53"" laargang.
Dinsdag 15 Augustus 1899
No. 10011
CIRCUSSLAVEN,
BUITENLAND.
SCHIEDAMSCHE COURAHT.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaar dingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaar din gen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
BureauBoterstraat 68.
Prijs der Advertentiën: van '1—7 regels 90 cents; iedere regel
meer 12!o cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Itleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon ATo. 133.
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 14 Aug. '99.
liet proees-Breyfus.
De resultaten van Zaterdag
zijn in hooge mate belangrijk. Terwijl wij
zoo straks nog even terug zullen komen op
de verhooren, willen wij beginnen met een
overzicht te geven van de resultaten dezer
tweede openbare zitting.
lo. De voorzitter van den krijgsraad heeft
Dreyfus' recht erkend om in 1894 een af
schrift te nemen van het borderel, schoon
hij dacht dat het „misschien niet geheel en
al correct" was dat de veroordeelde dat af
schrift bewaard had. Dit laatste bezwaar is
ons niet zeer duidelijk. Het incorrecte be
grijpen wij niet. Maar in ieder geval schijnt
ook kolonel Jouaust niet veel waarde te hecli
ten aan het vinden van dat afschrift in Drey
fus' kleeren.
2o. De anti-semietische legende is voorgoed
gelogenstraft, als zou dr. Hanson die Dreyfus
naar het Duivelseiland begeleidde, en die
zich thans te Pondichery bevindt, aan een
notaris zeer belangrijke stukken hebben toe
vertrouwd die bewijzen van schuld bevatten.
Rauson noemt zelf die anti-semietische bewe
ringen verzinsels.
3o. Het derde punt dat tot klaarheid is
gekomen, is het telegram-Panizzardi, waar
van Oorlog twee vertalingen bezit, één ge
lijk aan die van Buitenlandsohe Zaken, en
een andere luidende„Kapitein Dreyfus ge
arresteerd. De minister van oorlog heeft het
bewijs van zijn betrekkingen met Duitsch-
land. Voorzorgsmaatregelen genomen." Palé-
ologue nu heeft zeer stellig verklaard dat de
cijfergroepeeringen konden opleveren het
woord „bewijs" of „betrekkingen", maar in
geen geval beide. Hiermede valt dus weer een
der zgn. bewijzen tegen Dreyfus in het wa
ter.
4o. Uit Casimir-Périer's verklaring blijkt
dat generaal Mercier hem niet bad medege
deeld dat het stuk: „Ce canaille de D..."
niet aan de verdediging was overgelegd.
5o. Veertien dagen na Dreyfus' veroordee
ling had' Casimir-Périer eerst inzage kunnen
nemen van het dossier, of liever van „een"
dossier. Want veelzeggend was wat Périer er
achter voegde: ,,Ik weet niet of ik zeggen
kan het dossier."
6o Casimir-Périer heeft als president der
Republiek tijdens het proees-Dreyfus noch le
den der familie Dreyfus noch diens verdedi
ger gesproken over liet proces. Alleen waren
Waldeek-Rousseau en Reinach hem namens
dc- verdediging komen vragen dat de debat
ten publiek zouden zijn.
7o. Eerst vijf dagen nadat Lcbrun-Renault
bij den President was geweest, hoorde deze
in den ministerraad van Mercier dat Dreyfus
aan Lebrun bekentenissen zou hebben ge
daan.
8o. Een leugen is gebleken de bewering
dat Casimir-Périer in 1894 aan Dreyfus open
bare debatten zou hebben beloofd. Dit is een
ernstig punt-, dat nog niet geheel is opgelost,
in zooverre Dreyfus betreft. Dreyfus heeft er
kend dat Périer de waarheid sprak. De vraag
is nu, of we hier weer mot een vervalsdiing
te maken hebben. Want er is een brief van
Dreyfus, 'he door Mercier later eveneens
werd aangehaald, en die onlangs in de bla
den is gepubliceerd, waarin de veroordeelde
zegt zijn belofte aan Casimir-Périer te heb
ben gehouden, nl. om niets te zeggen dat
vreemde mogendheden raakte; waartegen
over Périer zich zou verbonden hebben dat
de zittingen openbaar zouden zijn.
DOOR
AMYIE R-EADE.
38)
Maar haar smart verontrustte hem niet,
ongebreidelde hartstocht kent geen genade,
en zijn zedelijkheidsgevoel was zoo laag ge
zonken, dat het onmogelijk was een nog die
per indruk in zijn bezoedeld hart te maken.
Er zou moeilijk een slechter mensck te vin
den 2ijn geweest.
Was het dus denkbaar, dat de stervende
vrouw, die hij ten onder gebracht had, in
haar laatste levensdagen nog op hulp» van
hem zou kunnen rekenen?
De deur ging open, zij werd aangediend, en
Herbert Clifford zag voor zich do vrouw, die
hij eens voorgegeven had lief te hebben. Daar
stond zij nu tegenover haar verleider, al haar
schoonheid vergaan, al haar bekoorlijkheid
verdwenen, met niets dan wanhoop daarvoor
in de plaats. In de stille kamer kon mer. haar
'korte ademhaling hooren. Zij legde tot steun
•haar hand op den rug van een stoel, en met
bovenmenschelijke inspanning riep zij
„Herbert Clifford, heb je mij vergeten?
Herinner je je mij niet meer?"
Zij strekte haar armen naar hem uit, maar
hij ging achteruit en stootte haar rttw van
zich, terwijl hij woedend uitriep:
Die brief wordt opgezocht. Dreyfus zelf
heeft daarover Zaterdag gezegd, terwijl hij
Périer strak in de oogen zag: „Nooit is een
dergelijke bedoeling in mijn brein opgeko
men. Ik begrijp de verontwaardiging van
den lieer Casimir-Périer. Ik verzeker dat het
nooit mijn bedoeling is geweest."
En verder zei Dreyfus„Mijn bedoeling
is verdraaid Nooit heeft de President dei-
Republiek eenige verbintenis tegenover mij
aangegaan. In mijn brieven wordt gespro
ken ovc-r stappen door mijn verdediger ge
daan."
Wij twijfelen niet of ook dit punt zal tot
klaarheid komen. Casimir-Périer had van
den brief kennis genomen door de bladen
Ook hier zal do waarheid blijken.
Wanneer wij de resultaten van Zaterdag
samenvatten, (hieronder volgt nog Mercïer's
vei hoor), dan kunnen wij zeggen dat die
voor Dreyfus en Casimir-Périer zeer gunstig,
voor Mercier daarentegen hoogst ongunstig
zijn.
Vandaag zou Périer met Mercier gecon
fronteerd worden. Of 't doorgegaan is, zullen
de telegrammen hierachter zeggen. De lage
moordaanslag op mr. Labori kan wel een ver
daging van het proces ten gevolge hebben.
Mercier contra Périer en
Dreyfus.
Péiier's verhoor was reeds gekenmerkt
door heftige incidenten.
Mercier legde daarna getuigenis af. Ilij
spreekt van de spionage-zaken die hern in
1834 werden medegedeeld. Op zijn verzoek
wordt voorlezing gedaan van een brief van
Selrwarzkoppen over de verdedigingswerken
van de Maas.
„Ik vroeg aan mijn collega van Buitenland-
sciifc Zaken om aan de Diutsehe ambassade
te verzoeken aan 't spioneeren van Sehwarz-
koppen een einde te maken.
„Ik gaf order aan de inlichtingendienst om
dubbel waakzaam te zijn. De geheime fond
sen daarvoor werden vermeerderd.
„Men leze den brief, waarin Schw a rak op
pen zeide een vnend te hebben aan liet twee
de bureau, men leze den brief van Panizzardi
in hoofdzaak zeggende: Dreyfus brengt ons
veel zaken aanlaat ons het werk verdee-
lenwij hebben maar 10 dagen tijd."
Mercier sprak verder^:van het onderzoek
om den schuldige te vinden. Eerst werd
Dreyfus niet verdacht. „Mijn, Mercier's, ver
wondering was groot, toen men mij het bor
derel bracht, door een gewonen agent gevon
den. Ik sprak er onmiddellijk den President
der Republiek over, vervolgens met Dupuy.
Wij kwamen overeen om de zaak met discie-
tic- te behandelen, en eerst met de daarbij
betrokken ministers te spreken.
Ilanotaux verklaarde ons dat de goede be
trekkingen met de vreemde mogendheden
ernstig gevaar zouden loopen, als men ze di
rect met de zaak in betrekking braclit."
Verder deelde Mercier al de incidenten
mede, die de arrestatie van Dreyfus vooraf
gingen.
De griffier leest een brief van Dupuy aan
Mercier voor, constatcerende dat het besluit
om Dreyfus te vervolgen, met algemeene
stemmen door den ministerraad werd geno-
an.
Mercier bevestigt dat. Hij deed met den
minister-president daai-van mededeeiing aan
den President der Republiek,
Men leest liet rapport over het gedrag van
Dreyfus op het Duivelseiland. Men zou daar
uit opmaken, dat hij zijn woord gegeven had
aan Périer om niets te openbaren in de open
bare zittingen.
Périer staat plotseling op en protesteert
heftig tegen die bewering.
„Hoe durf je hier te komen. Jij bestaat
mij volstrekt niet. Wat beteeikent dat, otn
in mijn huis te komen Schaam je je niet, om
hier tegenover mij te komen staan
„Voor jou niet," antwoordde zij vermoeid.
„Wel voor ieder ander, maar niet voor jou.
Ik heb durven komen omdat ik ziek ben
stervende, en groot gebrek heb aan brood.
Ik ben tot je gekomen omdat je mij eens be
loofd hebt, t-ot mijn dood toe voor mij te zul
len 2orgen. Jij hebt mij gemaakt tot wat ik
ben. Jij hebt mij tot misdaad en ellende ge
bracht. Bij jou kom ik om hulp, kan je
mij die weigeren?"
Haar smeekende toon, haar angst en haar
wanhoop maakten niet den minsten indruk
op hem en hij antwoordde met een wveeden
glimlach
„Heb ik je beloofd' tot aan je dood toe voor
je te zorgen? Als ik het deed, dan was ik
dronken, toen ik het zei. Als jij ziek bent en
stervende, gaat het mij niets aan, en het
armbestuur zal je wel brood geven. Je hebt
volstrekt het recht niet bij mij om hulp te
komen. Het gaat niet aan dat ik zorg voor
iedere vrouw, die mij verkiest na te loopen.
Je verliet je huis voor een voorbijgaande pas
sie, en nu hebt je er berouw van, maar dat
gaat mij niet aan,"
„Verliet ik mijn huis voor een voorbij
gaande passie?" jammerde zij; „o, Herbert,
Herbert, ik verliet het om jou, om jou al
leen. Ik was ijdel in die dagen, en jij fluister-
D; president belooft een onderzoek. Mer
cier zegt op zijn beurt dat niets hem heeft
doen gelooven dat de President der Repu
bliek gedaan heeft, wat in dien brief ver
meld is. De heer Périer dankt voor die woor
den. Het incident is gesloten.
Mercier vervolgde„Men verwijt mij dat
ik Dreyfus heb doen vervolgen. Als ik hem
met schuldig had gemeend, had ik hem uiet
doen arresteeren. Men verwijt mij ook de me
dedeeiing aan den krijgsraad van het stuk
met „Cette canaille de D...". Het Hof van
Cassatie maakte er mij een verwijt van.
Zoo ik voor dat hof weigerde te antwoor
den, thans zal ik volbrengen wat ik mijn
plicht acht.
Om zich rekenschap te geven van wat er
in 1894 geschiedde, moet men weten hoe toen
de politieke toestand was.
Zoo de heer Périer zich kon verschuilen
achter zijn onverantwoordelijkheid om Von
Munster met te antwoorden, dat aan Hano-
taux overlatende, dan zeido de lieer Périer
er niet bij, dat de minister-president en ik
tot middernacht in het kabinet van den heer
Périer zijn gebleven om liet ontwoord van
keizer Wilhelm af te wachten.
Wij vroegen ons af, of de oorlog er niet
uit kon voortkomen (sensatie).
Von Münater wachtte op het bevel om zijn
paspoort te vragen. Ik gaf bevel aan Bois-
deffre om zich met een zeker aantal officieren
gei eed te houden om onze mobilisatie in orde
te brmigen (sensatie).
Wij zijn op twee vingers lengte van den
oorlog af geweest en wij wisten niet of wij
op Rusland zouden kunnen rekenen.
Wij moesten al bet mogelijke doen om den
oorlog te vermijden.
Het onderzoek van al de stukken die in
het borderel genoemd zijn, toonde aan, dat
niettegenstaande al de ontkentenisscn, Drey
fus de documenten geleverd had. Zoo maar
één twijfel bij mij was opgekomen, zou ik
tot kapitein Dreyfus zeggenIk geloof dat
gij onschuldig zijt.
Dreyfus staat op en zegt tot Mercier, hem
met de vuist dreigende „Dat moest ge ze
ker zeggen."
De kapitein van de wacht houdt Dreyfus
tegen (levendige beweging). Mercier zegt,
dat zijn overtuiging van schuld, niettegen
staande de enorme besteede sommen, nog is
toegenomen.
Périer staat op en verzoekt opnieuw ge
hoord te worden liefst tegenover Mercier.
De zitting wordt te half een opgeheven.
Na de zitting
was bet buiten zeer woelig. Men had daar
leeds bemerkt dat liet heftig in de zaal toe
ging, zoodat er manifestaties plaats vonden
bij het vertrek van Mercier, die door sommi
gen toegejuicht, door anderen ontvangen
werd niet de kieten „Leve de justitie, weg
met de Jezuïeten." De generaals werden toe
gejuicht.
De gendarmes te paard verdreven de ma
nifestanten.
Een journalist die Mercier toegeroepen
had„Moordenaar 1" werd gearresteerd,
maar i° gisteren weer vrij gelaten.
Mevrouw Dreyfus bezocht 's middags haar
man. Intussehen deponeerden velen hun
kaaltjes aan de villa van mevrouw Godard,
waar de moedige vrouw logeert.
Uit dc persbesprekingen zullen wij er drie
eiteeren.
De „Temps" constateert dat de verklarin
gen van de liceren Delaroche-Vernet en Pa-
léologue geen nieuwe verzwarende omstan
digheden voor Dreyfus hebben gebracht. Pre
sident Pélier, gaat het blad voort, bevestig
de zijn verklaring voor het Hof vau Cassatie.
det mij van liefde en hoop. Jij hebt mij over
gehaald 0111 te vluchten. Jij wektet mijn
hartstochten op, en ik gehoorzaamde. Maar
nu drijf je den spot met mij, leugenaar, laf
aard. Jij zou me uit je tegenwoordigheid ja
gen, om in gindsche straat te sterven, en
mij in 't voorbijgaan nog bespotten."
„Dat zou ik zeker," hernam Herbert Clif
ford achteloos, terwijl hij een nieuwe sigaar
aanstak. „Je weet ook wel dat je genoeg liadt
van je man en je huishouden. Ik was dwaas
genoeg je tot mij te nemen, en nu zie je de
gevolgen. Je hebt je leven wenscben te ver
anderen, en daar draag jij alleen de schuld
van," voegde hij er wreedaardig bij.
„Dat heb je niet tot mij gezegd, toen je
mij met je voerde,' jij die mijn loven ellendig
gemaakt hebt, tot een schande te erg om te
dragen, jij die mij overvloed beloofde en die
mij nu laat zitten, te arm om een brood te
koopen. Schande, schandeHerbert Clifford,
schande kome over je, tot aan je graf."
Terwijl zij sprak, dwaalden haar oogen
woest rond, en haar ademhaling werd moei
lijker.
„Dank je voor je goede wensclien," ant
woordde hij spottend, „en wat het overige
betreft, ik heb je nooit gevraagd mij te vol
gen. "Foor lieden als jij, staat het werkhuis
open," zei hij lachend.
Terwijl hij sprak, zonk zij op een laag
stoeltje neer, en verborg het gelaat met haar
witte handen, waaraan de trouwring nog
Het incident tussclicn dezen getuige en Drey
fus heeft al lieei weinig te maken met diens
schuld of onschuld.
De ..Liberie" wijst er op dat geneiaal Mer
cier geen materieel bewijs voor de schuld van
Dreyfus aanbracht, niets dan vermoedens.
De „knodsalag" is achterwege gebleven De
verkLuing van cien heer Périer heeft, meent
het blad. geen tipje van den «luier ojigehcht.
Dc „Koln. Ztg." prijst Périer's waardige
houding, die blijkbaar voor goed met alle
lasteringen en praatjes, zijn persoon rakende,
wilde afrekenen. Dreyfus luisterde eerst
kalm, maar zeer scherp naar Mercier. Toen
deze echter tegen hem uitviel en hem schul
dig noemde, werd hij eerst doodsbleektoen
vloog het bloed hem naar liet hoofdzijn
oogen bliksemden en dreigend strekte zijn
hand zich uit naar zijn beschuldiger.
Opgemerkt dient dat de voorzitter toen
allerminst streng tegen Dreyfus is geweest.
Ook he-it liet de aandacht getrokken dat ko
lonel Jouaust Dreyfus' saluut zeer beleefd
beantwoordde. Over het geheel was de hou
ding van den krijgsraad jegens Dreyfus wel
willend.
De laatste middelen
der anti-dreyfusards zijn van liet gemeenste
allooi. Zelfs een moordaanslag op den bekwa
men advocaat mr. Labori ontbreekt niet.
Wij deelden dit heden reeds per bulletin me
de, en verwijzen dienaangaande naar onze
„Telegrammen". Laat ons daarbij den harte-
lijken wenscli uitspreken dat de kranige
pleitbezorger spoedig zijn scboone taak zal
kunnen voortzetten.
Leugens vinden wij in de anti-revisionis
tische bladen in menigte. Weer wordt geha
merd op het bestaan van een internationaal
syndicaat, waarover ook Mercier jn zijn ver
klaring sprak. Hij beriep zicli daarbij op gene
raal Jamont en De Freycmet. Wellicht zal
de verdediging beiden als getuigen oproepen.
De „Petil Breton", ook al een der leugen
bladen, beweert dat mevrouw Dreyfus de
laatste dagen uit de gevangenis komt met
oogen rood van 't wee tien. Zij zou zicli tegen
over een haier vertrouwden hebben uitgela
ten „Mijn arme man is verloren. Hij heeft
het zelf erku L"
Het lijkt er niet erg op.
Samenzwering tegen de Kcpublick.
Het blijkt dat er inderdaad een ernstige
samenzwering lieeft bestaan, beoogende het
herstel van het koningschap. De plannen,
eerst berekend op den begrafenisdag van
Fauro, zouden hervat worden tijdens het pro-
ecs-Déroulède. Aan den hertog van Orleans,
toen te Brussel, was geseind dab Lij zich ge
reed moest houden. Maar de coup mislukte,
en den hertog werd getelegrafeerd dat hij
wel thuis kon blijven.
In de laatste weken was echter de vraag
overwogen of men een nieuwen coup zou wa
gen na of vóór liet proces te Hennes. Dc re
geering die blijkbaar op baar qui ene was,
heeft de vergiftige vrucht zooveel mogelijk
laten rijpen en haar toen geplukt. Dérouiède
werd 's nachts op zijn villa 111 hechtenis ge
nomen en onder bedekking naar Parijs ge-
biaclit en verder weiden al de hoofdlieden
der Jeunesse royaliste (o. a. André Buffet,
de vertegen wool diger van den hertog van
Orleans) van den Anti-semietenbond en den
Patriottenbond gevangen genomen; boven
dien zijn hun vereeuigingslokaleu gesloten en
verzegeld.
Thiêbaud is ontsnapt, nog wel terwijl de
agenten al de toegangen tot zijn huis be
waakten, terwijl Jules Guérin, zelf gewa
pend, niet Max Régis en een veertigtal hand
langers, slagers uit La Vilette, in zijn huis
schitterde. Het scheen alsot zij haar gelaat
wilde verbergen om den man tegenover haar
niet te zien. Plotseling stond zij op. Eén
sombere, toornige trek was op haar gelaat
gekomen, toen zij er aan dacht, dat liefde,
eer, zedelijkheid, de trots cener vrouw voor
bij warendat de minnaar, de slang voor
wien zij alles had opgeofferd, haar van zich;
gestooten had, haar zelfs geen korst brood
wilde geven.
Toch deed zij nog een laatste poging, een
dwaas beroep op zijn welwillendheid. Beven
de van hartstocht en opgewondenheid snelde
zij naar hem toe, en een van zijn met juwee-
len getooide handen in de hare nemend,
diukte zij die hartstochtelijk aan haar lip
pen, uitroepende
„Herbertzie mij aan, zie mij aan, zooals
je dat vroeger deedt! Eens beminde je mij!
Ik bemin je nog, HerbertZij gaf een gil.
Met een vreeselijken vloek liad hij zijn hand
uit liaar zwakke greep losgeruirt.
Een scherpe kreet van wanhoop klonk
door de kamer, nog een en nog een, en toen
wierp zij zicli op den grond, zijn hulp en
liefde inroepende.
„Ga weg, dwaas schepsel," riep hij met
schorre stem, en hij strekte zijn voet uit om
•liaar van zich te stooten.
Zij werd doodsbleek, en naar adem snak
kend, riep zij„Brandewijn, geef mij bran
dewijn. Ik sterf, gauw gauwi"
,,'t Heeft er veel van of je dronken bent,"
feekgetd uoidi De heertn hebben de loopen
van geweren oji de politie gericht en willen
zicli tol lat uiterste verdedigen.
In La Viiette heeischt groote opgewon
denheid. omdat ook daar verschillende arres
tatie-. hebben plaats gevonden. Curieus is het
dat deze wijk. die nu voor de Orleanisten wil
opkomen, in 1S70 een broeinest was van so
cialisten en republikeinen die bet Keizerrijk
wilden omverwerpen.
De toe-land is ongetwijfeld zeer ernstig;
nmr de i egt u mg heeft blijkbaar de macht
in handen Vanmoigen is er ministerraad ge
weest.
Veunoedelijk zullen de samenzweerders te
recht moeien staan voor den Senaat als Op-
peiste Guechtshof, wegens een samenzwering
tegen de Republiek.
Gemengde Jtlededccllngen,
De slnd. Beige" beveelt de aanneming van
liet kiesrechtontwarp-De Smet de Naeyer
aan als een loyaal ontwerp dat volledige
evenredige vertegenwoordiging aanbiedt. Het
blad geloolt dat algemeen kiesrecht daarna
vanzelf zal komen.
Te Ledeberg, bij Gent, is gisteren een
optocht gehouden, voorstellende de inhaling
van Ureyfus. Natuurlijk kwamen alle vrienden
van Dreyfus er in voor.
Het heet dat de twee oudste zoons van
keizer Wilhelm een reis zullen matten naar
Turkije en den Sultan zullen bezoeken.
Men zegt dat de universiteit van Würzburg
aan den socialistischen privaat-docent Arons
te Berlijn, tegen wien onlangs een disciplinair
onderzoek is ingesteld, een leerstoel zal aan
bieden.
In 1848 beriep dezelfde universiteit Vir-
chow als boogleeraar, toen deze door de
Pruisische regeering werd vervolgd.
Uit paiticuliere brieven aan onafhankelijke
Russische bladen blijkt dat het persbureau
in Finland valsche berichten de wereld in
zendt, van dit soort: 3>De invoering der Rus
sische taal is in Finland met geestdrift be
groet".
Wat struisvogelpolitiek toch
Het officieele orgaan van den gouverneur-
generaal van Tuikestan meent te weten dat
het bezoek van Deicassé aan den Czaar en
aan graaf Murawief de aanstaande verwezen
lijking beoogde van een Duitsch-Russisch-
Fiansche entente tegen de »egoïste en ver
overingszuchtige politiek van Engeland."
Bovendien zou het doel geweest zijn een
modus vivendi te vinden voor de politiek dier
drie mogendheden te Konstautinopel en ten
aanzien hunner belangen in West-Azië.
Een andere lezing is dat Deicassé wel
degelijk gesproken heeft over de mogelijk
heid dat Rusland gemengd zou worden in
de zaak-DreyfuS, hetgeen feitelijk reeds Za
terdag is geschied toen Mercier verklaarde
idat Frankrijk niet z»ker was van Rusland's
steun". Een officieel démenti van Mercier's
woorden zou volgens deze lezing niet onmo
gelijk zijn, terwijl Deicassé tevens te Peters-
buig gegevens heeft verkregen voor het
geval de naam van den Russischen militaire-
attaehé, generaal baron Freedericksz, in het
proces genoemd mocht worden.
Millevoye zal de regeering interpelieeren
over den »moord" op een Franschen vis-
schernmn door een Engelsch officier. Bedoeld
wordt natuurlijk het doodschieten van den
roerganger van een Fiansche visschersboot.
zei Ileibei t Chffoid. „Je zult hier geen bran
dewijn hebben. Sta op, zeg ik je, of
Een kreet -- een bevende klacht nog
ecu kreet.
„Kijk, kijkWat is dat riep zij ver
schrikt uit, liaar zakdoek ophoudend, die
nu rood gekleurd was van bloed.
Zij viel voorover en weer kwam er een golf
over haar lippen, die Herbert Clifford, hoe
zelfzuchtig en verhard hij ook was, toch een
angstkreet deed slaken. Hij liep naar de
bel. De verschrikte bediende hielp zijn mees
ter om de bloedende vrouw op de sofa te
leggen. Zij wilde spreken, toen hij baar aan
raakte, maar haar levenslampje had te laag
gebrand.
Spoedig was er een dokter. Zij haalde nog
adem. stamelende woorden kwamen nu en
dan over haar lippen, maar zij was niet te
verstaan. Voor altijd was haar het zwijgen
opgelegd, want de dood stond gereed om zijn
slachtoffer op te eischen. Even voor liaar
dood opende zij de oogen en richtte ze met
een starende uitdrukking op Clifford. Die
blik Lof hem zoo, dat hij zich stom van haar
afwendde, vol ontzag voor den naderenden
dood. Haar blik werd glaziger, en zij
volgde ieder zijner bewegingen, totdat ten
laatste de dood intrad. Een zachte snik'kwam
over haar blecke lippen, en toen was het uit.
Alles was voorbij.
(Wordt vervolgd.)