irg, :ën, \l 53"<e Jaargang. Woensdag 30 Augustus 1899. No. 10024. 19, i Eersfe Blad OIROUSSLAVEN, ■e- ke ar ,s. !- f f 1 I er m r- n BUITENLAMP. SCHIEDAIMSCHE COUMÏÏ. Deze courant verschijnt dageljjks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en V laar dingen II. 1.25; Franco per post 11. 1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaar dingen 10 cent, Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Boterstraat 68. MiCTll V Prijs der Advertentiën: van 1 7 regels 90 cents; iedere regel meer 12'ft cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde Tsleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon JTo. 123. I» lt" de e- b ïfl .llgetueen overzicht. SCHIEiDiAM, 29 Aug. '99. Het proees-Hreyfus. Ook de dag van gisteren was Dreyfus gun stig, al valt er niet zulk evident voordeel te melden als bij de vonge dagen. Trouwens, de aard der zitting leende zich er weinig toe; het was meer- dan ooit de dag der schrift kundigen, en men weet, dat van zoodanige zitting een verslag weinig interessant kan zijn; zelfs de demonstratie van Bertillonwas niet in staat de-menschen Zaterdag uit den slaap te houden, laat staan de experimenten gisteren, der mindere goden. Over de wijze, waarop de getuige Paraf-Ja- val Bertillon's systeem weerlegde, hebben onze telegrammen al voldoende licht gegeven. Slechts eigenliefde belet volgens dezen getui ge den overigens schranderen Bertillon zijn dwaling te erkennen. In gelijken geest laat zich de volgende ge tuige, de heer Bernard uit. Op vermakelijke wijze nam hij Bertillon bovendien ie pakken. Zich tot de rechters wendend, zegt hijIk heb hier een plaat, die een pagina schrift voorstelt, welke door Ber tillon zelf onderzocht, zeker zou blijken, eeni- ge eigenaardigheden te bezitten. Op de 50 millioen stukken, die men kan bekijken, zal er geen enkel de bedoelde eigenaardigheden opleveren. Bertillon zou dus kunnen zeggen 'dat dit document vervalsckt is. Toch zou hij daarin ongelijk hebben, want ik heb deze bladzijde ontleend aan een rapport door Ber tillon zelf geschreven. Er volgde natuurlijk bij het geheele gehoor een hartelijke uitbarsting van vroolijkheid. Bertillon vraagt het woord. De president: Om te repliceeren? Ja, mijnheer de president. Dan kan ik het u niet gevenik geef niet aan ieder der 14 experten voor de tweede maal heb woord, behalve als het een persoon lijk feit geldt. Maar liet geldt een persoonlijk feit. Spreek dan. Men heeft gesproken over de wijze, waarop ik het borderel heb gereconstrueerd. U komt weer op de zaak terug; daarvoor kan ik n het woord niet geven. Bertillon af. Heb gehoor lacht hartelijk. Dan komt de expert Teyssonnières aan het woord. Erg belangwekkend is deze getuigenis niet. Hij handhaaft zijn getuigenis in 1894 uitge sproken, waarin hij tot het besluit komt dat het schrift van het geïncrimineerde stuk af komstig is van d'ezelfde liand die de daarmee vergeleken stukken, in beslag genomen bij den beklaagde, heeft geschreven. Onder de punten van overeenstemming noemt Teyssonnières den afstand tusschen de regels, de lengte der regels en van de woor- doob AMYIE EEADE. 51) Van alle kanten klonken er toejuichingen toen "Whanks zijn grappige alleenspraak ge ëindigd had', en allen wilden opgewekt weer naar hun werk glan, toen Wlianks uitriep „Zeg, wij zullen den haas onder elkaar ver loten, wat zeg je ervan, heeren V' „Doe er liet geweer bij," antwoordde een hunner. „Dan is het pas de moeite waard1," riep een ander. „Kijk eens," schreeuwde Whanks, en ter wijl hij sprak, slingerde hij den haas onder de groep mannen. Hierdoor ontstond een vechtpartij dio hiermede eindigde dat ieder der mannen zich van een deel van het onge lukkige beest meester maakte, en onder vroo- lijk gelach ging ieder zijns weegs en aan zijn werk, en het geval van de onweersbui was vergeten door heb verlangen naar «winst. Dagen, maanden en jaren gingen voorhij en brachten voor sommigen rijkdom, voor anderen weer armoede. Velen hadden, hun bezittingen verlaten als vermoeide en bedroef de menschen, wier gezondheid en geestkracht gebroken, waren, en wier./ hoop in rook was vervlogen. Anderen hadden volhardend tot het laat ste toe, doorgewerkt, weinig acht sl.duide op de voortdurende teleurstelling, die hun deel werdmaar er waren sommigen die groote schatten verdiend hadden, en ondier deze laatstem moesten Tom en Whanks wel in de eerste plaats genoemd worden. Door elkaar genomen, waren een driehon derd diamanten in de tien maanden hun deel geworden, een groot aantal van deze had niet zoo heel vee! glans, maar een klein deel, den, de aanwezigheid van nu eens holle dan weer bolle krommingen, de overeenstemming tusschen de lettere en de indentiteit van 28 woorden die volmaakt gelijk en gelijkvormig zijn. Hij zegt daarop „Ik geloof niet dat het mogelijk is een duidelijker betoog te vinden dan ik daar juist heb geleverd." Gedurende deze uitlegging bestudeert de krijgsraad de stukken van vergelijking. Teys sonnières eindigt met de herinnering aan de punten van overeenkomst tusschen 't schrift van Dreyfus en het borderel, en zegt dat dit zijn overtuiging is die, naar hij hoopt, ge deeld zal worden. Op de vraag van een der krijgsraadleden zegt Teyssonnières dat hij nooit een onder dictee geschreven stuk van Dreyfus te onder zoeken heeft gekregen. Heb bewuste stuk wordt den getuige dan voorgelegd, waarop hij zegt dat hij drie dagen noodig heeft om bet te onderzoeken. Een heksenmeester ben ik niet, zegt hijik moet tijd hebben. 'Een der rechters wijst er nog met nadruk op dat in het borderel de letter j altijd af zonderlijk staat, zelfs aan 't begin van een woord. De getuige antwoordt, dat men die bijzonderheid terugvindt in het schrift van den beschuldigde. Dergelijke opmerkingen worden ook gewis seld ten opzichte van den vorm der r's. Door den president gevraagd, zegt Dreyfus dat de opmerkingen van Teysionnières hem volmaakt onjuist schijnenom dat aan te tooneu, zou hij de stukken van vergelijking onder de oogen moeten hebben. Ten aanzien van liet gebruik van nieuwe regels zegt hij „Telkens als ik een nieuw denkbeeld begin, maak ik een nieuwen regel." Ten slotte vraagt de heer Teyssonnières het woord voor een persoonlijk feit en, zich tot deu president wendend, zegt hij„Voor u hen ik getuige, maar voor de verdedigers "ben ik een beschuldigde." De presidentWel neon, gij zijt geen be schuldigde. Daarop begint Teyssonnières een couran tenartikel te lezen, doch de president valt hem in do rede met de opmeiking: Wij heb ben ons niet op te houden met hetgeen de couranten zeggen. Toys-sonninères antwoordt, dat hij wel is waar een courant- citeert, maar dat hetzelfde ook in het rapport van Ballot Beaupré voor komt, waarop de voorzitter echter repliceert: „Wij heibben ons ook niet op te houden mot de meening van een magistraat." Veel gerucht maakte dit incidentje, dat op vriendelijken toon behandeLd werd. Neb en kalm hervatte men na de pauze de zitting niet het verhoor van getuige Oharavay, de zevende expert. Hij spreekt met nauwelijks hoorbare stem, zoodat de president hem ver zoekt luider te spreken. Oharavay vertelt daarop zijn expertise van 1894. Hij zegt dat hem stukken van vergelij king waren gegeven en een zeker aantal stuk ken die geen handteekening droegen en van verschillende handen. „Ik heb zekere over eenkomsten opgemerkt, ik heb die stukken welke mij toeschenen niet op elkaar te gelij ken, op zij gelegd. De naam van den schrïj- dvie of vier percent ongeveer, waren uitste kend. Dit ging eenige jaren zoo voort, totdat op zekoren avond Tom tot Whanks zei „Ik gevoel geen lust meer om langer dia manten te zoeken. Wanneer zullen wij naai* ons vaderland terug gaan Ik heb in langen tijd niets van mijn vader gehoord; ik denk er over, den ouden man eens te gaan opzoe ken." „En uw zuster toch zeker ook wel „Dat weet ik nog niet," antwoordde Tom haastig. „Nu, ik zal ook niet lang meer hier blij ven, omdat een vriend mij geschreven heeft, dat er iemand gestorven is, die ik goed ken de, en dat de kinderen nu aan de genade van den vader zijn overgelaten, ik zou hen nu wel eens willen opzoeken. Maar ik ga niet voor ik wat meer gehoord heb. Het kan best we zen dab men zich vergist heeft, en zij niet dood is," zeide Wlianks. „Zij," hernam Tom, op heb woordje zij drukkend, en treurig glimlachend. Is er een dame in het spel „Spot er maar niet mee," sprak Wlianks bitter. „TJ hebt de omstandigheden niet ge kend, mijnheer Heskebh arme uiiss Leila, miss Leila Zijn stem ging bijna tot fluisteren over. „Leila, Leila! Hoe is haar andere naam?1' vroeg Toni, bleek wordend. Berst heette zij Leila, Gumey, daarna Leila Castelli. 'tAmie mensch, ik had haar nooit moeten verlaten." „Wat liad je met haar uitstaande? Zeg mij eens gauw, was zij, gebrouwd?" „Getrouwd?" zei Wlianks. „Natmu-lijk, was zij dat. Ben je soms een oud' lief van haar?" „Neen," antwoordde Tom. „Neen; ik hen Tom Gumey. De naam van mijn zuster was Leila. Vertel mij alles, alles wat je weet. Zeg eens, is zij dood 1" Whanks en Tom zaten den heelen nacht ver van die vergelijkingsstukken is mij niet gezegd. Ik heb gevraagd of het bedoelde als een ernstig document kan worden beschouwd. Mij werd'geantwoord, dat de plaats waar van het kwam en dio men mij niet kon noe men, geen twijfel over kon laten aan de waarde van het document. Ik maak die op merking omdat zij de wording van mijn mee- ning verklaart. Want ik heb met kunnen denken, dat er in een stuk van zulk een aard, niet iets geveinsds zou zijn in het schrift. In mijn rapport heb ik dan ook tob verdraaiing van het schrift geconcludeerd." Na verschillende uitleggingen, zegt hij dat het nieuwe element in de zaak, het schrift van Esterhazy, hem er toe geleid heeft te ver klaren, dat hij zijn conclusies van 1894 niet vol liield. Ten slotte protesteert getuige tegen het optreden van generaal Mercier, die het deed voorkomen alsof hij aan het vermaarde syn dicaat was verkocht. Mijn geweten verplicht mij te verklaren, dat ik in 1894 in dwaling was gebracht door de gelijkenis van schrift. Het is voor mij een groote gewetenstroost voor u en voor hem, die slachtoffer was van mijn dwaling, te kunnen verklaren, dat het borderel niet van Dreyfus is, maar liet werk van Esterhazy. De toon van vaste overtuiging en aandoe ning, waarmede hij aan den martelaar zelf zijn bekentenis doet, zijn vresselijke wroe ging over de verfoeilijke vergissing, die uit elk woord spreekt, laat niet na een zichtba ren en diepen indruk op alle aanwezigen te maken. Op een vraag van den voorzitter verklaart Charavay nog, dat eeu enkel onderzoek van het borderel en van de vergelijkingsstukken heb overtuigend bewijs zal brengen, dat de vervaardiger Dreyfus niet is. Dreyfus verzoekt den schriftkundige aan den krijgsraad details te verschaffen omtrent de grafische waarnemingen, die hem er toe brachten zijn meening over den vervaardigc-r van liet borderel te wijzigen. Charavay treedt daarop in technische bij zonderheden omtrent zijn onderzoek. Voor heb getuigenhekje komt nu de acht ste expert, Lepelletier, een getuige eveneens door Mercier verdacht gemaakt. Getuige d'oet uitkomen wat .de oorzaak dier verdachtma king is en stelt de nietswaardigheid daarvan in het licht. Wat de zaak zelve betreft, ver klaart hij nog eens nadrukkelijk, dat hij al zijn. vroegere verklaringen over de niet-gelij- kenis van het borderel op het schrift van Dreyfus volstrekt handhaaft. Laat den volgenden getuige voorkomen, zegt de president. De heer Couard, archivaris van het depar tement Seine-et-Oise, de 9de expert, de eer ste van het trio CouardBelhommeVari- nard, door Zola reeds op de kaak gesteld, komt voor. De man is erg zenuwachtig. Hij doet het verhaal van het onderzoek met Belhomme en Varinard' in 1S97 met betrekking tot het schrift van Esterhazy. Dit onderzoek had plaats met het oorspronkelijke borderel en de stukken van vergelijking waren geschreven op, en toen de sterren verbleekten, en er een nieuwe dag gloorde, zaten zij nog te praten. Er was ook zoo veel te vertellen. Maar alles was erg treurig, want Leila. Gurney had weinig vreugde gekend, maar Leila. Castelli nog minder. Was haar levenslamp uitgedoofd? XX. In slechte hoede. Maanden zijn voorbij gegaan, jaren zijn verstreken. Menige lente heeft den winter vervangen een aantal zomers zijn elkaar opgevolgd, sedert Leila ter ruste gelegd is. Menige schitterende dageraad heeft heb een zame graf, dat slechts door een eenvoudigen, marmeren steen wordt aangeduid, beschenen, en de laatste zonnestralen van menigen dag hebben onopgemerkt hun licht doen vallen op de plaats waar de circuarijdster ligt. Dood en heengegaan, bijna vergeten door al len met wie ze geleefd en gewerkt heeftver geten door de toejuichende menigte, want an deren hebben haar plaats ingenomen, ande ren doen alles wat zij gedaan heeft, en het publiek is voldaan. Moet de dierbare doode uit de herinnering gerukt worden, als een droombeeld dat voor bij gaat? De weduwnaar roept, „ja", de weduwe is bereid de nieuwe frissehe liefde toe te lachen, en de oude dagen te vergeten, toen de nu overleden man haar tot zijn bruid gemaakt en getrouwd heeft. Helaas! Helaas! Zoo is de dood zoo is het leven. Leila's kinderen waren in die jaren tarne- Lijk gelukkig door het leven gegaan. Hun va der, hoewel niet altijd even vriendelijk, mis handelde hen nooit, hij had nooit geweld ge bruikt sedert den dood zijner vrouw, en in zooverre had hij dus zijn belofte aan haar ver vuld. Zij hadden hem steeds gezelschap ge- houden als het circus op het Vasteland was. Hij had kun vrijwel hun eigen gang laten gaan, zoolang dit hem in zijn persoonlijke door Esterhazy in tegenwoordigheid van de experts en dus authentiek. Getuige protesteeit tegen de beschuldigin gen van Zola. Er heeft geenerlei verband be staan tussohen de experts van het proces van 1897 en commandant Esterhazy en deze hoeft hen dus niet kunnen influenceeren. Wat de expertise van het borderel betreft, elk der schriftkundigen heeft heb afzonder lijk onderzocht. Couard blijft bij de verklaring in 1897 af gelegd., dat heb borderel niet van Esterhazy is; hij zegt, dat hij er zijn hoofd voor onder het mes zou leggen. (Gelach.) Overgaande tot het onderzoek van het schrift van het borderel, zegt hij, dat hij dit noch loopend noch natuurlijk acht. Men heeft, waarschijnlijk iemands schrift nage maakt. Getuige twijfelt aan de echtheid van den brief van Esterhazy van Augustus 1894, hoewel deze dien brief zelf heeft erkend als echt. Esterhazy zal alles verklaren wat men wil, zegt hij. Couard gelooft, dat de maker van het bor derel bij lret schrijven gebruik heeft gemaakt van een voorbeeld, dat lrij onder lret mailpa pier heeft gelegd en vervolgens tegen het licht heeft nagetrokken. Nogmaals verklaart getuige beslist, dat het borderel niet van Es terhazy is. Hij weigert evenwel in te gaan op de vraag of het al dan niet het schrift van Dreyfus vertoont, omdat dit schrift nooit door hem is onderzocht. Op een vraag van mr. Demange handhaaft Couard zijn verklaring, dat vijf of zes woor den zijn nagetrokken van heb schrift van Es terhazy. Mi*. Demange vraagt of ze ook misschien zijn nagetrokken van liet schrift van Drey fus. Couard antwoordt: AJs ik het schrift van Dreyfus kende, zou ik misschien zeggen, dat de woorden naar zijn schrift zijn nagetrok ken. In elk geval verzeker ik, dat ze zijn na getrokken. (Beweging.) De griffier leest verklaringen voor o. a. van den raadsheer Athalra waarin wordt bevestigd de echtheid van den brief van Es terhazy, aan welken Couard twijfelt. Dreyfus zegt tot den getuige, dat alle schriftkundigen die Couard heeft genoemd, eenstemmig van oordeel zijn, dat het schrift van het borderel niet het zijne is. De schriftkundige Varinard handhaaft de conclusie van zijn rapport van 1897, De regeeringscommissai'is majoor Carrière staat nu op en verzoekt den president in de volgende bewoordingen, om machtiging tot het uitzenden van een rogatoire commissie, om Du Paty te hooren Onlangs heb ik aan den krijgsraad een brief medegedeeld over den gezondheidstoestand van Du Paty. Die brief, wees aan dat hij mij zijn getuigenis op schrift zou zendendaar deze niet gekomen is, ver-zoek ik den president wel een rogatoire commissie naar den rapporteur van den twee den krijgsraad te Parijs te willen zenden, op dat de verklaring van Du Paty in den gewo nen vorm worde opgenomen. Hierop wordt de zitting gesloten. genoegens niet hinderde. Hij had tijd noch geld besteed aan liun opvoeding, maar toch hadden de bindei*en aardig wat kennis opge daan door hun bezoek aan vreemde steden, en door het groote vermaak dat het meisje in lezen schepte. Vanda had in alle opzichten haar moeders beschaafde natuur geërfd, en zij had zooveel liefde opgevat voor de natuur en alles wat mooi was, dat zij in alles belang stelde en alles trachtte te begrijpen. Hoewel nog een kind1,, deed zij haar best om Adrian alles uit te leggen wat zij wist en las. Maar zijn smaak verschilde veel met die van zijn zusje. Zij kon uren met lezen door brengen, maar hij hield van niets dan van scnilder- en dichtkunst, en in boekeu stelde hij al erg weinig belang of zij moesten de levensbeschrijving bevatten van den een of anderen artist, slechts dan kon men hem overhalen ze te leztn. Het beroep van zijn. vader beviel hem vol strekt niet erf zeiden vroeg hij, hem mee te nemen naar het circus. Hij. had er zijn zin nen op gezet om schilde* te worden, en eens groot© schilderijen te maken, zooals hij die in de kerken gezien had. Om hem aangenaam tc zijn, had Castelli liem een verfdoos ge kocht, en gedurende uren kon de jongen be zig zijn om met zijn penseel kleine schetsen te maken, ruw in samenstelling, maar aan leg en oorspronkelijkheid verradende in op vatting en teekening. Voor Vanda hadden deze teekeningen een groote waarde, en zorg vuldig stopte zij ze weg op den bodem van haar koffer, zij waren haar het dierbaarst van alles wa,t zij bezat. Arm kind, al de liefde van haar hart ver- eenigde zich op haar broertje; er was niets, dat zij niet zou opofferen om hem genoegen te verschaffen. Dag en nacht was hij haar eenige gedachte, en in dank voor deze toege negenheid schonk Adrian haar al zijn liefde. Zoo gingen de dagen voorbij, en de kinderen, gelukkig in de teedere gevoelens voor elkaar, droomden er nooit van dat er nog eens scha- Gemcggdc Hedcdecllngeu. Uit Uuilschland nog %veer geen nieuws. De keizer ontviug een telegram van hulde van den in Neisse vergaderden Katholieken dag, die ook aan den paus een dergelijk telegram zond. De Piuische landraden en andere staats ambtenaren die tegen de kanaalwetten heb ben gestemd, zullen zonder onderscheid op non-activiteit worden gesteld. Volgens de »Nat. Ztg." zijn de besluiten daaromtrent reed*- genomen, maar zullen deze eerst na de sluiting der zitting van het Huis van Afgevaaidigden worden afgekondigd. De reis van Delcassé zoude nu weer een Russische leening als oorzaak gehad hebben. Naar de Paiijsche correspondent van de »Ifid, Beige" meldt, zou de volgende week de Fransche Senaat als Hoog G.rechtshof bijeengeroepen worden. Het decreet van den president, waarbij deze bijeenroeping ge schiedt, zou in een eerstdaags te houden ministerraad worden geteekend. Dit ernstige besluit zou een gevolg zijn van de ontdekking te Caën van gewichtige documenten, die geen twijfel laten aan het bestaan van een monarchistisch complot. Ook het pakket, dat een individu den lieer Guérin wilde toewerpen, bevatte stukken, die zeer compromitteerend zijn voor de samenzweer ders. Volgens een ander gerucht, zou het Ilooge Gerechtshof bijeenkomen, wijl daarvoor Mer cier terecht zal staan lo. wegons schending van zijn ambtseed door clandestine mededeeling aan leden van den krijgsraad van geheime stukken en ver nietiging van stukken 2o. wegens een vergrijp tegen de veiligheid van den staat, door de mededeeling aan de leden van den krijgsraad yan 1894 van het valsche telegram-Panizzafdi en aan die van den krügsraad van 1899 van het valsche, aan kolonel Schneider, Oostenrijksch gezant schapsattaché toegeschreven telegram. Wegens het eerste vergrijp zou generaal Meicier niet vervolgd kunnen worden, dan nadat hij door de Kamer van Afgevaardigden in staat van beschuldiging is gesteld, daar deze misdaad begaan is tijdens zijn minister schap. Ten aanzien van het laatste vergrijp, het produceeren van het valsche telegram Paniz- zardi en het valsche telegram-Schneider, zou de regeering direct kunnen ingrijpen. De geschiedenis van het faux-Schneider wordt nu door de »Temps" medegedeeld. Kolonel Schneider, militair attaché van Oostemijk-Hongarije zou een dag of veertien voor de enquête, die het proces-Esterlmzy voorafging, een kladje geschreven hebben, waarin hij zijn overtuiging uitdrukte, dat Dreyfus schuldig was. Maar deze opinie van Schneider werd gewijzigd, en hij had dus geen behoefte aan het kladje, dat korten tijd later door een Fransch spion werd gestolen, duwen zouden vallen op htm nu zoo zonnig pad. Maar helaas, de dagen van pret, vrede en rust, zouden een einde nemen. Het hier volgende zou voor hen een tijde lijke hel op aarde worden. In de vroolijke stad Brussel verscheen de eerste wolk aan den horizont van hun jong bestaan. Het circus was er ©enigen tijd geweest, en de kinderen hadden genoten in de groote prettige stad. Adrian had héél veel tijd door gebracht in de keiken, en op zekeren dag da hij den weg gevonden had naar heb Museum Wiertz, bracht lrij daar uren door vol bewon dering als op de plaats vastgenageld. Een schilderij, Napoleon Bonaparte voorstellende in de hel, had hijzonderen indruk op hem gemaakt, en thuiskomend© probeerde hij het portret weer te geven van de welbekende fi guur in de grijze kapotjas, den gedeukten hoed tot over de wenkbrauwen getrokken. Yandai was verrukt over de teekening en nooit heeft men Wiertz zeiven zooveel lof toegezwaaid voor zijn beroemd geworden meesterstuk, als Adrian ontving van zijn zusje. In de kerk had A'drian meer moeite om zijn geliefde schilderijen en standbeelden te komen bekijken, want de koster had gemerkt dat zij uit het circus kwamen, en menigmaal had hij den kinderen den toegang tot do kerk geweigerd, toen hij ontdekte dat zij niet kwa men om te hidden of om de een of andere heilige offers te brengen. Vanda durfde niet meer te gaanmaar op zekeren middag was Adrian eenige uren ach ter elkaar uitgebleven, en zij, angstig gewor den, ging op aanraden van haar vader, hem zoeken. (Wordt vervolgd.I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1