51*<e jaargang. Zondag 27 .en Maandag 28 Februari 1898. 9563. Eerste Blad. PERSOONLIJIE filESSÏPLICHT. DE VLUCHT. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. FEXJILLETOlSr. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. EE33SI Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommers0.02 BUREAU: BOTEBSTRAAT 70, Teleplioon No. 123. Advertentieprijs: van 1—5 gewo-o regels met inbe grip van eene Courantf 0.52 Iedere gewone regel meer- 0.10 Bij abonnement wordt korting verleen 1. II. In ons vorig artikel hebben wij èe drie hoofd gedachten uiteengezet, welke voor de regeeririg evenveel klemmende redenen waren om haar ontwerp in te dienen. Zij warenverheffing van het zedelijk en verstandelijk gehalte van het legerbetere en niet kostbare legerher- vormingbetrachting der sociale rechtvaar digheid. Aan de hand van de Memorie van Toelich ting bij het wetsontwerp, willen wij thans nog enkele voordeden bespreken, die de regeering van dit ontwerp verwacht. Zij hebben alle een maatschappelijke beleekenis. Allereerst mag wel genoemd worden het niet te waardeeren belang van het samenbrengen van rijken en armen in een zelfden werkkring, in een zelfde gebouw. Voor vvie wel eens waargenomen heeft, hoe het samenzitten van kinderen van gegoede en minder gegoede ouders op onze dorpsscholen voor later een hechten band kweekt, waardoor op het platteland het hatelijke standsverschil zoo veel minder geaccentueerd is dan in de steden, vooral in de grootere, waar rijk en arm schier geen enkelen gemeensehappelijken band hebben, is het niet twijfelachtig of de Minister stelt zijne verwachtingen hier niet te hoog. Voor de waardeering van wederzijdsch standpunt, voor wegneming van misverstand aan beide zijden, voor het nader aan elkaar brengen van reeksen van thans bijna geheel van elkaar gescheiden individuen, gelooven wij dat het hen samen brengen, gedurende een aantal maanden op dien leeftijd, waarop het hart nog gaarne in drukken in zich opneemt en conserveert, van niet te onderschatten gewicht is. Zeer zeker zal het vertrouwen van den troep in zijn officieren, wanneer het weet, dat naast hen broeders en verwanten van officieren mede strijden, krachtiger worden niet alleen, maar van dat krachtiger vertrouwen zullen de bewij zen, bestaande in grooter energie, niet uitblijven. En aan de andere zijde zal de invloed van een persoonlijke dienstvervulling op geheele reeksen jongelieden, die thans zich een plaats vervanger koopen, veelal, wij mogen wel zeggen voor de helft van jongelieden uit de meer gegoede en dus meestal ook meer beschaafde standen, een belangrijke factor bij hun karak tervorming zijn. Het gehoorzamen, zonder tegenspraak, zonder het bevel te mogen beoordeelen tenzij in het binnenst van het hart, is vooral voor jonge lieden uit de hoogere kringen een nuttige, misschien vaak moeilijke plicht, doch waarvan de vruchten in later leven rijkelijk geplukt kunnen worden. Thans willen wij enkele der in het wetsont- DOOR IDA BOY-ED. 40) Zij werd vuurrood en trilde over het gebeele lichaam. Op eens kwam liaar alles weer voor den geest. Wat zou zij nu zeggen 1 Zou hij nu vragen Zij moe-.t een mensch ongelukkig maken hoe vreeselijk, vreesehjk Hij zag haar glimlachend aan. Op eens vond zij hem niet meer interressant en rijk aan alle manne lijke deugden, maar slechts afstootond en vrees inboezemend. «Laat mij. Ik wil hier niet met u spreken," riep zij gejaagd. «Hier niet." x Waarom zoo ontsteld vroeg hij kalm. Zij liet het hoofd zinken. Haar schi ik schrompelde plotseling ineen tot een kleinen, stillen angst, die zij voor zich zelf nauw wilde bekennen. Want hij had gelijk: i Waarom zoo ontsteld s Vergeef mij," zeide zij zacht, nik weet niet meer wat ik doe." xDat weten jonge meisjes gewoonlijk niet, die op het punt slcan zich te engageeren," sprak hij met een glimlach, xlk ben gekomen om je jawoord te halen, Phoebe." Hij vatte een harer handen, die slap neerhingen, maar zij trok die terug. werp voorgestelde artikelen, die het gewichtig-t zijn. aan een nader onderzoek onderwerpen. Van het meeste belang zijn die en be reids hebben zij in de pers aanleiding gegeven tot vrij wat discussie welke ontheffingen van den dienst betreffen. Deze ontheffingen zijn met onbelangrijk ver meerderd. Waren vroeger van dienstvervulling vrij allen die in geestelijken dienst waren of in de toekomst zouden komen, met uitsluiting echter van zendeling-kweekelingen en R.-K. ordebroeders, thans wordt dooi de regeering voorgesteld, dat ook deze personen, die tot de geestelijken kunnen gerekend worden, zullen worden vrijgesteld van het vervullen van hun dienstplicht, indien n.l. de inrichting van onderwijs, waar ze worden opgeleid, of de orde, waartoe zij behooren, wordt genoemd in den algemeenen maatregel van bestuur, welke die vrijstellingen regelt. De niet-persoonlijke dienstvervulling voor al wat tot den geestelijken stand behoort, of daarmede in zeer nauw vei band staat, wordt derhalve niet alleen gehandhaafd, maar zelfs zeer uitgebreid. Kloosterbroeders en ziekenbroe ders, tot eene erkende orde beboerende, aan staande zendelingleeraars e. d. worden ook nu vrijgesteld. Er val tover deze vrijstellingen te discussieeren, maar het debat zal steeds onvruchtbaar blijven. Men zal elkaar in geen enkel opzicht over tuigen. Zoowel de voorstanders hebben krach tige argumenten als de tegenstanders. Toch gelooven wij dat de regeering een goed werk heeft gedaan door de mogelijkheid tot bovengenoemde vrijstellingen te openen. Niet alleen uit utilistisch oogpunt, want dat zij de stemmen van de R. K, afgevaardigden en van de antï-revolutionnairen door hare vrijzinnige opvatting zou winnen, is wel niet door haar aangenomen mogen worden. Toch breekt de regeering thans de felle oppo sitie, die zeer waarschijnlijk, had zij anders gehandeld, haar ontwerp had kunnen vellen. En al is de overweging hiervan geen alles op den achtergrond dringende reden om wat goed en nuttig en uit een zedelijk oogpunt geoor loofd en gevvenscht is, ter zijde te schuiven, wij gelooven niet dat hier het geval van zoodanigen aard is. Wij zijn van oordeel dat, wil men in de toekomst een volksleger vormen, het niet gevvenscht is daarin elementen op te nemen, die slechts door nooddwang gelijk in Frank rijk daarin zijn ingelijfd; wij zouden het aantal manschappen, dat men vv'int bij het in den dienst halen van geestelijken, geen winst maar schade achten, waar zij slechts om aan gevangenisstraf te ontkomen den soldatenrok aan zouden nemen. Ieder dient zijn land op zijne wijze; de roe ping eens geestelijken is een andere dan die eens soldaats, en wij ontkennen niet, al staan wij voor ons op een ander standpunt, dat er tal van eerbiedwaardige mannen zijn, die het vervullen van beide plichten niet met elkaar «Mijn jawoord mijn jawoord Ik ik vergeef mij ik heb u niet lief," riep Phoebe uit. xlk wil niet met u trouwen." Het was er uit. Zij ademde verlucht en zag hem nu met groote oogen in spanning aan. Hij verschoot van kleur, het was of een grauwe schaduw over zijn gelaat gleed. Daar voor liera stond die jonge bekooilijke vrouw, hoog en slank. Het bloed vloog haar door de aderen; haar neusvleugels trilden; haar lippen waren rooder dan anders haar oogen gloeiden. En zij zou niet de zijne worden? Een geluid als van toornigen wrevel ontgleed aan zijn mond. xPhoebe", zeide hij zacht en hij boog zich naar haar over, terwijl hij haar hand met ijzeren greep omklemde, xPhoebe, lief kind, je moest wat minder kie-keurig zijn. Jij hebt niet naar liefde in de eerste plaats te vragenmaar voor alles, hoe je een fatsoenlijken naam krijgt." Zij slaakte een gil. Zij wilde haar hand uit de zijne rukken. Met zijn vrije hand greep hij haar bij den schou der en wilde zoo da jeugdige, zich verzettende gestalte naar zich too trekken. Wanhopig en zwij gend, met brandende wangen, het voorhoofd met zweet bedekt van inspanning en angst, worstelde zij met hem. En ten tweeden male gaf zij een gil, woest en smartelijk. Maar te gelijk octk reeds voelde de man een zwaren vuist op zijn nek neervallen, ijzerhard, snel achleieen, als een hamer. Hij wendde zich om en keek in Felix' fonkelend oog. Met de woede en de lenigheid van een tijger in overeenstemming te brengen oordeelen. Of echter de geestelijken en daarmede ge- lij kgestelden, in tijd van oorlog niet eeriige diensten kunnen praesteerenin goed ver band met hun .ambt, en of het niet raadzaam zal zijn thans in de wet den plicht daartoe in eenige artikelen vast te leggen, is een vraag, die wij niet gaarne ontkennend zouden willen beantwoorden. Er zijn zeer vele werkzaamheden, vooral bij den hospitaaldienst, waar de hulp van geestelijken zeer gewaardeerd zou kunnen worden, en door welke hulp men weder een kleiner deel van het mobiele leger aan zijn eigenaardigen werkkring behoefde te onttrekken. Juist nu de faciliteiten voor de geestelijken grooter worden, ware het niet ongewenscht daarvoor hunnerzijds eenige opofferingen terug te v orden. Van de gewone diensten in tijd van vrede zouden zij dan kunnen blijven vrijgesteld. Wellicht dat bij de openbare behandeling van het ingediende wetsontwerp nog een en ander gesproken wordt en amendementen wor den ingediend, die zich in deze richting uit strekken. Ten slotte vvenschen wij nog één artikel van liet ontwerp te bespreken, ons tot dat en het bovengenoemde moetende bepalen, althans voors hands, omdat deze ons het belangrijkst voor komen en tot een afzonderlijke bespreking van elk artikel de ruimte ons ontbreekt. Dit betreft den «énen vorm van dienstvervan- ging, die door de regeering nog wordt gehand haafd. Wij zijn tegen deze handhaving. Niet oindat zij ons als zoodanig afkeurenswaard voorkomt, maar omdat wij de oorzaak, die er aanleiding toe geeft, niet gewettigd achten. Deden wij dit wel, wij zouden met de regeering in dit exceptioneele geval voor het behoud of het invoeren van deze soort plaatsvervanging zijp- De zaak komt op het volgende neer. Is de oefeningstijd voor den troep voorbij, dan gaat thans een deel daarvan met groot verlof, een ander deel. het kleinste, blijft onder de wapenen- Het aantal blijvende manschappen is afhankelijk van liet aantal vrijwilligers en plaatsvervangers. Zijn er veel ran deze laatste beide soorten van soldaten, dan kunnen er des te meer miliciens met groot vei lof gaanzijn er weinig, dan blijven er ook des te meer miliciens onder de wapenen. Thans wordt geloot wie met groot verlof gaan en wie blijven moeten dienstrui- ling is hierbij toegestaan. De regeering nu handhaaft dit stelsel en breidt het zelfs ten gerieve der miliciens eenigs- zins uit. De wijze waarop doet hier niet ter zake. Het komt op het stelsel aan. De regeeririg nu zegt hiervan het volgende sliet beginsel van persoonlijken dienst plicht wordt door deze regeling niet aangetast. Door de afschaffing van de dienstvervanging toch wordt bereikt, dat ieder door het lot aan gewezen en voor den dienst geschikte loleling wordt voorbereid tot de taak, welke hein bij de verdediging van den vaderlandschen grond kan worden opgedragen. Is dat doel bereikt, omklemde deze hem. Een vreeselijke worsteling ontstond. »Hulp!" riep Phoebe, die op de knieën was gevallen. De razende woede schonk Felix reuzenkracht. Maar ook de ander zag zijn kracht door woede toenemen. Felix zweeg. Het was of hij spraak noch denk vermogen bezat, maar alleen het blinde vei langen dien man neer te werpen. Langvvitz, wien het schuim op de lippen stond, stootte afgebroken woorden uit xWat gaat het je aan ik zal je leeren sllulp f' riep Phoebe. De mannen lieten elkaar los. Nauwelijks een seconde. Toon wierpen zij zich nog eens op elkaar. En Fehx deinsde terug... plotseling... onwil lekeurig, met het instinct van iemand, die hevige pijn voelt. Langvvitz liet een lach hooren en verdween in het struikgewas. Eenige oogenbhkken hoorde men nog het kraken van dorre takken. Felix stond over Phoebe gebogen, hielp haar op en bracht haar naar de bank. Bijna bewusteloos zonk zij neer en leunde haar hoofd tegen zijn schouder. Hij legde der. arm om haar heen. Zijn lippen trilden; zijn oogen werden vochtig; zijn ïiel was geheel vervuld van medelijden met het lieve, schoone meisje. Wat was Phoebe mooi I Hoe goed stond haar die hulpeloosheid I Welk een bekoring van verlei delijke vrouwelijkheid ging er van haar uit, dat een man het gewaagd had haar met zijn wilde begeerten te naderen- Een mannenleven voor de eer eener vrouw dan blijft slechts a,bcid Ie doen over, oen arbeid welke met de eigenlijke oefeningen niets gemeen heelt: het betrekken van wachten, liet uitoefenen van corveeën, enz., zoodat het onverschillig is, wie dien arbeid vervult, indien, hij .slechts goed wordt vervuld.Het landsbelang vordert alzoo in geenen deelc dat bepaalde personen daarvoor onder de wapenen blijven." Wij zijn dit geheel met de regeering eens, doch verschillen met haar van opinie op een cardinaal punt. En slechts dit doet ons het stelsel der regeering niet aanvaanlen, hoewel wij anders met hare schijnbare inconsequentie van in één geval niet-afschal'fing der dienstver vanging met haar mede zouden willen gaan. Ons n.l. lijkt het ongeoorloofd om een deel der door loting dienstplichtig geworden manschappen in dienst te houden 'tot het ver richten van corveeën enz. Natuurlijk moeten deze verricht worden, doelt ons erachtens niet door de miliciens. Dat men er de vrijwilligers en thans de plaatsvervangers in de eerste plaats mede be last, soit; deze weten bij hun indiensttreding, wat er van hen gevorderd wordt, en zij genieten daarvoor eene retributie. Dat het echter op den weg ligt van personen uitsluitend aangewezen om het land te verdedigen in geval van nood, en de binnenlandsche orde, waar dit van hen gevorderd wordt, te bewaren, kunnen wij niet toegeven, en wij zouden zelfs het recht van de regeering om bovengenoemde diensten van hen te vorderen, willen betwisten, Juist nu de persoonlijke dienstplicht staat ingevoerd te worden, en de idealistische zijde van het vraagstuk op den voorgrond treedt, zouden wij liet ongaarne door het vorderen van politie- en werkvrouwendienst willen bedui melen. Is de dienstplichtige geoefend soldaat gewer den, dat men hem late gaan, en dat men hem van tijd tot tijd weder oproepe, opdat hij de aangeleerde kennis met vergete, maar men vordere van hem geen diensten, die hem hoe genaamd niet weerbaarder maken en met zijn eigenlijk svak" in geen enkel verband staan. Men zal naar middelen dienen om te zien om dit bezwaar, hetwelk bij ons zeer zwaar weegt, te ondervangen. Die zijn. zonder groote moeite ran te wijzen, zij het ook niet zonder kosten. Deze aan te geven ligt niet op onzen weg. De Minister van Oorlog en zijne ambtgenoo- ten, die met hem het ontwerp indienden, kun nen deze echter vinden. Dat hiervoor gelden zullen benoodigd zijn is ontwijfelbaardat deze echter aanzienlijk zul len zijn, gelooven wij niet, mits men de sol daten vrijstelle van vele corveeën, die zij nu te verrichten hebben, die met hun dienst in geen verband staan, b. v. het betrekken van wachten bij gevangenissen enz. Van harte hopen wij, dat de regeering alsnog eene snota van wijzigingen" zal inzenden. dat was een juiste prijs. Felix voelde, dat hij zijn leven als in een roes, vurig zou gegeven hebben om Phoebe te redden. «Beste Phoebezei hij zacht troostend. Zij richtte zich een weinig op. sfloe dank ik u Hoe dank ik uriep zij weenend. xlJij wilde mij kussen tegen mijn wil Hoe kan een man zoo brutaal zijn I En ik had hem juist gezegd, dat ik hem niet liefheb en daarom niet met hem kan trouwen." «O Phoebefluisterde Felix, xlk zal het u maar zeggen, nu het zoo geloopen is hij had mij gezegd dat hij mij liefhad. En hoe heb ik mij verontrust. Och hemel, dat kunt u u niet voorstellen. Ik was half dood van zorg en opwinding. Ik dacht namelijk dat hij zichzelf zou dnoden, wanneer ik hem zeide dat er niets van kon komenwant dat weet ik heel zeker ik zou van zoo iets sterven of ik dacht dat hij mij zou vervloeken en zeggen, dat hij nu voor zijn gansche leven ongelukkig was. Ja, zoo had ik het mij voor gesteld. Maar dat hij mij tegen mijn wil zou kus sen, nadat ik hem juist gezegd had dat ik niet met iiem kon trouwen, dat was toch al te brutaal, of ofzou hij Zij droogde haar tranen en zag Felix angslig aan. xNeen", zeide hij teeder en met een glimlach, xzijn verstand is hij niet kwijt." Wordt vervolgd

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1