51,te jaargang.
N°. 9559.
Woensdag 23 Februari 1898.
DE VLUCHT.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
FKTJILLETO 1ST.
UITGEVER: H. J. C.'ËÖELANTS.
BUITENLAND.
Aboskehkittsprtjs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommers0.02
BUREAUBOTERSÏBAAT fO, Telepïioma Jfo. 123.
Advertentieprijsvan 15 gewone regels met inbe
grip van eenc Courantf OM
Iedere gewone regel meer0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Algemeen overzicht.
Schiedam, 22 Februari '98.
liet proces— Zola.
Wij naderen het einde van dit gerucht
makend proces, zeker het meest belangrijke
rechtsgeding der negentiende eeuw.
Nog slechts enkele dagen, en de jury zal
met »ja" of »neen" te antwoorden hebben op
de vragen betreffende Zola's schuld. Daarmede
is deze phase der zaak-Dreyfus dan weer
afgeloopen, maar hoe ook de uitspraak moge
zijn, zeker is het dat het laatste woord in deze
voor Frankrijk's eer zoo gewichtige zaak niet
is gesproken.
Het was gisteren kalm in en om het Paleis
van Justitie. Het publiek op straat besprak
druk de gebeurtenissen der laatste dagen. Zelfs
anti-Dreyfus-gezinden hoorde men de anti-
semietische campagne van een Rochefort en
een Drumont afkeuren.
Daartegenover stemden ook voorstanders der
revisie van het proces-Dreyfus niet in met
Zola's optreden. Velen meenden dat hij te ver
was gegaan, door in de plaats van een »ge-
reehtelijke dwaling" te stellen misdadig opzet".
Bij zijn komst aan het Paleis werd Zola met
eenig gefluit ontvangen. Het publiek wees elkaar
verder majoor Forzinetti, de oud-ministers
Trarieux en Thévenet en den Engelschen
schrijver Christie Murray.
Van de officieren-getuigen waren alleen ge
neraal Gonse, majoor Lautb, de griffier Va-
Ileealle en de archivaris Gribelin in uniform
de overige officieren verschenen in politiek.
Toen de zitting geopend was, werd onmid
dellijk het woord gegeven aan den advocaat-
generaal Van Cassel voor het nemen van requisi
toir.
Het requisitoir was van zeer weinig beteekenis
en maakte ook door de slechte voordracht slechts
geringen indruk.
De telegrammen, in een deel onzer vorige
oplage opgenomen, geven een voldoend résumé
van het betoog van Van Cassel. Vermelding
verdient evenwel nog de zinsnede, waarin de
advocaat-generaal de Aurore verweet, dat zij
niet geschroomd had te drukken, dat de Repu
bliek in gevaar was, m a.w. dat een militaire
dictatuur de republikeinsche instellingen be
dreigde.
tWie is er in dit land," vroeg het O. M,
ïdie kan volhouden dat er één officier in het
Fransche leger is, die tegen de Republiek zou
durven ageeren. Toen er zich een heeft voor
gedaan, heeft hij zijn toevlucht moeten nemen
tot zelfmoord."
Deze toespeling op Boulanger wekte nogal
sensatie.
De advocaat-generaal vroeg ten slotte Zola's
veroordeeling.
DOOR
IDA BOY-ED.
36)
Want zij had geen oogenblik getwijfeld. Zij had
mijnheer von Liingwiiz niet lief en wilde hem niet
huwen. Maar nu hoopte zij in zijn persoon alle
mannelijke deugdon op, als kon zij hem daardoor
schadeloos stellen voor het verdriet dat zij hem
moest berokkenen. Dat zij een heimeiijken, vreem
den afkeer van hem had gehad, was vergeten.
Haar hoop, Adriaan te treffen en in een alge
meen gesprek met hem zich een weinig te ver
sterken, werd niet vervuld. Daartegen zag zij in
de verte Felix komen aanrijdon, en om hem niet
te ontmoeten, liep zij het veld in. Maar toen zag zij
juist von Liingwitz, die op een aangrenzenden ckker
liep, naar een groep aardappelsteeksters toe. Weer
vluchtte zij Langwitz wilde zij nu juist niet
spreken.
In gedrukte stemming kwam zij thuis. Grootmama
die haar, toen zij een kind was en opgroeide tot
meisje, steeds had verwend, had niet veei begrip
on ontzag voor Phoebe's achttien jaar. Haar klein
dochter was te voornaam naar haar zin opgevoed
®n te flink en handig. Daardoor voelde zij haar
eigen ouderdom en verzwakkende zintuigen eerst
goed; het egoïsme van den ouderdom werd ver
bitterd door den bloei der jeugd. Nu was Phoebe
De zitting werd hierna geschorst. Na her
vatting werd het woord gegeven aan Zola.
Deze las een fraai gestileerde en in krasse
termen gestelde memorie voor, die door de
slechte voordracht niet den indruk maakte dien
zij, met klem uitgesproken, teweeggebracht zou
hebben.
Hij begon aldus
»In de zitting der Kamer van 22 Januari
heeft de heer Méüne, president van den mi
nisterraad, onder geestdriftige toejuichingen
van zijn tamme meerderheid verklaaid dat hij
vertrouwen stelde in de twaalf burgers, in
wier handen hij de verdediging van het leger
neerlegde.
Vau sprak hij, mijne heeren. En evenals
generaal Billot aan den krijgsraad, die in op
dracht had majoor Esterhazy vrij te spreken,
het vonnis had gedicteerd door van de tribune
af aan zijn ondergeschikten het militair con
signe te geven van onbetwistbaar ontzag voor
het gewijsde, evenzoo heeft de heer Méline u
het bevel willen geven, mij te veroordeelen in
naam van den eerbied voor het leger, dat ik
zou hebben beleedigd."
Deze woorden lokten hevige protesten van
het publiek uit.
De president dreigde de zaal te laten ont
ruimen en zeide tot Zola ïDe heer Méline
heeft geen enkel bevel gegeven."
»Ik laat het oordeel over zulk een pressie
van de zijde der openbare macht over aan het
geweten van alle rechtvaardige menschen," ging
Zola voort. »Dat zijn afschuwelijke politieke
zeden."
»Ik heb het leger niet beleedigd, maar een
alarmkreet aangeheven. De geschiedenis zal
over mij oordeelen.
»Wie het leger onteeren, dat zijn zij die
naast »Leve het leger!" roepen Weg met de
Joden f' zij die durven roepen »Leve Ester
hazy na de brieven die hij heeft geschreven".
Gerucht in de zaal.
Zola vervolgde
»Ik sta hier omdat ik hel gewild heb. Ik
was het die gevraagd heb te mogen vei schijnen
voor u, die de mond zijt waardoor de justitie
van het land spreekt."
Zola beklaagde zich dat men hem alles heeft
geweigerd en den getuigen schrik heeft aange
jaagd, en zeide tot de jury
nVoor u, mijne heeren, heb ik den alarm
kreet aangeheven, heb ik de waarheid willen
doen blijken, misschien zonder succes. Hier sta
ik voor u, uw rechtsgevoel zal handelen."
Beweging onder het publiek. Zola wees toen
op de malaise in de zaken en riep uitj>Gij
denkt, ik meen dit in uw trekken te lezen,
dat gij er genoeg van hebt en dat er een eind
aan moet komen.
»Ik verdedig mijn vrijheid niet. Door mij
te treffen, zult gij mij slechts grooter maken.
»Ziet mij aan. Ben ik iemand die zich ver
kocht heeft, een verrader?
vandaag slecht gemutst, en dan was het den ge-
heelen dag niets dan knorren.
Een gevoel van namelooze verlatenheid oveiviel
het jonge meisje. Haar hart brak van verlangen
raar vader of moeder of naar een hart, dat haar
een toevlucht bood.
En toen zij 's middags haar grootouders hun
koffie inschonk, en grootmama zeide, dat die niet
sterk genoeg en lauw was, todat grootpapa uit
medelijden beweerde dat dit heel gezond was voor
zijn oogen, toen liep zij wanhopig weg.
Zij liep daarheen, waar haar laatste herinnerin
gen aan haar vader een tastbaren, plaatselijken
achtergrond haddenmisschien vond zij daar op
de bank onder de populieren haar goede stemming
weer.
Dien dag ontwaakte Felix met de koortsachtige,
blijde gedachte vandaag komt mijn brief in haar
bezit 1 Op die gelukkige gedachte voigde terstond
verlammende vrees. De indruk van een brief is
dikwijls zoo geheel anders dan dien de schrijver
droomde. Met tranen van liefde in de oogen, met
duizend zachte, teedere beden in het hart schrijft
men, en die den brief leest, ziet in smart een
verwijt en een klacht in de bede. Of kalme trots
heeit de pen bestuurd, an de lezer vindt er be-
leedigden hoogmoed in. Na ontzaglijken strijd
vraagt de schrijver een woord van smeekende
liefde, en de lezer ziet daarin brutale indringerig
heid. O, de bekoring en het geheime van een ge
moedstemming, kon die slechts mede overgezonden
wordenBestond er slechts een macht, die den
lezer dwong die stemming te raden. In het schit
terende ochtendlicht zat de schrijver misschien
omstraald door den glans van schoonheid en hoop
en de lezer ontvangt den brief wellicht in een
Ik ben een vrij schrijver, die op zijn nlaats
zal terugkeeren en den onderbroken „rbeid
weder zal opnemen.
Dik protesteer met verontwaardiging tegen
de beschuldiging een Italiaan te zijn, maar ik
verdedig mij niet, want mijne vrijheid baart
mij geen zorg. Veroordeelt mij zoo gij wilt,
het zal slechts een fout te meer zijn. Het zal
de zaadkorrel zijn, die ontkiemen zal, en die
zal beletten dat vrede en verzoening terug
keeren
»De schuld is bij hen die de macht hebben,
en die in de hoop enkele schuldigen te i'edden,
wilden beletten, dat de waarheid aan het licht
kwam,
»Het leven van dit volk zelfs is in gevaar.
?>Aan u, mijne heeren. de waarheid te zeg
gen, gerechtigheid te doen I"
Zola sprak vervolgens van alle volken, wier
hart benauwd wordt door het pijnlijk lijden,
dat de twijfel aan Dreyfus' schuld doet ont
staan.
»Zoo goed als ik," riep hij uit, »is de regee
ring overtuigd van Dreyfus onschuld. Zij zal
daarvan blijk geven, zoodra zij dit, zonder ge
vaar te loopen, kan doen."
Deze woorden deden opnieuw gerucht in de
zaal ontstaan.
Zola kwam nu tot zijn overtuiging wat betreft
Dreyfus.
»Voor de geheele wereld zweer ik dat Dreyfus
onschuldig is. De dag zal komen", zeide hij,
5dat Frankrijk mij dank zal wijten, omdat ik
zijn eer gered heb."
Langdurige beweging geruchtgemompel
gefluit.
ȕn dit pl chtig uur en voor deze recht
bank die de justitie der menschen vertegen
woordigt, verpand ik mijn leven en mijn eer
voor Dreyfus' onschuld 1
i>Bij mijn veertig jaren van arbeid zweer
ik dat Dreyfus onschuldig is I
Bij alles wat ik heb kunnen bereiken,
bij mijn werken en den naam dien zij mij
hebben verschaft, zweer ik dat Dreyfus on
schuldig is
»Dat mijn werken, dat mijn leven, dat dit
alles verga, als Dreyfus niet onschuldig is. Ik
heb tegen mij de burgerlijke en de militaire
macht, ik heb tegen mij de openbare meening
die vergiftigd is door de groote pers, en ik sta
alleen met mijn ideaal van rechtvaardigheid
en waarheid
»Maar ik zal overwinnen
Onmiddellijk hierop stond Labori op voor
zijn pleidooi, dat met groote welsprekendheid
werd uitgesproken.
sMijne heeren gezworenen," aldus begon hij,
»een laatste en lange inspanning moet ik van
u vergen. Ik moet u vergeving vragen, dat ik
reken op uw toewijding, op uw onpartijdigheid
als burgers.
»Nooit heeft eenige zaak meer het publieke
geweten verontrust, nooit heeft eenige zaak meer
somber avonduur, na een mislukten dag, die eik
blij geloof uit de ziel heeft gebannen. Zoo kan een
brief worden als zaad, dat op rotsachtigen bodem
valt.
Felix was in diepe ovorpoinzingen verdiept. Al wat
hem daarin stoorde, ergerde hem. Juffrouw Patterson
had, toen zij zijn ontbijt bracht, een ceêl van
vragen te doen, welke kamer zij voor den deskun
dige en voor den architect zou in orde maken, en
of de steenbakkerij dadelijk zou gebouwd worden
of dat eerst een raming zou worden gemaakt. Toen
vei telde zij van een twist die zij gisteren met
Phoebe's moeder bad gehad want de twee oude
vrouwen leefden sedeit dertig jaar in voortdurend
ongenoegen, dat hun stil bestaan op Trebbin op-
iuisteide en belangwekkend maakte. nJuflrouw
Phoebe, dat arme schaap", was er getuige van
geweest,
Voor juffrouw Petterson was Phoebe van het uur
harer geboorte af tot op den huldigen dag steeds
het sarroe schaap". En juffrouw Petterson meende,
dat mevrouv haar nicht mede moest nemen, want
zij verboerde hier, en er was ook geen gelegenheid
om eens aan den man te komen, daar mijnheer
von Langwitz toch niet meetelde.
Toen Felix haar, die hij om haar trouw en haar
gezond oordeel gaarne mocht lijden, eindelijk kwijt
was geworden, besloot hij zijn opgewondenheid door
een ritje te verdrijven.
Hij was boos omdat het gebabbel van juffrouw
Petterson hem uit zijn intensief verdiept-zijn uit
deze ééno gedachte sConradine zou heden zijn brief
krijgen"', had gerukt en zijn gedachten weder op
Phoebe en von L&ngwitz had gsucht.
Nu, gelukkig kon morgen reeds het bevel komen
dat hem vergunde dien man te ontmaskeren. Dat
bewonderenswaardigen moed, meer onwankel
bare overtuiging opgewekt.
sTusschen zijn geweten en liet geschreeuw
weifelt het nog slecht voorgelichte volk. De
ontketende hartstochten verschrikken het. De
publieke macht, op een dwaalspoor gebracht
door haar voorbijgaand belang, ziet zich gesteund
door baar bitterste vijanden van gisteren.
vMen wacht de verkiezingen af om het
proces-Dreyfus te herzien. Welnn, de waarheid
zal voor de verkiezingen doorbiekende revisie
zal moeten geschieden. De verkiezingen mogen
niet plaats vinden onder de door huichelachtig
heid opgehoopte geheimzinnigheden."
Mr. Labori ging voort
»Het syndicaatHandig woord, uitgedacht
door die pamphletschrijvcrs, wier eenige ver
schooning is dat zij dikwijls kinderen zijn door
hun naïveteit.
»De advocaat-generaal heeft het woord infamic
gebezigd. Indien men daarmede wil zeggen,
dat een familie haar laatste cent zal besteden
aan de redding van den man, dien zij onschuldig
denkt, dan is liet zoo. Dat is ontzaglijk eer
biedwekkend. Maar er is geen geld-syndicaat,
dat een beweging als deze zou kunnen doen
ontstaan. Niet met geld brengt men hier man
nen als Seheurer-Kestner, Anatole France,
Dueloux. Meyer, Grimaua enz."
De advocaat bracht toen een saluut aan de
mannen, die den moed hebben gehad hun daden
in overeenstemming te brengen met hun ge
dachte de intellectueele keur van Frankrijk,
de politici, de journalisten, waaronder hij met
name noemde mme. Séverine, sdie in haar
artikelen over ade Fronde" ons de medewer
king der edelmoedige Fransche vrouwen ver
zekert," zooals Labori zich uitdrukte. sZij zullen
het zaad doen ontkiemen, dat alles naar waar
heid en licht voert."
Die allen verdienen dank, omdat zij eens
recht zullen hebben cp de dankbaarheid des
vaderlands.
»Velen", ging nir. Labori voort, 'azijn sedert
'1894 in twijfel gebleven over Dreyfus'schuld."
Hij haalde ten bewijze een artikel aan van
Cassagnac.
Wat evenwel eerst slechts bezorgheid was,
werd voor velen, tot wie hij (Labori) ook be
hoorde, angst.
Daar die twijfel overluid werd te kennen
gegeven, kwam de Eclair tusschenbeide om
er een einde aan te maken en publiceerde een
artikel »fe Trait.ro"dat een samenweefsel
van leugens was.
»Ik weet niet met juistheid van wien dat
artikel uitging, maar ik zal u straks aantoonen
dat het afkomstig schijnt te zijn van den gene-
ralen staf, die aldus een beslrisenden slag wilde
toebrengen, evenals hij hier verschil ende slagen
is komen doen door holle verzekeringen, die
door geen enkel bewijs werden gestaafd."
Zoo bevatte het artikel in de Eclair de woor
den Cet canaille de Dreyfus, terwijl het
hij bij Phoebe als het ware von Langwitz had
gepleit, door haar trots le kwetsen, had hij intus-
schen reeds ingezien, en het bewustzijn van een
fout te hebben begaan, maakte zijn stemming niet
beter.
Felix reed op den ouden Ajan, die een uitgezocht
paard scheen te zijn voor een nieuweling in de
rijkunst, naar Collesburgen, De weg daarheen leidde
noordwestelijk ovei de hoeve Jolshaab. Daar werd
veel vee gefokt, en van Trebbin gingen jaariijks
veertig tot zestig runderen onder het merk »Jut-
landsche ossen" naar de markt te Hamburg.
De landweg liep door welige weiden been, overal
zag men de bruine, zware beesten rustig grazen,
den kop naar den grond gebogen. De hemel was
blauw, de witte wolken in vlokken gewaaid. Er
woei een warme wind, schoon het nog vroog in
den morgen was.
Verderop werden de weiden vochtig; glinsterend
water schemerde tusschen de harde grashalmen
door. En toen kwam het moeras. Een smalle straat
behoorde nog tot Jolshaab. Daar werd juist turf
gestoken, en de mannen stonden zich met hun
hemdsmouwen het zweet van het voorhoofd te
vegen. Men kon het nu aan den weg zien dat die
met puin en zand kunstmatig stevig was gemaakt.
Op Adriaan's grondgebied ging het levendiger
toe. Overal zag men turfstekers, wagens waarop
de gedroogde turf werd geladen, vrouwen die de
natte zoden op pyramiden zetten. De oppervlakte
van de glimmend-zwarte watei plassen was door
den wind licht gegolfd. Hier en daar hurkten onder
een armoedig afdak de kinderen in het gras om
eon ouden kinderwagen of een mand, waarin een
zuigeling sliep.
Wordl vervolgd.)