Opta HerMiipictal nor Meisjes.
52"" jaargang.
Zondag 11 en Maandag; 12 September 1898.
M. 9727.
Eerste Blad.
DE GELDDUIVEL.
tam
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen»
JfEUILEBTOr
sa
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
DE INHULDIGING.
iyoxKBHXSTBPBUi voer Schiedam, per kwartaal f 0.90
a omliggende plaatsen, p. kwarti - 1.05
n franco per post, p. kwartaal. 1.30
Afzonderlijke nommers- 0.02
BUREAUBOTERSTRAAT SO, 1)6161811001* No. 123.
AnvEHTBNTrErxujB: van 15 gewone regels met inbe
grip van eene Courantf 0.52
ledore gowone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Aanmelding van leei lingen voor den
a.s. cursus moet geschieden voorden 15n Sep
tember a.s>. bij hot hoofd dier school
C. KERDEL,
Lange N icuvi straat,
Iu de Kerk.
Particuliere correspondentie.)
Na het dejeuner, te 3 uur, reed H. M. de Ko
ningin, met H. M. de Koningin-Moeder uit, om
do kerkelijke plechtigheid in Groote Kerk te
's-Hage bij te wonen.
II. H. M. M. waren vergezeld van de beide
grootmeesteressen, de dame du palais, baronesse
Van Knobelsdorff, de hofdames, den oppercere-
moniemeester, opperjagenueester en opperka
merheer van dienst, den dubbelen civielen en
militairen dienst, den ln stalmeester, den ka
merheer jhr. De Ranitz en den kamerheer van
dienst der Koningin-Moeder, zoomede een or
donnans-officier te paard.
Het was ruim 3 uur, toen de Vorstinnen, op
haar weg door de vollo straten jubelend begroet,
do kerk bereikten en de kerk binnentraden.
Daar was een fraaie baldakijn verrozen en een
deel van het schip, dat onooglijk deel der kerk,
was aan den blik onttrokken, want er was 'n
fraaie ontvangkamer, waar H. H. M. M. dooi
de regelingsconnnissie voor deze plechtigheid
worden welkom geheeten.
Onder de tonen van het „Nu allen God ge
dankt", aangeheven door koor, oi-gel en bazui
nen, traden de Vorstinnen ligt* bedehuis binnen.
Zij vonden het gansch gevuld met een menig
te van feestelijk gestemde .ut>feestelijk gekleede
genoodigden, autoriteiten 'vair allerlei aard.
Zij vonden er ook, op het fraaie platform,
vooraan gezeten, don Vor-bpu de Vorstin von
Wied, met don oudsten, hunner zonen, den
Groothertog van Saksen en de Groothertogin
van Mecklenburg.
Terwijl 't publiek oprees, namen II. H. M. M.
haar vergulde zetels met roode bekleeding in,
nadat zij de Vorstelijke verwanten de hand had
den gereikt en de Groothertog en de Prins von
Wied Koningin Wilhelmina de hand hadden
gel list.
Do Koningin was in een lichtblauw toilet, ge
garneerd mot witte chiffon, met een hoedje van
DOOR
S. WÖKISHOFFER:'
5)
Toen voerde de dans hem wiig en de jonge
vrouw zag hem met schitterende oogen nu. Hue
bchoon was hij hoe verre" overtrof hij in alk
opzicht alle andere heeren van het gezelschap.
«Hans!" fluisterde zij onhoorbaar, vol diepe,
innige teederheid. «Mijn Hans 1"
Een slanks, witte vrouwehand werd zacht lop
haar schouder gelegd en 'een stem zeide "op den
toon van zacld verwijt: «Bhiunes, hoé kan u zich
nu zoo aan den tocht blootstellen Gaat' u gauw
meel"
Cecilia wendde bijna verlegen den blik 'iif
«Adèle Waarom juist op dit oogenblik die
angstige waarschuwing Ik was zoo gelukkig 1"
Haar gezelschapsdame deed een stap achter
waarts. Zij'was groot en zeer'slank; een brunette
met de teint en de oogen eener zuidelijkezij
wasi -op" gezocht-eenvoudige wijze in soutber grijs
gekleed en-zelfs op dezen feestavond zondereenig
sieraad.-
»Ik begrijp u niet, mevrouw," antwoordde zij
op-'een toon van verbazing:
Cecilia- reikte haar - vriendblljk de hand. tik
droomde,' Adèle! Ik' hield''blij zelf'voor gelijkge
rechtigd met 'andtói'urip-voor--gezond mijn 'man
heèft ntij 'om eèii-'darts' gevraagd:"
hetzelfdede Koningin-Moeder droeg liet mau
ve toilet, dat zij ook te Amsterdam herhaalde
lijk aanhad. Koningin Wilhelmina, droeg geen
handschoenen.
Nu verstomde het koor on sprak de hofpre
diker, dr. Van der Flier, een korf gebod uit,
dat de Vorstinnen in devote buiging van het
hoofd aanhoorden. En dan zong de gemeente
van Gezang 259 het le en 6e vers.
Dr. Van eter Flier hield daarop het eerste ge
deelte van zijn toespraak.
„Al het volk juichte met groot gejuich" (Ezra
III vers 11 in) had hij zich tot tekst gekozen,
want het geheelo Nederlandsehe volk jubelde
thans.
Geen wonder ook. Oranje en Nederland hoo-
ren bij elkander. Het zijn twee helften van een
geheel, onverbreekbaar, saamgebonden, saamge-
weven. Daar is geen dynastie iu Europa, zoo
oud aan een volk verbonden dan Oranje aan
Nederland. Waar van Oranje gesproken wordt,
daar trillen de diepste snaren van het gemoed.
Want wie had aan Nederland geschonken hot
hoogste goedde vrijheid Wie had de banden
geslaakt van een machtigen vijand? Ten ant
woord kon slechts komen één woord, één enkele
naamOranje
En omdat gij een Oranje zijt, Vorstinne
aldus vervolgde de spreker ongeveer, zijt gij
het, van wie wij veel verwachten.
Heil u, mijn Koningin, die uw volk met lief-
do zult dienen, omdat gij naast de spreuk dei-
vaderen „Je Maintiendrai" gevoegd hebt de
leuze van het Engelsehe Koningshuis: „Ich
dien". Heil u, want gij zult een volk regceren
voor wie het „Oranje Boven!" geen ijdele klank
is!
Heil u, mijn vaderland, dat regeert zal wor
den met vasten wil, naast vrouwelijke zachtheid.
Aan de eerbiedigsto hulde aan u, o Koningin,
brengen wij ootmoedigen dank aan haar, die uw
schreden geleid, dio uw voortreffelijke eigen
schappen ontwikkeld heeft. Zij heeft ons in u
gegeven een schat waarop wij trotsch zijn.
Want het scheen dat de oude Oranjestam tot
sterven gedoemd was. God heeft het niet gewild.
Zijn naam zij eerc
Wij danken u, o Koningin, vervolgde do pre
diker, dat gij uw eerste schreden na uw intrede
in de residentie richtte naar het bedehuis.
Wij danken God, dat Hij begeerte legde in
uw hart.
Maar dank aan God, sluit dank aan de men-
schen niet uit. Gij (hier wendde de prediker
zich tot de Koningin-Moeder,) gij hebt ons ge
zegd, dat gij aftreedt. Maar ge treedt nooit af,
want gij blijft de moeder uwer dochter voor hot
volk, dat begonnen is met u te achten, geëin
digd met u lief te hebben.
liet koor zong thans, vierstemmig, a capella
„Nu laat ons allen Gode loven",
Dr. Van der Flier sprak dan hot tweed deel
zijner toespraak uit, beginnende met do onder
linge en gemeenschappelijke belangen die Vorst
en volk verbinden, wijzende op de banden waar-
uDien u evenwel niet mag toestaan, barones I"
De jonge vrouw knikte. «Toch we!ik waag
liet in ieder geval. Wijn arme Hans Overal staat
de zieke vrouw hinderend _op zijn weg; hij die
vreugde en uitwendige schoonheid zoo lief lioeft
moet altijd voorzorgen in acht nemen. 0, wat doet
dat mij leed, Adèle I"
De gezelschapsdame haalde reeds een flacon voor
den dag. »U moest u niet zoo opwinden, barones;
dat is niet goed voor u."
Tranen parelde in de oogen der jonge vrouw.
«Bon ik dan doodziek, Adèle Zie ik er uit als
iemand die spoedig zal sterven Zeg mij de waar
heid."
«Dwaasheid, barones. U heeft koorts; uw han
den gloeien het zou beter zijn, indien u naar
bed ging. Juffrouw Assmann is er oin de honneurs
als gastvrouw zooals altijd
«ja,'ja, zooals altijd"', onderbrak du jonge vrouw
haar vol bitterheid. «Zooais altijd, maar vandaag
niet. Ik wil dansen: Ja, ik wil dansen
Dé gezelschapsdame zweeghaar meesteres
luisterde toch reeds niet meer naar wat zij zeide.
Cecilia's oogen schitterden onnatuurlijkzij iiet
den mantel van de schouders glijden, en toen nu
daar binnen de rijen dansers zich oplosten, begaf
zij zich met de oveiige dames naar het salon
waai van de glazen wanden waren weggenomen,
Palmen en oranjeboomon stonden in de hoeken;
uit da serres waren in allerijl bloeiende planten
gehaaldeen wil zacht licht stroomde door het
groote vertrek, waar in liet midden verscheiden
paren leeds nu zonder muziek begonnen te dansen,
iiet lange wachten waj zoo onaangenaam en
daar kwamen de huzaren ook reeds.
De- lioltt der vroolïjftë,' blauwe 'jongens maakte
ginds op haverkisten en ladderwagens muziek;
mede natie en Vorstenhuis vereenigd zijn:
trouw, liefde, eendracht.
Wij zijn een trouw volk, trouw tot den bedel
staf toe, gelijk do leus der geuzen luidde. Dat is
wat ons onbezorgd doet zijn voor de toekomst,
dat is waarom do troon van Oranje zoo vast
staat. Trouw zal ons ook de Koningin geven.
Trouw is het hoogste wat God geeft, wat God is,
cii waar tiouw lieerscht zal ons geen zegen ont
breken
Liefde is onmisbaar voor Vorstin en volk bei
den. Als het volk weet, dat er een hal t klopt op
den troon, dan is het kalm, dan is het rustig.
En eendracht. Verdeeling is de vloek eener
natie, volk van Nederland1 In eenheid ligt veel
heid van zegen.
In deze ure vernieuwen wij de gelofte van
trouw. Door liet gebed. Want hot gebed is de
eenige voorwaarde voor geluk, ook voor Konin
gen, gelijk Koning Willem III eens zeide, wijl
Koningen de zwakheden van allo niensehen heb
ben.
En nu hot dr. Van der Flier een vurig gebed
volgen voor het lieil der Koningin.
Dan zong het koor psalm 118 en deed hot
volgen door een koor van Adrianus Valerius,
woorden van Beets, prachtig uitgevoerd.
Na het dankgebed hernam cle gemeente II811
psalm staande ook de Koningin zong met
aandacht mede.
Staande word ook de zegen aanvaard.
En na een afscheid van de familieleden ver
lieten de Koninginnen hot kerkgebouw, vooraf
gegaan door vier weesjes, twee jongens en twee
meisjes, die bloemen strooiden op haar pad-
Te 4.50 uur waren de Koninginnen,, geheel
onder den indruk van de indrukwekkende plech
tigheid, in het paleis terug.
De illuminatie.
(Particuliere correspondentie
Ik zat op Hollands duin, ter plaatse waar eens
geheel de bevolking van Den Haag en van Sche-
veningen verlangend had uitgezien naar de na
dering van den redder, den prins van Oranje.
Do zee ruisehte en brak met korte slagen op
de kust. De zon ging iu schitterende praal ter
ruste en tintte met purperen reflexen don rand
van den nevelnuuir, die ver, ver weg oprees van
do zee naar het uitspansel. En.donkerder kleur
de zich die wal van dampen, dieper zonk de
zonneschijf, rustcloozer speelden de laatste stra
len over het watervlak; een koeltje krulde do
in blauw on groen en grauw lichtende golven.
Steeds lager daalde de vurige schijf, totdat zij
ten laatste neergleed achter den horizongrauw
cn somber lag toen schemering over land en zee.
Ik dacht aan do Oranje-zon. Ook die was wel
ondergegaan; ook die had moeten wijken voor
somberen nacht, on als in hot liooge Noorden
gedurende de lange weken van den Poolnacht,
zoo was zij wel eens jaren, ja tientallen van ja
ren schuil gebleven. Maar telkens was ook de
dageraad weer gekomentelkens was de zon
schooner dau ooit verrezen boven de kim om aan
de andere hol ft in bet salon onder hot ruischen
van oostersche planten.
Meer on meer gasten waren er bijgekomen men
groepeeide zich, zeer ongedwongen, zooals altijd
op Moldtwaar de etiquette plaats moest maken
voor vroolijkheid, zoo vaak de baron een feest
gaf' en de vroolijkste was onder do vroolijken. Men
zag zijn hooge, elegante verschijning overalhij
keek naar bet ijs in de champagne-koelers, zeide
de skat-speler in de nevenvortrekken goeden dag
en maakte een praatje mot de bejaarde dames die
niet meer dansten. Wie hem zag was ven uk tzelfs
mannen dia zijn lichtzinnigheid, zijn optimistische
opvatting volstrekt vefooideelden,: konden het niet
over hun liait krijgen boos op hem te worden.
«Mol", had hij tot zijn vtouw gezegd, «den
eersten dans met jou, dat zou niet gaan."
Dat zag zij ook in. «Neem een vluggen wals,
liansl"
«Voel je je dan van avond flink sterk?"
«Ja. Ik wil er eens met je van doorvliegen...
hoe doller hoe beter. Hans, we hebben sedert twee
jaar niet samen gedanst."
«Dat komt alles wel weer", troostte hij zonder
haar aan ta zien. Zijn zoekende blikken monsterden
de zaal, en bijna ongeduldig wendde hij het hoofd
om toen zij zacht fluisterend zijn naam noemle,
«Hansje I"
«Wel?" vroeg hij.
Zij worstelde met haar tranen. «Zie al dio vrou
wen en meisjes eens aan, Hans. Zij zijn gezand en
haar betrekkingen tot vreugde alleen ik ben
sleeds ziek en zoo recht een last, een drukkende
last voor je. Houd ja nieituraitr toch nog een klein
beeije van me, Hansje V'
Hij lachte. «Maar, Cilli? Nu zülk een viaag?
Natuurlijk houdt ik vanuje, dwaze, kleine mol.
alles leven en gloed bij to zetten, om allen te be
zielen met. lichte, warme geestdrift-
Zoo ook thans. Innig had do Koninklijke Re
sidentie steeds gedeeld'in de smart on do rouwe
van haar Vorsten; blijde lmd zij altijd feestge
vierd zoo daartoe reden was.
Thans was daartoe meer dan ooit aanleiding.
Eu 't was of de zon verlegen haar hoofd borg in
den schoot; van Hollands vaak tronwclooze vrien
din, nu daar in 't vorstelijk s-Gravenhago zoo
talloozo zonnen haar licht verspreidden, nu 't
daar glansde iu vaak oogverblindend licht langs
straten cn grachten, huizen cn torens ter core
der jeugdige Oranje-vorstin,
In dichte drommen trokken de velen die een
koeltje waren gaan opvangen aan het strand,
toen het duister werd, naar stad terug, den
ouden Sehevenrngsclieii weg langs, die mot vurig
rood of zacht geel licht was doorweven. Als
vruchten uit een toovorrijk hingen de lichtbollen
tusscheu het geboomte, den nacht m dag her
scheppend.
Gedragen soms. voortgestuwd steeds, ging het
door de Zeestraat, waar hier en daar particuliere
gebouwen schitterend verlicht waren, o. a. de
Koninklijke Bazar; alles drong op naar het Ko
ninklijk Paleis; ieder wilde daar wezen en nie
mand kon daar komen. Eu men sloeg linies af,
de Oranjestraat in, onder den rustiekon eere-
boog dor Transvaalsclie studenten door, om zoo
het centrum der stad te bereiken.
Want daar wilde, daar moest men wezen.
Daar was het een gespranicel van licht; daar
gloeiden de electrischo lampjes met felle schit
tering; daar zweefde droomorig liet schijnsel der
kleurige- lampions door hut- gebladerte; daar
flonkerden zoo imiig-vriendelijk de oud-vader-
landsche vetpotjes; daar straalden deftige was
kaarsen tussehen bloemen en groen.
Een droom. was. de Vijverberg. Zoo zacht
schemerde het oranje-schijnsel door het geboom
te, vreemde,, warme.kleurenmengeling iu 't leven
roependzoo oneindig groolsch weerspiegelden
de regecringsgebouwon, langs al hun lijnen met
duizenden vetpotjes verlicht, in het water nan
hun voet. Een droom, een schoono droom ge
leek het.
Heerlijk was de Plaats verlicht; vriendelijk
en mooi de Venestraat; in luisterrijke kleuren
pracht schitterde mot zuchten gloed de Prinscs-
seg-raclit en dr poort op de Bosehbiug. Overal
jicht en schittering, in binnen- on buitenwijken,
de eerste vooral. En was er betrekkelijk weinig
Inmrbversierjng, en mislukte hier en daar door
brand de illuminatie van een eerepoort, groolsch
F'as do plicht-hulde toch, dank zij het particu
lier initiatief.
j Het gebouw van den Hoogen Raad was over
'de geheelo fayado verlicht. Het departement
{van justitie gaf een heerlijk kerkraam in vlam-
mensehittoring te zienvoor dat van oorlog een
oogverblindende en bijzonder fraai belijnde W
met kroon. Ook de „Witte" mocht gezien wor
den.
Waar de opsomming te eindigen? 'tZij ge-
Straks krijg je in den hoek een kus. Zoo, ben jo
nu weer tevieden, lieveling?"
Maar zelfs onder die woorden dwaaldo zijn oogen
zoekend door de zaal, en hij het ook zijn jonge
vrouw niet den tijd om te antwoorden.
«Kijk, daar is movrouw Buiklin*. Wat een
piaclitig toilet."
«Dans eerst met haar. Hans!"
«Dat wil ik ook doen."
Door de zaai i uischte een dame, wier schoonheid
aller blikken tot zich trok. Zoo waren wellicht tweo
eeuwen geleden in Quitschland de koninginnen bij
feestelijke gelegenheden verschenen, geheel in 't
pui per en 'twit, met poffen eri wijde plooien overal,
met een coiffure van struisveeren en paarlsnoeren,
met lang uitgoivenden sleep en met zilveren kettink
jes aan hut sieilijke taschjo. Om haar heen ont
stond een gefluister dat deels sprak van bewon
dering deuls van bitteren nijd. Waai lijk. een koningin
was de veileidelqk sciioone vrouw.
Zwm t tiaar en zw.u ie oogen, oen kleine gracienso
gestalte, een li.ind als die van een twaalfjarig
meisje, een glimlach vol geest en vriendelijkheid
tevens, zoo was de. aanblik der jonge weduwe, wie
alle mannenbanen tegemoet vlogen. Mevtouw
Burklin was op Moldt ree Is eenige malen geweest
zij en de baiones begroetten elkander als entte be
kenden, en toon kwam de eerste dms, waarbij de
slotheer met de schoono koningin dooi de zaai vloog.
Slechts de helft dor aanwezige pareu ilailstn te
g.dijk; de overigen Klonten in eau lange rij bij
elkaar. Hans Adam keek als dronken in da oogen
zijner dame.
«Wie nu vleugels had!" fluisterde hij alleen
voor haai'versta inbaar. «En een tarnkap acht"
«Bevalt het li zoo slecht aan mijn zijde, baron
Wordt vervolgd,)-