i 51"e jaargang. Donderdag 17 Februari 1898 N°. 9554. DE VLUCHT. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. FEUILLETON. t: in U ff ft r: i Sf- UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. BUITENLAND. Ij Abowehbstspkijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco per post, p. kwartaal, - 1.30 Afzonderlijke nommers0.02 BUREAU BOTERSTH4AT ÏO, Teleplicton ATo. 123. ADvnnTENTrEPEijB: van 1—5 gewone regels met inbe* gup van eene Courantƒ0.53 Iedere gewone regel meerojo Bij abonnement wordt korting verleend. Algemeen overzicht. Schiedam, 16 Februari '98. Het proccs-Zola. De achtste zitting van het Hof te Parijs heeft niet veel belangrijks opgeleverd. Al dadelijk begon generaal Gonse met zijn protest tegen Jaurès, daarbij verklarende niets liever te willen dan dat er licht zou worden ontstoken. Toen somde mr. Labori eenige vragen op, die hij den generaal verzocht aan den minister van oorlog te richten. Die vragen omvatten de belangrijkste mo menten van de geheele Dreyfus-Esterhazy- Zola-zaak, nl. generaal Mercier te machtigen zich te verklaren over het geheime stuk, dat wij (de verdediging nl.) weten, dat medege deeld is aan den krijgsraad dat kolonel Picquard ontheven worde van zijn ambtsgeheim dat het origineele borderel worde overgelegd dat de stukken, die Bertillon bij zijn expertise hebben geholpen, overgelegd worden dat Bertillon zelf uitgenoodigcl worde te getuigen en dat de deskundigen in het proces-Esterhazy eveneens daartoe worden genoopt. Die deskundigen ja, men mag wel zeggen dat zij en hun zgn. wetenschap in de zaak- Zola op het zondaarsbankje zijn geplaatst voor de oogen der geheele wereld. En eenstemmig zal het oordeel luiden: ten eenen male onbe trouwbaar. Beurtelings hoort men verklaren dat het bor derel \an Dreyfus' of van Esterhazy's hand is de ééne schriftgeleerde poogt den ander onaan genaam te wezen, en men zou waarlijk geneigd zijn aan broodnijd te denken, indien het niet zulke (in eigen oogen althans) geleerde heeren gold. Wij zullen ons niet al te veel verdiepen in hun verklaringen, en volstaan met, ter aan vulling der telegrammen over de vorige zitting, te vermelden, dat de verklaring van den heer Paul Meyer, dat hij Katholiek was, geschiedde naar aanleiding van een desbetreffende vraag van Labori, welke weder betrekking had op de bewering van Eduard Drumont in de Libre Paroledat de heer Meyer Israëliet was. De schriftkundige Moiligné verklaarde nog, dat de gelijkenis tusschen het borderel en Esterhazy's schrift frappant xvas. Geheel uit eigen beweging, om aan zijn nieuwsgierigheid te voldoen, had getuige een onderzoek inge steld. Zijn collega Sellarier legde een gelijksoortige verklaring af. Hij had, op verzoek van Bernard Lazare, een onderzoek ingesteld en daarbij een facsimile van het borderel gebruikt. Ook Bourmot is van oordeel, dat Esterhazy's schrift identiek is met dat van het borderel. DOOR IDA BOY-ED. 32) «Het was goed van den lieven God, dat hij hen zoo spoedig weer in den hemel ver- eenigdedat zegt grootmoeder ook Ja, er wordt nu eenmaal niet altijd met afkomst gerekend. De lieve God kan immers geen acht slaan op familierecht, majoraat en standsver schil, wanneer hij wil dat twee mensclien elkaar liefhebben Alles is toch zijn wd O, papa herinner ik mij zeer goed. Bijkwam dikwijls op Trebbin. Hij was heel groot en donkerhrj zag er geheol anders uit dan tante Conradinemaar hij had ook zoo iets groots, gebiedends, majestueus over zich. Hij droeg mij dikwijls oo den arm in het park, of hij zat met mij op de bank onder de popu lieren. Eens bet was bij zijn laatste be zoek had hij mij daar op zijn schoot en drukte mijn hoofd vast tegen zijn borst. Ik vroeg«Papa, weent u 7" Hij antwoordde niet dadelijk. Toen zei hij zacht; i Phoebe, hier was het, hier in den stillen, levenwek- kenden zonneschijn, mijn zonnekind." Later heb ik het we! begrepen daar heeft hij mijn moeder zijn liefde verklaarddaarom was het zijn lievelingsplekje. Grootmoeder moest dik wijls met mij daarheen gaan ik vertelde het haar steeds weer boe papa toen was. Daarom éi imiMumatUTt g uva x-*g=cOT3g verklaring toch De advocaat-generaal vroeg dezen getuige of hij niet eens met de deskundigen Varinard en Charavay in een zelfde zaak had getuigd Bourmot's antwoord was al zeer vermakelijk «Zeker", zei hij, «te Roche-sur-Yon. Onze conclusies waren verschillend. Het betrof een armen drommel, die beschuldigd werd van valschheid in geschrifte, dertig maal gepleegd en die kwalijk zijn naam kon teekenen «Niettemin verklaarden deze deskundigen dat hij de valschheid had gepleegd." Dat deze mededeeling groote hilariteit ver wekte, is te begrijpen. Nu werd gehoord Louis Frank, advocaat te Brussel, die met behulp van een teekenbord zaakkundig uiteenzette, waarom het borderel van Esterhazy's hand moest zijn. Ofschoon over 't algemeen voor onze lezers de verklaringen der deskundigen moeilijk te begrijpen zijn en zelfs de toehoorders voor de assisen de uiteenzettingen niet steeds kunnen volgen, willen wij uit deze enkele opmerkingen memoreeren. Zoo noemde Frank het uitgangspunt der des kundigen in het proces-Dreyfus verkeerd. Zij waren er van uitgegaan, dat de schrijver van het borderel zijn hand verdraaid had, terwijl Frank betoogde dat het stuk met een loopende, natuurlijke hand is geschreven. Op verschillende wetenschappelijke gronden zette de Brusselsche advocaat uiteen, waarom Esterhazy's schrift identiek is met dat van het borderel. Esterhazy had dit ook toegegeven, maar beweerde dat men zijn hand had nage bootst. De onwaarschijnlijkheid van die bewering werd door Frank aangetoond, o.a. op dezen grond, dat woorden, die verschillende malen in het borderel voorkomen (zooals note, modifications une dispositiontelkens zekere afwijking in het schrift vertoonen, terwijl de falsaris uit stukken van Esterhazy's hand 18! verschillende woorden had moeten bijeenzoeken, waaronder zeer zeldzame, zooals Madagascar en frein hydmulique. Frank kwam dan ook tot de conclusie dat het borderel van Esterhazy's hand was. Frank's uiteenzetting maakte, evenals de stellige verklaringen van Sellarier en Bourmot grooten indruk op het publiek. Vervolgens werd gehoord Grimaud, professor aan de Polytechnische School en lid van het Instituut. Deze heeft het protest, tot den minister van oorlog gericht, medeonderteekend. Hij verklaarde dit gedaan te hebben uit eer bied voor de wet, want in het rapport der des kundigen had hij veel zonderlinge dingen, maar niet het minste spoor van een methode ont dekt. Dat had zijn geweten verontrust. Hij verklaarde voorts, in weerwil van alle bedekte dreigementen en pogingen om hem vrees aan te jagen, nog steeds te gelooven aan is het mij zoo in het geheugen gebleven. Maar nu ga ik er niet meer h»enhet is of ik daar bang ben zoo vreemd neen, nooit «Zij zweeg. Haar oogen staarden in de einde- looze ruimte. «Lief, onschuldig kind «Gij noemt bet Gods wil. Anderen noemen het de natuurkracht van den hartstocht. «Maar nu wil ik óok zwijgen. Mijn hart is overvol. «O, was u hier o, kon ik voor u knie len daar, waar de populieion fluisteren en de zon brandtFelix." VI. Toen Felix dezen brief door een bode te paard naar Tondern had gezonden, vermoedde hij niet dat het de laatste zou zijn, dien hij aan Conradine zou zenden. In gedachten berekende hij de reis, die de brief moest maken, liet was op een Maandagmiddag, dat de knecht er mee wegreed. De brief kon nog met den laatsten trein naar Hamburg gaan, waar hij midden in den nacht zou aankomen. Vandaar Dinsdag naar Frankfort, Woensdagmorgen aan komst te Bazel, Woensdagavond laat Milaan, 's nachts door naar Venetië; Donderdagmiddag of uiterlijk Donderdagavond kon Conradine hem heb ben en dan Vrijdag vroeg telegrafeeren. Ofschoon die berekening zoo eenvoudig mogelijk was, rekende Felix het toch ieder uur nog eens na. Hij keek eindelijk de verschillende treinen na en schreef ze op een papiertje. Daarenboven was hij zich ten volle bewust, dat zijn spanning geenszins te danken was aan de zaak L&ngwitz. Ook Conradine een inwendige stem de noodzakelijkheid van een revisie van het vonnis, en er voor te zullen ijveren, dat die herziening zou geschieden. Op Labori's vraag wat hij met die vreesaan- jaging bedoelde, antwoordde Grimaud, dat de minister van oorlog hem, na de onderteekening van het protest, officieus had laten vragen of hij het xvas, wiens naam onder het protest stond. De getuige verklaart dan verder gehoord te hebben, dat de minister van oorlog den vol genden dag aan den ministerraad een besluit had voorgelegd om hem, ondanks zijn 34 dienst jaren, te ontslaan. Later vernam hij, dat dezelfde minister aan den directeur-generaal der Polytechnische School had verzocht een onderzoek in te stellen naar de vaderlandsliefde van getuige. «Ik ben patriot als de beste," eindigde Gri maud zijn verklaring. «Ik begroet de driekleur met eerbied, en ik hoop dat zij wederom zal wapperen over de verloren provincies, f Geest driftige toejuichingenDie beleedigingen en die bedreiging met ontslag hinderen mij niet. Wij wenschen de waarheid en zullen die weten aan 't licht te brengen." Ten slotte xverd nog gehoord Grimaud's collega als lid van het Instituut, professor Havet van het Collége de France. Ook hij had de brieven van Dreyfus en Esterhazy vergeleken en trachtte nn aan de hand van een brief van Dreyfus aan te toonen, dat er in zekere brieven woorden voorkomen, die niet het minst gelijken op de woorden van het borderel. Hij komt tot de slotsom dat het bijna on mogelijk is, dat het borderel van iemand anders dan Esterhazy is. Voordat wij nu van de verklaringen der des kundigen xvij' willen hopen, voorgoed af scheid nemen, moeten wij nog mededeeien, wat de Ind. Beige mededeelt over Bertillon. Het blad staat in voor de waarheid van het gebeurde. Aan het slot zijner uiteenzetting voor den krijgsraad van 1894 moet Bertillon hebben uitgeroepen: «Bovendien, mijne heeren, is het onnoodig onze demonstratie verder te volgen, liet bor derel is geteekend." «Verklaar a nader, mijnheer Bertillon", zoide de president, sik zie geen onderteekening." «Maar zie dan eens bovenaan, mijnheer de president. De eerste woorden vormen de onder teekening." De president zag het niet. Toen kwam Bertillon met de meer dan be lachelijke verklaring voor den dag »'t Is toch heel eenvoudig. Zij ligt in de eerste woorden «Je vous adresse". a beteekent Alfred en dre beteekent Dreyfus Deze wonderlijke uiteenzetting wekte groote verbazing. zeide hem dat gaf niet al te veel om de ge heele zaak. Het was zijn plicht geweest haar een uitvoerig rapport te zenden. Eigenlijk was hij blij, dat zich op Trebbin buitengewone omstandigheden hadden voorgedaan, die uitgeplozen en in orde ge maakt moesten worden. De gewaarwordingen, die het voorval bij hem wekten, schonken hem ren gevoel van het nut en het belang zijner aanwe zigheid. Dit bracht hem voor zichzelf en voor Coniadine eindelijk op de juiste plaats. Hij betrapte zichzelf er op, dat hij von Langwitz bijna dankbaar was voor zijn bedrog. «Geen flinke man neemt de gelegenheid om zich nuttig te maken, onverschillig waar." Met die uitspraak stelde hij zich gerust. Maar of Conradine van deze zaak Donderdag of eerst over een maand hoorde, was vrij wei een bijzaak. Felix' spanning, die 's nachts tot een koorts achtige opwinding aangroeide, had een diepere oorzaak. Tienmaal op een dag las hij Conradine's brief over. Hij kon ook, wanneer zijn hart koel, zijn vei stand kalm ware gebleven, zich niet ont veinzen, dat haar brieven, wat den toon aangaat, spoedig geklommen waren tot een innigheid vol beloften. De gemoedstoestand waarvan zij sprak dat de oude smart in haar wegzonk dat het geloof haar ontwaakte aan een terugkomst van het geluk toen haar droefheid dat de klarik van een dierbare mannelijke stem uit baar geheugen was vveggevloden wiens stem kon zij bedoeïen dan de zijne? En dan zij had hem Felix genoemd Beste Fehx, kortweg, zij die zijn meesteres was, hem die in haar dienst stond. Twijfel was onmogelijkZij had hem lief. Zijn hart was niet koelzijn gedachten waren niet kalm En misschien juist daarom verviel hij Eer; oordeel over zulk een «deskundige" is zeker wel overbodig. Laat ons nu nog een oogenbük terugkeeren tot de zitting van gisteren. Mr, Clémenceau verzocht liet rapport van den rechter van instructie Bertulus, die mevrouw de Boulancy heeft ondervraagd, te mogen voor lezen. Mr. Clémenceau deelde uit het verhoor van Bertulus mede, dat mevrouw Boulancy verklaard had brieven en telegrammen van Esterhazy te bezitten. Die brieven waren onbeschoft gesteld en hadden ten doel brieven terug te eischen, die hij van 1881 tot 1881 had geschreven. Die brieven waren misschien even compro- mitteerend als die van den suhlaan" en bevatten beleedigingen voor Frankrijk en van het leger. Mevrouw de Boulancy had die brieven niet teruggegeven om te kunnen bewijzen dat zij geen valschheid in geschrifte had gepleegd, zooals haar ten opzichte der andere brieven was aangewreven. Esterhazy was drie of viermaal in den laatsten tijd aan haar huis gekomen. Haar dienstmeisje had dan steeds door de kier van de deur (een stevige ketting hield op onze oud-Hollandsche manier de deur gesloten) met Esterhazy ge sproken, Eens, toen hij er op aandrong binnen te mogen komen, had mevr. de Boulancy hem toegevoegd: «Ga toch xveg! Gij ziet toch wel, dat ge u compromitteert." Mr. Labori las vervolgens voor het rapport van Bertulus over het verhoor van mej. de Comminges. Deze had op alle punten van eenig belang geweigerd te antwoorden. Mr. Clémenceau stelde nu conclusiën. Hij wenschte dat het Hof een ambtenaar zou op dragen aan mevrouw de Boulancy te gaan vragen of onder de brieven in quaestie zich er niet een bevond, waarin de volgende zin vooikomt: «Generaal Saussier is een clown. Bij ons (in Duitschiand) zou men hem naar een circus sturen Indien de Pruisen tot Lyon doordrongen, dan zouden zij hun geweren kun nen weggooien. Hun wandelstokjes zouden voldoende zijn om de Fransehen voor hen uit te jagen 1" Ten slotte willen xvij nog vermelden, dat Bertulus Maandagavond bij den minister van justitie werd ontboden. Men zegt dat het onderhoud zeer ernstig was en dat Millaud, toen hij zijn bezoeker uitliet, zeer ontroerd was. Men vermoedt dat het gesprek heeft geloopen over het verhoor van mevrouw de Boulancy. Nog een duel als gevolg van het proees-Zola. Papillaud heeft Jaurès zijn getuigen gezonden. (Gemengde Mededeel logen. Het Engelscbe Lagerhuis is reeds eenige dagen bezig over het adres van antwoord op de Troonrede. steeds weer, wanneer zijn verstand dat onbetwist baar had vastgesteld, in wanhopiger! twijfel. Midden onder den arbeid, bij zijn tochten over de velden, in gesprek met de arbeiders overviel die hem. Zijn ge lachten, zijn voeten, -zijn spraak, alles verlamde. Het was of zijn zenuwen hun werk staakten of zóó volkomen op een ver verwijderd punt werden gespannen, dat zijn lichamelijk aanzijn dood en stom werd. Met bovenmenschelijke inspanning alleen, die op anderen den indruk maakte van plotselinge, onver klaarbare verstrooidheid, vei mocht hij dan veider te schrijven, te spreken, te loopen. Als zij hem toch niet lief had Wanneer het slechts een spel harer verbeelding was 1 Wanneer de afstand ham haar veel schitterender, schooner, belangwekkender deed toeschijnen, dan hij werkelijk was Welk een stoutheid was het dan geweest, tegen over haren teeder-verlangenden toon niet koel te zijn gebleven Welk een gevaar school er niet in, dat hij het gewaagd had te begrijpen en ook van zijn zijde niet geheel verborgen te hebben wat hem vereerde Zoo zag hij zich beurtelings opgeheven tot het hoogste geluk en voor altijd daarvan verbannen. Hij beproefde zich zelf gerust te stellen. Ilij predikte zich voor, dat hij eigenlijk na iederen brief dien angst en die spanning had gevoeld, als moest en zou baar antwoord een beslissing over zijn of niet-zijn bevatten. En telkens had hij dan acht of tien dagen later een brief van haar ontvangen, die hem in een staat van zmneiooze hoop op geluk bracht. V 7' Sïf4 ith Wordt vervolgd ft I;

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1