uitgeverT ïë~j. c. roelants.
DE VÜJCHtT
N°. 9551.
Eerste Blad.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon-~en Feestdagen.
FETJTT .LETON,
BUITENLAND.
Abonnementsprijs Poor Schiedam, per kwartaal 1 0.90
n omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommers- 0.02
BUREAUBOTERSTJR.AA.T ÏO, Tcleplioon STo. 123.
Advertentieprijs: van 15 gewone 'egels met inbe
grip van eene Courantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Algemeen overclobt.
Schiedam, 12 Februari
'98.
liet proces-ZoIa.
De zitting van gisteren is van groot belang
geweest. Kolonel Picquard, die in heel deze
lamentabele geschiedenis zulk een groote rol
speelt, was aan de beurt om getuigenis af te
leggen.
Men had met spanning zijn verschijnen
tegemoetgezien, en die spanning werd er zeker
niet minder op, na de reeds gisteren in onze
telegrammen vermelde woorden van Picquard
tot eenige vrienden (niet tot het publiek, zooals
eerst werd vermeld):
»Ik ben den schandelijken laster moede, die
te mijnen nadeele wordt verspreid. Maar ik
ben van plan geen ruit heel te laten, wat de
gevolgen er ook van rnogen wezen."
Of zijn verklaring zoo gewichtig is gesveest
als van hem werd verwacht is moeilijke
vraag. Maar indruk, grooten indruk hebben zijn
mededeelingen gemaakt op de ei-volle zaal.
Een deel der aanwezige toehoorders, waaronder
ook begrepen zijn de talrijke advocaten, bracht
hem een ovatie een ander deel echter morde
en jouwde den kolonel uit.
't Schijnt echter dat de toejuichers de meer
derheid vormden.
Dit het verhoor van generaal de Pellieux
zij eerst even aangestipt dat deze een afschrift
zeide gezien te hebben van een in bet Spaansch
geschreven brief aan Picquard. Nadat deze eerst
Esterhazy bad beschuldigd dien brief te heb
ben geschreven of doen schrijven, zeide hij,
dat het, zoo niet Esterhazy zelf, dan iemand
van zijn vrienden kon zijn geweest.
»Toen ik hem heb gezegd," vervolgde de
generaal, »dat een der brieven moest zijn van
den ontslagen politie-agent SofTrain heeft hij
een aanklacht tegen dezen ingediend. Er is nog
een andere brief geschreven ik kan het wel
zeggen door Germain Ducasse, een neef van
Mile. Blanche de Comminges. Dezen zou men
kunnen hooren. Hjj woont 13, avenue Lamothe
Picquet."
Ten slotte zeide Pellieux niet zeer duidelijk
Kan men zeggen dat die officieren hun bloed
hebben gestort op het slagveld, terwijl anderen
zich bevonden men vreet niet, waar
De generaal eindigde zijn zin nietmaar
waarschijnlijk sloeg op deze tegen Zola ge
richte woorden diens krachtig protest
uEr zijn verschillende manieren om Frank
rijk te dienen. Zoo gij overwinningen behaald
hebt, ik heb de mijne bevochten."
Pellieux wenschte hierop niet te antwoorden-
DOOR
IDA BOY-ED.
29)
«Dezelfde koortsachtige opwinding maakte
zich van mij meester, die den vorigen avond
mijn handen had doen trillen. Ik nam een
der quitanties van Jens Aardorp uit mijn
schrijftafel. Het strookje paste en was blijk
baar van de quitantie afgesneden.
sik stond voor twee vragen Waarom heeft
mijnheer von Langwitz van Jens Aardorp's
quitanties de firma van den drukker afge
sneden En waarom laat Anrdorp zijn qui
tanties te Berlijn en niet meer te Tondern
drukken
«Dat ik dien nacht niet sliep, spreekt vanzelf.
«Don volgenden morgen om vijf uur beval
ik het zoogenaamde rentmeestersbrikje voor
mij in te spannen. Over dit bescheiden rijtuig
is altijd ruzie. U zult begrijpen, mevrouw, dat
ik uw rijtuig niet gebruik. Mijn rijkunst zal
eerstdaags zoover gevorderd zijn dank zij
Adriaan dat ik op den goeden Ajax alle
tochtjes kan maken. Tot nu toe had ik, om
naar Collasborgen of elders in den omtrek te
gaan, wanneer ik tijd wilde sparen, steeds
het kleine open rijtuig noodig, dat ook door
de Aratrup's en Phoebe wordt gebruikt om
naar de kerk te gaan. Iedere keer liet mijn
heer von Langwitz mij dan evenwel zeggen,
dat de landauer en de isabellen tot mijn be-
Nu stelde mr, Labori Pellieux een reeks
vragen, o. a. «Hebt gij niet bij den kt ijg-iuad
die over commandant Iwterhazv oordeelde,
gezeten achter de leden en hebt gij niet deel
genomen aan het debat 1"
De Pellieux antwoorde »Als ik dat gedaan
heb, dan is dat niet geschied zonder vooraf
gemachtigd te zijn door generaal Luxer. Als
officier der gerechtelijke politie had ik het
recht zekere vragen aan den getuige scherper
te doen stellen."
Labori vraagt of mr. Leblois geen vragen deed
die een aanvulling van het onderzoek noodig
maakten
Pellieux zegt dat hij deze vraag niet beant
woordt. want de zitting had met gesloten deuren
plaats.
De president weigert den getuige de vragen
te stellen welke door Labori zijn gedaan.
Een hevige woordenwisseling ontstaat hier
over. Labori dient conclusion in.
Nadat nu generaal Gonse den archivaris
Gribelin was komen prijzen, en majoor Lauth
nog eens was teiuggekomen op het verscheurde
kaartte!egram, kwam Picquard aan het woord.
Zijn verklaring kwam neer op het volgende
Hij had in Mei 1896 kennis gekregen van
stukken kaarttelegrammen, waarin de naam
Esterhazy werd genoemd, en uit de woorden
was op te maken, dat deze betrekkingen onder
hield met verdachte personen.
Picquard's onderzoekingen gaven voor Ester
hazy zeer weinig eervolle resultaten. Esterhazy
legde een vreemde nieuwsgierigheid aan den
dag waar het gold bepaalde militaire geheimen.
De superieuren van getuige hadden hem
opgewekt, zijn nasporingen voort te zetten, en
door vergelijking van verschillende stukken,
vooral van het borderel met Esterhazy's schrift,
was zijn vermoeden tegen dezen officier ver
sterkt geworden.
De schriftkundige Bertillon was van oordee!
dat Esterhazy's schrift hetzelfde was als dat
van het borderel, waartegenover du Paty de
Clam beweerde, dat het borderel van Dreyfus'
hand was.
Du Paty zeide nog te weten, dat een hoofd
officier, die gedecoreerd was, brieven leverde
aan een vreemde regeeringen met die weten
schap zette Picquard zijn onderzoek voort.
De getuige verklaart niet meer geheimen te
willen ontsluierenmaar in zijn rapport ver
klaarde majoor Ravary, dat zijn (P.'s) over
tuiging gebaseerd was op het feit dat het
schrift van het borderel meer geleek op dat
van Esterhazy dan op dat van Dreyfus.
Hij had bij zijn verder onderzoek gemerkt,
dat het moeilijk was zich tot verscheiden per
sonen te wenden. Hij zocht den persoon, die
de stukken in quaestie kon hebben gecopieerd.
Een zekere Mallot, tot vvien hij zich wendde,
antwoordde ontwijkend.
schikking waren, tnaar dat hij de brik noodig
had. Uit noodzaak of in verlegenheid moest
ik tot een onbescheidenheid worden gedwongen.
«Ook dezen keer waren er moeilijkheden.
Mijnheer von Langwitz die juist van een inspectie
in de vroegte terugkwam, zeide dat hij spoedig
de brik noodig zou hebben, en dat het, indien
ik naar Tondern moest om naar Berlijn en
Dolbatsch te reizen, veel te vroeg was. Mijn
trein ging eerst 's middags en zoo voorts. En
dezen keer wilde ik hem niet aftroeven.
ïlk reed dus in uw sierlijk, licht rijtuig
met het span isabellen naar Tondern. Ik reed
zelf en dacht er aan, dat ik misschien binnen
weinige weken het voorrecht zou hebben u
in dit rijtuig door de velden rond te rijden.
Ik vergat door die gedachte bijna mijn moei
lijke tauk, en ik was verbaasd toen wij na
vier uur liet stadje bereikten.
Bij Aardorp werd ik zonder langen omhaal
door een meid, die de straat aan 't doen was,
in de woonkamer van Jens Aardorp op de
eerste verdieping gelaten.
Hij zat te ontbijten, met een glas koren-
wijn en een holsteinsche kaas voor zich en liet
zich geen oogenblik storen.
«Zoo, is u dat!" zei hij, toen ik mij had
bekend gemaakt. »Ga u daar maar reis zitten.
Dat wil zoggen, val gerust neer. Moeder, haal
eens 'n glas voor m'nheer Dahlland. U drinkt
toch een borrel mee 1 Moeder, je kan ook een
beetje worst brengen."
nOp den achtergrond der kamer stond
een vrouw met een groote oehtendmuts,
een rood gezicht en een blauwe morgenrok.
die mij ongegeneerd aankeek. Nu ging zij eerst
naar de hoekkast bij het venster en haalde
daaruit een dik, gegoten bitterglas; toen ging
Toen publiceerde de Eclair (het orgaan van
den minister van oorlog) zeker document, en
kort daarna maakte de Mal'm een facsimile
van het borderel openbaar; maar op inspiratie
van Du Paty de Clam waren in den tekst, die
bij het borderel was gevoegdverscheiden
woorden veranderd.
De interpellatie-Castelin werd in de Kamer
gehouden. Picquard kwam in moeilijkheden en
werd met een opdracht weggezonden.
ȕk moet nog zeggen," vervolgde de getuiue,
sdat in dien tusschcntijd Esterhazy, die afwezig
was, terugkeerde, en aan een getuige, dien
men zal kunnen verhooren, mededeelde, dat hij
beschuldigd zou worden."
Dez,e woorden wekten beweging onder het
publick. De getuige zette zijn verklaring voort.
Picquard werd naar Tuuis gezonden. Al
zijn brieven werden geopend, zóó dat generaal
de Pellieux hem onlangs een brief kon laten
zien. dien hij nooit ontvangen had.
Een dier onderschepte brieven, onderteekend
»Speranza", deed hem verschillende feiten be
grijpen, waarvoor hij tot nu toe tevergeefs een
verklaring had gezocht.
Uit verschillende brieven, die bij in Tunis
ontving, maakte Picquard op dat de schrijvers
hem nog steeds aan het hoofd van den infor
matie-dienst dachten. Daarom schreef hij aan
kolonel Henry met het verzoek te doen bekend
maken dat hij (Picquard) niets meer met den
informatie-dienst te maken had.
Het antwoord van Henry, die zijn onderge
schikte was geweest, was van dien aard, dat
Picquard in een tweeden brief krachtig pro
test aanteekende tegen de manier, waarop de
feiten werden gerapporteerd die, volgens Henry's
zeggen, hem werden verweten.
Picquard ging toen naar Parijs om te spreken
met Leblois, zijn rechtsgeleerden raadsman,
wien hij zijn verdedigingsstukken in handen
gaf, met name de brieven van generaal Gonse.
Hij keerde naar Tunis terug en hoorde niets
meer totdat hij, op weg naar het Zuiden van
Tunis zijnde, eensklaps naar de stad Tunis
werd teruggeroepen om ondervraagd te worden.
Ook had hij eens een brief gekregen van
Esterhazy, die hem verweet onderofficieren te
hebben omgekocht om zijn schrift machtig te
worden
Terzelfder tijd ontving hij een telegram, ge-
teekend sSperanza", en een brief, geteekend
«Blanche". Hij twijfelde er geen oogenblik aan,
of beiden kwamen van Esterhazy. In beide stuk
ken was zijn naam zonder c geschreven.
Hij vroeg den minister een onderzoek in te
stellen, en den volgenden dag was de LibreParole
reeds bekend met zijn verzoek.
Vervolgens zette Picquard uiteen, hoe hij te
Parijs bij generaal de Pellieux was gekomen,
die met de grootste hoffelijkheid jegens hem
had gehandeld.
zij naar den witten porseleinen kachel achter
in het vertrek, bukte en bracht uit het kachel
gat een metworst te voorschijn.
ïDaar blijven ze versch in. Zoo'n kachelgat
is een ijskelder. Snij nou tnaar uit, moeder."
nik ging tegenover de canapé tafel zitten,
want Jens Aai dorp troonde op den paarden
haren sofa.
«Zegt u 'reis", begon hij, zijn mes als een
schepter houdende in den op de tafel rustenden
vuist, swat moet u nou eigenlijk daar op
Tiebbin doen. Zoo'n rentmeester als dien Lang
witz hebben ze daar buiten niet gehad sedert
den Skanderborgschen tijd. U moet namelijk
weten, dat ik al zoo'n kleine eeuwigheid er
zaken mee doe. Dat telt niet naar jaren, maar
naar tientallen van jaren."
sJens Aardorp interesseerde mij bovenmate.
De kleine massieve verschijning werkte toch
niet op de lachspieren. Zoo iets leehjks heb
ik nog nooit gezien. In den mond, die, wat
het model betreft, op de spleet van een brieven
bus gelijkt, staan eenige koffieboonen voor
den zwarten achtergrond; diepe groeven om
geven de mond, van de neusvleugels af. En
daarenboven beeft de man goedmoedig lachende
oogen en zooveel zelfbewuste tevredenheid,
dat men kan zien hij wordt door niets van
zijn stuk gebracht.
sZelfs niet door u, mevrouw. Maar men mag
bet hem niet kwalijk nemende man kan
niet anders,
«Omdat u reeds zooveel jaren met Trebbin
in handelsvei binding staat, geachte heer," zeide
ik heel beleefd, sben ik u eindelijk eens komen
bezoeken. Wat ik op Trebbin te zoeken heb?
Ik ben daar op bevel van mevrouw om lang
zamerhand de leiding der zaken op mij te
Gedurende zijn afwezigheid was zijn woning
opengebroken en had men beslag gelegd op
familie-brieven, die hem waren teruggegeven.
Er was niets bij hem gevonden.
Majoor Ravarv's enquête was zeer zonderling
geweest, verklaarde Picquard verder. Hij scheen
zich niet te bemoeien met Esterhazy, dien hij
beter zeide te kennen dan getuige deze scheen
de beschuldigde te zijn, ofschoon hij den majoor
verscheiden afkeurenswaardige dingen tegen
Esterhazy had medegedeeld, o.a. de knoeierijen
te Sfax en liet ongunstige oordeel van vele
officieren over Esterhazy.
Maar men had daarop geen acht geslagen.
Picquard verdedigde zich vervolgens tegen
de beschuldiging, dat hij een poststempel op
een brief zou hebben vervalscht en een kaart-
telegram had willen photografeeren. Hij ont
kende voorts bij een bezoek van mr. Leblois
op zijn bureau een geheim dossier op zijn
schrijftafel te hebben gehad.
Wat de huiszoeking bij Esterhazy betreft,
had hij zich er toe bepaald alleen een agent
naar hern toe te zenden, die hem gewoonlijk
in 't oog hield, en deze bracht hem een kaart
zonder beteekenis, die hem van dienst was om
het schrift te vergelijken.
De agent constateerde nog dat bij Esterhazy
een aantal papieren in den haard verbrand
waren.
De zitting werd hierna geschorst.
Toen Picquard zijn verklaring had geëindigd,
werd hem een geestdriftige ovatie gebracht.
«Leve Picquard! Leve het leger!" klonk het
onder daverend applaus, waaraan vooral de
jonge advocaten meededen. Achter in de zaal
echter klonk gemor. De hoofdofficieren schenen
zeer onaangenaam getroffen door deze ovatie.
Een aantal advocaten evenwel waren het
met de houding hunner jongere collega's niet
eens en gingen protesteeren bij de deken der
orde. Deze drukte de generaals Mercier en
Gonze de hand en sprak den eerbied der balie
voor het leger uit, daarbij het betreurende, dat
een aantal jonge advocaten de gereserveerde
houding lieten varen, waartoe de toga hen
verplichtte.
Een aantal advocaten ontdeden zich van hun
ambtsgewaad, dat volgens hun zeggen dezen
dag onteerd was door een ongepaste mani
festatie.
De zitting werd hervat met de uitspraak
eener beslissing van het Hof, dat de rechter
van instructie Bertulus, op conclusie der ver
dediging, mevrouw de Boulancy zal gaan ver
hooren.
Picquard had vervolgens te antwoorden op
een reeks vragen van Labori.
Ilij wenschte niet te antwoorden op de vraag,
of hij als vertegenwoordiger van den minister
van oorlog het proces-Dreyfus had bijgewoond.
Daarentegen gaf hij toe aan zijn superieuren
nemen en haar rapport uit te brengen over
haar landerijen."
«Hij schudde het hoofd en dronk eerst eens
leeg.
sEigen fabricaat," zei hij, szoo iets hebt u
nog nooit gedronken! Prost! Zoo, de leiding
dtts? Dan moet mevrouw d'r nog een ge
wonen zetboer bijnemenwant dat 's voor
mijnheer von Langwitz ook niet alios, zoo
ineens onder toezicht te komen. Allemaal
vrouwenkuren Dat zeg ik zoo dikwijls! D'r
zit geon bestendigheid in. Zij had maar een
man moeten nemen, zij kan er aan iederen
vinger nog we! tien krijgen. Zoo weduwe, dat
is mets. Zooals u mij ziet, ben ik ook in mijn
zaak getrouwd. Mijn vrouw zat daar met
haar graanhandel en haar hout, en het kar
retje kwam al aatdig in het moeras."
sTat ik de wending die het gesprek nam,
niet volgde, zult u wel begrijpen. Ik vroeg
sliet doet mij genoegen, u, die het toch
beoordeelen kan, mijnheer von Langwitz te
hooren roemen. Houdt u item ook voor
flink?"
»Die? Dat is een ferme kerel. Die wil
vooruit, en dat zeg ik tt, mijnheer, zonder
vooruitgang zijn er geen zaken meer te doen.
Ik hoor niet tot die menscben, die op het
nieuwmodische afgeven, U moet maar eens
in mijn distilleerderij kijken, daar heb ik een
rectificator van de nieuwste constructie, l'roef
die worst eens. Dat is nu moeder d'r trots."
llij schoof de worst naar mij toe, die als
een lange knuppel aan beide zijden ver over
den rand van het bord uitstak.
{Wordt vervolgd.)