52"'" jaargang.
Zondag 21 en Maandag 22 Augustus 1898.
N°. 9709.
Eerste Blad.
MADELEINE
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
3 Onderwijzers of Onderwijzeressen.
FELTTT" /LET 01ST.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
WE RKH EDEN PENS I ON NEEB1 NgT
BUITENLAND.
iMnrannmi wr Schiedam- pet kwtrtasl f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per poet, p. kwartaaL - 1.30
Aflsnderlpe nommer*.0.02
BUREAUBOTERSTRAAT 70, Telephoon Ufo. 123.
AnYiRTEKTtspttue: ven 15 gewone regels met inbe
grip Tan eene Courantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bjj abonnement wordt korting verleend.
Bg het OPENBAAR LAGER ONDERWIJS
te Schiedam worden gevraagd:
Jaarwedde f50©, benevens flOO voor
hoofdakte, fSO voor akte handteekeoen en
f50 voor akte handwerken, wanneer in dat
vak onderwijs -wordt gegeven.
Bovendien kan de jaarwedde wegens dienst
tijd 4 maal (om de 2 jaar) telkens met f
worden verhoogd.
Sollicitatiestukken franco in te zenden aan
den Burgemeester vóór September a.s,
lu ous Tweede Blad virdt men '--en uitvoerig
uittreksel uit het verslag der Staatscommissie,
ingesteld bij Kon. Besluit van den 31 Juli
1895, ten einde tc onderzoeken of naast de in
stelling van een Rijks-lijfrcntebank en naast do
verzekering tegen ongelukken maatregelen bij
de wet behooren te worden genomen om te be
vorderen, dat werklieden er met dezen gelijk to
stellen personen, die door ouderdom of door in
validiteit blijvend ongeschikt zijn om in liun
onderhoud te voorzien, recht erlangen op gel
delijke uitkeeringenen bij bevestigende be
antwoording dier vraag een of meerdere daar
toe strekkende wetsvoorstelbn met memorie van
toelichting en raming der geldelijke gevolgen
te ontwerpen en aan H. M. in te dienen.
De Commissie kweet zidi van hare taak;
ruim drie jaren behoefde zi om, na wijdloopig
en belangrijk onderzoek, har rapport te kun
nen opstellen. Wel is die tjd lang, maar men
vergete niet, dat bij eene canmissie uit zoo he
terogene be„tanddeelen sameigesteld 1), het hou
den van vergaderingen om hot verzamelde ma
teriaal te kunnen bespreker, uiterst moeilijk
valt, terwijl bovendien reeds liet verzamelen op
zich zelve van gegevens in het binnen- maar
vooral in het buitenland een crer tijdroovend en
moeilijk werk is. Staatsconmissiën staan door
haar langzaam werken trouw-ns in een niet al
tijd onverdienden kwaden reuk, en zoo is het
instellen van een Staatscommissie wel eens ver
geleken met het deponecrcn ter griffie van de
Naar gebeurtenissen in den oorlog van 1870/71.
Doon
HANS WACKlüNHUSffiN.
1)
De slagen bij Wörth en Spieheren waren gele
verd. Onder een grauwen hemel en in dichten
regen trokken de dubbete colonnes der Duitsche
legers, *oor een deel nog niet naar hun corps
opgesteld. Frankrijk binnen. Een langdurig hoera
rollend als de donder, begroette den grijzen koning
Wilhelm die in zijn eenvoudigen soldatenraantel, de
veldpet op het hoofd, met zijn grooten generalen
staf weder de grens overschreed, die hij als jong
kapitein aan de zijde zijns vaders reeds in 1814
was overgegaan,
Geen knecht, geen meid zag men op de uitge
strekte landerijen want alles was reeds gevlucht
«net de tweemaal op één dag verslagen, zich in
wilde verwarring onder de wallen der vesting
Metz terugtrekkende troepen van Frankrijk, die
zoo zeker van de overwinning er op gerekend
hadden na eenige niet te vermijden, onbeteekenende
veldslagen hun intocht te Berlijn te doen.
Terwijl op de beide bloedige slagvelden nog de
dooden begraven werden, stonden de Duitsche voor
posten reeds aan de Fransche vestinglinie. Met
volle muziek volgden hen de onafzienbare colonnes
door de voor de helft verlaten Lotharingsche ste
den in groepjes stonden de bij hun haard achter
geblevenen in de straten, de armen natuurlijk
Kamers van een of ander verzoekschrift. On
langs kon men zelfs lezen van eene Staatscom
missie nog onder Willem II benoemd, van wien
men nimmer iets hoorde dan dat zij voor enkele
maanden ontbonden werd, met benoeming van
O
den secretaris dezer nuttige commissie in eene
Nederlandsche orde. Nimmer had men naar de
resultaten van haren arbeid blijkbaar verlangd.
Doch dit alles doet thans niets ter zake.
Wij kunnen onzen lezers niet genoeg aanra
den het in ons blad opgenomen rapport eens
nauwkeurig na te gaan, en vooral diegenen, die
steeds roepen om Staatspensioneering of be
langrijke hulp van den Staat, daarbij zonden
o. i. in hun plicht te kort schieten door van het
werk der commissie geen kennis te nomen. Het
doorwerken is geen aangename maar oen zeer
nuttige arbeid.
Twee dingen springen onmiddellijk in het oog.
Ten eerste, dat de Commissie zich slechts ten
deele van hare opdracht kon kwijten, aangezien
er noch door de regeering, die de Staatscommis
sie instelde, noch door de tegenwoordige, een
wetsontwerp op eene Rijks-lijfrentebank werd
ingediend en dit dus ook niet aangenomen kon
worden; en ten tweede dat de Commissie niet
is gekomen tot het ontwerpen van een wetsvoor
stel met eene Memorie van Toelichting.
Deze beide omstandigheden zijn met het oog
op eene meer spoedige afwikkeling der zaak,
zeer te betreuren, en zelfs is, wat het laatste be
treft, de mogelijkheid niet uitgesloten, dat het
rapport dezer Commissie gevoegd wordt bij dat
van zoovele commission voor haar en te ruste
wordt besteld in het grooto archief van het
ministerie van Binnenlandsche Zaken. Echter
vertrouwen wij, dat minister Borgesius, ook
met behulp van het belangrijke materiaal en de
gegevens der Commissie, op den door haar aan
gevangen weg zal weten voort te bouwen.
Wij willen heden het rapport niet aan eene
nauwkeurige critiek onderwerpen, wat wel reeds
hierom ondoenlijk zoude zijn, omdat het pas is
verschenen, slechts enkele opmerkingen wil
len wij maken.
De voornaamste hiervan is wel, dat de Com
missie in haar Rapport het denkbeeld verdedigt
en uitwerkt, dat de verzekering van den ouden
en invaliden werkman eene zaak is van hen zei
ven en zijn werkgever. „De vraag of het
in beginsel raadzaam is te achten,
dat do Staat eene bijdrage aan do
verzekering verleene, is door de
want de rijken en vermogenden, die in Franschen
overmoed niet verdacht waren geweest op zulke
een teleurstelling in hun hoop op de overwinning,
hadden in bange schrik inderhaast hun leven
trachten te redden voor de barbaren menige grijs
aard echter onder de nieuwsgierigen herinnerde
zich met bekommering dat hij diezelfde Prutsen
reeds in zijn jeugd had zien binnentrekken.
Het ging zooals het nu eenmaal in den oorlog
toegaat. De soldaat die des morgens uit het natte
bivouak was opgestaan, vond, doornat na den langen
marsch, de huizen gesloten. De kolven openden de
donren; de deftige salons vulden zich met sol
daten het leerwerk lag op de kostbare damasten
canapé'sin het met roze zijden overtrokken bed
der vrouw des huizes legde een gehaaide muske
tier zich te ruste; in het sierlijke boudoir der
dochter moest het fraaie Chineescbe porselein
en de snuisterijen op de etagères plaats maken
voor helm en koppelin de eetkamers stonden
op de anders zoo rijk gedekte tafels de blikken
menage-ketels der manschappen, en toornig zagen
de portretten der voorvaderen, van den heer en
van de vrouw des buizes neer op hetgeen die
«pandoeren" uitvoerden
«Pardon, madame!" riep juist majoor Gir.rd
uit, die kwartier had genomen in het huis eener
deftige, voor de Pruisen gevluchte oude dame te
Remilly, terwijl hij omhoog keek naar het portret
eener dame, die hem met nijdige blikken scheen
aan te zien, toen hij zich met het slik van den
door den regen geweekten landweg aan de laarzen
uitstrekte op een zijden divan. Wij zijn weliswaar
door mijn vader landgenooten, maar daar ik in
Duitschland geboren ben, bevinden wij ons op het
oogenblik in oorlog met elkaar. Neem het dus
maar niet kwalijk. A la guerre comme a la guerre
Buiten trokken nieuwe legerafdeelingen door het
Commissie met grooto meerder
heid ontkennend beantwoord.
En de tweede opmerking, die wij thans wil
len maken is, dat het bedrag van het te verlee-
nen pensioen, hetzij bij invaliditeit, hetzij bij
ouderdom zoo bitter gering is. Ten bewijze zie
hier het staatje herhaald, hetwelk men ook in
liet Tweede Blad vindt van het ouderdomspen
sioen, dat die verzekerden, welke van hun 16de
tot hun 65ste jaar regelmatig jaarlijks 50 week-
premiën hebben bijgedragen, bij het bereiken
van den laatstgenoemden leeftijd, zullen ont
vangen, nl. bij een jaarloon:
van f 0—f250 f 111.25
-250400 -133.50
n - 400600 -171.00
-600800 -222.50
- 8001000 - 267.00
dat is derhalve voor een gezeten werkman 31
gulden in de week.
Nu zegge men niet le mieux est 1'ennemi du
bien; hij den steeds hooger wordenden levens
standaard en de wetenschap, dat het nog wel
eenigen tijd zal duren eer een wetsontwerp op de
werkliedenpensioneering in het „Staatsblad"
staat, is het reeds nu te voorzien, dat het pon-
sioensbedrag, zooals de Commissie zich dit voor
stelt, gebrekkig en onvoldoende zal blijken.
Wij hebben voor heden noch ruimte noch ge
legenheid om de zoo belangrijke vraag der pon-
sioneering van den arbeider aan eene nadere
beschouwing te onderwerpen; indien de drukte
der Inhuldiging voorbij is en men meer lust en
tijd zal hebben zich met dit ernstige vraagstuk
nader in te laten, hopen wij hieraan een of meer
artikelen te wijden. Echter sporen wij belang
stellenden, vooral arbeidersorganisaties aan om
in eigen hart en kring reeds nu dit rapport aan
een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.
1) Lid en voorzitter wasmr. C. Pijnacker Hor
dijk, lid van de Eerste Kalmer der Staten-Gencraal,
te 's-Gravenhage; leden warenJ. van Alphen, lid
van do Tweede Kamer der Stat en-Generaal, te Hen
gelo, (Overijssel); mr. J. barond'Aulnis de Bourouill,
hoogleeraar aan de rijks-nniversiteit te Utrecht; R.
W. J, C. van den Wall Bake, directeur der Neder
landsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij,
te Amsterdam; mr. W. H. de Beaufort, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Gcneraal, te Lensden;
jkr. inr. G. J. Th. Beclaerts van Blokland, lid van
de. Tweedo Kamer der Staten-Generaal, te 's-Graven
hage; Alex. Daniels, industrieel, te AmsterdamH. L.
Enthoven H,Lz., directeur van de naamlooze vennoot
schap „Pletterij", te 's-Gravenhage; mr. H. B. Gre-
ven, boogleeraar aan de rijks-nniversiteit, te Leiden;
mr. J, J. I. Harte, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, te 's-Gravenhage; B. H. Hcldt, lid
van de Tweede Kamer de- Staten-Generaal, te 's-Gra
venhage; mr. C. J. A. Hdjdenrijck, lid van den Raad
stadje. De kanonnen ratelden over de slechte be
strating, dat het huis er van dreunde. Juist stak
hij een sigaar aan, toen hij zijn oppasser, een
stoeren Pommeraan, met een verlegen gezicht zag
binnenkomen.
«Wat is er 7" vroeg de majoor, Waar is de
fourier7 Ik wil een paar minuten rust hebban."
«Majoor de oppasser draaide zijn veldmuts
in zijn hand rond. «Toen wij op het erf stroo van
den zolder wilden halen voor de paarden vonden
wij een paar meisjes verscholen achter hooga bos
sen; een van haar smeekte ons voor zoover wij
haar verstaan hebben, met tranen in da oogen,
dat wij haar het leven zouden laten. Waarschijn
lijk hebben zij niet meer weg kunnen komen en
en willen nu vannacht de plaat poetsen."
«Zoo 1En De majoor blies de rook in
kringetjes naar boven.
ïNu wou ik u vragen, majoor, wat wij met ze
zullen doen."
«Dekt ze weer toe. Wij vechten niet tegen
vrouwen."
«Maar zou het niet beter zijn, majoor, dat zij de
aardappels voor ons schilden, die wij in den keuken
hebben gevonden; het zijn immers vrouwen?"
«Daar komen moar domheden van I Zijn ze mooif'
«Nu, de eene wei 1" lachte de oppasser en streek
met den rug van zijn hand over zijn snor.
«Stopt ze weer weg, en laat ze vannacht loopen
waarheen ze willen. Zij zullen wel den weg weten
zoo goed als de anderen."
«Goed, majoorDan staat buiten ook nog
een landweerman die bij den hospitaal wagen be
hoort. Hij wenscht u te spreken, majoor."
«Laat hem binnen, als hij iets dringends heeft."
«Goed, majoor."
De oppasser ging heen, en een oogenblik later
trad een gebaarde, krachtige mannelijke gestalte
van State, te 's-Gravenhago; G. H. Hintzen, lid van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Rotterdam;
K. Kater, voorzitter van de vereeniging „Xederlandsch
Werkliedenverbond Patrimonium" (vaderlijk erfdeel)
te Amsterdam; Corneille L. Landré, wisk. adviseur
der Levensverzekeringmij „Dordrecht", te Dordrecht;
jhr. mr. W. II. de Savornin Lohman, buitengewoon
heogleeraar aan de Vrije Universiteit to Amsterdam;
J. H. van der Meulen, lid van dc Provinciale Staten
van Friesland, to DrachtenW. J. C. Passtoors,
voorzitter van de vereeniging „Nederlandsche
Roomsch-Katholieke Volksbond", te Amsterdam; dr.
A. J. van Pesch, hoogleeraar aan de gemeentelijke
universiteit te Amsterdam; mr. W. A.Reiger,lioog-
leeraar aan de rijksuniversiteit te Groningendr.
EL J. A. M, Scbaepman, lid van de Tweede Kamer
der Staten-Gencraal, te Driebergen; mr. H. Sraecnge,
lid van dc Tweede Kamer der Staten-Generaal, te
Hoogeveen; J. G. Snijder, lid der firma Biddens en
van Asten, industrieel, te HelmondD. W. Stork,
industrieel, te Hengelo (Overijssel)tot secretaris
mr. A. Nilant, te 's-Gravenbagc.
Op hun verzoek werd aan de heeren Alox IJanicls
en dr. A. J. Tan Pesch bij Kon. besluit van 16 Decem
ber 1896 eervol ontslag verleend en bij hetzelfde
besluit tot lid der commissie benoemd dr. J. G.
Kluyvcr, hoogleeraar aan dc ryks-universiteit te
Leiden. Bij Kon. besluiten van 16 Maart 1897 en 10
September 1897 werd eveneens op hun verzoek eer
vol ontslag verleend aan de heeren mr. C. J. A.
Heydenrijck en mr. W. H. do Beaufort. Jhr. mr. G.
J. Th. Beclaerts van Blokland ontviel aan do com
missie door den dood op 14 Maart 1897.
Algemeen overzicht.
Schiedam, 20 Augustus '98.
Er is eindelijk eenige opheldering gekomen
omtrent de zonderlinge houding van generaal
Augusta, den gouverneur-generaal van de Phi-
lippijnen, die Manilla heeft verlaten ongeveer
een half uur voor de overgave dier stad.
Dit wordt thans aldus verklaard, dat August,,
zeer vertoornd omdat hij uit Spanje geen hulp
hoegenaamd had ontvangen, die hem sedert 1
Mei zeer gemakkelijk had toegezonden kunnen
worden, geweigerd zou hebben de verantwoor
delijkheid der capitulatie te dragen en liever
wenaebte zijn handen in onsehuid te wasschen.
Gelijk men weet, werd hij door liet Kabinet-
Sagasta daarom reeds den bden Augustus van
zijn ambt ontheven.
Hij moet naar Spanje terugkeeren met een
grooten wrok in het hart tegen het Kabinet
dat hem in den steek liet; het is dan ook niet
onwaarschijnlijk of er zal, zoodra Lij het moe
derland weder betreden heeft, een politieke
storm opsteken, die aan het Kabinet-Sagasta
wel eens het leven zou kunnen kosten.
De paus moet krachtige pogingen in het werk
stellen bij president Mc Kinley om te voorko
men, dat de Jezuitenorde van de Philippijnon
en Cuba verdreven wordt. De bisschoppen Bour-
ke en Cochran hebben tot dat einde stappen
bij den president gedaan en er op aangedron
gen dat, mocht desondanks tot hunne uitzetting
gelast worden, zij een aanzienlijke schadeloos-
met het landweerkruis aan de muts binnen, tot
in zijn nek met modder bespat het roode kruis
op de mouw van de reeds versleten uniform.
«Assistent-heelmeester Plessmann majoor
aldus meldde hij zich aan. «Ik heb mij te Berlijn
vrijwillig aangemeld voor den hospitaaldienst,
ofschoon ik wegens een hartkwaal niet meer ver
plicht ben tot den dienst bij de landweer. Ik
behoor bij de hospitaal-colonne, daar buiten vóór
de stad. De majoor kont mij misschien nog wel 7"
De laatste nam de krachtige gestalte met den
reeds wat peper-en-zoutbaard aandachtig op.
«Zeker! Ik ken je nog wel, Plessmann van de
manoeuvres, je hebt toen dien armen drommel
van den trein, die een trap van een paard kreeg,
zoo bereidwillig geholpen toen er geen dokter bij
de hand was Mooi van je dat je niet thuis
bent gebleven. Wij hebben zulke mannen noodig
als julliewanneer de Franschen ons weer bat
gelaat toekeeren, dan zullen er heel wat wonden
te heelen zijn. Bij Spicheren kwam de nood al aau
den man 1"
«Ik heb daar vlijtig meegeholpen, majoor
Domme jongen wil je wel eens buiten blijven 7"
wendde Plessmann zich naar de deur, waardoor
een knaap in een wonderlijke kleedij naar binnen
keek.
»Wat is dat nu voor een heertje?" De majoor
richtte zich geheel op in zijn divan, terwijl de
knaap nog buiten voor de half open deur stond.
«Dat is Benedetti, majoor; zoo hebben onze
mannen hem genoemd. Hij woonde in mijn buurt
te Parijs en is toen de oorlog begon, met twee
anderen van zijn ouders weggeloopen. De troep
duidt de jongens bij zich, wanneer zij meetrekken,
en die jongen daar heeft mij te Saarbrüchen op
het slagveld flinke diensten bewezen. Men kan niet
boos op hem worden." Wordt vervolgd.)