I 53*<e Jaargang. Zaterdag 26 Augustus 1899. No. 10021. Eersle Blad. CIRCÜSSLAVEN, BUITENLAND. Wordt vervolgd.) Aan SCHIEDAMSCHE CO' RAMT. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaar dingen 11. 1.25. Franco per post 11. 1.65. Prijs per weekvoor Schiedam en Vlaar dingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. BureauBoterstraat 68. Prijs der Advertentiën: van 1—7 regels 90 cents; iedere regel meer 12 Vs cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordecligc voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan liet Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zater d agavo nd verschijnen, woiden zoogenaamde ïeleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Inicrc. Telefoon Ko. 123. - kleine 1 kotters «g, werd middel i groote kleine I middel per 'lel a 1 poon® kwamen ig visch j Algemeen overzicht. SCHIEDAM, 25 Aug. '99. Bet proccs-Breyfus. Was d© zitting van Woensdag al niet bijs ter fortuinlijk voor den generalen staf, die van gisteren spande de kroon. Langzamer hand worden de rollen omgekeerdde be schuldigde komt uit, de generaals gaan in den hoek. Labori gunde Mercier ook geen- oogen- bök rust, evenmin als aan Gonse en den pre sident van den krijgsraad van 1894, kolonel Maurel. Niettemin, Mercier is een niet te minachten tegenpartij en al beschikt Labori over een kolossaloagevatheid en al laat deze schrandere advocaat niet af, Merrier heeft een zeldzame brutale onverschilligheid, uit de hoogte en voornaam, che van geen zwichten, weet.. De zitting van gisteren was belangrijk er waren dan ook heel wat kijkers gekomen nieuwe gezichteu, vorige dagen nog niet ge zien, werden nu opgemerkt. liet voornaamste deel der afgelegde-getui genverklaringen hebben wij reeds in onze te legrammen gisteren medegedeeld, wij zullen nu hier en daar nog wat aanvullen en verdui- delijkcn waarbij onze plaatsruimte ons ech ter tot beknoptheid dwingt. De eerste verklaringen waren ontlastend voor Dreyfus, doch spannend werd liet eerst toon kolonel Maurel, waarvan wij boven spraken, voor het getuigenhekje kwam. Het i« een oude snorrebaard, een echte ijzervreter, barsch maar toch beleefd. Zijn verklaring begint met de mededeeling, dat er in den krijgsraad van 1894 niet de minste pressie is uitgeoefend, noch monde ling, noch schriftelijk. Alleen door het dos sier kent de president de Zaak; alleen over feiten spreekt hij dan ook hier. Zijn indruk was, dat Iienry in de beschuldiging tegen Dreyfus hard was; du Paty beswaarde den beklaagde echter niet overdreven. Dreyfus zelf maakte den indruk van correct en kalm te zijnMerrier was den president onbekend. Zijn overtuiging van Dreyfus' schuld is on danks Labori's verbazing, gevestigd op één enkel stuk; hoe dit mogelijk is, wil getuige hiel niet nader verklaren omdat hij dan dat stuk zou moeten bespreken. Labori verzoekt den president thans gene raal Mercier te mogen ondervragen. De regeerings-cammissaris, majoor Carriè re, zegt dat de veidediging het recht heeft vragen te stellen, maar.daaruit geen conclu sies mag trekken. Labori antwoordt droogjes, dat hij geen lessen van Carrière aanneemr-. Hij vraagt daarop man Mercier, of hij er kent aan Maurel bevel te hebben gegeven, geheime stukken mede te deden aan leden v.in den krijgsraad? Mercier antwoordtIk had niet het recht een formeel bevel te geven, maar ik heb een moreel bevel gegeven, op zoo duidelijk moge lijke manier. (Sensatie.) Labori stelt den generaal een groot aantal DOOK AMYIE READE. 48) Maar zij had het niet verteld; hij' zou er dus ook niet van spreken. Heb verhaal van de kleine had zulk een in druk op hein gemaakt, dat hij besloot de kin deren zooveel mogelijk bij zich te houden, en hun alle onnoodige smart en zorgen te be sparen. Tegelijkertijd nam hij zich ook voor, Castelli te ontwijken en in 't vervolg be leefd tegen hem te zijn en meer niet. Do laatste treurige rit was afgeloopen. De circusrijdster was alleen, gelaten in het stille graf op een groot kaal kerkhof, één on der duizenden. De aarde was met een pions op de kist gevallende witte rozen die aan het hoofdeneind lagen, bedekkende, en toen verwijderden de treurende mannen zich en begaven zich naar het verlaten huis. Op het land was het een prachtige najaars dag. De duif had de stilte der wouden met haar eigenaardig gekir verbroken. De velden wuifden met hun rijpend' koren, waaronder de korenbloemen welig tierden. Langs de heggen werden de braambessen rijp, en de la nen waren bezaaid met afgevallen blaren, dor en bruin, en de roodborstjes zongen het eerste loflied op den winter. De natuur was zoo gelukkig. Maar in de steden, was er slechts hitte en stof, het geratel van voertuigen, het einde- looze heen en weergaan der voetgangers, de oneindige levensstroom. De slagader van een groote stad vemvakt nimmer; maar Leila lag dood! onder de le venden. Toen alles voorbij was zei Chaa-les Gumey vragen, en spreekt daarna over een artikel in de „Libre Parole". Mercier antwoordt: Ik ben zoo gewoon aan de heftigheid van de pers, dat ik er geen acht meer op sia. Ik heb evenmin aandacht over vod de aanvallen, als voor den lof van de „Lxbx-e Parole" of van andere bladen. (Ge lach.) Op de vraag van Labori of hij de beschul digingen tegen Dreyfus heeft nagegaan, ant woordt Mercier, dat hij op het oogemblik van de arrest-a tie geen ander bewijs tegen Dreyfus kerde. dan het borderel. Er waren slechts vermoedens tegen Drey fus yiaar er was haast bij, want er moest een eind gemaakt worden aan. het verraad. Labori vraagt: of Mercier de bewijzen te gen Dreyfus nauwkeurig had onderzocht? Hierop antwoordt Mercier niet. Labori dringt op een antwoord aan, en zegt eindelijkWat gij beschouwd hebt als een buitengewone daad, het vervolgen en deen veroordeel en van Dreyfus, hebt gij dat gcuaan zonder vooraf zelfs de beschuldigingen te hebben onderzocht, uie tegen hem werden aangevoerd Mercier zegtdat hij de aanteekeningen onderzocht heeft ,/ver de uitgeleverde docu menten. Labori vraagt: Was het daarvoor niet noodig, den juisten datum van het borderel vast te stellen Mercier: Dat geloof ik niet. Labori vraagt aan den president een roga- tene commissie te willen zenden naar Papil- la ud. om den brief te zoeken, geteekend Hen- xy, en medegedeeld in de „Libre Parole", waarin de naam van Dreyfus werd genoemd van den officier die wegens spionneering in hechtenis was genomen. Do president schijnt te aarzelen. Labori dringt aan op het inwilligen van dit verzoek, in het belang van het onderzoek naar de verantwoordelijkheid, die werkelijk bii Henry of Du Paty moet schuilen. Labori, zich weder tob Mercier wendend, xaagt naar de redenen, die den datum van het borderel in 1894 deden vaststellen als in April geschreven. Mercier antwoordt, dat men in 1894 slechts overwegingen van schuld kende en zich met geen ondergeschikte punten bezig hield. Wat nu de inlichtingen betreft, in het bor derel gegeven, wijst Labori op de tegen spraak, die tusschen de officieren van den gvneralen staf bestaat betreffende de belang rijkheid van de daarin genoemde mededee- lingen. Op verschillende vragen weigert Mercier te antwoorden; hij zegt: ,,Men wil hier het geheele proces van 1894 opnieuw gaan bespreken, doch dat is door bot Hof van Cassatie vernietigd." Labori dringt aan op het verkrijgen van inlichtingen omtrent de belangrijkheid van de documenten in het borderel genoemd. Mercier zegt, dat Dreyfus de hydraxilische rem bad kunnen kennen, door zijn verblijf te Eourges. Labori antwoordt: Mercier zegt, „had kunnen kennen", ik zal bewijzen, dat Drey fus die niet had kunnen kennen. Labori verzoekt vervolgens den president aan generaal Mercier te willen vragen, waar- Castelli vaarwel, en vroeg hem of hij na ver loop van een maand om de kinderen mocht komen. Hun vader gaf hiertoe zijn toestemming, hij verlangde niet ze mee naar Weenen te nemenbovendien waren de beloften aan zijn overleden vrouw gedaan, nog zoo versch als de zoden op haar graf. Zij zouden naar hun grootvader gaan en nadat dit met weder- zijdsch goedvinden was vastgesteld, maakte de oude man zich gereed om huiswaarts te keeren. Hij had nog veel te doen voor de aan komst van het jonge volkje op zijn landhuis, en hij moest zijn notaris opzoeken -en zijn testament veranderen ten gunste van de moederlooze kinderen. Maar het eerst van alles moest hij een brief schrijven aan Tom en dab zou hij doen. Hij was vol nieuwe plannen en hoe eer hij ze ten uitvoer bracht, hoe gelukkiger hij zich zou gevoelen. 'tZou evenwel niet gebeuren. Het noodlot, dat allen achterhaalt, kwam tussclienbeide, en bracht liet vonnis ten uit voer, dat vroeger of later het eind is van alle menschenki nderen De Voorzieninglxeid had besloten dat Char les Gurney zou sterven. Van Londen naar Liverpool reizende, had er een spoorwegongeluk plaats; de trein liep bij een station op een anderen. Gelukkig voer do andere passagiers had de trein geen giooto vaart, anders zou het ongeluk niet te overzien zijn geweest. Charles Gumey reisde in een tweede-klas coupé, dicht bij de loco motief; hij kreeg den schok uit de eerste hand, en werd tegen den wand gedrukt. Hij was de eenige reiziger in dat coupé, en toen de trein tot staan kwam, vond men hem doodhij had zijn nek gebroken. Men nam hom mee naar een volgend sfca- om hij geen proces-verbaal deed opmaken van de bekentenis aan Lebrun-Renault. Mercier antwoordtDat was van geen be lang, want wij achtten de revisie- onmogelijk. Op andere vragen van Labori antwoordt Mercierdat hij Esterhazy niet kent, en dat hij geen oordeel lieeft te vellen over diens optreden, en dat hij het proces van 1898 niet kent. Hij protesteert tegen het woord „onder vraging" dat door La-bori gebruikt werd, en ziet dezen boos aan. Labori antwoordt, dat dn, een „eerbiedige ondervraging" is. Labori vraagt voorts aan Mercier, wat hij bedoelde met zijn toespeling op het bedrag van 35 millioen, door de verdedigers van Dieyfus uitgegeven, of hij soms meent dat dit besteed is om er gewetens mee te koo- pen Mercier roept uitIk mocht dat wel aan u vragen! De samenspraak tusschen Mercier en La bori, die zeer snel gaat en moeilijk te volgen is, wordt door het publiek met levendige be langstelling gevolgd. De president doet de grootste moeite om de discussie op het aan de orde zijnde onderwerp te bepalen. Er wordt op levendigen toon gesproken over verschillende stukken die niet duidelijk worden aangewezen, en die tot het geheime dossier behooren. De generaals Gonse, Cha- moin, Roget, de archivist Giibelin en majoor L-xuth komen tusschen beiden. Het lijkt een Poolsche landdag. Carrière protesteert tegen deze algemeene deelneming aan het debat. De president legt hein het zwijgen op. Labori merkt op, dat men in den minis terraad over de herkomst van het borderel sp-ak, en vraagt inlichtingen omtrent het. maken van een valsch stuk in 1894. Carrière protesteert; hij zegt, dat men wl' doen gelooven aan het, bestaan van een nieuwe valschheid als vergelijkingsstuk. Labori teekent tegen deze woorden van Carrière verzet aan. Hij zegt alleen de waar heid te willen zoeken. Laulh meent te kunnen mededeelen, dat het stuk bestond voor het proces van 1894. Labori verwondert zich erover, dat het Stuk niet bij het proces van 1894 werd ge bruikt, daar het Dreyfus beschuldigt. Mercier verklaart het bedoelde stuk niet tc kennen. Lauth verklaart, dat hij er niet verant woordelijk voor is, daar hij niet in de instruc tie der zaak betrokken was. Gouse deelt mede, dat Sandherr het stuk bewaarde. Het werd aan het geheime dossier toegevoegd als stuk van vergelijking. Uitgenoodigd zich nader te verklaren over het commentaar op het borderel, herbaalt Mercier wat hij reeds vroeger gezegd heeft over dit stuk, dat in 1897 door hem vernie tigd is. Gonse verklaart, dat hij in 1897 last kreeg van De Boisdeffre om dat stuk aan Mercier over te brengen. Mercier verklaart, dat het telegram van Pairizardi niet aan den krijgsraad van 1894 werd overgelegd. Hij had last gegeven het niet toe te voegen aan het geheim dossier. -(Labori. maakt gewag van een. nota van drie pagina's, waarin sprake is van een valsehe vertaling der depêche van 2 Nov., waarbij tion, en legde hem daar in de kamer eener herberg om een nader onderzoek in te stel len. Maar wie was hij Het was een lastig ge val, daar er geen brieven of papieren op hem gevonden werden. Men wanhoopte er aan, zijn identiteit te bewijzen. Maar Castelli had het ongeluk in de cou rant gelezen. Hij ging er heen, en herkende het lijk, terwijl hij tegelijk alles voor de be grafenis regelde. Hij liad geweigerd haar moeder te begra ven, .maar ter wille van zijn vrouw, wier her innering hem nog zoo versch in het geheu gen lag, wilde hij haar vader de laatste eer bewijzen. Zij was nog niet lang genoeg dood, om ver geten te zijn. Charles Gurney was de eenige die den dood vond bij het spoorwegongeluk, de eenige die op reis zijnde, zoo'n tragisch eind© had de man, die liet toekomstig geluk van twee onschuldige kinderen in zijn hand had. Waarom zou hij juist uitverkoren zijn en anderen niet? Stellig is er een noodlot, dat de mensche- lijke voetstappen leidt. Wie betwijfelt dat nog i Leila's droom was uitgekomen. Vader, moeder en dochter waren ten laatste te huis; zij wachtten nog op Tom om hun zegeningen te deelen. Maar het uur der vereeniging had nog niet geslagen. XIX. Tom beproeft zijn geluk. „Ja, mijnheer, ik zal mijn geluk beproe ven met de overigen," zei Tom op zekeren morgen tot den heer Bates, toen hij zijn voornemen te kennen gaf om den winkel te Dreyfus beslist als verrader werd aangewe zen. Labori vx-aagt verlof over dit onderwerp te mogen spreken met Chamoin, die uitlegt dac dit stuk hem door Mercier gegeven werd. Ilij wees Mercier op eenige onjuistheden en meende dat er geen gebruik van gemaakt moest worden. Maar medegesleept door het vuur van Mercier's uiteenzetting, heeft hij aan de raadkamer een pagina overgelegd. Iiij hoeft het stuk weder teruggegeven aan Mer cier. Mercier verklaart daarop dat het stuk hem gegeven is door Du Paty. (Beweging.) Hierna werden nog verschillende getuige nissen afgelegd, alle van minder belang dan die van Slercier, waarbij telkens Labori ge- etgenheid vond te doen uitkomen, dat eik b e w ij s voor de schuld van Dreyfus ont breekt, terwijl er tal van onwettigheden ge pleegd zijn. Daar deze ondervraging echter over détails loopt, zullen wij den lezer niet lastig vallen met het relaas dezer getuigen- verhooren. Even voor twaalf wei*d deze belangrijke zitting zonder incident gesloten. Een goed overzicht der Zaak geeft Cornély in de „Figaro". Men is nu halver weg, zegt hij, met het proces en 't is goed eens na te gaan, wat tot nu toe gebleken is. Men kent twee stukken, waarin de naam van Dreyfus voluit genoemd is. die twes stukken zijn valsch. Van het eerste, het maaksel van Henry, aan Paniz- za.di toegeschreven, wist men liet lang; van h"t tweede aan Schneider toegeschreven, weet men 't nu ook. Merken wij hieromtrent op, ter verduidelijking van het telegram van gis teren, dat Schneider in zijn briefje aan de „Figaro" zegt, dat de datum en de ondertee- kening valsch moeten zijn, want dat hij op 30 Nov. 1897 van de tegenovergestelde over tuiging was dan die hem wordt toegeschre ven, om te beoordeelen, of hij op een ande ren tijd het document kan hébben geschre ven, zou hij 't moeten zien. De nationalisten zeggen, gaat Cornély voort, dat heb getuige- nis van een vreemdeling geen vertrouwen verdient: het buitenland wil Frankrijk's vernedering en vernietiging. De logica, zegt hij, ontbreekt hier. Was liet buitenland aan Fi ankrijk vijandig, dan zou het niet Dreyfus' onschuld proclameeren, maar medewerken tot zijn veroordeeling, want herhaalt zicli die misdaad, dan eerst zijn de rampen voor Frankrijk niet te overzien. Naast de twee valsclie stukken heeft men getuigenissen, reeksen getuigenissen, maar van welken aard? In de eerste plaats moet ren getuige feiten aanbrengen, geen apprecia ties de rechter heeft te appreeieeren. Hier zijn de rollen omgekeerd, wat de president niet behoorde te dulden. Geen enkel feit wordt aangebrachtmen hoort niets dan het is waarschijnlijk, het schijnt zeker, men zegt, men beweert, enz. In de tweede plaats al die getuigenissen zijn feitelijk één getuige nis, en reeds daarom bewijzen zij niets; tie lieeren hebben allen met elkander kunnen overleggen, hebben do gelegenheid elkander na te praten, zeggen allen hetzelfde lesje op otxder 't oog hunner superieuren. In de derde plaats: een getuigenis is van onwaarde, als een getuige een persoonlijk belang heeft, en vei laten en naar de diamantvelden te trek ken. „En je hadt het hier zoo naar je genoegen. Het scliijnt wel dat bet onlangs gebeurde aan de De Beers-mijn ieders hoofd op hol heeft gebracht. Je zult evenmin slagen en ecu goede betrekking wegwerpen voor iets onzekers. Ik geloof niet, dat iemand er eenig voordeel bij zal hebben. Velen zullen verlie zen; iedereen kan met de diamanten geen fortuin maken," sprak de heer Bates met overtuiging. „En toclx wil ik het probeeren," hield Tom staande, ,,'tls mijn plan om zaken voor mij zelf te doen, als ik kan. Ik zal naar Coles- berg-Kopje gaan en zien wat daar te doen is." „Je zult er alles in een ontredderden staat aantreffen. Het voedsel is er zeer duur. Je zult spoedig verteerd hebben, wat je hebt overgespaard; je deedt veel beter te blijven waar je bent." Maar Tom schudde het hoofd en antwoord de „Neen, 't is mijn vaste voornemen een tentwagen en een uitrusting te koopen, en dan naar de plaats toe te gaan. Ik kan wel succes hebben; iemand moet toch de geluk kige zijn, dus waarom ik niet 1" De heer Bates antwoordde niet. Hij zag dat Tom er niet toe over te halen was, in den winkel te blijven, en alles wat hij zei, zou dus vergeefs zijn. Tegelijkertijd speet het hem, dat Tom hem zou verlaten voor iets, dat hij een dwaze onderneming noemde. Hij was zeer ann hem gehecht geraakt, en er be stond een sterke vriendschapsband tusschen de twee mannen. Hij had nooit zijn plichten verzuimd, zoodat de heer Bates geen gebre ken gevonden had in zijn bediende; geen wonder dus dat zijn heengaan een bron van groot verdriet voor hem was. Hij was evenwel var te edelmoedigen aard, r.u behoeft men toch waarlijk niet te vragen, of deze lieeren van den staf een belang lieb- b.n bij deze zaak? President l.oubct. Loubet hoeft gistermiddag den arrondisso- mentsraad van Darijs in gehoor ontvangen. De voos zit ter, de lieer Godin, hield een redevoering, waarin hij zijn sympathie be tuigde aan den president der republiek, daar bij zinspelende op de moeilijkheden van den tegenwoordige!! toestand in Frankrijk. Loubet antwoordde, dat hij zich gelukkig rekende naar Rambouillet to hebben kunnen gaan, ondanks de beslommeringen waarop de lieei Godin zinspeelde. Deze beslommeringen, vervolgde de president, bestaan inderdaad, tn het is niet zonder een gevoel van groote smart, dat wij ze hebben zien ontstaan, ge paard nog wei aan troebelen op straat. Men moet echter den ernst van den toestand niet overschatten en zich overgeven aan ontmoe diging, Ik heb de vaste overtuiging, dat het einde der beslommeringen nadert. Do maatregelen door de regeering geno men bewijzen dat deze vast besloten is de republiek te verdedigen, den publieken vrede te bewaren en den eerbied aan bet recht ver schuldigd, te handhaven. Het geheele land zal zich hebben te buigen voor de uitspraak van den krijgsraad te Renr.es, welke onder de striktste onafhankelijkheid zal geschieden. Da gekozenen des volks arbeiden met mij aan dit werk der verzoening en der kalmeering der gemoederen, noodig in liet belang van het hoogste heil des vaderlands. Ziellier een waardig, ferm en geruststel lend woord. Weldra zal het optimisme van president Loubet gerechtvaardigd blijken als de zaak-Dreyfus tot een einde gebracht zal zijn. Wij naderen trouwens met rassche schreden het groote jaar 1900. Gemengde Nedcdeclingen. Uit Brussel wordt gemeld, dat Max Regis, de gewezen antisemieiische burgemeester van Algiers, naar Nederland is vertrokken. De Belgische bladen geven hem den raad 2ieh maar niet meer in Brussel te vertoonen, want men is daar op zijn denkbeelden volstrekt niet gesteld. Régis heeft nog kans gezien een antisemietisch clubje te Brussel te stichten, »La Solidarity" geheeten. Omtrent de plannen van den Duitschen keizer is nog niets bekend geworden. De zNationale Zeitung" geeft te kenneD dat niet alle punten tusschen den Keizer en de mi nisters bevredigend zijn uitgemaakt, en dat men op verrassingen verdacht moet blijven. Als men de ïMatin" kan gelooven is het waar dat generaal Roget uit Londen een briel vun Esterhazy heeft ontvangen. Reeds eenige dagen geleden, zegt de correspondent xan het Parijsche blad, met wien de suhlann" klaarblijkelijk op vertrouwelijken voet staat, heeft de ex-commandant een brief voor gene raal Roget op de post gedaan. Hienn zouden verschillende documenten zijn ingesloten, betrekking hebbende op aan biedingen van geld, die hem van verschil lende zijden werden gedaan. om eenigeii dwang op zijn vriend uit te oefe nen en Tom vertrok dus, en verliet den winkel, die hoewel eenzaam ,hem toch in de jaien, dat hij het 't meest noodig had, een onderkomen verschaft had. De drukke zaken hadden hem in zekere mate in staat gesteld do schande zijner moeder te vergeten, en het deed hem sterk aan, toen hij afscheid moest nemen; zijn stem was zelfs eenigszins on vast toen de lieer Baites hem aan den wagen goede reis kwam wenschen, en hem nog eens de hand reikte. Tom was geenszins ondankbaar voor al de vriendschap, die hem beloond was, maar een groot verlangen had zich van hem meester gemaakt om te Ne.w-Rusk een eigen bezitting tc hebben. Hij had droomen in zijn hoofd van ongekende weelde, van een zekei" lief meisje dat hij graag zijn vrouw zou willen noemen, en met deze eerzuchtige plannen in 't vooruitzicht begon hij zijn reis. Hij was er op voorbereid alles zeer ontred derd en weinig gemakkelijk ingericht te vin den, maar de werkelijkheid was nog ver be neden zijn verwachtingen. Toen ïiij New- Rush bereikte was de verwarring, die hij aantrof, onbeschrijfelijk groot. Er waren eeni ge duizenden tenten en wagens, een paar ge bouwtjes van latwerk en zeildoek opgetrok ken, en heel veel smerige kroegen, het toe vluchtsoord voor de minst beschaafden der mi atschappij, en Tom meende dat hij onder zoo velen zich feitelijk zeer eenzaam zou ge voelen. Hij slaagde er in een stuk grond te koopen voor honderd twintig pond sterling, een matigen prijs. Hij trok zijn tentwagen tot dicht bij deze plaats, en richtte hem tot

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1