger der kunst van liegen, voor deze verklaring
heeft uitgekozen maar het voegt er tegelijk
aan toe«Haasten wij ons te erkennen, dat
mijnheer von Biilow het vertrouwen van
zijn meester niet teleursteltmet volmaakte
behendigheid heeft hij waarheid en onwaarheid
dooreengemengd"
Aan die behendigheid is het dan ook zeker
te danken, dat deze verklaring niet die opge
wondenheid heeft teweeggebracht ais de chauvi
nisten wel dachten.
»Yan verschillende zijden geeft men ons den
raad, ons niet te mengen in Fransche aange
legenheden," zegt het Keulsehe blad, »een raad
die te zonderlinger is, daar de Franschen zelf,
zoolang er sprake is van Dreyfus, zich de
grootste moeite hebben gegeven om ons er in
te betrekken, of wij wilden of niet."
«Het gerucht loopt weer", gaat het blad
voort, «als zou de heer Von Bülow Dreyfus en
Esterhazy voor volkomen onschuldig hebben
verklaard, terwijl hij toch alleen ontkend heeft,
dat de Duitsche regeeiing met hen in betrek
king heeft gestaan".
De lntransigeant trekt uit dit onjuiste weer
geven vati Von Bülow's woorden de conclusie
dat, als Dreyfus noch Esterhazy schuldig zijn,
DOOK
IDA BOY-ED.
16)
Felix had zich nieuw in de kleeren gestoken.
Met onberispelijken smaak gekleed, verscheen hij
's morgens in een grijs jaquet-kostuum, en 's mid
dags in liet zwait; aan zijn hand glinsterde weer
de oude, groene ring. «Ja knap is hij, dat is
waar." En steeds behield hij zijn bescheiden loon
zonder onderdanigheid, en steeds gaf hij blijk van
denzelfden ijver.
«Met welk een voornaamheid en tact gedraagt
hij zich, na al wat hij heeft doorstaan."
En iederen dag was het een zelfde climax. Felix
werd steeds trots ontvangen en aarzelend ont
slagen. Kwam hij, dan keek Conradine hem nauwe
lijks aanging hij weg, dan scheen haar blik hem
vast te houden en met moeite van hem te scheiden.
Hij werd daardoor verschrikkelijk zenuwachtig
iedere dag bracht hem opnieuw in spanning.
Maar niettemin wies met den dag zijn zelfver
trouwen; want hoe meer hij doordiong in haar
levensomstandigheden, hoe meer hij inzag, dat
Conradine in haar groote naïveteit hem een ont
zaglijke verantwoording op de schouders had gelegd,
terwijl zij meende hem een weldaad te bewijzen.
Een weldaad was het ook gewee.t, maar in een
veel grooteren en dieperen zin, dan zij zelf wel
had vermoed. Want Felix zag voor zich liggen
er een derde moet wezen, die de verrader R.
«Misschien zijn er meer verraders", zegt de
Kulnische «misschien behooren tot hen ook wel
Esterhazy en Dreyfus; dat kan ons niet schelen,
maar wel dat noch Dreyfus noch Esterhazy
met Duitschland in betrekking hebben gestaan."
Daarop voortbouwende komt het blad dan
tot dezen raad aan alle Franschen om tot de
waarheid te komen.
Wanneer Duitschland niet het land is, ten
gunste waarvan het verraad is gepleegd en
dit blijkt, onomstootelijk uit de verklaring an
Von Bulow dan moet een andere mogend
heid er in betrokken zijn. Komt het dossier
daarmee overeen Zoo niet, dan is natuurlijk
dat dossier vervalscht.
Men ziet het, een zeer eenvoudige inductie.
Maar wanneer men nu de verklaring van Von
Bülow buiten beschouwing laat, indien men
die een diplomatische leugen blijft noemen?
In hetzelfde artikeltje wordt besproken het
oproepen van verschillende diplomaten als ge
tuigen in het proces tegen Zola.
Zooals men weet komen onder de door dezen
opgeroepen getuigen voor de militaire attache's
van Rusland, Oostenrijk, Duitschland, Ralië,
Engeland en Spanje; twee leden van het
Duitsche gezantschap, von Below en graaf
Gróbenverschillende legatieraden en zelfs de
gezant van Rusland te Brussel, von Gièrs, tot
voor korten tijd attaché te Parijs.
Geen dezer heeren behoeft gevolg te geven
aan de dagvaarding; de wet kan hen niet
dwingen. Overeenkomstig het volkenrecht toch
bevinden al die diplomaten zich op eigen grond
gebied; zij zijn exterritoriaal.
Zola zelf weet dit natuurlijk ook welhij
zal dan ook waarschijnlijk hun namen alleen
hebben genoemd om der volledigheidswille.
Wat'de leden van het Duitsche gezantschap
betreft, hun getuigenis acht de Köln. Ztg.
terecht overbodig. De verklaring door Von Bülow
afgelegd in de budgetcommissie van den Rijks
dag is afdoende.
Zola heeft intusschen een nieuwe reeks ge
tuigen genoemd, die hij wenscht dat gedag
vaard worden. Onder hen komen voor de zeven
leden van den krijgsraad, die Dreyfus veroor
deeld hebben, en de zeven officieren, waarvoor
Esterhazy heeft terechtgestaan.
Het blijkt dat George Clémenceau toch tot
het proces tegen Zola zal worden toegelaten
als vertegenwoordiger der Avrore.
Over de rol van Duitschland in deze vertelt
de Jour da' in 1894, nog vóór het proces-
Dreyfus, von Munster, de Duitsche gezant, aan
den minister van buitenlandsche zaken had
verklaard, dat Duitschland geen reden had om
tusschenbeide te komen in deze zaak. Maar dat,
als in den loop van het geding Duitschland of een
militair of diplomatiek agen* van Duitschland
wat hij steeds had gewenschternstige plichten,
waartegen hij opgewassen moest worden.
Den 1sten Mei zou hij naar Dolbatsch en Trebbin
vertrekken; dan ging Conradine met haar gevolg,
zooals zij zelf zeide, op reis.
Naar Boven-Italië, naar Parijs, naar de zee,
waarheen het haar maar lustte. Een koerier was
aangenomen. Madame mère, Jasperson en de
kamenier gingen mee.
Op den voorlaatsten dag rekende Conradine
bet zich plotseling tot plicht, Felix eens als gast
bij zich te zien.
Maar zij wilde zich daartoe laten overhalen.
«Ik heb het steeds vermeden, ondergeschikten aan
onze tafel te noodigen," zeide zij. »In 't algemeen
is 'took beter den afstand te bewaren. Maar Fehx
Dahlland
Conradine was niet bevreesd door dergelijke
gezegden Madame mère te kwetsen. Zij wist, dat
deze niet meer dacht aan den lijd, toen zij als
Betty Kurz voorzat aan de bediendentafel op
Dolbatsch.
Met kalme waardigheid zeide zij op haar gewone
besliste manier:
«De jonge Dahlland... dat is zeker iets anders.
Een man uit onze kringen! Bedenk toch dat zijn
ouders bevriend waren met een prins!"
Zoo werd Felix uitgenoodigd om te komon
dineeren. Conradine week zijn blik uit, toen zij,
terwijl haar adem haar begaf, bij het afscheid
zeide
«Mag ik het genoegen hebben dat u morgen
bij ons eet?"
Hij bloosde en nam plichtmatig de uitnoodiging
aan. Hoe graag zou hij bedankt hebben I Hij ver
beeldde zich dat er iets vernederends in stak, te
officieel ter sprake kwam in verband met de
zaak, onmiddellijk protest daartegen zou wor
den aangerekend.
Ingeval verklaard zou worden, dat de Duitsche
gezant of een der attaché's in de zaak betrok
ken was, zou graaf von Munster terstond Parijs
verlaten.
De Jour zegt dat deze verklaring opnieuw
door den Duitschen gezant is gedaan, toen de
zaak-Drevfus weer werd opgerakeld.
Het blad schrijft het daaraan ook toe, dat
de verklaring van Lebrun-Renault niet wordt
gepubliceerd.
Meer waarschijnlijk is het anders dat die
verklaring alleen bestaat in de phantasie van
velen.
De afgevaardigde Guérin, die minister van
justitie was in het kabinet-Dupuy, heeft eenige
niet onbelangrijke mededeelingen gedaan aan
een redacteur der Gaulois.
Hij verzekerde destijds van zijn ambtgenoot
van oorloggeneraal Mercier, vernomen te
hebben, dat het bekende borderel afkomstig
was van een agent, die het in de snippermand
van een gezantschap had gevonden.
Op de vraag van. den journalist of Guérin
nog van een ander, voor Drevfus bezwarend,
document wist, luidde het ..ntvvoord, dat de
oud-minister nooit van geheime processtukken
had gehoord.
«Ik kan u zeggen dat geen mijner collega's
iets heeft gehoord van geheime processtukken
in de raadkamer. Waarom heeft men niet luide
tegengesproken, dat aan den krijgsraad geheime
stukken zijn medegedeeld, wat een geheime
procesvoering zou zijn geweest."
De opstootjes houden langzamerhand op. Ook
te Algiers wordt het rustiger. Als de orde
volkomen hersteld is, gaat gouverneur Lupine
naar Parijs om uitgebreidere bevoegdheid aan
te vragen.
De Kamer zal den 19den Februari zich bezig
houden met een interpellatie over de onlusten
te Algiers.
Bij het proces- Reinac-Rochefort te Parijs
deed zich geen enkel incident voor. Uitspraak
over acht dagen.
Weinig bemoedigend is voor Engeland de
meening, door sir Henry Havelock Allan, die
in de Khaiberpas werd overvallen en vermoord,
in een particulieren brief uitgesproken over de
resultaten van den veldtocht aan de Afghaansche
grens.
Kort en zakelijk schrijft hij
«Wij hebben op de Afridi's geen indruk
gemaakt, omdat de zaak verkeerd is aangepakt.
Te veel lastdieren, wagens, bagage, x'n de
volgende lente moet de geschiedenis van voren
af aan worden begonnen. Dan zullen zij wel
het hoofd in den schoot leggen. Dat zal evenwel
nog vijf millioen meer kosten."
De meening, in het eind van het vorige jaar
door de Pioneer te Allahabad uitgesproken, doch
tafelen bij <te vrouw in wier dienst hij stond,
terwijl hij nog geen arbeid had verricht.
Maar den volgenden middag overkwam hun
beiden iets zeer natuuilijks, dat hen alleen verraste
omdat zij het niet hadden verwacht. Conradine
zag in Felix niets dan haar gast, en haar stem
ming was van het eerste oogenblik af los en
luchtig, terwijl Felix zich volkomen een man van
de wereld voelde.
C mradino had ook iiaar advocaat uitgenoodigd.
De justilie-raad Wörmbsche geleek veel op Ibsen,
en Felix zag hoe de oude heer met zijn sneeuw
witte dichte haardos en zijn streng toegeknepen
mond Conradine een ridderlijke en natuurlijke
vereering bewees.
In de salon werd gegeten, en behalve de kellner
bediende Jasperson.
Madame mèreals altijd in zware zijde en zonder
mutsje op het bleek-blonde haar, was uiterst min
zaam jegens Felix, zoozeer zelfs, dat het hem doo-
debjk zou beleedigd hebben, indien niet Conradi-
ne's innemende beleefdheid dat gebrek aan tact
had overschaduwd. Madame mère droeg een oude
broche met peervormige paarlen, topazen en saffieren.
Toen zij zag dat Felix' blik er op rustte want
hij meende het kleinood te herkennen, dat Con
radine had gekorht merkte zij op, terwijl haar
vleezige vingers het juweel onder haar kin streelden
«Een oud familiestuk. Ik ben op dat punt wat
eenzijdig ik draag alleen oude sieraden."
«Zeer mooi", zei Felix verstrooid.
Hij zag dat een vluchtige blos Gonradine's gelaat
bedekte. Maar zij ging onbevangen door met spreken.
Nog wel tienmaal trof hena onder den maaltijd,
wat hij iederen dag onder het werk telkens met
nieuw verbazen zag, dat deze trotsche vrouw ieder
onmiddellijk van EngeRche. zijde krachtig tegen
gesproken, schijnt dus juist te zijn geweest.
liet blad, een der meest invloedrijke, daaren
boven de regeering goed gezinde organen van
Britseh-Intlïë, had de leiding van den veldtocht
door de Engelsclie officieren aan een strenge
critiek onderworpen.
En inderdaad, de resultaten van deze cam
pagne, die zooveel inspanning, bloed en geld
heeft gekost, zijn uiterst gering.
Wanneer het de BriRche bevelhebbers had
mogen gelukken de opstandelingen slag te
leveren in 't open veld, dan zou een over
winning der Engelschen, dank zij hun snel-
vuurgeschut en hun repeteergeweren, niet
twijfelachtig zijn geweest.
En wij weten uit onze eigen koloniën maar
al te wel, dat een besliste overwinning noodig
is, om inlandsehe stammen tot onderwerping
te brengen.
Nu is het een guerilla-oorlog geworden,
waarvan het einde nog niet is te voorzien.
Opmerkelijk is echter, dat zich in den kaat
sten tijd talrijke Afridi's aanmelden om dienst
te riemen in het BriRch-IndRche leger.
Voorloopig worden zij niet aangenomen.
Ook in Beloedsjistan is de opstand nog niet
bedwongen.
Kolonel Mayne's voorhoede, die van Ormara
is opgerukt om de opstandelingen te straffen,
ondervindt tegenspoed. De kameelen schijnen
niet bestand tegen de vermoeienissen en sterven,
zoodat eerst voor nieuwe lastdieren moet wor
den gezorgd.
Te Londen heeft veel opzien gebaard het be
richt, dat de Engelsclie kanonneerboot Lapwing
de Britsehe stoomboot Bcloetsjistan met be
stemming naar havenplaatsen aan de Perzische
golf heeft aangehouden en een partij wapenen
en krijgsvoorraad waarmee de Beloelsjistan
was geladen, in beslag heeft genomen. De
stoomboot kon daarna haar reis ongehinderd
voortzetten.
De Beloelsjistan heeft die lading te St.-
Petersburg ingenomen op last van den Russi-
schen ontdekkingsreiziger-diplomaat Leontiefl'.
Toen het schip te Londen in de dokken lag,
werd het aangehouden en eerst losgelaten, toen
de assurantie-maatschappij verzekerde, dat de
lading voor Abessynië was bestemd.
Thans echter schijnt gebleken te zijn, dat
zij voor de Afridi's of de opstandelingen in
Beloetsjistan bestemd was.
Zou Rusland hierin de hand hebben vraagt
men zich af.
Men vermoedt dat de Perzische regeering
Engeland heeft gewaarschuwd.
Gemengde Mcdcdcellngcn.
De Duitsche Keizer vierde gisteren zijn 39sten
verjaardag.
Bij die gelegenheid heeft de Fransche gezant
te Berlijn het grootkruis van den Rooden
Adelaar gekregen.
barer woorden in bedwang had, dat zij zich steeds
volkomen wist te beheerschen; maar dat zij haat-
gelaat zoo weinig in haar macht had dat het toch
alles verried en dikwijls alles logenstrafte, wat haar
doen en spreken wenschten uit te chukken.
En wat hij waarnam, bleef waarschijnlijk ook aan
anderen niet verborgen. Zoodoende was wel licht de
ziel dezer vrouw voor allen, die dikwijls met haar
in aanraking kwamen, als een opengeslagen boek.
Op tafel stonden talrijke kleine, smalle vaasjes,
in ieder waarvan drie roode rozen, staken. Zij waren
gelijkmatig over de kleine tafel verdeeld en boden ren
liefelijkon aanblik. Het diner was zoo rijk, als Felix
nog nooit had bijgewoond. Conradine sprak met
veibazingwekkende tact over alles en nog wat en
wist behendig te vermijden, schijnbaar evenwel als
vanzelf sprekend, ook maar een woord te uiten
dat den advocaat of Felix aan zaken had kunnen
heiinneren.
Zelfs do een weinig aanmatigende tegenwoordig
heid van Madame mere vermocht niet storing te
brengen in de sfeer van vriendelijkheid die Con
radine omgaf, Felix moest aan zijn moeder denken
en aan haar dorst naar verfijnd, schoon, opgewekt
levensgenot. Hij begreep zijn moeder maar a! te
goed. «Misschien is hot meer het bewijs van een
artistieke neiging dan een materieels drang, om
het genot in edelen vorm te zoeken en te waar-
deeren," dacht hij en hij nam zich voor «later"
eens met Conradine de la Fiémoiie daarover te
spreken. Dit «later" speelde in zijn verbeelding
een vage tol. Wanneer zijn verstand rekenschap
vorderde van zijn phantastische gedachten, dan
vei klaarde hij het als «later, wanneer ik haar
vertrouwen zal hobben gewonnen".
Wordt vervolgd.)
5!
H