53"° Jaargang. Zondag 16 en Maandag 17 Juli 1899. No. 9986. Eerste Blad Onze Handel en Nijverheid. CIECUSSLAVEN, BUITENLAND. SCHIEDAMSCHE COURANT Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco per post fl. 1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau Boterstraat 68. I!I lil11 if? Prijs der Advertentiën: Van 17 regels fl. 0.90iedere regel meer 12i/z cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde Kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, by vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intcrc. Telefoon IVo. 123. blij kt wel uit eene opineiking die den 28 October van het vorige jaar in den gemeen- teiaad door het toenmalige laadslid, den heer D. F. W. Prins, gemaakt werd, en waarbij de noodzakelijkheid werd uitgesproken ten spoedigste tot eene herziening der haven gelden te komen. De Kamer van Koophandel adviseerde op verzoek van B. en W. in deze zaak en den 27 Januari 1899 werd dit door dit lichaam uitgebiacht. Echter kwam tot op heden een voorstel tot reorganisatie onzer tarieven nog niet bij den gemeenteraad voor. Toch mag men terecht hiernaar dringend verlangen. Immers ons havengeld is in vergelijking met naburige havens te hoog, een toestand, we! allerminst gewenscht vooreen haven, die men tot meerderen bloei tracht te brengen. Ten bewijze zij hier het volgende gecon stateerd Zeestoomschepen betalen te: Schiedam Botterdam Dordrecht 5 cent per M'. van 3 tot 3>/4 cent van 3 tot 33/* per M3. ct. p. M3. Waar wij naar onze haven zeestoomschepen willen trekken, zal het dus noodig zijn aller- eeist dit tarief te herzien, dat voordie sche pen welke hier moeten binnenvallen on billijk drukt en voor wie hier kunnen binnenvallen een reden kan zjjn om onze haven links te laten liggen. Io het oog dient men hierbij te houden, dat thans, nu de havengelden nog niet een overwegend deel onzer gemeentelijke inkomsten vormen, deze wijziging zonder be zwaar kan geschieden, iets wat later, als onze gemeente, gelijk Rotterdam, een aan zienlijk deel barer baten uit de haven trekt, voor de gemeentelijke huishouding destruc tief kaD blijken. Overweging zoude het hierbij verdienen voor enkele massale goederen, zooals te Am- steidam geschiedt, als steenkolen, hout, giet ijzer, erts en dergelijke, uitzonderingstarieveu te maken. In Amsterdam zijn deze bijv. voor zeestoombooten met hout 3 cent per M3., steenkolen, cokes of gietijzer, 2Vz cent, ijzer erts 13/4 cent en is onlangs op voorstel van B. en W. besloten ook voor pek (nieuw te Amsterdam ingevoerd artikel) slechts 1% te berekenen. Aldus blijft men daar ter stede voortduiend in voeling met de behoeften van den handel. Volgt Schiedam dit voorbeeld, dan zouden in de eerste plaats die goederen in aanmer king komen, die thans nog niet geregeld hier woiden gelost of overgeladen men dient daarbij natuurlijk te blijven onder het Rot- terdamsche tarief. Brengt men het havengeld voor zeestoom booten van 5 op 3% cent per M' dan zal de gemeente, naar berekening volgens de gegevens van 1897 een bedrag derven van f 1324,50 een gemis dat zeker te over komen is, en, komt onze haven spoedig ge reed, weldra weder door directe zal worden goedgemaakt, nog afgezien van de indirecte voordeelen. Nog enkele bezwaren zijn aan de toepassing van het tarief van het havengeld vei bonden, die eveneens noodzakelijk opgeheven dienen te worden. Zoo kwam ons ter oore, dat voor een zee- stoomboot met een draagvermogen van 800.000 K.G. groot 1800 MJ betaald wordt tegen 5 cents per M3 90 aan havengeld. Lost nu deze boot hier 200.000 K.G. of lU van zijn inhoud, dan bedraagt het haven geld f22,50. Komt echter dezelfde boot hier in de haven met 400.000 K.G. en lost hij hier de helft van zijn lading, dus evenals in het vorige geval 200.000 E.G., dan wordt aan havengeld geheven 1 45. Een dergelijke toepassing der tarieven schijnt willekeurig en heeft bovenal dit be zwaar, dat de bevrachter niet bjj voorbaat kan zeggen, wat hij aan havengeld voor zekere hoeveelheid vracht heeft te betalen; aanbeveling zoude bet dan ook verdienen een standaard-tarief per 1000 KG, van de afzonderlijke hier ingevoerde artikelen vast te stellen, onafhankelijk van het schip, waar mede zij werden aangevoerd. Ten slotte wijzen wij op nog eene onbil lijkheid in de tarieven, speciaal voor een hier ter stede nog al aangevoerd artikel nog al knellend. Immers in art. 8 der verordening op de heffing op het havengeld onder lilt. j. wor den vrijgesteld vaartuigen, welke hier goe- deien uit zeeschepen oven.emen, mits zjj onmiddellijk weder vertrekken, terwijl daaren tegen balken en palen hier uit zeeschepen gelost, die onmiddellijk weder uit de ge meente worden nitgevoerd, niet onder het uitzonderingstarief van art. 8 vallen. Ver moedelijk is deze fout bij verrassing in de tarieven geslopen; eene herziening echter zal ook bier de noodige verbetering kun nen biengen. Wij hebben bovenstaande opmerkingen gemaakt om nog eens opzettelijk op de be langen onzer haven het oog te vestigen en die aan te bevelen ter plaatse waar het behoort; slechts door de eendiachtige samen- wei king van gemeente en particulieren zal ten slotte dat kunnen tot stand komen, wat men zich voorstelt. Spant men niet alle krachten in dan zal wat men aan de haven werken ten koste legt, ijdel weggeworpen geld blijken. Algemeen «verricht. SCHIEDAM, 15 Juli '99. De „Gaulois" heeft zich de twijfelachtige aardigheid gepermitteerd gisteren aan het hoofd van het. blad een gefantaseerd ver slag van de groote revue te zetten, die 's middags zou gehouden worden, waarbij het generaal de Galhfet een hatelijke rol laat spelen. Het beschrijft een nationalisti sche staatsgreep, op touw gezet door gene raal De Galhfet. De „Gaulois" vergist zich. Ven een Bil lot, een Zurlindcn, een Chanoine ware een coup eerder te verwachten geweest. Giste ren daarentegen is het zoo goed gegaan, dat alleen een paar schreeuwleelijken er blijk van gaven dat niet alles „pais en vree" is. 's Morgens trokken Déroulède en Marcel Habert, gevolgd door honderden leden van den Patnottenbond, naar de place de la Concorde om een krans neer te leggen bij het standbeeld van Straatsburg, natuurlijk onder gejuich van„Leve het legerLeve Déroulède 1" Déroulède trad toen naar voren en riep „Leve de Fransche RepubliekLeve het Fransche volkLeve Elzas-Lotharingen 1" Daarop gingen de betoogers op zijn raad kalm uiteeneen klein aantal moest door de politie woiden uiteengejaagd. 's Middags wachtte een groote menigte langs den weg dien president Loubet zou volgen naar Longchamps om daar de groote revue bij te wonen. Om ruim kwart over tweeën reed Loubet, vergezeld door de ge neraals De Gallifet en Bailloud, uit in een rijtuig a la daumont, voorafgegaan door den bekenden Montjarret, en geëscorteerd door een escadron kurassiers. In een tweede rijtuig volgde Waldeck-Rousseau met Rous- sel en Combarieu. Er werd warm gejuicht „Leve Loubet! Leve de Republiek!" Om drie uur arriveerde Loubet te Long champs, weder met gejuich begroet; de President groette het publiek herhaalde lijk. Na de gebruikelijke complimenten pre senteerde generaal de Kermartin de troe pen aan den gouverneur van Parijs, gene raal Brugère, en begon de revue en de over handiging van onderscheidingen. Alles ver liep ordelijk; Marcband en diens Senega- leezen werden warm toegejuicht. Bijzondere attentie trokken onder de officieele perso nen generaal de Gallifet, die in uniform 1. Ten vorigen jare hebben wij in een drietal artikelen eene uitvoerige beschouwing ge wijd aan het Verslag van de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier over 1897; wij kunnen, nu over 1898 het verslag ver schenen is, ons verantwoord achten, wanneer wij enkele afzonderlijke punten nader be spreken, te meer daar uit den aard der zaak in de bestaansmiddelen eener stad uit nijver heid en handel in één jaar geen groote ver anderingen plegen voor te komen. Eene opmerking, die treft, wordt reeds op de eerste bladzijde van het verslag gemaakt: sduurzame opleving der industrie, handel en scheepvaart onzer gemeente, is van een her nieuwden bloei van het brandersbedrijf niet te verwachten" aldus een college, welks leden bijna uitsluitend bestaat uit branders. Er is iets pijnlijks in die bekentenis, maar iets verblydecds tévens. Iets pijnlijks, omdat is de bewering der K. v. K. juist er nog heel wat water door de Maas moet stroomen, voor en aleer wij voor een stad van een kleine 30.000 zielen ons andere voldoende bestaansmiddelen hebben verschaft iets verblijdends omdat aldus nog eens offi cieel den stempel gedrukt wordt op de stel ling, dat voor Schiedam van de branders industrie niets meer is te hopen, dat men, wil men uiet voort blijven kwijnen, naar andere bronnen van inkomst moest uitzien. Hoe aangenaam het dus voor de betrokken industrieelen overigens klinken moge, dat smet het brandersbedrijf in 1898 inderdaad verdiend" weid, en hoe gaarne wij hun dit "billijke winstje ook gunnen, uit een algemeen oogpunt is het niet te hopen, dat zoodanige verbetering duurzaam zal zijn wat trou wens niet te verwachten is w(jl men anders allicht geneigd zou zijn bij de pakken te gaan neerzitten en wij weer den ouden toestand zouden verkrijgen van het leven op een bedrijf bij uitstek, iets wat te eem'ger tijd spaak moet loopen. Zoo is het voor Schiedam pernicieus gebleken zich geheel afhankelijk te stellen van den jenever, zoo zal het voor Rotterdam niet ten goede strek ken, indien het alles op zijn handeis-kaart zet, zoo is het voor Vlaardingen niet zonder gevaar, alleen en uitsluitend in het visschers- bedrijf winst te zoeken. DOOB AMYIE READ®. 13) Den volgenden morgen stond Leila Gur- ney naar de rusteloos voortijlende wolken te kijken. De nacht was stormachtig ge weest, maar de morgen was zacht met tril lend zonschijnsel. Waarlijk, de natuur was vroolijk gestemd. Leila deelde die groote blijdschap der natuur, want was niet baar leven als de zomer, vervuld vau duizender lei hoop, sinds de man dien zij liefhad, beur hart begeerd en veroverd had 1 Had hij niet wanhoop en verdriet weggetooverd uit haar leven en in plaats daarvan toekomstige blijdschap en vrede gebracht? Met welk een hooge verrukking zag zij zijn komst el- ken dag te gemoet! Spoedig zou zij weer luisteren naar zijn stem, de stem die zij liefhad, voor haar bijna even teeder als bet gekoer van den tortel en even liefelijk als de luit 's avonds klinkt in het vermoeide oor. Zij keerde zich van het venster af en sprak tegen haar hond zijn geschenk: „Zullen we naar de zee gaan, Marcus? Je meester komt vanmorgen bij ons, Marcus, en dan gaan we wandelen, hondje," en. zij nam hem op en kuste hem hartstochtelijk. Een gekwïspel met zijn staart en een paar likjes waren het stomme antwoord van den hond. „Kom, laat me je halsband omdoen, Mar cus, met de mooie belletjes," en zij rinkelde met de halsband. „Er is een dame die naar u vraagt, juf frouw," kwam haar hospita met een nieuws gierig gezicht zeggen. „Naar m ij? Dat is zeker een vergissing; ik ken hier niemand." „Het is geen vergissing, juffrouw Gur- ney," antwoordde een vriendelijke stem. „Ik wilde u spreken over een, persoonlijke aangelegenheid." Een oogenblik dacht Leila dab het een bode was van haar moeder, en er kwam een blos van smart op haar gelaat. Leila De plaatsen, welke kunnen teren op meerdere bronnen *an bestaan, hebben steeds het duurzaamst kunnen floreeren, al ontb<ak daar ook de roes van incidenteelen vooispoed, die men elders, soms een lange reeks jaren, kende. De door de K. v. K. bovengeciteerde uitge sproken stelling moge dan ook voor onze gemeenteraad een spoorslag zijn om al dat gene te doen hetwelk kan strekken om spoe dig onze haven te brengen in den toestand, waarin dat gewenscht is, met inachtneming der eischen van het scheepvaartbedrijf en der tarieven. Natuurlijk kan wederopleving van ons scheepvaartverkeer niet uilsluitend door het bestuur der gemeente tot stand gebracht worden: aan het particulier initiatief komt een goed deel van de zorg daarvoor toe, en te betreuren is het dat dit initiatief nog niet altijd voldoende van zijn verantwoordelijkheid bewust is. Nog klinkt de klacht, dat niet alle importeurs en bi anders cif Schiedam per zeeschip bun granen doen komen, waardoor dus directe baten aan havengeld eniudnecte aan loonen en verteringen van het scheeps volk worden gederfd. De K, v. K. schat het bedrag van bier ter stede gederfde havengelden (omdat men per lichter via Rotterdam aanvoerde) op f5.208 zijnde ruim 77 pCt. van de in 1898 voor zeeschepen ontvangen havengelden bet gederfde ai beidsloon schat zij op f 39.060. De enkele importeurs, die alsnog in deze tekort schoten zij hierbij gewezen op hun moreele verplichting, nu de burgerij bereid is zich ten behoeve van handel en industrie belangrijke offers te getroosten. »Zeif", zegt het vei slag der K. v. K. zouden zjj het meest gebaat zijn door medewerking". Is bet alzoo gewenscht dat wie meer on middellijk bij den bloei van ons scheepvaart bedrijf belang hebben, medewerken, ook de gemeente kan en moet nog meer doen, in de allereerste plaats wel door herziening der tarieven. Voor onze gemeente zou ons theoretisch het vrij-hasenstelsel zeer toelachen; echter zijn wij zoo weinig blind voor de bezwaren van anders iu deze materie oordeelenden, die nl. meenen, dat voorloopig althans, ook al hebben wij een vrijhaven, geen schip meer hier zal binnenvallen dat wij in de ge geven omstandigheden ons tevreden zouden achten indien eene billijke herziening der tarieven van havengelden tot stand kwam. En dat die behoefte ook bij de deskundigen op dit gebied, de cargadoors, gevoeld wordt, verzocht de bezoekster te gaan zitten, ter wijl zij intusscben de mooie, elegant geklee- de dame bewonderde, die in uiterlijk en manieren zoo verschilde van de dames die zij had leeren kennen. „Ik ben benieuwd wie zij is," vroeg zij zicbzelve af. De arme, verlaten Leila had geen vriendinnen die een kop thee kwamen drinken, en de komst van een vreemde maakte haar zenuwachtig en angstig. Haar hart bonsde zóó dat zij niet kon spreken. „Ik moet u vergeving vragen dat ik 11 stoor," begon de dame, „maar ik hoorde toevallig dat u hier alleen en zonder be kenden is, en daar u, naar ik verneem, zon der het te weten, op het punt is u in een. groot gevaar te begeven, ben ik hier geko men om u te waarschuwen, om met u te spreken zooals de eene vrouw tegen de an dere behoort te doen. Indien het juist is wat ik gehoord heb, dan wilt u, geloof ik, trouwen met signor Emilio Castelli, den stalmeester van het circus dat nu te Bay- liaven is Is het met zoo?" Zij zweeg en Leila zonk achterover op de canape en drukte den hond tegen zich aan als wilde zij het kloppen van haar hart smoren. „Ja, het is waar; ik ben met bem ver loofd; ik ben er trotsch op dat te kunnen zeggen. Maar ik wensch daarover niet te spreken met een vreemde. Wat niet weg neemt dat ik u dank,voegde zij er vrien delijker bij, als schaamde zij zich over haar bruusken toon. „Kom, luister eens naar mij, lieve juf frouw." Leila voelde zich ^onaangenaam ge troffen door haar familiariteit. „U gaat trouwen met dien man, en u weet eigenlijk niets van hem. Hij is zeer knap, en u is verliefdmaar als u evenveel van hem wist als ik, dan zou u mij tot het eind uwer dagen danken dat ik hier ben gekomen. Als u prijs stelt op uw geluk, dan moet u niets te doen willen hebben met Emilio Castelli. Daar, ik heb ten minste mijn plicht gedaan door u te waarschuwen geen Christen- mensch zou meer kunnen doen. Laat ik n zeggen dat ik zijn karakter misschien beter ken dan iemand ter wereld." „Ik behoef niets over hem te hooren," antwoordde Leila driftig. „Ik heb hem lief, en ik ben van plan met hem te trou wen, wat u ook tegen hem wil inbrengen." „U wil dus niet luisteren naar wat ik te zeggen heb. Uit liefde voor die man wil u liever uw geheele toekomst op het spel zet ten u zal berouw hebben over uw keus als het te laat is. Ik zeg u dat Castelli met een massa vrouwen geengageerd is geweest, dat zijn karakter waarlijk niet hoog staat, en dat hij een liefje heeft gehad in eike stad die het circus ooit heeft bezocht. Hij is een leugenaar, een huichelaar, een man zonder principe. En toch, liever dan naar mij te luisteren, wil u uw leven aan hem toevertrouwen." „Dat wil ik," antwoordde Leila vast be sloten. „Ik geloof ook niet dat u het recht heeft den staf over hem te breken." „O, u wantrouwt mij, niet waar? Maar, ziet u, ik ben Cleo, „de eenige Cleo, equili briste", en Castelli en ik zijn de laatste drie jaar voortdurend bij elkaar geweest. En wie zou hem dan beter kennen dan ik? Ik was het laatst met hem geëngageerd, tot een paar weken geleden, toen hij mij weg- stootte als een hond" zij zweeg even „en u is zijn nieuwe liefde. „Ik geloof geen woord van wat u gezegd heeft," antwoordde Leila ernstig. „U twijfelt aan mij, niet waai-, juffrouw Gurney?" hernam Cleo, haar bedaardheid verliezende. „Dat is dus mijn belooning voor de moeite die ik mij om uwentwil geef. Ik wil liever sterven dan dat ik weet dat die man trouwt zonder mijn goedkeuring." „Ik beb u niet gevraagd om uw goed keuring," zei Leila kalxn, ofschoon zij van zenuwachtigheid bijna niet kon spraken.. „Ik heb bem lief met geheel mijn hart niets kan ons scheiden." „Zoo, denkt u dat?" hernam Cleo toor nig. „En als ik u nu vertel dat i k hem lief heb, dat ik hem reeds jarenlang heb lief gehad. Voor mij is hij de eenige vreugde in mijn leven geweest. Wil u dan de man ne men dien een andere vrouw liefheeft? Is dat eerlijk en braaf gehandeld?" „U zegt dat u hem liefheeft, en toch waarschuwt u mij voor hetzelfde geluk," zei Leila. „Als u hem liefheeft, mag ik dat toch ook doen. Als hij goed voor u is, is hij 't ook voor mij." Cleo zag dat de grond onder haar argu mentatie werd weggehaald, en dat het meisje aan haar gewaagd wastoch hield zij hardnekkig vast aan haar eens gevat voornemen. „O, ik dacht dat w een dame was. Ik be weer niet dat ik het men," voegde zij er spottend bij. „Ik wist niet dat een ras paard uit één trog at met een varken." „Ik ben tevreden met mijn keus," zei Leila. „Hij beeft u niet lief, want nu her inner ik mij dat hij over u heeft gesproken, en ik heb alles over de „ruzie met u" ge hoord." Cleo werd wit. Haar woede klom. Zij was bijna dol van drift. Zij sprong op van kaar stoel en riep opgewonden uit „U durft daar te zitten en mij te belee- digen! Hij heeft u alles van mij verteld, niet waar? Nu, dan is het ook mijn beurt. Ik durf beweren dat een onervaren meisje zooals u, van het circusleven niet veel af weet. Voor u is het, stel ik mij voor, niets dan schittering en muziek en clowns en paarden en applaus. Voor menscken. zooals u is het pleizier; dat is het wat het beta lend publiek ziet. En niemand van u zou de dingen willen zien zooals ze zijn. Het zou uw teere zenuwen te veel pijnigen, en het zou uw kalmte storen. Het zijn men scken zooals Castelli die van het circus een hel maken. Hij „Ik wil niets meer van hem hooren," ant woordde Leila, nu ook boos. „Ik vertrouw liem volkomen. Zeg niets meer, als 't u be lieft." „Ik wil niet zwijgen,viel Cleo haar in de rede. „Ik ben hier gekomen om te zeg gen wat ik te 2eggen had, en dat wil ik doen. Emilio Castelli," ging zij voort, „is een wreed dier. Het is een kwade doge voor een paard of een meisje wanneer hij se op zijn weg vindt. O, u weet de geheimen van achter de schermen niet; hoe paarden geslagen worden totdat zij uitgeput in de arena verschijnen. En uw beminde Castelli is onmeedoogender dan de anderen. Vraag het inlle. Doms, die door hem getraind is, wat hij voor man is. Zij zal n vertellen hoe hij haar leven tot een last, tot een vloek heeft gemaakt. Hoe hij op zekeren dag te Leeds in mijn tegenwoordigheid haar met zijn zweep afranselde omdat zij slecht gere den had, en hoe hij haar twee uur lang, ge radbraakt, bloedend en snikkend op 't paard liet, en haar, toen. zij afsteeg, in de arena trapte ja, trapte. Zóó behandelt hij vrouwen. Zóó zal hij u óók behandelen. Hij kent geen mededoogen. Hij is woest en wreed. U zal meer met de zweep dan liefde krijgen, meer vloeken dan zegeningen, en meer schoppen dan kussen," voegde zij er hartstochtelijk bij. „U vertelt mij onwaarbeden," zei Leila kortaf. „Waarom zou bij zoo wreed zijn „Dat zijn de manieren van sommigen in ons vak. Castelii is het grootste beest dat ik ooit ontmoet beb. Ik wensch u geluk met hem." „Wees zoo goed mijn kamer te verlaten. Ik wensch niet langer naar u te luisteren. Ga heen," riep Leila uit, opstaande en haar bezoekster ferm in de ocgen ziende. „Wees zoo goed been te gaan. Ik zal trouwen met den man' dien ik gekozen heb. Uw bezoek heeft niet den minsten invloed op mij uit geoefend." Zij ging naar de deur en hield die wijd open. Cleo zag dat het vruchteloos zou zijn. te blijven, maar zij trachtte nog een andere snaar aan te roeren, voordat zij haar tocht als geëindigd beschouwde. „Ik zal uw kamer verlaten, wees maar niet bang. Maar de dag zal komen dat u berouw zal hebben over uw koop, dat u zal wenscben dat u naar mij geluisterd had. En ik hoop dat het zoo zal gebeuren," voegde zij er met een hatelijk lachje bij. „Dan zal u uw verdiend loon hebben." En met die woorden snelde zij de kamer uit. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1