51!<° jaargang. Zondag 6 en Maandag 7 Februari 1898. N°. 9545. Eerste Blad. DE VLUCHT?" Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. uitgeverThTT c. roelants. De Inlmldigingsfeesteii. FEUILLETON. BUITENLAND. Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco per post, p. kwartaal. 1.80 Afzonderlijke nommers- 0.02 BUREAU s BOTEKSTKAAT TO. Telephoon "Xo. 123. Advertentieprijs: van 1—5 gewone regels met inbe grip van cene Courantf 0.52 Tedere gewone regel moer- 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. Uitvoerig heeft Onze Kring besproken, wat wij naar aanleiding van hetgeen dat blad op merkte over eventueele verkwisting bij de versieringsplannen in den a. s. zomer, in het midden brachten. In ons Persoverzicht hebben wij het belang rijkste uit die dupliek medegedeeld. Het debat uitrafelen wenschen wij niet, daarom willen wij voorloopig, althans onzerzijds, de gedachtenwisseling staken, na nog enkele punten gereleveerd te hebben, waaruit blijkt, dat bij veel wederzijdsche sympathie tus.schen de redactiën van Onze Kring en de Schied. Courant, toch in deze een principieel onder scheid bestaat. En wel dit Zonder in dolzinnige overdrijving te vallen, waarvoor wij reeds waarschuwden, vinden wij het enkele feit dat een geheel volk, behoudens misschien de Bond van Nederlandsche Onder wijzers en enkele weinigen, die hun tijd vooruit zijn, date en geheel volk in heerlijk en recht vaardig enthousiasme kan komen, zóó een ge lukkig feit, dat wij de uiting daarvan voor geen geld zouden willen missen noch ook om finan- tieele redenen de uiting daarvan zouden willen verhinderen, mits die niet boven de kracht van ieder ga. Doch ieder heeft of moet hebben de weten schap van eigen verantwoordelijkheid en de kennis van eigen kracht. Er wordt zoo vaak in onze dagen geklaagd over een Laodiceesche lauwheid er is dikwijls zoo weinig heilig vuur in de menschen met zoo verbazend veel moeite is de inerte massa in beweging te brengen, dat waar op spontane opwelling van gloed en warmte hier kans is, men dien gloed niet met nuchter-practische koudwaterstralen moet gaan blusschen. Enthousiasme is een edele menschelijke uiting, en al moge wie enthousiast is soms een oogenblik het koel berekend verstand non- actief stellen, het deert niet. Ook deze edele uiting draagt haar correctief in zich. Het zij er verre van, dat wij verkwisting bij versieringen willen goedpraten. Het tegendeel is waar en met kracht drukken wij daar nog maals op. Te meer klemt dit, omdat de ver siering, gelijk wij die kennen, bijna steeds DOOR IDA BOY-ED. 23) iMejuffronw Grabowski was op het Huis gekomen, om juffrouw Petterson eenige bavelen van uwentwege te brengen over mijn vorzoi- ging. Beschaam mij niet, mevrouw, en wil aan mij denken als aan een die geen behoeften heeft. Die goede juffrouw Petterson, die in al haar volle corpulentie en haar mcoi-gestreken, reusachtige boezelaars zoo opgewekt rond dwaalt door het huis, dat men zich bepaald geneigd voelt om het zich gemakkelijk te maken en het er goed van te nemen, kookt en braadt voor mij als voor een smuller. Mijnheer von Colias zegt, dat zij het heerlijk vindt, eindelijk weer eens iemand te hebben, dien zij goed kan doen. Maar ais u haar nu nog door mejuffrouw Phoebe bevelen doet toekomen, dan doet zij al te veel. ïlk ontmoette mejuffrouw Phoebe juist, toen zij in de vestibule op een der beide eiken houten tafels zat, die daar rechts en links van het portaal staan. Zij leunde met de handen achter zich op de tafei, en keek met het hoofd in den nek op naar een der oude schilderijen, die in de vestibule hangen. Een lichtkrans omgaf haar gestalte, want de morgenzon scheen door het venster achter haar. Zij vroeg mij of ik niet vond dat die ridder daar boven, in het oranje wambuis met de bruine mouwen, waarvan wegens den ouderdom niet veel meer te zien is, sterke gelijkenis vertoonde met Adriaan von Colias. Ik vond van niet, maar hoorde '.oen met be langstelling, hoe driehonderd jaar geleden eene Colias gehuwd was met een Skanderborg, en dat daarom de oranje ridder zeer wel kon gelijken op mijnheer van Colias. onaestethisch, leelijk is, maar wij komen er toch tegen op, dat Onze Kring le beau role zou spelen, door een pervers volkomen ter goeder trouw vertoon van menschelijk medegevoel. Wij keuren het af, dat nu de burgerij zich straks op zal maken om met vreugdevuren en vlaggedoek een verblijdend feit te vieren, er onmiddellijk door enkelen op de gelden voor die feestviering benoodigd, beslag gelegd wordt, voor iets, waarvoor ze niet moeten dienen. Wil men vacantiekolonies bevorderen, een gasthuis stichten prachtig en goed. Wij willen die pogingen moreel en finantieel steu nen, doch vinden het minstens zonderling, dat thans juist en eerst die diepe behoette gevoeld wordtwant nimmer te voren, voor zoover onze wetenschap gaat, bewoog Onze Kring zich zoo rechtstreeks in deze richting. Toch, indien de redacteur van Onze Kring, maar afgescheiden van de Inhuldiging, een fonds wil stichten, wij stellen onze pen en onze beurs met groote liefde beschikbaar. En thans iets anders. Want er is meer dat ons aan Onze Kring bindt, dan wat er ons van scheidt. Dat is in deze, waar wij reeds in een vorig artikel op wezenMen zie er toch van af om in elke straat, op elk plein een veelal smake- loozen eerepoort of een schraal stel van sparre- groenmasten voor enkele dagen neder te zetten. Men streve er naar, wat blijvende versiering aan te brengen, die in de inhuldigingsdagen onthuld, niet minder aangenamen indruk zal maken. Wij vernamen reeds, dat invloedrijke stadge- nooten iets in. dezen geest willen doen. Zoo kan het enthousiasme bevorderd en tevens iets voor de toekomst gedaan worden. Algemeen ovorsleht. Schiedam, 5 Februari '98. De vraag, of prins George van Griekenland zal bekleed worden met het gouverneurschap van Kreta, houdt bij voortduring de staatslieden te Petersburg, te Weenen en te Berlij n bezig. Mag men aan de laatste berichten geloof schenken, dan spitst zich deze quaestie toe, en dreigt het Europeesch. concert op deze klip schipbreuk te lijden. Rusland handhaaft krachtig de door haar voorgestelde candidatuur van den Griekschen prins, en te meer ernst moet aan deze politiek ïMejuffrouw Grabowski vei telde mij toen, steeds van de tafel als van een troon af, terwijl ik als aandachtig toehoorder voor haar stond aandachtig, want zij sprak over u 1 dat het landgoed der Coilas wel zeer groot was, maar toch geen voordeelige bezitting. »Vroeger hadden vrooiijke Fransen bet met schulden bezwaard, en het Deensche hof had de Colias steeds tot zich gelokt; want zij lieten geld, veel geld in Kopenhagen, en het waren allen flinke, schoone mannen evenals Adriaan. Later was het toen den bezitters moei lijk gevallen en de laatste drie hadden erg in zorg verkeerd. Van oudsher had men te kam pen met twee vijanden het zand en de zee. »En altijd was strijden het parool geweest. Maar dat had men niet gedaanmen had liever te Kopenhagen pret gemaakt. En nu moest die arme Adriaan werken en ploeteren, heide ontginnen en kunstmatige duinen op werpen en zich afbeulen van 's morgens drie uur tot 's avonds negen. Maar zonder een groote leening, die u hem renteloos had ver strekt, zou hij bet niet eens hebben durven wagen zijn vaderlijk erfgoed te aanvaarden. En nu geraakte juffrouw Phoebe heelemaal in enthousiasme over tante Conradine. Welk een vrouw tante is en hoe dankbaar Adriaan van Colias hoar is en dat hij zijn leven voor u zou laten. Het was prettig om aan te hooren, hoe woorden van geestdrift over die jonge lippen stroomden. nWanneer ik nu het aantal beschreven bladzijden nazie, lijkt het mij ondanks uw verlof onbescheiden, dat ik zulk een reeks durf zenden. Maar lees ik wat ik geschreven beb, dan vind ik dat ik van al de indrukken, die ik in mij heb opgenomen, er slechts enkele weinige en die nog gebrekkig, heb weerge geven. Ik zie en doorleef alles met een ge voeligheid, waarvoor ik bij mij zelf een ver klaring heb gezocht. iSedert den dood mijner moeder heb ik om zoo te zeggen steeds stil voor mij heen geleefd, over de kleinste gebeurtenis heb ik nagedacht ieder menschelijk gelaat mij telkens weer voor worden gehecht, omdat de regeering van den Czaar blijkbaar zeer wel de gevaren er tan inziet. Aan de Politische Correipondenz wordt over dit uiterst moeilijke vraagstuk geschreven sin Russische regeeringskringen verklaart men volstrekt niet de opvatting der kabinetten te Weenen en te Berlijn van allen grond ont bloot, wanneer zij vreezen dat de benoeming van prins George tot gouverneur van Kreta zal leiden tot de spoedige annexatie van het eiland door Griekenland, den naijver der Bal- kanstaten zal opwekken, conflicten uitlokken en den politieken toestand over het geheel verstoren. »Maar men hoopt te St. Petersburg, dat de onderdrukking der Kretenzische troebelen nog gemakkelijker zal worden gemaakt door de be noeming van prins George, die daaraan zeker krachtig zal medewerken. »Men verklaart dat Rusland, indien het er niet in slaagt ten slotte nog het verzet tegen de candidatuur \an prins George te overwinnen, besloten zou zijn zich niet meer met deze quaestie te benoemen, die Rusland onoplosbaar toeschijnt." Op deze verklaring, die mag geacht worden vrijwel de meening \an Czaar Nicolaas en zijn raadslieden weer te geven, blijven de Oosten- rij ksche en Hongaarsche bladen het antwoord niet schuldig. Zij doen uitkomen dat, van hoe groot belang het ook is dat de rust spoedig op Kreta worde hersteld, die quaestie bij lange niet zoo ge wichtig is als de handhaving van den Euro- peeschen vrede, terwijl er een reden is om te vreezen, dat die vrede verstoord zal worden door het opleven der begeerten der andere Balkanstaten, die men tot nu toe in bedwang heeft vermogen te houden. Evenzeer komt het er op aan, om de een stemmigheid der mogendheden, die zulke geluk kige resultaten (sic) heeft opgeleverd, te behouden. Maar die overeenstemming zou niet voort duren wanneer er op gegeven momenten dwangmaatregelen zouden moeten genomen wor den tegen Turkije, ten gunste der candidatuur van prins George. De bladen der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie hebben nog geen authentieke ver klaringen ontvangen, waaruit de meening der regeering van keizer Frans Jozef blijkt, en de houding die zij denkt aan te nemen in deze qu aestie. ft De Italiaansche bladen vreezen, dat de mo eien geest gehaald en het pogen te doorgron den. Lectuur, phantasie en waarneming waren voor mij een merkwaardige dagtaakik bemerk nu, dat het voorbereidende arbeid is geweest. Ik voel gepn onzekerheid tegenover het leven en mijn plichten. Toch is het vaak of de uitgebreidheid mijner taak mij neerdrukt. En dan bevangt mij een verlangen naar een vrijen, koninklijken gemoedstoestandwaarin alles vreugde moet zijn, »U trekt hieruit zeker de gevolgtrekking, dat ik geen ledige uren ken. Hoe zou ook een leven ledig kunnen zijn, dat vervuld is van .onbegrensde toewijding jegens u. vUw Trebbin, 13 Mei. Fëlix Dahldand s> Waarde Dahlland 1 nDat Alius volkomen ongelijk heeft gehad, is zeker. U schildert mij Trebbin in zulke levendige kleuren, dat het verlangen in mij opleeft, er spoedig heen te gaan. U stelt mij Adriaan van Colias en Phoebe als het ware voor oogen. En wanneer Alius niet heeft begrepen, dat de intensiteit van zien en leven den dichter maakt, dan is hij zelf er geen. Of is er nog een derde eigenschap noodig Wil het mij dan zeggen. zAls u mijn kort antwoord ziet op uw langen brief, leid daar dan, wat ik u bidden mag, niet het recht of zelfs den plicht uit af, ook van uwe zijde minder mededeelzaam te worden. Ik heb dikwijls geen lust in spreken. Weet u nog, hoe stil ik was, toen wij door den Thiergarten wandelden 1 Dat heb ik dik wijls. Bovendien ben ik treurig. Het bewustzijn der verschrikkelijke eenzaamheid, waarin ik sedert den dood van mijn man leef, overvalt mij vaak met plotselingen schrik. Daar is b.v. Phoebezij heeft mij lief, maar zij is te jong om mij een zuster, en ik ben te jong om haar een moeder te zijn. Een innige be trekking is dus niet mogelijk. sDan Adriaan von Coliashij vereert mij, gendheden het slechts moeilijk eens zullen kunnen worden over Kreta, en er zijn er zelfs die de ontbinding van het Europeesch concert spoedig tegemoet/ien. Wanneer dit zou geschieden, dan is het te wijten aan Duitschland en Oostenrijk, meent de Novosti, want die beide staten staan door hun verzet tegen de candidatuur van prins George de verbetering van den toestand op Kreta in den weg. Inderdaad kanten Duitschland zoowel als Oostenrijk zich krachtig tegen deze candidatuur, Oostenrijk omdat het vreest dat de hebzucht der overige Balkanstaten zal worden gaande gemaakt, Duitschland om ja, om welke reden, begrijpt men eigenlijk niet. Nog steeds blijft volkomen waar de opvatting van Bismaick, dat Duitschland geen enkel be lang in het Oosten heeft. Zal het nu, uit vriendschap voor Turkije, de goede betrekkin gen. die het met Rusland onderhoudt, en waarop het ten zeerste prijs stelt, op het spe! zetten 1 Het is kwalijk te gelooven, en men mag ver wachten, dat Duitschland zijn verzet tegenover een krachtig volhouden van de zijde van Rus land zal moeten staken. Dan zal ook Oostenrijk het voorbeeld van zijn bondgenoot wel dienen te volgen, waar Frankrijk, Engeland en Italië reeds vroeger in de benoeming van prins George hebben toegestemd. En al blijft nu de Porte haar toestemming onthouden, al volharden Duitschland en Oosten rijk in hun verzet, dan zullen Rusland, Frank rijk en Engeland toch de benoeming van prins George doorzetten. Indira de correspondent der Frankf. Ztg. te Konstantinopel geloof verdient, dan zijn die drie staten overeengekomen, prins George toch tot gouverneur van Kreta te benoemen, terwijl prins George, onder bescherming dier drie staten, den moeilijken post wil aanvaarden. En ook den tegenstand van den Sultan hoopt men wel te overwinnen. De benoeming van een Christelijken prins van Koninklijken bloede tot ambtenaar in Turk- schen dienst is in ieder geval nog wel geschikt de Turksche borst van voldoening te doen zwellen. Den opstandelingen op Kreta zal de zoon van koning George zeker welkom zijn. Met algemeene stemmen hebben de christe lijke afgevaardigden uit alle provinciën van Kreta, te Akrotiri vergaderd, besloten Sfakianaki te machtigen, alles te doen om de candidatuur van prins George te steunen. maar bezit te veel noeste werkkacht om de behoefte eener ziel als de mijne te begrijpen en ik bezit niet genoeg eenvoud om zijn vriendin te kunnen zijn. En wie zijn er dan nogtaliooze menschen, die mij in hun schitterenden kring willen halen, om mij of mijn geld het hof te maken. ïlk geef niets om hen. Ik ben een exclu sieve natuur. Een ziel maar deze geheel de mijne! Een mensch maar mij vol komen toegedaan dAch, waarom daarover te spreken 1 Die is er niet; dat is voorbij! sMaar ik wilde u toch wijzen op die treu rige stemming, opdat u moogt zien, dat ik ook van u iets ontvang, waarvoor ik mijner zijds dankbaar behoor te zijn. Ik weet dat u mij een weinig begrijpt. En dikwijls komt bet mij voor, dat ik niet meer zoo vreeselijk eenzaam op de wereld sta. nik ben nieuwsgierig te weten, welke ont dekkingen u nog ten opzichte van mijnheer Von Langwitz zult maken. Zij moeder zocht mij, twee en een half jaar geleden, te Berlijn op en smeekte om een betrekking voor haar zoon, die zijn klein erfdeel had opgemaakt. Zij was een treffende oude vrouw, die door 't onmee- doogende leven geknakt was. Zoo ben ik aan hem gekomen en ik dacht dat hij flink zou werken, als laatste vreugde voor deze brave oude moeder. ïDat Phoebe haar tuintje nog heeft, ver heugt mij hartelijk. Haar laatste gouvernante was een beetje over-beschaafd, en dikwijls heb ik gevreesd, dat ten slotte van die onnatuur lijkheid toch iets zou blijven hangen. Maar wanneer het kind nog bloemen zaait en haar schelpengrot verzorgt, dan is het goed. »Schrijf mij heel spoedig weer. Groet allen en alles. Ook de plek onder de zilverpopulieren. Die is het mooist, als men de oogen sluit. «Adresseer uw brief naar Venetië. Te Luzern is het toch ook erg vei velend. Uw Luzern, 20 Mei. Conradine. Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1