53"" Jaargang.
Vrijdag 25 Augustus 1899.
No. 10020.
Eersfe Blad.
CIEOÜSSLAVEN,
Ken n i s g e y i n g.
1 Kennisgeving.
BUITENLAND.
SiCHëDAMÜIüIWE CiDURAIlT,
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en ,V 1 a a r d i n g e n fl. 1.25. Franco
per post fl. 4.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau Boterstraat 68.
Prijs der Adverten tiën: Van 17 regels 11, 0.90iedere regel
meer '121/2 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummersdie Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde leleine advertentiën. opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
luiere. Telefoon Wo. 123.
Inrichtingen welke gevaar, schade ot
hinder kunnen veroorzaken.
Burgemeester en wethouders
van Schiedam,
Gelet op, de bepalingen der Hinderwet,
Geven kennis aan do ingezetenen, dat op beden
aan P. R1TMAN en zijne rechtverkrijgenden,
vergunning verleend is tot oprichting van
een distilleerderij in het pand aan hot Broers-
veld no. 3, kadaster sectie B no. 936.
Schiedam, den 24sten Augustus 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
VERSTEEG.
Da secretaris,
v. LUIK, L, S.
Kleinhandel in sterken drank.
Burgemeester en wethouders van Schiedam
brengen, ingevolge art. 5 der wet tot regeling
van den kleinhandel in sterken drank en tut
beteugeling van openbare dronkenschap (Staats
blad no. 418 van 1885), ter openbare kennis,
dat bij hen een verzoek is ingekomen van A.
DE JONG om vergunning tot vei koop van sterken
idrank in het klein voor het pand aan de Lange
Haven no. 10.
Schiedam, den 24sten Augustus 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VERSTEEG.
De Secretaris,
v. LUIK L. S.
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 24 Aug. '99.
Het proees-Breyfus.
De dag van gisteren, heeft niets bijzonders
gebrachtLabori gaat voort de militaire ge
tuigen met zijn puntige vragen in heb haat
te zitten, zich daarbij de boosheid van ma
joor Carrière, den regeeringscommissaris, op
den hals halend, maar het deert hem niet;
in den muur van solidariteit van de gene
raals, kolonels en andere waardiglieidsbeklee-
ders schiet hij telkens een bres.
Ook Dreyfus wordt voortdurend meer bij
de pinken; gisteren zette hij een generaal
volkomen schaakmat. Het valt niet" te ont
kennen, de eerste dagen was Dreyfus niet
sympathiek, maar men stelle zich eens even
in zijn plaats en vrage zich af, hoe men sou
handelen, als generaals, 'de een na den ander,
mannen, waartegen Dreyfus ondanks alles,
als militair opziet, hem door onjuife voorstel
lingen belasteren, hoe (men zelf in een derge
lijk geval zich zou gedragen, moreel gebro
ken nog bovendien door een ellendig verblijf
op een eenzame rots.
DOOB
AMYIE RFADE.
47)
„Emilio, zeg nog eens, dab je mij liefhebt
zeg me
Zij zweeg. Nog slechts één snik.
Zijn hartstochtelijk gegeven antwoord
hoorde zij niet meer. Het was te laat.
Er was een geritsel als van zilveren vleu
gels, een geruisch als van engelen. Nooit ge
hoord of gezien maar toch aanwezig.
De ziel der doode rees langs een gouden
pad van d© aarde naar den hemel, en aan
weerszijden ging een engel. Maar de mensebe-
lijke oogen waren blind; zij konden den
glans ©n de glorie niet zien heb was niet
voor hen bestemd. Vrede verspreidde zijn
licht, en wees haar den weg. Zij was dood.
Een kreet van wanhoop en berouw van
den sterken man echtgenoot en vader
hevig snikken van den grijsaard, waren de
eeuige geluiden, die de stilte in de sterfkamer
verbraken.
Toen gingen zij naar de ldnderen.
Een paar uren later werden witte rozen
op het stille, koude lichaam gestrooid.
Had zij er niet veel van gehouden in die
dagen te Sandcliffe? Had. zij1 ze hem niet
lang geleden als een teeken harer liefde ge
geven! Hij wilde haar zijn laatste liefdegave
scheuken, en dat moesten rozen zijn witte
rozen.
XVHI.
Sjchaduwen. en stof.
Sinds twee dagen was zij overleden.
•Het had een groote leegte teweeg gebracht.
Vierenveertig getuigen zijn nu gehoord,
meegerekend de „gelezen" getuigen Bsterha-
zy en Marguerite Pays; en hoe meer men
er hoort, hoe meer de generaals in het ge
drang komengeneraal Lebelin de Dionne,
cud-directeur van de krijgsschool door Drey
fus op leugen betrapt, generaal Gonse over
tuigd, dab hij opzettelijk de waarheid heeft
achtergehouden in zake het onderzoek van
Du Pat}- de Clam, majoor Tavermer beticht
van heb geheim dossier te hebben achterge
houden, d. w. z. van verzet tegen den krijgs
raad te Rennes.
Een deel van het verhoor van gisteren,
waai bij wij enkele punten in 't bijzonder
moeten aanvullen, zijn wij onzen lezers nog
schuldig.
De eerste getuige, de controleur Roy had
weinig bijzondershij had met Dreyfus aan
den generalen staf gewerkt, maar al oordeelt
hij over Dreyfus' karakter ook al niet bijster
gunstig, verklaren, dat de beklaagde den in-
di uk maakte van op strafbare unliclitingen. te
zijn uit geweest, kon hij niet.
De volgende getuige, een zekere Dubreuil,
huiseigenaar uit Parijs, dischb een verhaal
op van een diner bij zekere mevrouw Bod-
son ,met een Duitschen officier, met wien
Dicyfus op zeer vertrouwelijken en kame-
raadschappelijken voet verkeerde. Dreyfus
w as de minnaar van mevrouw Bodson. De
echtgenoot van deze dame deelde hem het
feit mede, en voegde er aan toe, dat hij vol
doende bewijzen bezat om Dreyfus uit het
leger te doen jagen.
Dubreuil deed Bodson opmerken, dat dit
feit niet voldoende was om Dreyfus uit het
lege- te doen jagen, maar Bodson wilde .of
kon mets meer zeggen. -■
Labori verzoekt aan Carrière inlichtingen
omtrent dozen getuige te willen inwinnen bij
het parket te Coutances.
De Regeerings-commissans antwoordt
„Dat is vreemd!"
„Alles is vreemd in deze zaak," zegt Labo
ri, „en de getuigenverklaring van dezen ge
tuige is niet het minst vreemd."
Labori dringt er dan op aan, dat de ge
tuige nader den vreemden officier aanduidt,
met wien hij gedineerd heeft in gezelschap
van Dreyfus.
„Kent gij den naam'van dien officier, was
het een attache van de Duitsche ambassade,
was het een militair of een burger?
Dubreuil zegt, dat hij er niets van weet.
„Laat Labori zich in mijn plaats stellen, en
zeggen of hij zich den naam kan herinneren
van een vreemdeling aan wien hij 13 jaar
geleden is voorgesteld."
Labori antwoordt„Als ik zijn naam niet
kon noemen, zou ik niet komen getuigen.
Hier is echter een getuige, die .niets weet,
die hier is gebracht door Beaurepaire en die
getuigenis aflegt tegen den beschuldigde zon
der iets met zekerheid te kunnen zeggen over
de dingen die hij beweert te weten. De krijgs
raad zal dit alles weten te waardeeren.".
Dreyfus protesteert, levendig.
De .president verzoekt hem, zich te kal-
meeren„op uw beurt zult ge het woord
krijgen". Dreyfus gaat dan door: „Ik zal
liiei nieu spreken over den heer en mevrouw
Bodson; de betrekkingen, die ik met mevr.
Bodso-n had, dateeren van 1886 of L887, lang"
voor mijn huwelijk. Ik antwoord nog aan ge-
Haar vader had het huis verlaten en ka
mers gehuurd in de stad, waar hij meende te
zullen blijven tob na de. begrafenis. Ca-stelli
bad hem verzocht bij hem te blijven, maar
het was hem onmogelijk in hetzelfde huis te
vertoeven als zijn overleden dochter. Hij
vroeg evenwel of de kinderen hem gezelschap
mochten houden.
„Ik zal mij zoo eenzaam gevoelen," nu zij
is heengegaan," sprak Castelli treurig. „U
kan Van da meenemen; maar ik hoqd den
jongen. Hij was haar lieveling; ik zou hem
zelfs voor een paar dagen niet kunnen mis
sen," hadi Castelli geantwoord.
Vanda ging dus met haar grootvader mee,
en de hospita, die een goede vrouw was, be
loofde op de kleine te zuilen passen; zijn
dagen waren dus minder lang en treurig om
dat het kind bij hem was. Hij hoorde van
haar lippen, hoe goed' moeder geweest was,
hoe zij hen geleerd had, iederen morgen en
avond te bidden, om grootvader, grootmoe
der en oom Tom te zegenen.
Den avond vóór de begrafenis zat hij weer
met haar te praten. Het was hem een groot
genoegen haar gade te slaan; zij geleek zoo
op haar overleden moeder. Zelfs haar stem
bracht hem het onherstelbaar verlies in her
innering, hij vond het heerlijk haar van zijn
dochter te hooren verbellen, en terwijl hij
haai liefkoosde, sprak hij
„Vertel grootvader nog een» wat van moe
der."
Heb kind keek hem aan en antwoorddb
„IJ hield niet erg van moeder, deed u wel
Want zij zei mij eens: „Vanda, ik zou het
zoo prettig vinden, als grootvader ons eens
lcwam opzoeken, maar hij houdt niet genoeg
van ons Is dat zoo, grootvader?"
O, wat kwelden die woorden heb gefolterde
hart.
tuige dat ik nimmer bij d'en heer Bodson
gedmeerd heb met een attaché, civiel of mi
litair, van een vreemde ambassade. Bij gevolg
dient dit punt opgehelderd; men dient hier
met de juiste feiten en niet met fabels aan
te komenhet is noodig, dat men den naam
en de qualiteit van den persoon onderzoe-
ke, met wien ik zou gegeten hebben. Het is
noodig dat men wete ,wie hier liegt en wie
de waarheid spreekt.
Carrière zegt daarna.Het is wei verstaan,
niet waar? dat ik weiger mij te belasten met
de boodschap van Labori betreffende Dii-
breuil."
Labori antwoordt: „Geen oogenblik en
tot geen prijs moet bij Carrière dé meening
kunnen ontstaan, dat ik tegenover lieun ge
brek aan „égards" heb. Maar het parket te
Coutances zou over dezen getuige zeer belang
rijke inlichtingen kunnen geven. Het is geen
boodschap, die ik den regeeringscommissaris
opdraag, het is een eerbiedig verzoek dat ik
hem doe."
Daarna herhaalt Labori zijn verzoek aan
den president, die zegt„Indien_ men het
leclit heeft, dit onderzoek te doen, zal het
plaats hebben."
Na het hooien van kapitein Valdant en
majoor Lerond, die mededeelt hoe Esterhazy
m 1894 in het kamp te Chalons aan de1 ma
noeuvres deelnam, en d'at hij later in 1896
hieromtrent door Picquart werd gehoord,
kwam het woord aan Esterhazy, of liever zou
het aan dezen gekomen zijn, indien hij er ge
weest wasnu werd zijn getuigenis voor het
Hof van Cassatie voorgelezen, zonder dat
iemand er aandacht aan schonk. Ook wij
meenen de woorden van dezen avonturier
stilzwijgend te mogen voorbij gaan, ten eer
ste omdat men er absoluut geen waard'© aan
kan hechten, ten tweede omdat hij niets mel
denswaardigs mededeelt.
Na de pauze vraagt Labori aan den krijgs
raad de voorlezing te bevelen van drie brieven
van Esterhazy aan den president der Repu
bliek.
In een dier brieven bedreigt hij het hoofd
van den Staat, zoo hij niet tusschen beiden
treedt om het schandaal te doen ophouden,
met een beroe-p op zijn suzerein, den keizer
van Duilschland.
In een andere schrijft hij, dat Frankrijk
voor de keuze geplaatst is, zich te laten ver
nederen of oorlog te voeren.
In een derde dreigt hij de photographie te
zullen publiceeren van een stuk dat compro-
mitteerend is voor een diplomatiek persoon
en dat door de agenten van Picquart gestolen
is uit een vreemde ambassade. Esterhazy zegt
dit stuk te hebben ontvangen van een »ge-
sluierde dame", en in België in veiligheid
te hebben gebracht.
Voorts wordt de voorlezing bevolen van het
artikel, geteekend ȟixi" in de sLibre Parole".
Generaal Gonse verzoekt op de getuigenis
van Esterhazy te mogen antwoorden en ver
klaar- formeel dat Esterhazy nooit instruc
ties heeft ontvangen over 't geen hij tot
generaal De Peilieux moest zeggen.
Gedurende het proces-Zola, zegt generaal
Gonse, vermeed ik Esterhazyik beschouwde
hem als compromitteerend. Als Esterhazy in
vrijheid is gelaten, dan is dat op bevel van
generaal Saussier.
„Natuurlijk, houd ik van je, Vanda," was
het droevige antwooid.
„Waarom kwam n dan moetje niet eens
opzoeken toen zij verdriet had. en zoo ziek
was?" drong het kind aan.
„Moetje had geen verdriet, lief kind. Zij
heeft heb mij verteld. Vader was altijd goed.
en lief voor haar, en ik weet zeker voor zijn
kinderen ook."
„Dat was ypder niet," antwoordde het
kind. „Hij maakte dat moetje dikwijls moest
huilen, en hij sloeg mij en Adrian, en eens
toen grootmoeder stervend© was, vroeg zij
vader om geld om brood voor haar te koopen,
en toen gebruikte hij leelijke woorden, en
moeder schreide. Zij vergaten dat ik in de
kamer was."
Gharles Gurney schrikte. Zijn oogen wer
den geopend voor het ware karakter van den
man, die zijn dochter gehuwd had Zij was
dus eigenlijk niet zoo gelukkig geweest, maar
zij. was er niet meer, de volle waarheid zou
hij dus nooit weten; maar om het kind op
de proef te stellen, zed lüj ernstig:
„Kleine meisjes moeten altijd d*e waarheid
zeggen. Moeder huilde toch niet dikwijls, is
het wel
„Ik heb u de waarheid gezegd. Moeder
huilde heel dikwijls, en eens, juist voor zij
ziek werd!, was ik net in de kamer toen moes
je aan vader zei dat ze niet kon rijden omdat
ze zoo moe was, en vader zei, dat hij moeder
nog meer zou slaan als zij het niet deed
en ik weet dat hij haar eens hard sloeg, om
dat ik de plekken zag, toen zij haar japon
uit deed1"... en moesje ging rijden, en toen zij
thuis kwam, gingzijnaar bed... en den vol
genden dag kwam de dokter, en hij zei„Nu,
klein meisje, nu moet je moeder oppassen,'"
en ik zei: „Mijn naam is niet klein, meisje,
ik heet Vanda," en nu is moeder dood. Hoe
Over het duel van Henry sprekende, zegt
Gonse dat hij op verzoek van Esterhazy zed
tussehenbeide gekomen is om een tweeden
getuige te vinden, en hij weigerde daartoe
een officier van den generalen staf aan te
wijzen.
Gorise hield Gribelin de hand geheel boven
het hoofd; fiij is een uiterst fatsoenlijk man,
zeide de generaal. Henry had er echter ver
keerd aan gedaan hem naar Antwerpen te
zenden om den agent Lajoux te ontmoeten.
Labori wenscht nu over het dossier-Taver-
nier inlichtingen, maar de regeeringseom-
missaris deelt hem mede, dat de generale
staf geweigerd heeft inlichtingen uit dit
dossier te geven.
In de zaal staat men over dit nieuwe op
treden van den generalen staf verbaasd en
vraagt zich af of deze het recht heeft aldus
geheimzinnig te werk te gaan.
Op een vraag van Labori, of er niet een
geheime samenkomst zou geweest zijn ten
gunste van Esterhazy, roept Gonse: »Dat is
onwaar I" Labori vraagt den getuige, of hij
zich niet een beetje verantwoordelijk acht
voor de praktijken van du Paty. Gonse meent
van niet, hij is overtuigd altijd zijn plicht
gedaan te hebben. Gonse gelooft dat du Paty
niet vreemd is aan het artikel, geteekend
Dixi.
Ondervraagd over de samenkomsten van
du Paty met Tézénas, zegt Gonse zich deze
te verklaren door het feit dat Esterhazy als
beschuldigde in een bijzondere positie ver
keerde, daar hij op vrije voeten was, omdat
Saussier er last toe had gegeven.
Labori antwoordt: Saussier heeft aldus
gehandeld, omdat hq door den generalen staf
werd misleid aangaande Esterhazy. Hierop
ontstaat in de zaal eenige beweging.
Gonse erkent dat er twee samenkomsten
zjjn geweest tusschen du Paty en Tézénas.
Hij had er een einde aan gemaakt.
Op een vraag van den voorzitter antwoordt
kolonel Gendron dat hij nooit heeft hooren
zeggen dat Sandherr betrekkingen had met
Esterhazy. Hjj meent zich te herinneren, te
hebben hooren zeggen dat, toen Samuel den
inlichtingendienst bestuurde, hij aan het
bureau van inlichtingen kwam.
Generaal Boisdeffre staat plechtstatig op,
alsof hij het vervelend vindt, bij deze zaak
betrokken te worden, en zegt langzaam: »Ik
logenstraf ten stelligste wat Esterhazy ge
zegd heeft over zijn getuigenis. Ik veracht
zijn leugens met al de verachting die ze ver
dienen." (Hevige beweging.) Na deze verkla
ring gaat Boisdeffre op aanstellerige manier
naar zijn plaats terug.
Nadat het getuigenis van Marguerite Pays
voor het Hof van Cassatie is voorgelezen en
nog enkele oubelangrijke getuigen zijn ge
hoord, wordt de zitting gesloten.
Enkele aanvullingen ten opzichte van het
verhoor van den vorigen dag moeten nog ge
maakt.
Labori had reeds goeddeels heb getuigenis
van kolonel Bertin in diserediet gebracht,
aantoonend met welk een lichtvaardigheid
deze brave en waardige maar verdwaasde- ko
lonel in 'b algemeen zich een oordeel vormt
over mensclien en zaken, en in 't bijzonder
lang zal zij wegblijven Wanneer zal ik haar
terug zien
„Later, Vanda, als je braaf bent opge
groeid," sprak do oud'e man treurig.
„Maar vader zal haar niet meer terugzien,
zal hij wel V' vroeg zij met iets opgewekts in
haar stem. „Want moeder zei dat zij het
prettig vond te sterven, niet om ons, maar
om vader. Ik denk dat zij nu te ver weg is
om hem te hooren, zelfs al schreeuwt hij, is
't niet grootpa!"
„Zij is in den hemel," antwoordde hij ern
stig. „Daar is geen zorg, g©en verdriet®,, en
kel geluk, Vanda."
„Ook geen circussen?" vroeg het kind.
„Neen, Vanda, God is daar met al de en
gelen."
„Is moeder een engel?" vroeg het kind
nieuwsgierig.
„Ja, lieveling."
Het kind dacht een oogenblik na en vroeg
toen„En hebben ze vleugels als een vogel
tje, en kunnen zij zingen en naar buiten vlie
gen
„Dat kan niemand je zeggen, Vanda;
maar als je een braaf meisje bent, zal je dat
alles ook eens zien en hooren."
„Eh Adrian ook?" vroeg het kind, haar
belofte niet vergetende. „Ik kan hem niet
alleen achter laten."
„Da.n moet je' hem leeren ook braaf te
zijn."
„Ja, dat heeft moeder mij ook gezegd.
Maar hoe leer je een jongen om braaf te
zijn? Met hem lekkers en speelgoed te ge
ven?" vroeg Vanda onschuldig.
„Door zelf braaf te zijn. Wat jij dbet, zal
ook hij doen. Als je je vader plaagt, zal
Adrian dat ook doen."
Het kind werd ernstig en sprak
„Maar vader is ook niet braaf. Moeder zei
over Démange, dien hij verdacht van in 1894
ais toegevoegd verdediger van Dreyfus al
Iil-sI slecht zijn best gedaan te hebben, maar
opnieuw wordt dit bovendien bewezen door
•een telegram van den heer Ferdinand Scheu-
rer, een familielid van den heer Seheurer-
Keslner, over wien Bertin het zoo druk had,
en welk familielid aan kolonel Jouausb, den
president van den krijgsraad verzoekt met
kolonel Beilin contiadictoir gehoord te wor
den.
Een tweede aanvulling betreft den brief
aan den spion Lajoux, welken majoor Rollin
in de zitting van Dinsdag voorlas. In dezen
brief is sprake van een zekeren heer d'Euvil-
leis, eertijds verbonden aan het tweede bu
reau van den inlichtingendienst, te Brussel
woonachtig.
Een telegram uit Brussel aan Labori meldt
nu, dat met dezen d'Euvillers niemand an
ders kan bedoeld zijn dan den heer Neuvil-
Icri, een zeer achtenswaard ingezetene van
Brussel en lid van de Fransche Kamer van
Koophandel daar ter stede. De bedoeling van
dit telegram is, nog eens nader te doen uit
komen hoe onvertrouwbaar Lajoux' getorge-
D!3 is, iets waar Labori trouwens al op gewe
zen had.
Fort Clinbrol.
»Le commencement de lafaina" zet de
sPeUt Bleu" geestig boven een berichtje over
het fort Chabrol, waaromtrent trouwens niets
nieuws is te melden, behalve dat het politïe-
cordon nauwer en nauwer wordt.
Het schijnt, dat Guérin wil trachten zich
tot Zondag te handhaven, als wanneer hij
op nieuwe relletjes hoopt. Hij denkt dan
proviand te zullen krijgen oi °en uitval te
kunnen wagen. De brandweer op zijn gui viva
omdat de burchtheer petroleum 0 schrik
kelijk anachronisme op het dak heeft doen
gieten. Men is bang dat de gek den boel in
brand zal steken. 'tWare dol-belachelijk
indien dit alles niet zoo ergerlijk was.
DeaLibre Parole", het antisemitische orgaan
weet te vertellen, dat eene deputatie van de
ïdames de la Ilalle" naar het fort zou gaan
om dit te proviandeeren.
Als deze dames echter bij die gelegenheid
op de courtoisie der politie meenen te mogen
rekenen, is het waarschijnlijk, dat zij zich
vergissen. Beleefdheden van de eene sekse
de andere worden in dit geval niet geduld.
Gisterenavond heeft een commissaris van
politie beproefd met Guérin te spreken om
hem een dagvaarding te beteekenen, waarbij
hij voor den rechter van instructie werd
gedaagd wegens rebellie en mishandeling.
Guérin wandelde als David op het dak
van zijn kasteel, maar beneden komen daar
toe had hij geen lust.
Kei drama in Soedan.
Een oogenblik heeft men in Frankrijk nog
gehoopt, dat het drama in Soudan berustte
op een verzinsel van inboorlingen, die zelve
die misdaad zouden begaan hebben, maar
ook deze hoop heeft men verloren, omdat
de Fransche resident te Sai een brief in
handen heeft van Youlet aan overste Klobb,
waarin wordt medegedeeld, dat de laatste
altijd „Stil, stilals hij zulke leelijke woor
den sprak en eens toen zij dat weer deed, zei
hij, dat ze naar den duivel keu loopen."
„Stil, Vanda," sprak de oude man, boos en
verschrikt. „Wat zou moeder wel zeggen als
ze je zoo hoorde spreken
„Dat kan zij immers niet," antwoordde het
kind haastig, „omdat'zij weggegaan is. Maar
ik zal het niet meer zeggen neen heusch.
niet," snikte zij, alsof de plotselinge herinne
ring aan liaar moeders dood, te veel voor heb
kleine hart was om te dragen.
Hij kuste het kind zaciht en er kwamen
tranen in zijn oogen.
Hij wist nu de treurige waarheid, die Leila
zoo behendig verborgen had ge-houden, en
zijn geest was vervuld met afkeer en walging
voor den man, die zich zelf haar echtgenoot
had genoemd, de man die hem had doen ge-
looven 'lat liet leven zijner dochter een aan
eenschakeling was geweest van geluk en we-
aerzijdsche toegenegenheid.
In den beginne dacht hij er sterk over om
regelrecht naar Castelli toe te gaan, en hem
zijn wreedheid en nalatigheid onder het oog
te brengen, en van hem te vernemen of de
belichten van het kind waarheid behelsden.
Had hij ze van oudere lippen gehoord, dan
zou hij getwijfeld hebben, maar kleine kinde-
ïen spreken allen de waarheid, totdat de we
reld ze leert onwaar te zijndan zijn de bla
den van d'e lelie beschadigd voor altijd
vernietigd.
Hij wist zeker dat Vanda de waarheid ge
sproken liad en toch wilde hij zwijgen. Hij
was cr van overtuigd, dat Leila hem haar
droevig geheim zou hebben toevertrouwd als
zij gewild had dat hij bekend werd met de
ellende van haar huwelijksleven.
Wordt vervolgd-2