IdëVlucht.
51"e jaargang.
Zondag 30 en Maandag 31 Januari 1898.
N°. 9539.
Eerste Blad.
iS
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
Van de zijde der IViaas.
BWILLETON.
De g-oecle weg*.
BüTTENLAm
UITGEVER": "rT"C. KÖELANTS.
AsosKnxMTspittjs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
or .liggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
- 0.02
Afzonderlijke noromers.
BSJREATT: BOTERSTRAAT 7», Tcïeplsoon TVo. 523.
ADTnRTRKTi-pPRIJS: van 1—5 gewone Tegels met inbe
grip van cenc Courant0.52
Iedere gewone regel meer0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
In de jongste zitting van den gemeenteraad
heeft de burgemeester-voorzitter een woord ge
sproken naar ons hart, en daarom zoo van
waarde vooral omdat het van die plaats werd
gezegd.
Het was bij de nieuwjaarsrede. Men ver-
gunne ons hierbij het verslag van dit blad
citeerende het hier nog even af te drukken
Wanneer ik terug zie op het afgeloopen
jaar dan ben ik dankbaar maar niet vol
daan. Dankbaar voor de welwillendheid die
het Dag. Bestuur steeds van u mocht onder
vinden. Wel was er niet altijd eenstern-
migheid, maar toch in elk geval bleek bij
de dftcussiën de waard eeririg van elkanders
opinion. Dit stel ik op hoogen prijs en
daarvoor ben ik dankbaar. Dankbaar ook
omdat zich in het afgeloopen jaar, naar
ik vernomen heb industriën hebben geves
tigd, dankbaar dat er nieuwe gebouwen
'zijn verrezen, omdat dit het bewijs is van
welvaart.
Zeer dankbaar vooral ook ben ik voor
bet door uwe vergadering steeds voteeren
der gelden welke wij aanvroegen voor de
werken aan de Maas. Daarmede hebt gij
te kennen gegeven dat gij met ons de
overtuiging bezit dat de victorie voor de
gemeente van de Maas-zijde moet komen.
Maar niet \oldaan ben ik over de mede
werking der bandelaren te dezer plaatse.
Het geeft niet of wij Gods zegen vragen
en onze tienduizenden beschikbaar stellen
en de werken aan de Maas blijven braak
liggen. In het afgeloopen jaar is het aan
tal iiehtersehepen toegenomen doch dat
der zeeschepen verminderde. Ik heb gezien
dat in het jaar 1895 werd aangevoerd
18000 last granen, in 1896 25000 last
en in het jaar dat achter ons ligt 30000
last granen.
Dat is een krachtig woord, een woord van
de practijk, met nuchtere maar niet liegende
cijfers.
En wij zouden zoo van harte gaarne zien,
dat onze industrieelen het in hun oor knoopten,
of het in een lijst aan hun wand hingen,
opdat het hun van dag tot dag een prikkel zij,
om te ijveren voor den wederopbloei van onzen
handel en dus onze welvaart.
Ja, van de Maas moet het komen.
Dat kan wij hebben vernomen, hoe in het
afgeloopen jaar reeds enkele pogingen werden
aangewend, die met groote dankbaarheid door
de burgerij werden gezien. Of wij al havens
aanleggen en spoorstaven, het baat niet, want
zij zijn slechts bet middel, niet het doel. Men
spare ons heden het nader uitwerken van ons
denkbeeld «Schiedam Vooruit".
Komt, industrieelen, doe ieder wat hij kan.
DOOK
IDA BOY-ED.
17>
Een ding slechts verstoorde zijn gevoel van geluk
in deze eerste uren aan liaar tafel. Hij begroep
niet wat het kon zijn. Herhaaldelijk overviel hem
iets als plotselinge verstomming. Een kil gevoel
voer hem door de leden en belette den warmen
sttoom V8D blijdschap voort te vloeien.
Ten sloLte verbeeldde hij zich dat dit gevoel
hem telkens overviel, wanneer Jasperson's blik
hem trof.
sik ben toch zenuwachtig geworden in al die
moeilijke jaren," dacht hij treurig. Maar hij her
innerde zich, ondanks zijn poging om dia verbeelding
voor zenuwachtigheid te houden, toch nauwkeurig,
hoe tien dagen geleden, toen Jasperson bij hem
kwam, hij een onbehagelijk gevoel had gehad. In
plaats van den afgezant van Conradihe de laFie-
moire, die toch geld, geld bracht, roet blijdschap
te begroeten, had hij hem zoo spoedig mogelijk en
zonder veel te spreken weer laten gaan. Toen had
ktj dat op zijn schaamtegevoel geschoven. De be
diende kon zich laten verleiden om te spotten over
de armoedige woning van den nieuwen directeur.
Maar sedert dien tijd had hij toch pehiord dat
Jasperson de levensredder van Conradine was. Hij
had hem daarvoor dank moeten weten hij
dit ook en toch
Laat hier verdiend worden, wat anders naar
Rotterdam gaat, en zoo het kan en noodig is,
vereenigt uopdat uit uwe eendracht het
groote ontsta.
Van de Maas moet het komen
Onze lezers zijn zoo vriendelijk geweest ons
de vorige weken te vergezellen op een excursie
in de moekim der gemeenteondernemingen.
ill et genoegen merkten wij, dat ons schrijven
hier en daor belangstelling wekte.
Men heeft echter kunnen zien, dat het lon-
dament, waar op allerwege in deze materie ge
bouwd werd, niet hecht was. De circulaire des
Ministers was van oneindig minder verre strek
king dan alle schrijvers, de generalissimus prof.
Treub in de eerste plaats, geloofden.
De Minister wraakte slechts het uittrekken op
de begrooting van memorieposten, en wenschte
cijfers te zien.
Toch is al het geschrijf niet nutteloos ge
weest. Het waren geen kasteelen in de lucht.
Menige wenk is gegeven die zijn nut zal
hebben en alom de gemeenteadministratie ten
goede zal komen. Met genoegen namen wij
waar, dat een blad van gewicht, als het Alge
meen Handelsblad prees, wat een stadgenoot,
de heer van Eysinga in het Weekblad voor
Burgerlijke Administratie schreef, en van
welke schriftuur wij in ons Persoverzicht uit
voerig mededeel ing deden.
Het doet ons altijd weldadig aan, dat men
van Schiedam of zijn inwoners nog eens iets
anders te prijzen heeft dan «Schiedam".
De Bergen-op-Zoomscbe quaestie besprekend,
zeide de heer van Eysinga «Ged. Staten werden
derhalve in het ongelijk gesteld. Zij vonden
er toen op, dat zij de voorschriften omtrent
de inrichting der rekening zoo veranderden,
dat in verband daarmede de uitgaven en ont
vangsten der gasfabriek afzonderlijk op de be
groeting dienden te verschijnen" waarop het
Handelsblad laat volgen volt n »Dit is
zooals de heer Van Eysing.i, naar ons voor
komt terecht, opmerkt de weg tot oplossing
der gerezen moeilijkheden."
"Wij gunnen onzen stadgenoot en confrère
gaarne den lof hem gebracht, en hopen, dat
de Gedeputeerde Staten met zijn wenken reke
ning mogen houden.
Algemeen overzicht.
Schiedam, 29 Januari '98.
Het groote belang der woorden, in de budget
commissie van den Duitschen Rijksdag door
den minister van buitenlandsche zaken over
de Dreyfus-quaestie gesproken, valt niet te
miskennen en wordt ook door niemand miskend.
Hij zag Jasperson aandachtig aan en trachtte
het met zich eens te worden, of er eigenlijk aan
den man iets bijzonders was.
Ja, een kalme en toch dreigende dwuTg ging
van hem uit. Hij bad iets ormtstoorbaars over
zich, iets als een rustige natuurkracht, die aan
houdend doorweikt.
Zijn bewegingen waren langzaam en toch flink.
In zijn licht oog lag een vreemde uitdrukking.
Felix noeende nog nooit iemand te hebben gezien,
die zoo vast den blik van een ander mensch uithield.
Het scheen of in zijn oogen niets dan licht, klaar
licht was. Maar toch straalden zij geen warmte uit.
Die vuist in den witten handschoen kwam hem
in de gedachte, die zich uitgestrekt had om de
deur van den juweiierswinkel te openendat
was Jasperson's hand geweest, die voor zijn
meesteres de deur had geopend Felix zag ook
hier aan tafel voortdurend die vuist in den witten
handschoen, die op dit oogenbhk een kristallen
karaf met rijnwijn aan den hals omklemde. Het
was eigenlijk komisch het eerste dat hij van
Conradine* s omgeving had gezien, was Jasperson's
vuist geweest.
«Wat kan mij dien man schelen 1" dacht bij ein
delijk, nijdig over zijn zenuwachtigheid.
Buiten neigde een heerlijke voorjaarsdag ten
einde, en Conradine zeide dat zij na het eten nog
een rijtoertje wenschte te gaan maken. Nadruk
kelijk en in de beleefdste termen stelde zij Madame
mere er van vrij haar te begeleiden, en sprak
tegelijk met Wörmbche over het t Deutsche Theater",
waar zij den volgenden avond heen wilde gaan
omdat Kainz en Sorma speelden want zij moest
gebruik maken van de enkele gelegenheden om
zicfe te beschaven".
Men bespreekt die woorden, keurt ze goed of af,
legt er dezen of dien zin in.
De groote vraag is juist welke beteekenis
er aan gehecht moet worden.
Men weet dat de beer Yon Bülow aanleiding
vond tot zijn verklaring in een vraag van liet
bekende lid der vrijzinnige volkspartij Eugen
Richter, en de algemcene opinie was. dat
Richter die vraag alleen had gesteld, na met
de regeering in overleg te zijn getreden. M. a. w.
de regeering heeft Richter's vraag beschouwd
als eene welkome gelegenheid om van haar
ineening in deze ex officio te doen blijken.
Een onmiddellijke aanleiding tot die verklaring
zou ook zijn de oproeping van den Duiftchen
gezant te Parijs nis getuige in bet proces-Zola
en de daarmede gepaard gaande, teere vraag,
of graaf von Munster zich al dan niet op zijn
exterritorialiteit zou beroepen.
De verklaring van von Bülow, sprekende
namens de regeering, zou 'an moeten beschouwd
worden als het eenige antwoord, dat Duitscli-
land of zijn vertegenwoordigers op elke viaag
Dreyfus betreffende te antwoorden hadden.
Toch schijnt de zaak nog eenigszins anders
in elkaar te zitten.
In officiecle kringen te Berlijn is men er op
gesteld, dat het juiste inzicht besta omtrent
den oorsprong der ministerieele verklaring.
Die verklaring werd alleen gegeven naar
aanleiding der vraag van Richter, die niet
vooraf met Yon Bülcw had gesproken. Zonder
Richter's vraag zou de verklaring niet zijn
afgelegd zij is dus volkomen impulsief.
De mededeeling van den minister is dus ook
niet bestemd te treden in de plaats van andere
getuigenissen. Of de Duitsche regeering haar
diploinatieken vertegenwoordigers en de leden
der ambassade te Parijs zal toestaan als getuigen
op te treden, is niet bekend de regeering
zelf schijnt dit nog niet te weten maar zij
schijnt het verkieslijk te vinden, dat alle bui
tenlandsche diplomaten, die in de zaak betrok
ken zijn, een zelfde houding zullen aannemen.
«Zal Duitschland zijn gezant, graaf von Mun
ster, en kolonel von Schwarzkoppen toestaan
getuigenis af te leggen in het proces tegen
Zola vraagt ook de Ind. Beige, en het groote
orgaan der Belgische liberalen merkt daarbij
op, dat uit een weigering om te getuigen de
anti-semieten niet zullen nalaten munt te slaan.
Zij zullen het met luider stemmen uitbazuinen,
dat de Duitschers terugdeinzen voor een valschen
eed.
Wordt daarentegen door hen getuigenis afge
legd terwijl dat door andere mogendheden
wordt geweigerd dan zullen die zelfde anti
semieten te keer gaan over de inmenging der
«Prussiens" in de binnenlandscbe aangelegen
heden van Frankrijk.
Yoor de regeering te Berlijn is het een tame
lijk moeilijk dilemma.
Een aardig bewijs van zijn patriotisme geeft
Maar toen zij het gezelschap van Madame mère
afwees, dwaalde haar blik meieen naar Felix, en
een glimlach speelde om haar lippen, een glim
lach van onbewuste en oneindige teederhoid, vol
scbalkschheid zelfs, zoodat Felix met een heerlijk
gelukkigen schrik begreep, dat zij hem zou uitnoo-
digen mede te rijden.
Toen de twee heeren dan ook heengingen, zeide
Conradine inderdaad
»Wi! u beneden op mij wachten, waarde Dahl-
land. Wij hebben nog allerlei dingen te bespre
ken als u tijd en lust heeft, rijd dan met mij
mede."
De uitnoodiging klonk meer als een verzoek dan
als een bevel. Felix boog zwijgend. De advocaat
en Madame mère wisselden onwillekeurig en zeer
melkbaar een verbaasden blik.
Beneden in de vestibule wachtte Felixde advo
caat bleef nog een tijdje bij hem staan, stak een
sigaar aan en scheen iels op 't hart te hebben.
Felix kreeg ten minste den indruk, alsof de ander
hem ieto te vragen had. Na eenig nadenken echter
bedwong de advocaat zijn wensch, schudde Felix
plotseling de hand en ging kalm en statig weg,
den glimmenden zijden hoed op de witteleeuwen-
manen, een schamplicht op den massieven rug
van de zwarte jas.
Buiten wachtte het rijtuig. De paarden stampten
r.n en dan met de hoeven op de steenendan
klonk telkens een kletterend geluid, en kromp Felix
ineen. Zijn handen waren koud, en het was of zijn
knieën knikten,
«Dat is zenuwachtigheid," maakte hij zich zelf
wijs.
Nu ruischten damesklaederen achter hem. Con
radine kwamzij had een mantille, die aiieen uit
de heer Thiébaut. de voor; itter van bet repu-
blikeinscb-nationalistisch comité te Parijs. Het
is een patriotisme. da1 zijn kracht zoekt in het
bevorderen van gelooft- en rassenhaat bij bur
gers van een zelfde land.
Thiébaut beeft een manifest gericht tot do
Algerijnen om hen geluk te wensch en met
hun «vastberaden weerstan 1 tegen de anti-
Fianscfien praktijken en de. Algerijnsche ge
nootschappen, die zich scharen bij het Drevfus-
syndicaat."
Dan voigt het fari/.eesch verzoek toch niet
de Israëlietiscbe ceremoniën op Zaterdag te
verstoren, om te toonen dat de beweging van
verzet tegen de Engelsch-Duitsche agenten
alleen van patrioLischen aard is.
Die brave, vaderlandslievende anti-semieten
Intusscben is thans de behandeling der aan
klacht tegen Zola definitief rastgestebl op 7,
8 en 9 Februari a.s. Er schijnt dus gerekend
te worden op een groot aantal getuigen, daar
er drie dagen voor het proces noodig worden
geacht.
De Russische bladen melden, dat de beroemde
schilder Wereschtschagin tot Zola een telegram
heeft gericht van dezen inhoud; «Gij zijt een
braaf. Hink, moedig man."
Het Petit Journal weet weer iets nieuws
over de bekentenis van üroylus. Behalve Lebrun-
Reeault hebben nog drie andere officieren die
bekentenis gehoordonder ben majoor Attel.
Deze zou er openlijk over hebben gespro en en
een maand later had men hem dood in een
spoorwegcoupé gevonden. Die dood is tot op
heden onopgehelderd gebleven, zegt liet blad.
Men verhaalt, dat Zola de zaak Dreyfus als
basis wil nemen voor een nieuw op te zetten
roman. Maar welk een «spannend" feuilleton
zou een Xavier de Montépin niet uit dit alles
hebben weten te maken.
De Gaulois vraagt waarom Zola vvèl Dupuy,
Guérin en Casimir Perier als getuigen oproept,
en niet Felix Faure, die toch ook deel uitmaakte
van het kaöinet-üupuy.
Kolonel Piquard verschijnt Woensdag a. s.
voor een raad van dixipline. Generaal de St.
Germain zal de behandeling der zaak leiden.
Piquard wordt beschuldigd van indiscretie in
den dienst en het meedeelen van geheime
documenten aan den advocaat Leblois,
Een levendige polemiek is ontstaan tusschen
Villars, den bekenden medewerker aan de
Figaro, en de Engelsche pers, naar aanleiding
van Yillars' aantijging, dat de Engelsche bladen
in hun partij-kiezen ten gunste van Dreyfus
aan een parool gehoorzaamden, en wel dat de
houding der Britsehe pers tc wijten was aan
staa tkun d i ge o ver wegingen
De Westminster Gazette antwoord daarop
op de volgende hooghartige wijze
De groote Engelschen bladen, die wel zesmaal
zooveel plaats over hebben voor Fransche
nieuwtjes als de Fransche bladen voor Engelsche,
tuches van zwarte kant scheen te bestaan, om de
schouders geslagen. Op het hoofd had zij eon
donkeren hoed, met veel wuiven le veoren geen
voile bedekte haar gehat. Zooals zij daar aankwam,
was haar veiscliijning majestueus en elegant, waar
door Felix hij wist niet waarom zich op dit
oogenblik beklemd voelde, terwijl toch tevens zijn
kalmte terugkeeide.
Maar nauwelijks zaten zij s mien in het rijtuig,
of opnieuw voelde hij zich onverdragehjk opge
wonden.
De open landauer gaf hen pi ijs aan de blikken
van allen die voorhij gingen of reden ook voor hun
ongan ontvouwde zich ongehinderd het beeld van
het bonte, steed, wisselende straatleven. En toch,
toen hij zoo ran de zijde der schoone vrouw voort
reed en bet lawaai, dat hun niets aanging, hart
omgaf en de menschen, die zij niet kenden, aan
hon voorbijbtroomden, hal iiij volkomen hel gevoel
met haar een ongestoord tète-d téle te hebben. Sedert
acht dagen had hij iederen morgen en iederen mid
dag eenige uren tegenover haar gezeten. Madame
mère was slechts zelden daarbij tegenwoordig ge
weest, Maar bij hen wa«, als een onzichtbare en
toch gevoelde derde, de arbeid geweest.
Het rijtuig verliet door do Brandenburger poort
de stad en sloeg do Chai loitenburger Aiiee in.
»Yer naar buiten, waar een beelje rust en natuur
is," had Cmradine, Jasperson bij liet instappen
gezegd. Hij zat in correcte houding op de bok,
da armen over de borst gekruist, en ofschoon hij
natuurlijk geen enkel oogenblik omkeek, doortrilde
Felix herhaaldelijk het gevoel, dat daar een wach
ter zat.
Wordt vervolgd.)