N,j. 9550. 51"e jaargang. aterdag 12 Februari 1898. DE VLUCHT. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. FEUILLETON. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. BUITENLAND. J Aboskementspbus voof Schiedam, per kwartaal f 0.90 s omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommerso.02 BUREAUi BOTERSTRAAT ÏO, Tclcplaoon No. 123. ADWEBTEBTrEPBiis: van 1—5 gewone Tegels met inho- grip ran eene Courantf 0,52 Iedere gewone regel meer 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. Algemeen ovcrxiefit. Schiedam, 11 Februari '98. Het proces-Sela. De verwoede strijd tusschen aanklacht en verdediging, verpersoonlr' deze door mr. Labori en mr. Clémenceau, gene door den president Delegorgue en den ad\oeaat-generaal Van Cussel, wordt met onverzwakte energie voortgezet. Onverzwakt? Wellicht niet aan de zijde der aanklagers. Daar schijnt men de kracht der ver dediging te voelen, daar heeft men haast om een einde aan de zaak te maken en de getuigen- verhooren te bekorten. »Zoo komen wij nooit klaar", riep de presi dent uit, toen Labori steeds dringender vragen aan generaal de Boi«deflre stelde, maar Labori liet zich daardoor niet van zijn stuk brengen. sVij zijn hier om licht te brengen", was zijn antwoord. Op welke wijze het proces van de zijde der rechters wordt gevoerd, spreekt duidelijk uit den uitroep tan Labori ter terechtzitting van gisteren»Er wordt hier een tendenz-proces gevoerd." Inderdaad, Zoo is het. Er wordt een tendenz- proces gevoerd. Men wil het gewijsde va/> 1894 hoog houden, men wil niet weten dat er een zaak-Dreyfus bestaat, laat staan er over spreken, en toch komt telkens die naam weer op en wordt telkens wert het vonnis, waaronder de es-kapitein gehukt gaat, ter sprake gebracht. Zooveel is thans reeds zeker, dat er, behalve het borderel, andere stukken als bewijzen voor Dreyfus' schuld hebben dienst gedaan. De chef van den generalen staf De Boicdeiïre en Mer- cier hebben dit vrijwel moeten erkennen. Maar daartegenover staat ook hun besliste verklaring, dat Dreyfus schuldig is. De Aurore vreest voor het oefenen van pressie op de jury-leden en op de beklaagden. Of liever, die laatste pressie zou reeds beproefd zijn. De prefect van politie nl. moet aan een medewerker der Aurore hebben medegedeeld, dat hij voor heden niet meer kon instaan, wanneer de verdediger van Zola de zaak rekte. De Aurore ziet daarin een poging om druk uit te oefenen, en klaagt er over, dat de door de anti-semieten opgehitste volksmenigte niet door de politie wordt gehinderd, wanneer zij joelt en schreeuwt om het Paleis van Justitie, zóo dat hun dreigend gehuil tot in de rechts zaal doordringt. Deze pressie op de jury-leden, zegt de Aurore, wordt door de regeering zwijgend toegelaten. Het blad meent, dat het proces wel tot Dinsdag zal duren. dook IDA BOY-ED. 28) ïllij heeft de transporten vervalscht, zoowel van credit als tan debet; de eerste heeft hij verhoogd, de laatste verminderd. De optelling van ieder folio komt precies uit; maar boven aan het volgende folio heeft hij het bedrag doodeenvoudig veranderd, en een hoogere som op de debet- en een lagere op de credit zijde geboekt. Nu eens op dit conto dan weer op een ander; dan eens een paar folio's in 't geheel niet, vooral niet wanneer onder aan het blad een rond slotcijfer staat, dat licht in het oog valt en in 't geheugen blrft. nik moet bekennen, dat bet een procédé van geniale eenvoudigheid is. Hij zou dat nog tien jaar onbemerkt hebben kunnen voort zetten, te meer omdat het verduisterde bedrag in het geheel slechts klem is, en in het eerste jaar drieduizend, in het tweede drieduizend tweehonderd bedroeg. Het is om zoo te zeggen maar een kleine bijverdienste van het bedrog geweest. En van jaar tot jaar kon hij veiliger gaan de revisor van de boeken zou er lang- zamethand aan gewend hebben dat de exploi tatie kosten een weinig toenamen en de inkom sten eenigszins afnamen. Want de valscbheid is niet in het hoofdboek te vinden dat is volkomen in orde maar in de inkomsten en uitgaven van Trebbin zelf en van de meierij lölhaab, loopende over loonen, aankoopen, Over de voorvallen ter terechtzitting van gisteren konden wij in onze vorige oplage onder »'ielegrarnmen" reeds een cn ander rnededeelen. Ook nu weer verwijzen wij daarheen. Er is genoeg nieuws te vertellen, dat men waarlijk niet in herhaling behoeft te vervallen. Ter aanvulling memoreeren wij, dat de officieren levendig werden toegejuicht bij hun komst; ook Esterhazy, die zeer tevreden ver klaarde te zijn over de zitting van Woens dag- Zonderling is het, dat aan kolonel Picquard een ware ovatie werd gebracht. Enkele stemmen tegen hem werden overschreeuwd. Zola werd begroet met den kreetjWeg met Zola Wegens het verbod aan majoor For/.ineUi om te antwoorden op Labori's vraag, of hij niet wist of Dreyfus bekend hadzag Zola's advocaat af van het hooren dezer getui gen Forzinetti, Lebruti-Renauld, Mesbach, Clisson, Dubois, Urbain, Gohier en Foubrune. Voorts van het hooren van mej, de Cominges toen du Paty de Clam zich achter het parti culier geheim verschool, Mr. Leblois, de rechtsgeleerde raadsman van Picquard en Scheurer-Kestner werd geconfron teerd met Henry, die beweerde nooit in zijn kabinet met Leblois te hebben geconfereerd. Deze hield dit staande. Labori voegde Henry toe Ge vergist u ge hebt bet voot den krijgsraad toegegeven." Deze woorden wekten sensatie. Ondervraagd door den president, zegt kolonel Henry, dat Leblois zich begaf naar het kabinet van Picquard. Leblois blijft volhouden en geeft een beschrij ving van het kabinet van Henry, die echter persisteert bij zijn ontkenning. In antwoord op een vraag van Zola verklaart Henry, dat het dossier-Dreyfus in 1895 werd verzegeld, De zitting wordt nu geschorst. Wanneer zij hervat wordt stelt mr. Clémenceau conclusion waarvan de strekking is dat het Hof een magistraat zal afvaardigen om mevrouw De Boulancy te ondervragen volgens de bijgevoegde vragenlijst. De afgevaardigde de la Battue komt getuigen. Hij vertelt dat hij in 1876 onder de bevelen van majoor Du Paty de Clam had gediend en met vijftien dagen arrest werd gestraft, omdat hij. in een opstel had geschreven vliet ware te wcnschen dat het verstand en niet het kanon de wi-reld regeerde". De straf werd den volgenden dag opgeheven. Gehoord wordt majoor d'Orme«cheville, rap porteur van dn - krijgsraad die Dreyfus vonniste. Mr. Labori vraagt hem, of alle beschuldi gingen welke op Dreyfus rustten, m zijn rapport waren genoemd. De voorzitter weigert deze gereedschappen, stallen, zuivelbereiding, aard appelen de verkoop van graan en vee komt met zijn eenvoudige groote cijfers recht streekse)] in het hoofdboek, ïDsze ontdekking maakte ik den 27sten Mei, 's nachts nadat ik u de laatste maal van Trebbin uit schreef. Ik was het met mijzelf eens, dat ik telegrafisch uw bevelen moest aanvragen. Maar evenzeer was ik het met mij zelf eens, dat ik het bedrog nog met gehee! en al op het spoor was; dat het er nu nog op aankwam de zeventien duizend maik te verklaren, die do graanhandel sedert twee jaar minder opbrengt. «Ik bedwong mij dus en gaf mijnbeer von Langwitz den volgenden morgen de boeken terug. Ik zeide hem, dat ik ze niet afgoteekend had, omdat ik de gewoonte van den ouden Amtrup dacht te volgen en ze om de drie maanden wilde teekenen. Overigens zeide ik hem, dat de boeken in zulken goeden toestand waren, dat ik hem slechts kon gelukwenschen. vDaar de menschen uit onze woorden ge woonlijk alleen nemen wat zij willen, en niet hetgeen wij er in leggen, voelde mijnheer van Lhngwitz niet de ironie van de door mij ge bruikte uitdrukking. vin den loop van don dag trad ik zijn bureau binnendit geschiedde om in zijn bibliotheek of we! die van Tiebbtn te zoeken naar een boek over steen fabricage. vllier zult u verwonderd glimlachen, en ik moet even uitweiden. Telkens wanneer ik van liet erf den weg insloeg, die achter het park om langs een omweg naar de meierij Jolhaab leidt, maakte ik bij mij zelf een bere kening. U herinnert u misschien dien weg; hij is zeer zonnig, rechts en links zijn braam besstruiken dan loopt de weg geleidelijk op, traag to stellen en weigert evenzeer aan kolonel Man rel, den voorzitter, en aan de officieren, die dezen krijgsraad vormden, de vraag voor te leggen of aan den krijg-i and in raadkamer buiten den beschuldigde en zijn verdediger om een geheim stuk werd medegedeeld. Aan de beurt is nu majoor Ravary, de rapporteur in de zaak-Esterhazv. Deze verklaart, in antwoord op de vraag van mr. Labori»wat het geheime stuk wa«, waarover hij in zijn rapport spreekt?" dat hij doelde op een «tuk, dat op het bureau van kolonel Picquard lag, toen mr. Leblois er kennis van nam. Overigens verzekert hij niet te weten wat het vrijspre kende stuk is. Mr Labori drukt zijn bevreemding uit over de wijze: waarop de militaire instructies worden gevoerd. Ravary antwoordt »AI onz.e instruc ties worden nauwgezet en eerlijk gevoerd." Generaal De Pellieux wordt opgeroepen. Deze verklaart zich niet te zullen verschuilen achter het beroepsgeheim hij zal de geheele waar heid zeggen. Hij zegt, dat Matthieu Dreyfus hem geen enkel bewijs verschaft heeft voor zijn be schuldigingen tegen Esterhazy, en Scheurer- Kestner evenmin. Hij verwijt kolonel Picquard ernstig dat hij een dossier over spionnage heeft medege deeld aan een vreemde. Deze woorden oogsten toejuichingen bij het publiek. Pellieux beweert verder dat de facsimile's der documenten in de zaak-Esterhazy den stempel der valscbheid dragen en vertelt dat kolonel Picquard zich genoodzaakt heeft gezien te erkennen, dat hij de woning van majoor Esteihazy heeft doen openbreken. Hij verklaart er trotsch op te zijn, te hebben medegewerkt tot de vrijspraak van Esterhazy, die hem trouwens niet had verwonderd, en tot het bewijs, dat het Fransche leger slechts één verrader in zijn midden telde. De generaal wil iets over Dreyfus zeggen, hetgeen door den Voorzitter wordt belet. Een nieuw incident doet zich voor. De afgevaardigde de la Battue wil opnieuw gehoord worden. Topn hij naar zijn plaats ging. had Paty de Clam hem toegevoegd »Gij hebt gelogen". (Sensatie.J Gehooi d wordt Pauflin de Saint-Mavvrei, die verklaart uit eigen beweging de bekende mede- deelingen te hebben gedaan aan Rochefort. Hi, had gemeend hein te mogen oververtellen wat onbewimpeld bij den generalen staf werd ge zegd. Hij had daarin, naar het schijnt, ongelijk gehad hij was gestraft en daarin had hij zich geschikt. In antwoord op mr. Leblois zegt bij dat de generale staf ten volle is overtuigd van de schuld van Dreyfus. om van zijn hoogste punt af een ketehormig, klein dal te doorsnijden, dat de vLeemkuil" wordt genoemd. Daar wil niets groeien. De grond is te zwaar; er is daar een leemgroeve, waaruit wij het leem halen, dat op hel goed of in het dorp wordt gebruikt. ïDit leem trok mijn aandacht. Ik zag dat het dezelfde kleur had, als die ik mij her innerde van de steenbakkerijen van prins Westing, die niet ver van het excercitieveld lag, en waar wij kinderen, wanneer wij in de vacantie met de soldaten mee waren geloopen, plachten te spelen. Ik beproefde dan uit leem dieren en vazen te vormen. sHoo, vroeg ik mij af, zouden daar niet schatten braak liggen? Wanneer er eens een steenbakkerij werd gebouwd Adriaan lachte mij uit en zei, dat het leem nergens anders goed voor was dan om te stucadoorenin ieier geval is hij er jaloersch op, want als het zijn leem was, dan kon hij het op zijn zandgrond brongen. Maar de kleur van Westing's steenbakkerijen stond mij duidelijk voorl Ik besloot voorloopig iets te doen, dat geringe kosten met zich bracht en eigenlijk vanzelf sprak ik wilde een monster meenemen naar Bei lijn en door een deskundige chemisch laten onderzoeken. Bij dergelijke plannen verlangt men ook zelf zich eenige kannis meester te maken. Ik vroeg aan Langwitz of er in de kleine biblio theek, die den eenen muur van zijn bureau beslaat, ook iets over steenbakkerijen te vinden zou zijn. Hij dacht van niet. Ik ging er dus naar toe en zocht zelf. Ik was zeer verheugd er DSchaller, De practische steenbakker", en sNeumann, Over den baksteen" te vinden. Ik zag daarin het bewijs dat reeds iemand hier op dezelfde gedachte was gekomen als ik, En Nu wordt opgeroepen de oud-mmistcr-presi- dent Dupuy. Mr. Labori formuleert eenige vtagen. betrek king hebbende op de zaak-Preyftt». De Voor zitter weigert die vragen toe te laten. Hetzelfde geldt voorGuérirs. oud-minister van justitie. Labori verklaart er nu van af te zien. de oud-ministers Delcassé, Leygue«, Poincaré en Develies te doen boor® Thans komt aan de beurt de oud-minister van justitie Tliévenet. Deze verklaart overtuigd te zijn van de goede trouw van Zola en gelooft dat de gesluierde dame inderdaad bestaat. Hij veibaast zich er over dat men niet naar deze dame heeft gezocht. Dan zegt bij als volgt »Velo parlementsleden zijn verwonderd, dat men geen onderzoek heeft ingesteld, juist in het belang van de nationale verdediging. Men had moeten weten of deze gesluierde dame zoo gemakkelijk beschikken kan over geheime stukken als het vrijsprekend document, dat, naar incn zeide, de onschuld van Esterhazy bewees of dit stuk aan het departement van oorlog was gestolen cn wie het aan dc dame had ter haud gesteld. Ik verheug mij over de vrijspraak van Esterhazy. die gelegenheid geeft o n te verklaren, dat er geen twee verraders zijn in het Fransche leger, maar ik begrijp dat het geweten van Zola wakker werd gemaakt door deze gebreken in de instructie. Hij ivas niet de eenigc." Eveneens verklaart Thévenet met verbazing te hebben gehoord, dat men zich achter het beroepsgeheim verschuilt om niet te behoeven zeggen of het geheime stuk aan den krijgsraad is medegedeeld, jWanneer dit feit was opge helderd," meent hij, x>zou er geen enkel staats geheim zijn verklapt. Men zou zich hebben neergelegd bij de woorden van den minister van oorlog en generaal Mercier, als ze maar met ja of neen hadden beantwoord de vraag of er een geheim stuk was medegedeeld." Deze opmerking roept groote beweging te voorschijn. Men roeptsJa Ja Een nieuw incident doet zich voor, doordat de voorzitter den getuige Sallès belet over de zaak-Dreyfus te spreken. Mr. Labori roept uitEr wordt een tendenz- proces gevoerd." De zitting wordt geschorst. Na de hervatting stelt mr. Labori conclusiën over het incident- Sallès. Ook mr. Clémenceau stelt conclusiën ver klarende, dat de verdediger van den heer Perreux (van de Aurore) verzekert, dat een getuige die ter terechtzitting aanwezig was, een der rechters van den krijgsraad die Dreyfus vonniste, heeft hooren zeggen, dat in de raad kamer tijdens de beraadslaging stukken werden daar ik toch voor de boekenkast stond, zocht ik ook meteen naar het werk, dat Adriaan mij had aanbevolen voor mijn landbouwstudie. Wanneer het er niet was, wilde ik het te Bellijn koopen. Maar zoowel Settegast als Krafït waren er. Ik nam dus Settegast, Het landbouwbedrijf" onder den arm mee. Het zag er erg gebruikt uit. Mijnheer von Lang witz, die mij bad geholpen bij liet zoeken, recommandeerde het mij ten zeerste hij zelf sloeg er dikwijls een of ander in na. »'s Avonds zat ik, zooais gewoonlijk wanneer ik met het voot recht heb aan mijn dierbare meesteres te mogen schrijven, voor mijn boeken. Een werk, dat ons vreemd is, en waaruit wij hopen te Jeeren, bladeren wij meestal eerst eens spelend door. Zoo deed ook ik met Schalier" toen met ïNeuman", want mijn plan trok mij ik beken het eerlijk meer aan dan mijn plicht om mijn kennis van den landbouw te vergrooten. uEindelijk nam ik sSettegast" ter hand. De marges van de bladzijden zijn vol noten. Men kan zien dat dit een boek is, waarvan voort durend gebruik wordt gemaakt. En zooals dat gaat hebben de gebruikers ook andere sporen achtergelaten. Hier een klein blaadje tabak, daar een leeg couvert aan Liingwitz geadres seerd hier weor een smal krantenstrookje, dat als leeswijzer dienst doet. En opeens zie ik, in geklemd in den rand van het boek, een smal, wit strookje; blijkbaar was bet boek eens haastig gesloten en had men daarbij niet op het strookje gelet. »Ik stieek het nauwkeurig glad. Dadelijk zag ik, dat midden op dit, wellicht een kwart centimeter bieede strookje, te lezen stond: Gebroeders Schulz, Berlijn, Kommamianten- straat. Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1