52"" jaargang. Zondag 31 Juli en Maandag 1 Augustus 1898. N°. 9691. Eersfe Blad. VRÖUWENSTRIJD Kennisgeving. FEUILLETON". Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. --n.i irrvi^i«<i.na<ariir Abohhbhzotbfkus voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 s omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco per post, p. kwartaal - 1.30 Afzonderlijke nommera- 0.02 BUREAUBOTEÏSSTRAAT 70, Telepltoon No. 123. Advsrtbntirpbjjs: van 1—5 gewono regels met inbe grip van eeno Conrantf 0 52 Iedere gewone regel meero.io Bij abonnement wordt korting verleend. Oproeping In activiteit van miliciens- verlofgangers der lichtingen van 1891, 1895 en 1896. De Burgemeester van Schiedam, Geiet op de circulaire van den heer Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Bolland van 213 Juli jlA, no. 2009 (2de Afd.J Provinciaal blad 110. 50 Brengt bij deze ter kennis van belanghebbenden lo. dat voor de miliciens-verlofgangers van de lich tingen van 1894, 1895 en 18911, behoorende tot de navolgende korpsen, een wijziging is gebracht in de data van opkomsten zij mitsdien dit jaar onder de wapenen worden geroepen gedurende den tijd hieronder aangegeven. Lichtingen 4894 en 1895. Ie Regiment Infanterie, 4e, 2e, 3e en 4e bataljon. 2e Regiment Infanterie, 4e, 2e, 3e en 4e bataljon. 3e Regiment Infanterie, le, 2e, 3e en 4e bataljon, be Regiment Infanterie, ie, 2e, 3e en 4e bataljon, 6e Regiment Infanterie, 4e, 2e, 3e en 4e bataljon. 8e Regiment Infanterie, 1e, 2e, 3e en 4e bataljon, van 25 Augustus tot en met 17 Sep tember thans opgeroepen van 1 September tot en met 24 September. Lichting 1895. 1e Regiment Infanterie, 5e bataljon 2e Regiment Infanterie, 5e bataljon. 3e Regiment Infanterie 5e bataljon. 5e Regiment Infanterie, 5e bataljon. Ce Regiment Infanterie, 5e bataljon. 8e Regi ment Infanterie, 5e bataljon, le, 2e, 3e en der 4e compagnie, van 2 September tot en met 21 Sep tember; thans opgeroepen van 5 September tot en met 24 September. Lichting 4895. 4e Comp. Hospitaalsoldaten van 29 Augustus tot en met 24 September; 2e Comp Hos pitaalsoldaten van 22 Augustus tot en met 17 Septem ber; 3e Comp Hospitaalsoldaten van 22 Augustus tot en met 17 Se;tember; thans opgeroepen Van 29 Au gustus tot en 24 September. Lichting 1895. 3e Regiment Veld-Aitillerie, 1e. 5e en 6e batterij van 49 Augustus tot en met 22 Sep tember; thans opgeroepen van 22 Augustus tot en met 24 September. Lichting 4895. Pontonniers, 2e compagnie van 21 Augustus tot en met 23 Septemberthans opgeroe pen van 25 Augustus tot en met 24 September. Lichting 4896. Korps Genietroepen, le, 2e, 3e, 4e, 5e, 6e, 7e en 8e compagnie van 16 Augustus tot en met 47 September thans opgeroepen van 26 Augustus tot en met 29 September. 2o. dat voor de milicien-veilofganger niet in boven- staanden staat vermeld, de tijdstippen van opioe- ping, ter hunner kennis gebracht bij de afkondiging van den 3den Mei jl onveranderd blijven 3o. dat de verlofgangers, voor wie de opkomst op eenen Maandag is gesteld, indien zij gevestigd zijn in gemeenten, vanwaar zij niet in éen dag hun gar nizoen kunnen bereiken, niettemin zich eerst op den dag voor de opkomst bepaald op marsch behoeven te begeven en den volgenden dag, zoo vroegtijdig mogelijk, bij het korps zullen moeten aankomen 4o. dat de miliciens zullen gehouden zijn zich op den DOOR HERMANN HEIBERG. 56) ïHet lag mij op den tong haar toe te roepen »sGij zult die niet meer krijgen, ondankbare I Ik zal hem doen weten hoe onwaardig gij zijt!"" ïMaar ik dacht aan de ellende die dan weer zou ontstaan, en ik deed mijn toorn overgaan in zachte vermaning. ïlk sprak haar toe en hield haar voor op een hoe verkeerden weg zij was. D a t is onze taak Niet toornen, of zelfs wreken, maar vergeven, leiden, door zedelijke verbetering van den enkeling zaden uitstrooien voor een vrucht, die langzaam ont kiemt en krachtig wordt. En geloof mijHoe slecht en gemeen de wereld zich ook vaak voor doet, hoe onbillijk, hoe eenzijdig zij ook meestal oordeelt, er zijn ook edeldenkenden, er bestaat een oordeel, dat op waarheid en werkelijkheid is ge grond, en dit en de bemoeienis van die rechtvaar digen zullen ten laatste zegevieren. «Over het algemeen heeft de wereld een zeer fijnen zin om zich te oriënteeren zij weet zeer wel te onderscheiden tusschen deu waardigen, den fatsoenlijken en den komediant, den schurk. «Volhard dusl Reeds schittert de naam der jonge freule Lavard door de Noorsche landen. Dat zij verzoekingen te doorstaan heeft, dat men haar juist om haar onzelfzuchtigheid bf voor een gekkin d.ig hunner opkomst, vóór des namiddags vier ui en bij hun korps aan te melden. De verlofgangers woiden bij vernieuwii.g herinnerd dat zij zich, voorzien van at de voorwerpen van bleeding en uit.usting door Itenbij lmn vertrek met groot vei lof medegenomen, alsmede van veilofpas en zakboekje, op bet bepaalde tijdstip bij hunne korpsen moeten bevinden; dat zij zich vooraf ter gemeente-secietarie moeten vei voegen, zoowel tot bet afteekenen van lmn veilofpis als tot het ontvangen van hun daggelden en zoo zij daarop aanspraak hehben van de lereisehte passagebiljetten dat de verlofgangers, die nalatig blij ven op den bepaalden dag onder de wapenen te komen, bij hunne latore opkomst zooveel langer in dienst worden gehouden en zij, die aan de oproeping niet voldoen, als deserteur zullen worden behandeld dat zij, die wegens ziekte of gebreken am de oproe ping niet kunnen voldoen, daarvan moeten doen blij ken door eene ter gemeente-secretarie over te leggen geneeskundige verklaring, en dat die verlofgangers voorts verplicht zijn, zich 11a hun herstel onmiddellijk bij hunne korpsen te vervoegen, en dat, 11a deze openbare kennisgeving ieder milicien hie in betrokken, geacht wordt van zijne verplichting kennis te diagen, waardoor hij gehouden is, zonder verdere oproeping, aan de voorschreven opkomst te voldoen en dei halve later geene onwetendheid ten deze zal kunnen voorwenden. SCHIEDAM, den 3'sten Juli 1898. De burgemeester voornoemd, "VISSER, L.-Jl. IV De grenzen om eeno tentoonstelling van Vrouwenarbeid getrokken, en binnen die gren zen do indeeling in provincies, de rubrieken, blijven steeds willekeurig; dit kiemt te meer bij deze eerste tentoonstelling op dit gebied in ons land. Dat men dit bezwaar hier echter wei nig voelt, pleit wel zeer voor het org.aniseerend talent van do vrouwen, die aan liet hoofd dezer expositie staan. Wij maken heden een aanvang met het be spreken. der verschillende onderafdeelingen, zoo als die in de rubriekzaaltjes zijn bijeengebracht. Als vormende één afgerond geheel en gevende een gereede aanleiding daartoe, beginnen wij met de Historische Afdeeling, welke men ach teraan op het terrein, terzijde van do congres zaal, eenigzins afgelegen, vindt. Zelf heeft de rubriekcomniissie, bestaande uit dö dames WorpRoland Holst, te Groningen, do Man, te Middelburg, Proot en Lyclania a Nyeliolt, te Amsterdam, dr. Nijland en Pincoffs, te Rotter dam en de Stuers-van Limburg Stirum te 's-Gra- venhage een „plan de campagne" gegeven. Do Historische Afdeeling wil trachten een beeld te geven van liet godsdienstig, huiselijk en maatschappelijk leven der Nederlandsche vrouw- tot 1830, terwijl ook de vrouw in beroep en bedrijf niet vergeten is. Uit den aard der zaak moet dit beeld on volledig zijnhet gebied is zeer uitgebreid niet alles, wat tot het gestelde doel zou kunnen dienen, kon aanwezig zijn. Men beschouwe dezo afdeeling aldus de commissie als de zwak- bl voor een ijdele avonturierster uitmaakt, dat is een lot, dat zij met allen deelt, in wie een hoogere geestesvlucht woont, die er zich niet mee verge noegen, alleen als de dieren te vegeteeren." Eerst had Inagjor met vervoering naar den spreker geluisterd. Zij ving ieder woord dat van zijn lippen vloeide, als een evangelie op. Zoo schoon, zoo ver- heelijkt was zijn gelaat! Over zijn bleek voorhoofd hing, als het ware als een kenteeken zijner onver schilligheid omtrent al het uiterlijke, een lok van zijn zwart haar; in zijn donkere oogen gloeide het vuur der overtuiging, en over een ziekelijke kuch, die zijn spreken herhaaldelijk onderbrak, sprak hij met dio zachte gelatenheid die martelaars eigen is. »Ik werk zoolang ik het vermag. Wil de Schepper dat ik zal ophouden, dan zal hij daarvoor zijn redenen hebben en een anderen, meer bekwamen, meer krachtigen, zenden." Nu, in zijn nabijheid, onder zijn invloed kwam Imgjor andermaal in verzet tegen de nuchtere wijsheid van een Axel Dehn, van een markies de Curbière. Het was zeer gemakkelijk, te spreken zooals dezen deden. Aliengs zou, naar hun woorden en hun meening, door den gestadigen regen van den tijd besproeid, de rots der al te groole ongelijkheden brokkelen Maar juist die regen moest werken opdat ter plaatse waar do rots rustte, vruchtbaar land te voorschijn zou komen I Zelf wilden zij geen moeite doen, hun spieren niet inspannen I In hem, den prediker Koliund, schooi dat wat een Mahomed, een Boedhu, den leiderstaf in de hand had gedrukt. Hij was de geroepen voor vechter der nieuwe leer. Eindelijk had zij hem gevonden ke uitwerking van een hoog bedoelen eene ge schiedenis der Nederlandsche vrouw, van haat- wezen, werken en streven. Zelf zag het comité in, geen volledig werk te hebben verricht, waarvoor trouwens de ruimte voor deze historische afdeeling beschikbaar ge steld. al reeds veel te klein zou blijken. Toch is in 1200 nummers ongeveer een massa zeer inte ressanto stof, behoorlijk geordend bijeenge bracht, waarbij vooral aart de ISde eeuw te gast gegaan is. Er is een groep „Godsdienstig Leven", eene „Huiselijk Leven" eene „Maatschappelijk Le ven" en eene „Vrouwen in beroep en bedrijf" en eindelijk een vijfde „Allerlei". Door twee inzendingen slechts worden wij aan Schiedam herinnerd, die wij deshalve hier voor op noemen. In de eerste afdeeling ..Godsdienstig Leven" vinden wij eene inzending van den heer A. J. Nijland te Utrecht: „Lydwina, jonge vrouw te Schiedam (f 1433), later heilig ver klaard", en onder no. 28 eene inzending der Oud- Katholieke gemeente alhier„Vita S. Lidvinae, Schiedam 149S, met oude houtgravuren". Dit merkwaardige boekje, hetwelk een aantal zeer merkwaardige prentjes bevat en tal van gepolychromeerde aanvangletters, is vermoede lijk een incunabel, waarvan waarschijnlijk nog slechts een enkel exemplaar in wezen is. Gelijk men ziet had do collectie over deze merkwaar dige Schiedamsche Heilige vollediger kunnen zijn, zoo bijv. de kunstlievende boekhandelaar, de heer van Pinxteren, die eene interessante verzameling Lydwiniea bezit, deze tijdelijk had afgestaan; misschien echter was het hem onbe kend. dat het bestuur dezer tentoonstelling gaar ne een plaatsje aan zijne collectie had afgestaan, wat alweer het gemis van een plaatselijk voor lichtingscomité doet betreuren. Een ding is er wat den niet eons opmorkza- men beschouwer in dit historische zaaltje on middellijk moet opvallen, dat ishoeveel hui selijker moeten onze voorouders geweest zijn dan wij. Dat blijkt uit al die stille getuigen van hun intiem leven, die men hier vergaderd ziet. Slechts huiselijkheid kon hun de groote liefde voor kleinigheden van dagelijksch gebruik ge ven, die nog hier voortleeft. Het is geen ver fijnde artisticiteit, geen opzettelijk gewild ver toon van kunstzinnigheid, integendeel, het is een uit zich zelf geworden liefde voor de stukken, waarmode men als vrienden omging, en waarop men dat pieuze en bekoorlijke „zwak" had, lieG welk helaas niet meer van dezen tijd schijnt te zijn. Hoe weldadig doet het aan, dio oude stukken hier to zien, waarom onze voorvaderen leefden dien bedwarmer hebben zij gebruikt, dagelijks, dat album, waarin vrienden en vriendinnen keu rige versjes schreven en heele fijne tcekeninge- tjes maakten, daarin bobben zij gebladerd op lange winteravonden, dat naaikistje met het gou den gerei, dat is overgegaan van moeder op dochter, en van dochter weer op kind. Kom daar nu nog eens om. Ja, er zijn uitzonderingen, maar anders vraag eens aan onze vrouwen of oude- Ilij trad, haar vriendelijk groetend, naar buiten in den nacht en verdween in do schaluw der boomen. In het Rankholmer paleis zat in zijn studeer vertrek, dat met zijn drie vensters en de beschil dering in zachle perz - leuren oen bekoorlijken indruk maakte en mei zeldzame Noorsche mou- belen prijkte, graaf Peder Lavard en rookte uit een kostbare meer schuimen pijp. Aan den kop met zilver beslag ontsnapten in blauwe kringen omhoog zwe vende, een verieidnlijken geur verspreidende wolkjes, en oen uitdrukking van groote behaaglijkhei I lag op net gelaat van den eigenaar van het palais. Tegenover hem, achterovergeleund in een hoogen stoel uit de zestiende eeuw, zat de markies de Curbière te babbelenhij droeg vandaag een sneeuw wit kostuum uit een Parijseher magazijn, en had juist een kleine dunne cigarette door vluchiige aanraking met een brandende waskaars aangestoken. De heeren spraken over een feest dat den vol genden dag ten hove zou plaatsvinden, en waartoe zoowel de familie Lavard met uitzondering van Imgjor als de markios uitnoodigingen hadden ontvangen, na eerst hun opwachting gemaakt en hun namen ingeschreven te hebben in de in de koninklijke antichambre liggende albums. En juist het feit dat Imgjor buitengesloten was, dat men zooals altijd van haar in 't geheel geen notitie had genomen, bracht het gesprek weder op het reeds zoo vaak besproken on lerwerp van haar geëmancipeerdheid, en deed de heeren be raadslagen, door welke middelen men haar einde lijk van haar avontuurlijkheden zou kunnen ge nezen. De familie hield zich te meer met Imgjor re zusters, waar zij li n r e pucziü-albums heb ben, vraag eens of zij al wel niet. tien kistjes met naaigannluren 111 werkdoosjes versleten, of al die maaksels van nieuwerwetsche handwork- kimst, die zij eenigo jaren her gebruikten om hun „werkje" mee naar den „krans" te nemen, niet al bijna even lange jaren weer zijn wegge daan en verwisseld voor andere, dio al even kort zullen levenWij kunnen ons zoo voorstellen, hoe geslachten van vroeger ecuwen gehecht wa ren, niet ziekelijk, maar oprecht gehecht aan zoo menig familiestuk, en hoe daarom, waar iets nieuws werd aangeschaft, het de kenmerken moest dragen van degelijkheid gepaard aan go- zonde artisticiteit, die de kinderen voor het hunne weer even veel liefde deed gevoelen ais de ouders een geslacht te voren hebben gehad. Hoe hui selijk klonken die opschriften langs schoorsteen rand en kastplank. Daar lag een zacht vermaan in, of een goed-Hollandsch woord van gastvrij heid, soms met een beetje genoegzaamheid. Ze ker, dat waren onze voorouders misschien wat sterkzelfgenoegzaam. Daar leggen die oude ge borduurde annstoelkussens de bewijzen van af. Zet nu een. man in het beste van zijn leven eens op zoo'11 magistraal kussenhet kleed niet, maar dat kleedde onze voorvaders wel, al hadden zij ook slechts even do dertig achter den rug. Het waren deftige nienschen, zoo iets ''"d anders dan onze sportmensehen van deze- .jd, die in een fietscostuum een visite maken. Daar had men vroeger om moeten komen. Maar in den tijd van de bedwarmers en de lange pijpen kende men geen fietsen en meldde men zich nergens aan dan in gepaste kleedij. Niet dat wij in alles de laudator temporis acti zouden willen zijn. Als wij Eerdinand Huycfc hooren convorseeren, dan is hij ons soms onuilstaanb.iar peda.ut en stijf, maar oen groote mate van ridderlijkheid en van bezit van goeden toon kan men hem. niet ontzeggen. Er is in dezo afdeeling velerlei, dat wij gaarne eens even zouden noemen, maar waarvan wij natuurlijk moeten afzien. Alle rubrieken dragon een eenigzins fragmentarisch karakter, waar door het aantal curiosa belangrijk is. Zoo vindt men het lepeltje, door de 13-jarige Cecile Do rothea, Selimyl van der Does met ander zilver gered bij de plundering van Woerden in 1813, terwijl de Fransehen haar vader vermoordden en alles in huis vernielden en roofden, en daar naast een gedeelte van een damasten tafelstel, in het eind der vorige eeuw aan een Oranje prins geschonken. Zoo vindt men hier een „lolle- potje" en men leert daarbij, wat misschien niet ieder bekend was, dat dit is een aarden potje als handenwarmer voor vrouwen, gebruiktzoo treft men een strafblok aan, afkomstig uit het Hervormde weeshuis te 's Hertogenbosch, het welk bij groot-o verzuimen word gebruikt. Was het vergrijp zeer ernstig, dan werd het blok aan liet lieen gedragen wanneer de schuldige naar de kerk gingbij minder straf liep hij of zij er mee door huis. Het was wat men noemt „een blok aan het been". Zoo doet men tekens iets op, wat men nog niet wist, en misschien zijn er bezig omdat eenige gebeurtenissen van den laatsten tijd ook baar naam weder op zeer onaangename wijze ter sprake had gebracht. Graaf Lavard verkeerde steeds in de vrees dat zijn goede beirekkingen tot het hof door Imgjor's optreden schade zouden kunnen lijden. In de dag bladen was medegedeeld, dat de gewezen predikant Koliund te Sommerlyst een door duizenden bijge woonde rede had gehouden, en dat de bekende freule Lavard, die niet alleen van het begin tot het eind had bijgewoond en levendig had toege juicht, maar ook later nog met den spreker ver scheiden uren alleen had geconfereerd. En den volgenden dag hadden diezelfde couranten weten te vertellen, dat er een aanval was gedaan op de froule. Na afloop van die redevoering was zij onvoor- zichtigerwijzo alleen naar huis gegaan en in de nabijheid van het Rosenborgerpark gekomen, door eon schooier, wiens ongelukkige familie zij vele weldaden had bewozen, overvallen en deerlijk toe getakeld. Zij lag te bed met zenuwkoorts en werd door een barmhartige zuster verpleegd. Ook haar nabestaanden verwijlden dagelijks aan haar leger stede. Sedert dien tijd waren er drie weken voorbij gegaan. Imgjor was weer opgestaan en was vol komen hersteld. Bij een feest bij den eerste-minister, dat door de koninklijke familie werd bijgewoond, had welis waar de Koning den graaf en diens gezin zeer vriendelijk bejegend, maar voor de eerste maal waren er toch woorden gesproken, die zijn stand punt tegenover de geëmancipeerde dochter zeer duidelijk hadden doen uitkomen. Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 5