52'" jaargang. Zondag 17 en Maandag 18 Juli 1898 N°. 9679. Ticeede Blad De Oorlog op Cuba. EEN SPROOKJE, FEUILLETON. K:xo^Vr;/;Z) Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. ALPHONS DAUDET. ^BINNENLAND. A>osk2hentspeijb vóst Schiedam, per kwartaal l f 0.30 n omliggende) plaatsen, p. kwart. 1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommerB0.02 courant. BTREAÜBOTEBSTBAAT TO, Telepbocn Ufo. 123. ADTERTz-rriarHijHvan 1—5 gewone regels met Inbe grip van ccno Conrantf 0.$% Iedere gewone regel meer0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. 2vu, moge Santiago al gevallen zijn, den Ame rikanen. wellicht nog een hardnekkigen strijd wacht om het bezit van Cuba, is liet niet van belang ontbloot, kennis te nomen van een in teressant artikel van Charles Benoist, eenigen tijd geleden verschenen in de „Revue des Deux Mondes". Het volgende is daaraan ontleend. Men. kan over een oorlog op Cuba niet oor- deelen als over eenigen anderen oorlog. Do militaire operatiën daar gelijken in niets op die welke elders worden uitgevoerd. Bovendien zijn cp Cuba de twee ergste vijanden r de koorts en het bosch. Het eiland strekt zich langwerpig uit van Oost naar West als een groote visch een bijna onafgebroken bergketen zou dan kun nen voorstellen de middengraat met zijketens die de kleinere graten vormendaai-tusschen de „manigua", het kreupelbosch of de prairie. De koorts huist op de kustende bossclien beslaan, de ruimte tuschen het gebergte en de moorassen; de prairie is hoog opgegroeid en dicht, ondoordringbaar als een woud. Zelfs de natuur is liier in opstand. Er zijn geen wegen dan do paden die tegen het gebergte opklim men of, als een gemakkelijk te verliezen draad, moerassen, prairie en struikgewas doorsnijden. Soms is ieder spoor van een pad uitgewischt; men is dan, om koers te houden, aangewezen op de door „rastreadores" en „baqueanos" gebe zigde methodenhet spoor van menscli of dier volgen; Ietten op planten, bladen, zand, aarde, water of dauwdruppelswortels kauwen en proeven en, zoo zij vochtig zijn, er de nabijheid van een rivier of een meer uit afleidende vlucht der vogels gadeslaan, vanwaar zij komen, in welke richting zij gaanvliegen zij recht voor zich uit, met breeden wiekslag, dan nadert een troepdraaien zij in een kring rond, dan is er een kamp, een hinderlaag, of lijken. Dat is niet meer de oorlog zooals die op de krijgsacademies wordt geleerd. De marsch, de rust, het gevecht zijn nergens ter wereld wat zij op Cuba zijneen goed deel van het genie van den aanvoerder wordt gevormd door de zintuigen van den Indiaan. Op marsch, in de rust, in den strijd moeten oor en oog voortdu rend op hun hoede zijn. Onder de van den och tend tot den middag en van den middag tot den avond brandende zon of in den neerplassenden regen is het een voortdurend wagen van het leven, wanneer men maar vijf of zes kilometers aflegt, met de korto sabel, het kapmes, de „ma chete" in do hand, de slingerranken brekende met do knie, met elke schrede er in verward, ge- DOOR Onderstaand verhaaltje, in sprookvonn, is ze ker een der laatste scheppingen van Alphonse Daudet, en het allerlaatste, wat voor zijn dood in het licht verscheen. De plaats was uitstekend om er een stad op te bouwen; men had niets anders te doen, dan aan den oever der rivier een deel van het reus achtig woud om te kappen, dat daar sinds het begin der wereld stond. Beschermd door bosch- rijko heuvels zou de stad reiken tot aan de kade aan een bocht der rivier, die daar een prachtige haven vormde, slechts vier mijlen van de zee. Sedert uit Washington de concessie was gekomen om te bouwen, waren houthakkers en timmerlieden al spoedig aan het werk getogen. Weldra breidde zich een reusachtige houten stad uit als een nieuw Chicago langs den oever der Red River, met lijnrechte straten, zonder namen, maar genummerd; met pleinen, beurzen, kerken, scholen, herbergen, en met scheepstimmerwerven, dokken, aanlegplaatsen. De Woudstad, (Woodstown) noemde men haar, werd snel bevolkt. Een koortsachtige werk zaamheid kon overal worden waargenomen in alle wijken, maar rondom de stad met haar volkrijke straten en om do haven met zijn tal- looze schepen strekte zich in een halven kring een donkere massa uit, dat het woud was, dat toekeek. Het bosch keek van de heuvelhellingen neer op deze vermetele stad, die het zijn plaats aan den oever der rivier had ontnomen en hem van drie duizend zijner reuzen had beroofd. Geheel kweld door insecten, gepijnigd door doornen, soms voortgaande door een zoo vaste en kleve rige sliklaag dat de voet er in blijft steken. Wanneer de dagmarsch geëindigd is, halt hou den aan den zoom van een woud, meer op zijn hoede dan ooit, want iedere boom is verdacht, iedere greppel een hinderlaag; niets te eten te hebben dan wat men meedraagt en wat men vindtals legerstede te hebben zij die uitge put zijn, kunnen slapen onder de hoede van hen die, niet minder uitgeput, op do heen moeten blijven als een legerstede alleen te hebben de vochtige aarde en daarop te liggen in niet min der vochtige kleederen, want er is geen middel om den trein te doen paseeren daar waar de mensch alleen zijn weg vindt door te kruipen Is een dier; zóó is het leven, dat zijn de offers die gevergd worden van manschappen en aanvoerders dag na dag, dagenlang Toen men in 1878 aan Martinez Campos de ratificatie van het verdrag van Zanjon door de opstandelingen mededeelde, sprak hij verheugd tot kolonel Maich: „Pepe, verschaf ons een ontbijt". Het was acht en veertig uur geleden dat de gene raal het laatst gegeten had. De vijand zelf gelijkt in niets op eenigen an deren vijand. Overal elders hebben de Europe anen alleen te doen met beschaafden of wilden hier hebben zij niet beschaafden en wilden bei den tc doen. Daar zijn zij, in hinderlaag achter een rots of plat uitgestrekt in het gras; de ec-nige weg waarlangs de Spanjaarden kunnen voortrukken, is onder liun bereikzij leggen op hun gemak aan, geven vuur en vluchten. Nog hangt de kruitdamp als zij reeds verre zijn. Of wel„al macheteHun ruiters rennen met sclmkkelijko kreten, die alleen reeds verlam mend werken op de ongelukkige recruteu, aan op den in carré opgestelden troepzij slaan, steken, hakken en houwen er op los, wenden den teugel en verdwijnen in vliegende galop. Of wel, eensklaps is het bivouak op honderd mo tel's afstands omgeven door een gordel, een muur van vlammende prairie brandt, als in een romr") van Cooper of Aimard. Ee stille woede, een soort dofheid maakt zich meester van den soldaat die weet dat elk oogen- blik het gevaar hem omringt, een gevaar dat hij niet ziet. Overal en nergens zijn, lastig vallen, tergen, zelf niet te vangen zijn dat is de tactiek der oproerlingen dio op bewonderenswaardige wijze partij trekken van hun natuurlijke bond- genootcnde koorts, het bosch, de honger, de uitputting; en zijn deze onzichtbare dooders van Europeanen groote veldoversten in hun dienst, hun generaals van vleesch en been, een Maceo, een Calixto Garcia, ceil Maximo Gomez zijn waarlijk evenmin gering te schatten. Maceo telt niet meer mede. Gedood, gewond of wel verdwenen, in ieder geval dood voor den Woodstown was opgebouwd uit het leven, dat het woud toebehoorde. De hooge masten, die op de rivier schommelden, de talloozc daken, die zich aan elkaar rijden tot in de voorsteden bui ten, hij, liet woud, had dat alles gegeven tot zelfs de werktuigen, de meubels, allesEen vrec- selijken haat gevoelde het woud tegen deze roof zuchtige stad Zoolang de winter duurde bemerkte men niets. O De menschen 121 Woodstown vernamejx nu en dan een gekraak in hun daken, in hun meube len. Nu en dan scheurde een mum*; een maga zijn stortte met groot geraas in, maar dat ge beurt immers vaker met nieuw hout, 011 nie mand hechtte daaraan eenige beteekenh. Plot seling kwam het. Op een morgen, na een ge weldigen storm uit zee, die met vurige bliksems eii zijn lauwen regen den zomer bracht, ont waakte do stad met een luiden kreet van schrik. Alles was groen; de roode daken der openbare gebouwen, do kerktorens, de vloeren der huizen, ja. de bedsteden, alles, alles groen, als overzaaid met een teer, zacht dun, groen waas. Als men nauwkeurig toekeek, schenen het heele kleine knoppen, waarin men de opgerolde bladen eer vermoedde dan zag. Een tijd lang lachte men over den warmen regen en zijn gevolgen, zonder ongerust te worden, maar zie, op een avond ver schenen er groene bouquetjes op de meubels, kwamen er twijgjes aan, die zich vlug uitbreid den en bladeren kregen. Den volgenden morgen zagen de woningen er uit als broeikassen. Slingerplanten klommen op bij de trappen, wonden zich om de leuningen als guirlandes, en van het eeno dak der nauwe straten reikten de twijgen naar een ander, stren gelden zich ineen en vormden donkergroene ge welven over de straten en stegen. Dat was iets, wat verschrikte, en terwijl ^de vroede vaderen der stad beraadslaagden over den zeldzamen plantengroei, stonden de menschen in do straten in dichte hoopen en staarden naar opstand, die koppige mulat wiens dood zóó dik wijls v.ihchelijk is gemeld, dat hij wel onster felijk scheen. Hij kende alle hoekjes en gaatjes van zijn eilandhet oostelijk gedeelte, omdat hij daar 111 zijn jeugd ziji muilezels had gedre ven; liet midden en het westelijk deel, door tal rijke tochten te paaid. Hij was een man zonder kennis en hekrom pen van geest, die slechts één gedachte had, maar deze dan ook voortdurend en beslist, wel licht juist omdat liet zijn eenige was. Hij bezat de domheid en het weinig-ontvankelijke be grip, eigen aan zijn ras, was, wanneer het er op aan kwam, niet afkeerig van geld, maar bezat evenzeer, wanneer het er op aan kwam, zekere onbaatzuchtigheid. Ilij was eerzuchtig en be- gcerig naar glans en luister: hij smachtte naar roem en onderscheiding, en steeds stonden hem voor oogen ue roemrijke schimmen van zwarte en blanke bevrijders en dictators. Hij was kop pig, hardnekkig, gewend aan armoede; zonder spijt, als uit overgeërfde neiging, keerde hij te rug tot het zwervend leven en wierp zonder dat liet hem deerde, pas aangewende behoeften weer van zich. Hij was zeer zeker een middelmatig generaal en slechts een impulsief of instinctma tig strateeg; doch als aanvoerder werd hij go vreesd of bemind, maar steeds gehoorzaamd. Als mulat, in wien mulatten en negers zich zelf be wonderden, zich wreekten over de zoo kwalijk verholen minachting, dio zij van andere aan voerders ondervonden, kon hij voo" Spanje een onverzei telijk tegenstander zijn. Meer ontwikkeld, met beter verstand begaafd dan Maceo, fijner van aanleg en van manieren, onuitputtelijk in listen, een vvaro „condottiere" in een tropisch land, was Maximo Gomez, ook toen Maceo verdwenen was, voor generaal Wey- ler een waardige partij. Maximo Gomez is de man, die uitgevonden, of liever van San Domingo waar hij in de leer is geweest, ingevoerd heeft dien oorlog in kron kelingen, in zigzaglijnen, dien langzamen en, om zoo te zeggen, kruipenden ooi'log die soldaten verslindt. Hij is, wat Maceo nooit is geweest, berekenend, en het plan dat hij volgt, is wer kelijk een plan. Overigens is hij dapper, en in dien zijn berekening dat noodig maakt, stout moedig, niet iets vastberadeners, iets bewuslers, iets ontwikkelders dan bij Maceo te vinden was wat energie aangaat, behoeft hij voor niemand onder te doen. „Toen ik wist," vertelde hij in 1878 kalm aan den adjudant van Martinez Campos, „dat uw generaal zijn gevaugenen vrijliet, gaf ik aan do troepen waarop ik staat kon maken, last die genen mijner partijgangers bij wie ik de lust veronderstelde om zich over te geven, na te gaan, om hen te dooden en hun lijken te laten liggen. Toen liet ik mijn colonne voorbij die dat zonderlinge wonder; kreten van verrassing en schrik, gemor over het gebeurde klonken op uit de menigte, die werkeloos door de straten golfde en do algemeene stilstand van allo be drijven gaf iets plechtigs aan de zaak. Opeens liep iemand uit„Zie eens, zie eens naar het bosch l" Met schrik en angst bemerkte men nu,, dat de halve kring van het woud enger om de stad getrokken werd. Het woud kwam nader, het sloot te stad in. Een dichte voor hoede van heidekruid, braambeziënstruikeu, slingerplanten reikte reeds tot aan de eerste huizon der voorstad. Eerst kwam er een alge meene verbazing, toen een groote schrik over Je menigte. Ja, waarlijk, het hoscli genaakte om weer zijn oude plaats aan den oever te erovet en. Zijn omgehakte, verstrooide, verbrijzelde, ervormde woudreuzen, ontvloden hun gevangenis om bet bosch tegemoet te gaan. Hoe kon rnen deze overrompeling tegengaan Met vuur i Maar dan overrompeling tegengaan Met vuur Maar dan moest do heele stad verbranden. Wat echter vermocht de bijl tegen deze massa vol levens sappen, die aandrongen tegen de huizen, wat tegen de duizenden en duizenden zaadkorrels, dio door de lucht zweefden en waar zij op den grond vielen, een nieuwen boom heten ont botten? Toch ging de menigte aan het werk met kap mes, bijl en zeis, en reusachtig hoog werd do berg vail liet afgehakte loof. Alles tevergeefs Van uur tot uur, wies het levend groen aan, slingerden zich de takken en twijgen door geheel Woodstown ineen. Nu kwamen ook reeds de insecten, de slangen, do vogelsnesten werden gebouwd in alle hoeken, overal hoorde men den vleugelslag van een vogel, men vernam op alle plaatsen het gefluit en gekwinkeleer van kleine snavels. Alle korenpakhuizen der stad werden gele digd door een onnoemlijk aantal vogels, in een plaats trekken en ik zeide tot mijn manschap pen „Ziedaar de gunstbewijzen van Martinez Campos voor de insurgenten die zich overge ven1" Een andermaal, zoo verhaalde hij nog, hoorde hij in het kamp nadat de taptoe was ge blazen, spreken, liet was een officier; hij be rispte hem, en toen do officier toch doorging, trok hij na do derde waarschuwing zijn revol ver en schoot hem dood. De oorlog op San Domingo en de tegenwoor dige oorlog op Cuba hebben hem gewend aan ontberingenals hij een begeerte, een eerzucht bezit, dan moet het die zijn 0111 het jaar 1878 te wreken. Maar hij is blank en oefent op de kleurlingen niet die soort van betoovering uit als Maeco bezat hij is geen Cubaan, en de Cu banen behandelen hem steeds cenigermate als vreemdeling; ofschoon krachtig en nog vlug, is hij reeds bijna vijf-en-zestig jaar, terwijl Maceo er niet meer dan twee-en-vijftig teldeen of schoon hij als onverbeterlijk rcvolutionnairgeen weerstand heeft kunnen bieden aan de begeerte 0111 de „manigua" en do „manigueros" weer te zien, zal op zekeren dag wellicht het verlangen bij hem opkomen 0111 naar San Domingo terug te koeren en daar te wonen in een huis. Zoo hij heenging zou, nu Maceo dood is, Ca lixto Garcia hem evenmin vervangen als de oudo president der Cubaansche Republiek, Tomas Estrade P.ilma, Joso Marti kan vervangen, dio te New-York de ziel van den opstand was evenmin als Ruis Rivera 111 Maceo's voetstap pen kan treden. Noch Collazo die gevlucht schijnt te zijn, noch Rabi, noch de Pool Roloff, indien deze niet, gevangen is, noch de neger Quiiitin Banderas, zoo hij nog leeft, zouden zijn plaats kunnen innemen. Kiezerslijst. De Hoogo Raad was gisteren arrest in zake een verzoek om op de kiezerslijst geplaatst to worden van drie personen te Haastrecht, aan wie door den kantonrechter te Schoonhoven de eed werd opgelegd, dat het niet waar is, dat zij in 18C7, 1868 of lSGD zich bobben doen inlijven bij het pauselijk leger, en zulks op grond, dat zij met betrekking tot ecne desbetreffende be wering, niet erkend of ontkend hadden zonder toestemming des Konings zich bij liet pauselijk leger te hebben doen inlijven. Van deze beslissing verzochten de requirarf- ten vernietiging op grond dat waar het ver zoek bij den kantonrechter als ecne burgerlijke zaak wordt berecht, de eed slechts kan op gelegd worden in de gevallen van en overeen komstig eenige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, enkelen nacht. Als in een tooverspel fladderden do vlinders van allerlei grootte, van allerlei kleur over bloemstruiken, en soemende bijen gaarden den honig en maakten zich een woning in de een of anclere holte van een boomstam. Nog hoorde men tussehen het geruiscli der machtige boomkiuineii de doffe slagen van den bijl, te vergeefs op den vierden dag gaf men den vruchteloozcn arbeid op. Het gras groeide hoog op, dicht ineen drin gend. Slingerplanten wonden zich om de armen der houthakkers, omklemden ze, maakten ze machteloos. De huizen waren onbewoonbaar ge worden, do bcbladerdo meubelen hadden hun vorm verloren- De daken stortten in, doorboord van de spitse kronen der yucca's en der malio- niehoomen, en spoedig breidden zich over do daken als een dom do toppen der catalpa's uit. Het was gedaan, het was tijd om te vluchten. Dwars door de ineengestrengelde planten, do steeds dichter ineengeslingerdo twijgen en tak ken, vluchtten do menschen van Woodstown en gingen naar do rivier, meesleepend wat zij kon den dragon van hun kostbaarheden, hun havo. Maar aan do rivier vonden zij een nieuwe ellen de. Men kon nauwelijks aan den oever komen. Do kaden en de werven waren verdwenen hoog riet golfde in don wind. Waar de pakhui zen, de loodsen, de dokken hadden gestaan, strekte zich ecu geurend dennenbosch uit en do nieuwe schepen in de liavcn geleken op drijven de priëelen. Gelukkig waren er andere vaartuigen uit vreemde havens, en toen de inwoners van Wood stown daarop de rivier afvoeren, zagen zij, de verdrevenen uit hun woonplaats, hoe zich zege vierend het oude cn het nieuwe bosch vereenig- den, hoe het groote, donkero woud weer zijn plaats had hernomen aan den oever.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1