53"e Jaargang. Zaterdag 19 Augustus 1899. No. 10015. CIRCÜSSLAVEN, POLITIE. agent van politie BUITENLAND. SCHIEMMSChE C OFiiik T. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalYoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco per post fl, 1.65. Prijs per week"Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Boterstraat 68. Prijs der Advertentiën: van 1—7 regels 90 cents; iedere regel meer 12% cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden Ttleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. zoogenaamde latere. Telefoon Xo. 123. Zij, die in aanmerking willen komen voor de betrekking van 3e klasse, uitsluitend voor den nachtdienst, en niet ouder zijn dan 30 jaren, worden verzocht zich aaD te melden bij den Com missaris van politie. Schiedam, 12 Augs. 1899. Algemeen overzicht. SCHIEDAM, 18 Augustus '99. Het proces-Dreyfus. De vjjfde openbare zitting heeft twee belangrijke getuigenissen ten gunste van kapitein Dreyfus opgeleverd. En de rechter van instructie Bertulus èn kolonel Picquart hebben in den breede Dreyfus' on schuld betoogd in doorwrochte, ferme uit eeozettingen. Een opwekking was noodig na het lange requisitoir want dat was het, geen ge tuigenis van generaal Roget, dat zoozeer het gemis van mr, Labori's scherpzinnigheid en volkomen kennis van zaken deed betreu ren. Want men is het er over eens dat Demange niet berekend is voor het moeiiyk werk; hij vraagt te weinig, en de vragen die hij doet, zijn niet puntig genoeg, En een net van scherp-gestelde vragen had als een hagelbui den getuige moeten overstelpen. Reeds nu hinderden de vragen van Demange den generaal reeds. Hoe anders nog zou 't geweest zgn, als Labori niet op het ziekbed lag. Generaal Roget zette gisteren zijn ver klaring voort met een heftige oratie tegen Picquart, dien hij het nagaan van Esterhazy en mme. Pays verweet, met gebruikmaking der geheime gelden, en wien hg ook te laste legde dat hij een spionage-proces had op touw gezet om zich verdienstelijk te maken, waarbij gebruik werd gemaakt van geheime stukken. Het eerste is waar, maar er was waarlijk reden om Esterhazy en zijn rnaltresse na te gaan. De laatste aantgging is een bewezen leugen. Roget, die in tegenstelling met den vorigen dag zeer kalm was, besprak daarop de stap pen die Dreyfus zou gedaan hebben om zich verschillende inlichtingen te verschaffen. Hg had Dreyfus altijd hooren noemen een zeer intelligent en zeer weikzaam officier, maar van tamelijk onaangenamen aard. Over Du Paty sprekende, noemde Roget hem den maker der brieven Blanche en Speranza, of althans den man die ze in de pen had gegeven. Hg, Roget, had Du Paty met rust gelaten omdat hg in diens hande lingen len gunste van Esterhazy geen misdrijf had gezien. Van het »bevrgdende stuk" wist Roget wel hoe het op het ministerie was gekemen, niet hoe het er vandaan was ge- DOOR AMYIE READE. 42) Met langzamen, stillen stap bewoog zij zioh naar het buffet en met begeerige hand haalde zij een mes uit d'e lade. Zij Het haar vingers langs het blauwe lemmet gaan; zij verwondde zioh en het bloed viel op haar nachtgewaad. Voor een oogenblik verbijsterde dit gezicht haar. Maar haar oogen verloren hun glans niet nog had razernij de overhand'. Haar wan ordelijke haren duwde zij naar één kant, en merkte ze zoo met een roode streep. Zij snelde r.aar de tafel, en met een vree selijke haast een van de kandelaars beetne mend begaf zij zicb naar de deur, terwijl het staal van het mes glinsterde onder bet gaan. Mooi, maar vreeselijk in haar razernij, sloop zij door de sleciht verlichte gang, totdat zij de kamer bereikte, waar haar ongelukkige kinderen sliepen. Het licht nederzettende, vestigde zij haar oogen op het bed, waar de kleinen lagen. Langzaam naderde zij ze, on der het gaan het glinsterende mes achter zioh houdend. Zij zag se naast elkaar liggen, met hun gouden krullen, in kinderlijken, droomloozen slaap gedompeld, hun witte handjes staken aardig af tegen het vuurrood van hun deken, hun vingertjes nu en dan. uitstrekkend als om 't een of ander geliefd voorwerp te grij pen. Wat zagen zij er vreedzaam-uit; maar zij fluisterde schor: gaanmanr bij vermoedt dat Du Paty daar met vreemd aan was. Vragen van Demange dwongen nu Roget te erkennen, dat hij niet goed begreep hoe Esterhazy, als hij onschuldig was, huip noo dig had als van Du Paty, en dat hg, Roget, niet dergelijke hulp zou hebben verleend. Ook moest hij toegeven dat er iets vreemds was io Esterhazy's stappen bg agent A. (Hiermede wordt Von Schwartzkoppen be doeld. Red.) om dezen te doen verklaren dat hij, Esterhazy, niets met de zaak te inaken had. Roget had eerst gezegd van die stappen niets te weten. Mr. Demange had toen een zeer gelukkig oogenblik. De houding van den krjjgsraad. Vermeldenswaardig is nog dat Demange wenschte dat aan Roget vragen werden ge steld over de samenkomst van Henty en majoor Lauth te Bazel met den Duitschen spion R. C. (Richard Cuers)ook over het ontslag van den agent van de spionage-dienst Lajoue, van welke feiten ook majoor Rolin van den spionage-dienst op de hoogte is. De regeeringscommissaris verzette zich tegen het stellen dezer vrageo, die de voorzitter dan ook weigerde te doen. Demange kon in zijn pleidooi in bijzonderheden afdalen en kon desnoods Rolin telegrafisch oproepeo. Andermaal een vrij krasse onwelwillend heid van den krijgsraad. Ons dunkt, in dit proces waar zelfs de meest onbeleekende feiten tot gebeurtenissen zgn gemaakt, moest elke vraag gesteld worden. Dat nu toch ein delijk eens de geheimzinnigheden een einde nemen; dat alle ramen en deuren opengezet worden om licht toe te laten. Terecht betreurde mr. Demange het gis teren ook dat de krijgsraad de zittingen niet had wilïeo verdagen, waardoor aan mr. La bori, die Picquart's advocaat is geweest de mogelijkheid werd benomen generaal Roget verschillende vragen te stellen. Nog even komen wij op Roget terug. De generaal gelooft dat men Esterhazy voor 600,000 frs. heeft willen omkoopen om te zeggen dat hij het borderel heeft geschreven. Roget gelooft ditomdat Esterhazy het heelt gezegd. Maar Roget gelooft niet dat Esterhazy het borderel heeft geschreven a! zegt Esterhazy het honderdmaal. Men weet nooit wat men aan Esterhazy heeft, getuigt Roget; maar Esterhazy geldt als getuige tegen DreyfusRa, ra Eenigszins geërgerd wendde Roget zich toen ten slotte tot de beklaagdeïWat ik wel weet, is dat, wanneer ik was beschuldigd van verraad dat ik niet gepleegd had, ik argumenten zou viuden om mij te verde digen. Waarom ontkent Dreyfus de duide lijkste dingen Demange antwoordde hierop meteen raadselachtigen glimlach en een even raadsel achtig sAh 1" Maar Dreyfus stond op en ontkende met kracht dat hg ooit op een kaart eenig concentratie- of of mobilisatie-plan ge- teekend of concentratie-plannen gekend had. Bertulus. Dreyfus' onschuld werd vervolgens betoogd door Bertulus, den rechter van instructie, die belast was met de instructie tegen Ester hazy en mme. Pays. Wg behoeven bij dit verhoor niet lang ,,'tls hot beste 'tis het beste, en-daar om zal ik het doen." Zij kende geen vrees. ,,'tls het beste," fluisterde 'dj maar altijd door. Weer kwam zij een pos nader, herha lend „Dood is vrijheid vrij van smart en lijden. Ik moet ze redden ik zal," hijg de zij. Zij kwam zoo dicht bij, dat zij den war men adem van kaar jongen op haar hand voelde; de kleur op haar wangen werd hoo- ger, zij haalde kort adem toen zij het mes van uit do plooien van haar nachtjapon te voorschijn haalde. Haastig schoof zij de mouw aan haar eens zoo ronden arm op nu was het tijd. het glinsterende mes was vooi het vreeselijke werk gereed. Nog een oogenblik, een ondeelbaar oogenblik slechts en het zou bezoedeld zijn geweest met bloed de vreeselijke daad. met onstuimige haast volvoerd Juist raakte het mes het meisje aan. Zij werd wakker met een angstkreet op de lippen. „Moeder, moeder! Och, waar is moeder 1" riep zij half slapend. „Hier, hier," fluisterde Leila schor. „Hier, hier," herhaalde zij verschrikt en angstig een stap achteruit gaande. De stem van haar kind had' haar hart getroffen, en die klank bracht haar op geheimzinnige wijze weer tot bezinning. Haar herinneringsvermogen was teruggekeerd. Over heel haar lichaam be vend, riep zij op smartelijken toon uit: „Vanda, heb ik je bezeerd? Ik moet het stel lig gedaan hebben, er kleeft bloed aan mijn handen, aan mijn japon, aan mijn haar. Yanda, heb ik je gedood riep zij vree selijk wanhopig uit. Het kind sprak niet; het was ingeslapen. Ledla boog ach voorover totdat haar oor dicht bij den mond van het kind was. stil te staan. Den rechteilijken ambtenaar was PicquartV betrouwbaarheid vn de valsche rol van Henry en Esterhazy gebleken. Wij kennen dit alles reeds uit de verklaring door hem voor het Hof van Cassatie afge legd. Wij weten hoe Ilenry bij Bertulus door de mand viel en dezen weenend verzocht te zwijgenhoe hg later, na met generaal Roget geconfereerd te hebben, weer kalm en gerust was. Ook sprak Bertulus weer over de sgai'de impériale", het bewijsstuk waar naar de generale staf zocht, en dat Esterhazy bewaarde als zijn oogappelhet stuk dat in Esterhazy's uniformpet verborgen was, waar om mme. Pays bijna flauw viel, toen Bertu lus bij zijn huiszoeking die pet, helaas 1 maar oppervlakkig, onderzocht. Krachtig, met klem sprak Bertulus zijn overtuiging uit van Dreyfus onschuld. Geen motief, geen bewijs, geen schuld, was Bertu lus betoog, dat grooten indruk maakte, evenals zijn verklaring dat de krijgsraad zich te buigen had voor de beslissing van het Hof van Cassatie, die Esterhazy den schrijver van het borderel noemt. Wanthet Sof van Cassatie is de hoogste autoriteit op het gebied der rechtspraak in Frankrijk. Kapitein Dreylus had, zooals te begi ijpen is, niets op Bertulus verklaring te zeggen. Wel mevrouw Henry, die zich naast Bertulus plaatsteZij beweerde dat Henry haar 's avonds verteld had, dat Bertulus hem zeer vriendelijk en aangenaam had ontvangen Bertulus was met uitgespreide armen naar hem toe gekomen. »Ben je wel zeker van dien man had me vrouw Henry toen gezegd.; »Ben je er zeker van dat hij oprecht is? Dat alles lijkt mij wel wat demonstratief om eerlijk gemeend te zijn. Ik ben erg bang dat bet een Judaskus was." Dit verhaal wekte groote sensatie, die nog toenam toen mevrouw Henry er aan toe voegde »Ik heb mij niet bedrogen. Die man is waarlijk een Judas geweest.'" Mevrouw Henry ontkende ook dat alle papieren in stukken gescheurd kwamen. Soms waren ze heel. Bertulus' bewering dat de papieren in kleine stukjes kwamen, en dus het in drieën gescheurde borderel niet den gewonen weg had gevolgd, noemde zij onjuist. Bertulus zeide niet te zullen antwoorden, omdat mevrouw Henry een vrouw is. »Ik ben hier geeu vrouw," riep mevrouw Henry toen wit van woede uit. sik spreek uit naam van kolonel Henry." »Hoe wilt ge dat ik mevrouw Henry ant woord zei Bertulus. sZij verdedigt den naam van een doode en dien van een kind." Dit korte debat wekte diepe ontroering. Met een blik van haat ging mevrouw Henry Bertulus vooroij naar haar plaats naast gene raal Zurlinden. Kolonel Picquart's verhoor. En nu sprak Picquart, de man van wiens verklaringen zooveel afhangt. Met zijn klaren blik zag hij de rechters vast aan; nu en dan gleed zgn blik even ter zgde naar den be klaagde. Rustig was houding en gebaar helder zgn klankrijke stem die tot in de uiterste hoeken der zaal doordrong. En ter wijl Picquart aldus zoo warm de zaak van Dreyfus verdedigde, zat deze zelf aandachtig „Neen, zij is niet dood. Ik heb haar niet vermoord Zij haalt adem, zij haalt adem. Het mes is sohoon er vloeit geen bloed van het lemmet. Goddank, Goddank 1 dat ik mijn kind niet gedood heb; maar ik zal heengaan ik durf niet bij ben blijven. Ik mocht het weer eens probeeren," snikte zij. Sidderend van angst, bevend van aandoe ning, achtervolgd door berouw, ontvluchtte zij de kamer. Gedurende een oogenblik meen de zij dat een booze geest haar nazette, en niet voordat zij weer alleen was, kwam zij tot besef, welk een afschuwelijke daad zij op het punt had gestaan van te volvoereneen vree selijke ontzetting greep baar aan. Het scheen of er een wolk hing tusschen haar en het leven, iets boven alle beschrijving verheven, iets onbestemds, dat het verleden verduister de en de toekomst in vergetelheid dompelde. Zij stond op, als om het droombeeld van zich af te schudden, de haar omringende duister nis te verdrijven; maar hoe vreemd saheen alles haar toe wat was er gebeurd? Zij bracht de banden aan het hoofd en gilde „Wat is het, wat is het? Ben ik krank zinnig, of is het uur van mijn dood eindelijk gekomen? Ik heb getracht iets vreeselijks te doen maar wat kan het zijn?" Zij sloot de oogen en bleef bewegingloos zitten als om na te denken wat er gebeurd kon zijn. PlotseHng scheen haar geheugen terug te komen, en met een kreet van ontzet ting gilde zij„Hemel, hemel, wat een mis daad was ik van plan te doen uitgevonden door den duivel, maar verijdeld door den goeden God mijn arme, lieve, ongelukkige kinderen! Mijn God! mijn God!" Haar hoofd zonk neer; zij was stom van smart. Langzamerhand trokken de schaduwen toe te luisteren, het hoofd eenigszins achter over, met gerustheid op het gelaat. Wat za! er wei in beiden zijn omgegaan? Picquart protesteerde tegen alle beschuldi gingen tegen hem gericht, niet om zich zelf, maar omdat men hem als getuige wilde ver zwakken. Treurig was toen de houding van den voorzitter, kolonel Jouaust, die deze dingen niet ter zake dienende noemde, maar die den vorigen dag het lang requisitoir van generaal Roget tegen Picquart had toege laten. Allereerst protesteerde deze dan tegen de aantijging van Delaroche-Vernet als zou bij stukken uit het Dreyfus-dossier hebben doen verdwijnen. Als er stukken ontbraken, dan was het niet zijn schuld. Al dadelgk vroeg Picquart met Deiaroche-Vernet te worden geconfronteerd. Toen vertelde de getuige hoe kapitein D'Orval hem was aangewezen als een gevaar lijk mensch. Hij gaf daarom aan den veilig heidsdienst de opdracht den kolonel na te gaan. »En weet gg, door wien D'Orval aange klaagd was vroeg hg. iDoor zijn eigen neef, du Paty deClam." Dit wekte sensatie. Picquart ging voort. Hij zette uiteen hoe hij als leeraar aan de Krijgsschool Dreyfus tot leerling had en hem zelfs tamelijk slechte punten gaf. Hg protesteert tegen het verwijt als zou hg anti-semiet zgn geweest, maar hij had bg de plaatsing van Dreyfus rekening ge houden met het heerschende anti-semietisme, en hem daarom aanvankelijk geplaatst bg het manoeuvre-bureau, waar de stagiaire officieren niet direct kennis kregen van ge heime dossiers. Picquart verhaalde, hoe hjj kennis kreeg van het borderel en de bezorgdheid, waaraao men ten prooi was, toen het verraad werd ontdekt. Hij noemde het voorwendsel van eene algemeene inspectie, dat men heeft aangewend, om Dreyfus aan het ministerie van oorlog te lokken, volkomen onwettig en verklaarde bij zijn eer en geweten, dat hg in het schrift van Dreyfus, in het dietée door Du Paty, niet het minste spoor van beving heeft gevonden. Buiten het borderel was er niets tegen Dreyfus. Tijdens de enquête voorzag Picquart reeds, dat vrij spraak zou volgen, want er waren geen voldoende bewijzen van verraad. Picquart wist in 1894 niet wat het geheim dossier bevatte; hij meende dat daarin aller verschrikkelijkste dingen stondenmaar toen hij het had ingezien was hij van meening veranderd. Ten aanzien der bekentenissen herinnerde getuige aan de heftige betuigingen van on schuld van Dreyfus. Daarop vertelde hg wat hij weet van het incident met graaf Münstci op 13 Jan. Hij verwonderde zich, dat in den brief over de bekentenissen aan generaal E-oisdeflre door generaal Gonse niet werd gespioken over dit ernstig incident. Eerst toen hg bemerkte de groote over eenkomst tusschen het schrift van Esterhazy en dat van het borderel, ging lig aan het werk om Dreyfus te rehabiliteeren. Hij liet toen een onderzoek instellen naar het gedrag van Dreyfus en onderwierp zijn correspondentie aan een zeer nauwgezet toe- op, liet zweven tusschen zekerheid en onze kerheid was ten einde; zij wist nu, wat zij op hot punt was geweest van te doen. Zij moest dadelijk naar de kinderen gaan, misschien had zij ze gewond zij moest zich overtuigen dat ze veilig waren. Zij ging naar hun kamer terug; een bui vering overviel haar toen zij binnentrad. Zij haastte zioh naar het ledikant, als vreesde zij 't een of ander teeken van een vreeselijke daad te zien. Maar zij sliepen, rustig en kalm. Zij drukte een langen kus op iedere zachte wang en fluisterde„God ver geve mij. Moge Hij mij genadig zijn." De angst in dat gabed uitgedrukt, kwam van een gebroken hart. Zou de Hemel vergiffenis weigeren Toen Castelli dien nacht thuis kwam, vond hij zijn vrouw neerslachtig, bedroefd, en bij na te zwak om te spreken. De opwinding die zij had doorstaan, had een groote verande ring bij haar teweeg gebracht, en hij merkte voor het eerst met angst op hoe ziek zij er uitzag. Met meer vriendelijkheid in zijn stem dan gewoonlijk haalde hij haar over, naar bed te gaan en te rusten, en toen was zij op het punt hem te vertellen, welke vreeselijke mis daad zij op het punt was geweest te volvoe ren. Maar de moed ontbrak haar en dus werd het hem nooit verteld. Dien naoht viel zij in een zwaren slaap en had' een heerlijk visioen. Voor liaar stond Tom met een blijden en gelukkigen blik in zijn oogen. Zij voelde zijn warmen kus op haar lippen. „Leila, zuster, teer beminde Leila," riep hij in vervoering uit, „ten laatste hebben wij elkaar weer ont moet, we zijn allen bij elkaar." zicht. Picquart wees toen op eenige eigen aardigheden in de opvatting van Du Paty de Clam waarop hij nog za! terugkomen, en verzocht daartoe ook met dezen te worden geconfronteerd. Zeer belangrijk was wat nu volgde. Picquart meent dat het borderel in October geschreven moest zijn. Op dit oogenblik kon Dreyfus onmogelijk de stukken betreffende de dekkingstroepen leveren. Hij betwistte de waarde van de nota over Madagascar. "Wat betreft het schiethandboekje, dat kon men zich gemakkelijk verschaffen. Picquart had Dreyfus nooit stukken zien copieeren. Men had nasporingen moeten in stellen in het bureau van Du Paty, want in strijd met de voorschriften liet deze ver trouwelijke stukken afschrijven door eenvou dige stagiaires en door onderofficieren. Daarom gelooft Picquart dat Du Paty den datum van het borderel heeft gesteld op een tijdstip toen hij zelf nog niet aan het minis terie was, uit vrees voor een disciplinaire straf. Daarom iieeft Du Paty, die aan het derde bureau vei bonden was, wel zorg ge dragen dat het onderzoek niet tot dat bureau werd uitgestrekt, vreezende, dat dan zou blij ken, dat hij strafwaardige daden had ge pleegd. Na dit hoogst belangrijk betoog, dat even als het geheele verhoor van den kolonel, diepen indruk maakte, werd de zitting geschorst tol hedenPicquart zal dan het geheime dossier behandelen. Faits divers. Mr. Demange heeft gisteren aan den krijgs raad overgelegd dreigbiieven door hem ont vangen. Men zegt dat tot de confrontatie van Delaroche-Vernet met Picquart besloten is. Gisteren waren er geen officieren onder de toeschouwers, zooals de vorige dagen. Generaal Lucas had het verboden. Eigenaardig dat dit verbod eerst is uitgevaardigd nadat de generaals gehoord zijn. De »Figaro" deelt mede dat door de direc tie van het blad aan den president van den krijgsraad te Rennes een telegram is toege zonden van kolonel Schneider, attaché-mili taire van Oostenrijk, waarin verklaard wordt ilat de brief, hem toegeschieven door de generaals Mercier en Roget, en waarin ge sproken wordt van de betrekkingen van Dreyfus tot Duitschland, een valsehheid is. Kolonel Scheider heeft dit schrijven ver zonden met toestemming zijner regeering. Aldus komt de slag dien Mercier Dreyfus dacht toe te brengen, op zijn eigen hoofd neer. Zoo heeft Mercier ook gezegd van De Freycinet vernomen te hebben dat uit Duitsch land en Engeland 35 milüuen francs zgn gezonden voor de Dievfus-campagne. De Freycinei seint aan de sTemps" dat wan neer hg niet als getuige wordt gedagvaard, bij op andere wijze zicli over dit feit zal uitspreken, daar hij niet aldus heeft gesproken. Terwijl dus de Oostenrgksche regeeiing eenigszins uit haar passieve rol treedt, spreekt de nDioits de l'Homme" van het geiucht dat de Itahaansche regeering stukken zal pubheeeren over de zaak-Dreyfus. En Duitschland? De iKoln. Ztg." bevatte gisteren een blgkbaar officieus artikel, waaiin nogmaals ten stelligste ontkend wordt dat Toen zag zij een damp als van. vloeibaar zilver, die langzamerhand optrok, en in haar plaats kwam ecu heerlijk glinsterend lielit, en in dat licht stond haar vader, die haar moeder in de armen sloot, en de zorgen haar van het voorhoofd kuste. Iedere kus dien hij haar gaf, maakte de uitdrukking van haar gelaat gelukkiger. Toen hoorde zij een stem, die op klagen- den toon uitriep „Geef mij mijn kinderen terug, laat ik 2e hooren zeggen„Moeder, ik vergeef u ik vergeef u." Laat ik ze kussen en ze aanraken voor ik sterf. Kom toch bij mij, mijn zoon, mijn dochter." Onwillekeurig voelde Leila dat zij met Tom getrokken werd tot haar vergevenden vader en haar berouwhebbende moeder. Toen zij naderden, werd het licht van de zilveren damp nog helderder, nog zuiverder, nog doorschijnender. De gelaatstrekken van haar ouders waren als met een stralenkrans omgeven. Haar vader strekte zijn armen naar hen uit, eii trok hen tot zich, terwijl hij sprak: „Vrouw, zie hier onze kinderen; la aderen, ziet hier uw moeder. God zegene u allen, voor nu en voor eeuwig." Een schitterend licht verscheen, toen haar vader op het voorhoofd hunner moeder wees, waar in zilveren letters op stond geschreven, dit enkele woord„Ver geve n." Leila strekte de armen naar haar moeder uit om zo aan het hart te drukken, maar er kwam een wolk om de stralenkrans, en toen die zwaar der werd, hoorde zij een zachte stem zeggen „Leila, dit is nu de hemel." Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1