52"° jaargang.
N°. 9673.
Tweede Blad
Zondag; rIO'en Maandag 11 Juli 1898.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
Nationale Tentoonstelling van
Vrouwenarbeid.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
BINNENLAND.
jlaOjiïBHjsSTBfEiji tooi Schiedam, pet kwartaal f 0.90
n omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco por post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommerto.02
BFBEAP t BOmSfRAAT ÏO, Telcphoon Sio. 123.
ABTEBTrarratPfius: van 1—5 gewone regels mot inbe
grip van cene Courantf o.gjj
Iedere gewone regel meerc.iq
Bij abonnement wordt korting verleend.
Zaterdag 9 Juli, 1 uur.
Mevrouw Goekoo pd e Jong van
Beek en Donk hield hedenmiddag hij de
plechtige opening van do Tentoonstelling van
Vrouwenarbeid de vragende rede, die wij om
hare belangrijkheid h in haar geheel afdruk
ken:
Geachte genoodigden en medewerksters.
Laat mij u allen uit ons aller naam hartelijk
welkom heeten.
De arbeid, waaraan wij ons met zooveel illu
sies, met zooveel liefde en ernst hebben gewijd
gedurende de twee laatste jaren, is volbracht.
Geen wonder dat dit bewustzijn ons op dit
oogenblik met groote voldoening vervult. Een
gemengde aandoening, van blijdschap over
zooveel overwomieD hinderpalen, van dankbare
vreugde omdat wij 7,weten", dat dit voorberei
dende werk op zich zelf reeds voor zoovelen een
machtige opwekking, een openbaring van soli
dariteitsgevoel, een^ arbeidskracht, een zegen is
geweest. "7
Maar ook een './doening van teleurstelling
om de onvolmaakS/sXen van hetgeen wij tot
stand brachten.
Zeker, toen wij 1 £bnnen, wisten wij, dat het
niet mogelijk zou zijn dit groote werk in vol
maaktheid te volbrengen, wij wisten dat wij
altijd beneden de eischen zouden moeten blij
ven, die wij ons zelve gesteld hadden, en toch...
Wonderlijk is de mensckennatuurnu het
oogenblik gekomen is, om onzen arbeid aan do
gemeenschap aan te bieden, is het ons toch een
teleurstelling te voelen dat wij in zooveel op
richten te kort schoten.
Maar het kon immers niet andersHier ont
brak het ons zelf aan wijsheid, kennis, ervaring
daar kwamen wij tijd en geld te kort; elders
ontbraken ons de noodige waarachtig flinke ar
beidskrachten.
Want ik vind het heerlijk het hier met klem
te kunnen zeggen, dat er kranig gewerkt, dat er
prachtig gewerkt is, met een ernst, een zich zelf
geheel vergetende toewijding, waarvan het ge-
deuken gelukkig stemt IVerscheiden namen bran
den mij op de lippen, maar ik wil zo niet uiten,
omdat dit ontrouw zou zijn aan oris hooge be
ginsel, dat deze tentoonstelling is „een getneen-
Bchapswerk", dat is een werk, geboren uit den
drang, uit de bezielde samenwerking van velen,
waarbij de namen van geen c-nkelen door ons
op den voorgrond mogen worden gesteld.
En wij allen, die „in het werk'' waren, kennen
ze ook immers, hebben ze lief en bewonderen ze,
die leden der verschillende commissiesj die met
zoo onvermoeide toewijding arbeidden; die
pkatseiijk-comité-leden, die het werk der rubrie
ken zoo flink bevorderden en zulk een groote
steun waren, ook op finantieel gebied. Maar
tegenover het mooie werken van deze allen, staat
dat van zooveel anderen, die niettegenstaande al
haar hulpvaardigheid en enthousiasme niet wis
ten wat „werken" beteekent, en dus als arbeids
krachten bijna geen waarde hadden.
Het verantwoordelijkheidsbesef, het „staan
voor je werk" om zoo snel, accuraat, intelligent
mogelijk te volvoeren wat men op zich genomen
heeft, ook al komen er moeilijkheden in den
weg of verleidelijke amusementen, is wat nog
zoovele vrouwen ontbreekt.
Wij kunnen hierover niet zacht genoeg oor
dcelen; do gewone opvoeding van het jonge
meisje uit den z.g. beschaafden stand, zoowat
Voortlevende van den eenen dag in den anderen,
Zonder vast levensdoel, is niet geschikt om haar
voor te bereiden op het krachtig volbrengen van
eenige taak.
Bij het tentoonstellingswerk is deze wonde
plek 200 duidelijk op den voorgrond getreden,
dat ik meende er hier even op te moeten wijzen,
en omdat dit een groote hinderpaal voor ons wel
slagen, is geweest, al do arbeid kwam daar
door op veel te weinig schouders neer èn om
dat wij beloofd hebben dat dit een eerlijke studie
zou zijn, zoowel van do licht- als van de scha-
duw-kanten.
Maar niettegenstaande deze hinderpalen en
zooveel anderen tegenwerking, spot, ver
dachtmaking, onware voorstellingen, materieele
moeilijkheden van allerlei aard, to veel en te
onverkwikkelijk om in deze feesturen te herden
ken kwam dan toch onze tentoonstelling tot
stand. Pessimistische voorspellingen, dat we
zoo'n groot werk nooit tot stand zouden kunnen
brengendat „die dames het zoo vreeselijk dik
wijls oneens zouden zijn; dat er niets van te
recht zou komen" dat wij ons allen zoo zouden
overwerkendat op zijn zachtst uitgedrukt, wij
bij de opening allen als uitgeteerde schimmen
zouden rondwaren, kwamen gelukkig niet uit.
Wel heerschte liier en daar groot verschil van
meeuing waar heerseht die tegenwoordig
niet? maar overal bleek de liefde tot het
werk ten slotte groot genoeg om tot een goede
oplossing te voeren, en ik ben innig dankbaar
te mogen zeggen, dat geen enkele onzer mede
werksters hier vandaag door overwerkbzijn ont
breekt.
Zou het wel mogelijk zijn, dat door dit schit
terend logenstraffen, die zwartgallige waarzeg
gers, aan do vrouwen, die na ons een nieuw
werk zullen ondernemen, al deze vermoeiende
en ontmoedigende praatjes zullen besparen
al deze praatjes over „de dames"
Trouwens, wij zijn geen „dames" en behoef
den ons dus eigenlijk niets van dit alles aan 1e
trekken; wij, die dit werk tot stand brachten
zijn eenvoudig Nederlandsche vrouwen van alle
rangen en standen, van alle godsdienstige ge
zindten, politieke opvattingen en levensbeschou
wingen. Het is heerlijk te mogen zeggen dat hier
vrouwen uit allo kringen hebben samengewerkt
En zoo is dan nil de ure genaderd, waarop wij
hier do vruchten van onzen arbeid zullen neer
leggen aan do voeten van het Nederlandsche
volk 1
Groot, hopen wij, zullen de scharen zijn, die
zullen komen om te aanschouwen
O, wij weten het weln dat er onder hen ook
spotters en vitters zullen zijn, en zij zullen hier
gemakkelijk spel hebben. De wereldgeschiedenis
geeft er ons immers voorbeelden bij honderden
van, welk een armzalig klein beetje geest er
noodig is om iets, zelfs het mooiste, heerlijkste,
heiligste belachelijk te maken; hoo licht moet
het dus hier niet zijn om zoogenaamde aardig
heden te verzinnen hij een werk dat, uit den
aard der zaak, gelijk ik reeds zeide, zoo verre
van volmaakt is.
Maar ook ernstige critiek waclit ons, scherpe,
misschien wel vijandige; wij zijn hierop voor
bereid. In een tijd als de onze, waarin de een
goed nos-mt wat do andere kwaad vindt, waarin
de een achteruitgang ziet in wat de ander voor
uitgang noemt, kan men zicli geen illusies maken
over algeineeno instemming op alle punten.
Maar waar wij ernstig gestreefd heblxm, naar
het geven van een zoo getrouw mogelijk beeld
van den arbeid, den toestand der vrouw in ons
land, en daarvoor gewerkt hebben uit alle
macht, daar zal elke critiek, die eerlijk is en ter
goede trouw ons welkom zijn, omdat zij slechts
bevorderen kan dat onzichtbare groote doel, niet
het minst voorname van ons streven, 11]. alge-
ineene en waarachtige belangstelling te wekken
voor het vraagstuk der vrouw.
Geachte aanwezigen, het gewichtige uur dat
ons weken, ja maanden in spanning heeft ge
houden, nadert, maar vóór het daar is, rest mij
nog een aangename plicht, nl. om met korte
woorden onzen grooten dank uit te spreken aan
allen die ons hielpen bij ons werk.
Velen zijn er, mannen zoowel als vrouwen,
want wij zijn trouw gebleven aan ons beginsel
om zooveel mogelijk alles wat door vrouwen kon
gedaan worden, door haar te laten doen, niet
uit een dwaas verlangen, zooals wol eens van
ons verondersteld werd, om te toouen wat wij
zonder den man konden doen wij weten heel
goed dat de vrouw niet zonder den man kan,
evenmin als de man zonder de vrouw; onze
wensch .is immers juist dat dit beginsel meer al
gemeen gehuldigd worde; maar omdat liet
nu eenmaal een feit is, dat niets leerzamer,
kraclitontwikkelender is dan zelf-handelen, wa
ren wij overtuigd ons zelf den hesten dienst to
bewijzen door zooveel mogelijk deze groote orga
nisatie in vrouwenhanden te geven.
Daar waar echter, hetzij door gebrek aan vak
opleiding, hetzij door eenigo andere reden onze
krachten tekort schoten, wendden wij ons gaar
ne om medewerking tot den num en met dank
baarheid zij hier gezegd dat wij haast nooit iets
anders dan do grootste welwillendheid hebben
ondervonden.
Onder al degenen die ons dus steunden bij het
werk, laat mij thans in de eerste plaats onzen
dank betuigen aan H.H. M.M. do Koningin en
do Koningin-Regentes, dio Haro hooge belang
stelling hebben getoond in deze groote natio
nale zaak, gewijd aan de belangen van al Harer
Majesteit's vrouwelijke onderdanen, door heiden
ons te schenken een gouden4 zilveren4 bron
zen medailles en door zich heden hier te doen
vertegenwoordigen door den lieer baron Taets
van Amerongen, tot wien wij het beleefd ver
zoek richten onzen dank daarvoor aan Hare Ma
jesteiten te willen overbrengen.
Ook aan do Regeering onzen wannen dank,
die ons haar vertrouwen waardig keurde en eene
belangrijke subsidie toekende, aan die leden van
den Haagschen Gemeuiteituad, die ridderlijk
voor ons wisten te bevechten een geldelijke bij
drage van gemeentewege en verder aan allen,
die ons finantieel in staat stelden dit werk te
volbrengen, do gevers van duizenden guldens,
zoowel als die van enkele centen, aan allen, die
naar hun vermogen bijdroegen, innigeu dank
Zooals U bekcud is, werd liet ontwerp van het
gebouw gemaakt door een onzer bestuursleden;
het was een mooi, practise!) plan, maar een
oogenblik stelden wij ons de vraag of liet niet
duur was op deze wijze te bouwen. Toen kwam
als een natuurlijke oplossing van deze vraag de
blijde tijding tot 011s, van liet edelmoedige aan
bod van den heer Kruijswijk om ons een der
groote zalen gratis in bruikleen af te staan. Onze
vreugde en dankbaarheid waren groot, zooaL
zicli denken laat, te meer omdat deze zaal, thans
onze industriezaal, gebruikt kon worden zonder
eenige beduidende wijziging in het oorspronke
lijke plan.
Toen begon liet bouwen en met erkentelijk
heid wensch ik hier te spreken van liem, die dit
plan maakte tot een realiteit, het maakte, niet-
tegenstaande onze karige geldmiddelen, tol een
doelmatig, behoorlijk geheel, daarbij rekening
houdende met al de verschillende eisehen en
wenschen der 24 rubriek-Commissiesaan den
lieer Van Nieuwkerken onzen hartelijken dank
en na liem aan den heer Rutgers, die met voor-
treffelijkcn ijver het werk uitvoerde, aau onzen
opzichter den heer Arbciter, cn aan allen do
werklieden, aan den heer Doyer, die als werk-
tuigkuiidig-iiigenieur ons steeds zoo vriendelijk
ter zijde stond en vooral in de Industriezaal on
schatbare diensten bewees, aan den heer Van
de Wall, wien het nooit verdroot ons te helpen
waar hij kon, aan den heer Veegens die ons
den gewaardeerden steun schonk zijner rechts
kundige adviezen, aan do heeren Gratema, te
Delft,cn Barger, alhier, die ons gratis de eerste
zijn locomobile, de laatste zijn gas-motor in
bruikleen afstonden, aan de dames dio een ge
zellig liomc voor onze arbeidsters inrichtten, aan
den heer Richard, tuinbouwkundig architect,
die den tuin hier aanlegde, naar het plan door
twee dames van do rubriek-commissie van het
bloemenvak ontworpen, en die zich met deze
dames zoo groote moeite gaf een kleine oase
te tooveren, hier in het barre duinzand, aan den
heer Westra, de welwillende medewerker van
do dames der Oost-Indische rubriek, die haar
hielp Insulinde tot stand brengen, Insulinde dat
dank zij vooral dc-u uitnemenden smaak van eene
der rubriek-leden, wier kennis van, haar liefde
tot Indië evenaart, het schilderachtigste, artis-
tieksto plekje van heel ons terrein werd; aan
do pers, die over liet geheel ons streven vriende
lijk gezind was, en ons menigmaal zoo groote
diensten bewees, aan alle autoriteiten op allerlei
gebied te veel 0111 hier te noemen, die slechts
op zeer enkele uitzonderingen na, steeds onze
aanvragen en verzoeken vol voorkomendheid be
antwoordden. Aan allen die voor de rubrie
ken belangrijke inzendingen afstonden, aan hen
die hun hooggewaardeerde medewerking toe
zeiden aan onze besprekingen en uitvoeringen,
die door hun penseel of teekenstift ons werk
hielpen opluisteren, aan den heer Luc«as, die
ons zijn feestelijken marsch opdroeg, aan do
dames en heeren die in onze verschillende jury's
willen zitting nemen en „last but not least" aan
mcj. Comelie van Oosterzee, wier heerlijke ga
ven de plechtigheid van ons samenzijn zoo straks
zullen doen eindigen in kunstgenot, wanneer zij
ons haar opcningscantato zal geven met mede
werking van koor en orchest, die beiden onder
leiding hunner bekwame dirigenten dit werk
met zooveel toewijding instudeerden. Maar zoo
zou ik kunnen voortgaan en het mag niet dat
onze behoefte om dank te brengen grooter zou
blijken dan uw geduld om mij aan te liooren.
Er zijn er zoo heel velen die ons steunden, als
ik zo allen bij namen moest noemen, zou ik U
tot morgen hier houden. Laten dus allen dio
ons belangstelling en vriendschap bewezen, over
tuigd zijn van onze innige erkentelijkheid cn
het ons vergeven dat wij slechts een enkelen
hier in het bijzonder onzen dank uitspreken-
En thans, geachte aanwezigen, is het oogenblik
van openen daar.
Maar de eer het openingswoord te mogen spre
ken bij dit werk der Nederlandsche vrouw meen
den wij niet voor ons zelf te mogen houden;
wij hebben gewenscht dit op te dragen aan eene,
die het symbool zou zijn van ons streven, nl. dat
wij niet voor ons zelf hebben gearbeid, maar voor
do toekomst, voor de wouwen die nu nog kleine
meisjes zijn, want voornamelijk liet jonge ko
mende geslacht zal de vruchten plukken van dit
alles, wij weten dit al zijn we ook overtuigd
dat bet ook reeds veel goeds bracht aan meuigo
viouw van liet tegenwoordige.
liet moest een kindermond zijn, meenden wij,
die liet groote woord van dezen dag zou spre
ken, en zoo.ils ik zeide, omdat dit kindje de toe
komst voorstelt, waarop wij hoopvol den blik
hebben gericht... De tijd is rijp, in alle richtin
gen is jong ontwaken te bespeuren, en omdat
wij hierdoor wenschen uit te drukken dat voor
ons do taak der vrouw nooit kan zijn een op-
zichzelf staande, maar onafscheidelijk verhon
den is aan die van liet kind, en, dat waar zij
strijdt voor zich zelf, voor hetere opleiding,
betere levensvoorwaarden, zij wil dat die vooral
ten goede zullen komen aan liet kind, dit is aan
lieel du gemeenschap.
Kleine Lilly, toekoinsldraag-tortje, wil je de
Tentoonstelling openen l Uit aller naam geef ik
je het woord...
De acht-jarige Lilly Stok sprak daarop
recht bescheiden
..E11 hiermede verklaar ik de Nationale Ten
toonstelling van Vrouwenarbeid geopend."
Herziening der drankwet.
De Commissie, bestaande uit de I1J1, Mr. F.
W. J. G. Snijder van Wissekeike, Prof. Br, V.
A. Julius en mr. R. J. tl. Patijn - door het
hoofdbestuur van den Volksbond, Yeveeniging
tegen Drankmisbruik benoemd om dc vraag te
onderzoeken, of ingrijpende herziening van de
drankwet wenschelijk is heeft haar rapport
uitf ebiacht, hetwelk dezer dagen in druk ver
scheen.
De Commissie geeft daarin een overzicht van
de wijze, waarop de wetgever in andere staten
heeft bepioefd den drankverkoop rechtstreeks
te beperken. Zich stellende op 't standpunt,
dat voorloopig alleen de vraag beteekenis heeft,
op welke wijze in den strijd tegen den drank
eenig terrein kan worden gewonnen, gaat zij
eene gedachtenwisseling over absoluut verbod
van drankhandel, als op dit moment onvrucht
baar, voorbij en verklaart zij op verschillende
gronden weinig heil te zien in liet beginsel van
local option. De Commissie bepleit het denk
beeld van bestrijding van 't drankmisbruik door
beperking van het aantal diankgelegenheden.
Iloo tot die beperking te geraken, wordt uit
voerig in liet Rapport uiteengezet.
De wetgever stelle zich aldus de conclusie
voornamelijk drieërlei ten doel
te verzekeren, dat overeenkomstig de oorspron-
ke 1 ijke bedoeling, op 1 Mei 1901 het aantal ver
gunningen worde teruggebracht tot hel wettelijk
maximum
te trachten den clandest'enen drankhandel
binnen veel engere grenzen terug te driugen
de gelegenheid te gebruiken, die het jaar
1901 biedt, om liet Gothenburger stelsel hier
inheemsch te maken,
ïMocht dit drieledig resultaat verkregen wor
den, dan zal, naar het oordeel der commissie
de voortgang der mutigheidsbewegirig staat
daarvoor borg alvorens andermaal een tijds
verloop van twintig jaar is verstreken, door
den drang der openbare meening, als vanzelf
zich de vraag opdringen, welke maatregelen
van meer ingrijpenden aaid te nemen zijn, om
liet nog steeds ver ver wijdei d einddoel weder
om iets nader te komen."
Het belangwekkend rapport verdient thans,
nu eerlang het onderwerp eener herziening van
de drankwet nader aan de orde zal komen,
ongetwijfeld aller aandacht.
Haven te Schevcningen.
Tot B. M. de Koningin-Regentes zal een
adres gericht worden door het uitvoerend co
mité en afgevaardigden van den commissies
welke uit de burgerij te Scheveningen zijn ge
vormd voor de bevordering barer belangen in
zake een visschershaven aldaar.
Daarin wordt, dank vertolkt voor het blijk
van medewet king door Harer Majesteits regee
ring zoo overtuigend geschonken in zake den
havenaanleg, terwijl ten slotte Harer Majesteit
het verzoek wordt gedaan dat het Haar moge
behagen, in verband met de voorwaarde door
den Haagschen Gemeenteraad gesteld, n.l. dat
de bouw en het onderhoud van de buifenhaven
voor rekening van het Rijk geschiede, Haren
onmisbaren steun te willen verleenen tot het
tot stand kotnen van de visschershaven.
Ook aan de Provinciale Staten wordt een
adres gericht met liet verzoek het vroeger ge
nomen besluit tot verleening van 3 ton subsidie
gestand te doen.
Adressen in gelijken zin zijn reeds verzonden
door de vereenigiog sScheveningen's belang."