irg,
:ën,
\l
53"<e Jaargang.
Woensdag 30 Augustus 1899.
No. 10024.
19,
i
Eersfe Blad
OIROUSSLAVEN,
■e-
ke
ar
,s.
!-
f
f
1
I
er
m
r-
n
BUITENLAMP.
SCHIEDAIMSCHE COUMÏÏ.
Deze courant verschijnt dageljjks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en V laar dingen II. 1.25; Franco
per post 11. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaar dingen 10 cent,
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Boterstraat 68.
MiCTll V
Prijs der Advertentiën: van 1 7 regels 90 cents; iedere regel
meer 12'ft cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Tsleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon JTo. 123.
I»
lt"
de
e-
b
ïfl
.llgetueen overzicht.
SCHIEiDiAM, 29 Aug. '99.
Het proees-Hreyfus.
Ook de dag van gisteren was Dreyfus gun
stig, al valt er niet zulk evident voordeel te
melden als bij de vonge dagen. Trouwens, de
aard der zitting leende zich er weinig toe;
het was meer- dan ooit de dag der schrift
kundigen, en men weet, dat van zoodanige
zitting een verslag weinig interessant kan
zijn; zelfs de demonstratie van Bertillonwas
niet in staat de-menschen Zaterdag uit den
slaap te houden, laat staan de experimenten
gisteren, der mindere goden.
Over de wijze, waarop de getuige Paraf-Ja-
val Bertillon's systeem weerlegde, hebben
onze telegrammen al voldoende licht gegeven.
Slechts eigenliefde belet volgens dezen getui
ge den overigens schranderen Bertillon zijn
dwaling te erkennen.
In gelijken geest laat zich de volgende ge
tuige, de heer Bernard uit.
Op vermakelijke wijze nam hij Bertillon
bovendien ie pakken. Zich tot de rechters
wendend, zegt hijIk heb hier een plaat, die
een pagina schrift voorstelt, welke door Ber
tillon zelf onderzocht, zeker zou blijken, eeni-
ge eigenaardigheden te bezitten. Op de 50
millioen stukken, die men kan bekijken, zal
er geen enkel de bedoelde eigenaardigheden
opleveren. Bertillon zou dus kunnen zeggen
'dat dit document vervalsckt is. Toch zou hij
daarin ongelijk hebben, want ik heb deze
bladzijde ontleend aan een rapport door Ber
tillon zelf geschreven.
Er volgde natuurlijk bij het geheele gehoor
een hartelijke uitbarsting van vroolijkheid.
Bertillon vraagt het woord.
De president: Om te repliceeren?
Ja, mijnheer de president.
Dan kan ik het u niet gevenik geef niet
aan ieder der 14 experten voor de tweede
maal heb woord, behalve als het een persoon
lijk feit geldt.
Maar liet geldt een persoonlijk feit.
Spreek dan.
Men heeft gesproken over de wijze, waarop
ik het borderel heb gereconstrueerd.
U komt weer op de zaak terug; daarvoor
kan ik n het woord niet geven.
Bertillon af.
Heb gehoor lacht hartelijk.
Dan komt de expert Teyssonnières aan het
woord.
Erg belangwekkend is deze getuigenis niet.
Hij handhaaft zijn getuigenis in 1894 uitge
sproken, waarin hij tot het besluit komt dat
het schrift van het geïncrimineerde stuk af
komstig is van d'ezelfde liand die de daarmee
vergeleken stukken, in beslag genomen bij
den beklaagde, heeft geschreven.
Onder de punten van overeenstemming
noemt Teyssonnières den afstand tusschen de
regels, de lengte der regels en van de woor-
doob
AMYIE EEADE.
51)
Van alle kanten klonken er toejuichingen
toen "Whanks zijn grappige alleenspraak ge
ëindigd had', en allen wilden opgewekt weer
naar hun werk glan, toen Wlianks uitriep
„Zeg, wij zullen den haas onder elkaar ver
loten, wat zeg je ervan, heeren V'
„Doe er liet geweer bij," antwoordde een
hunner.
„Dan is het pas de moeite waard1," riep
een ander.
„Kijk eens," schreeuwde Whanks, en ter
wijl hij sprak, slingerde hij den haas onder
de groep mannen. Hierdoor ontstond een
vechtpartij dio hiermede eindigde dat ieder
der mannen zich van een deel van het onge
lukkige beest meester maakte, en onder vroo-
lijk gelach ging ieder zijns weegs en aan zijn
werk, en het geval van de onweersbui was
vergeten door heb verlangen naar «winst.
Dagen, maanden en jaren gingen voorhij
en brachten voor sommigen rijkdom, voor
anderen weer armoede. Velen hadden, hun
bezittingen verlaten als vermoeide en bedroef
de menschen, wier gezondheid en geestkracht
gebroken, waren, en wier./ hoop in rook was
vervlogen.
Anderen hadden volhardend tot het laat
ste toe, doorgewerkt, weinig acht sl.duide op
de voortdurende teleurstelling, die hun deel
werdmaar er waren sommigen die groote
schatten verdiend hadden, en ondier deze
laatstem moesten Tom en Whanks wel in de
eerste plaats genoemd worden.
Door elkaar genomen, waren een driehon
derd diamanten in de tien maanden hun
deel geworden, een groot aantal van deze had
niet zoo heel vee! glans, maar een klein deel,
den, de aanwezigheid van nu eens holle dan
weer bolle krommingen, de overeenstemming
tusschen de lettere en de indentiteit van 28
woorden die volmaakt gelijk en gelijkvormig
zijn. Hij zegt daarop „Ik geloof niet dat het
mogelijk is een duidelijker betoog te vinden
dan ik daar juist heb geleverd."
Gedurende deze uitlegging bestudeert de
krijgsraad de stukken van vergelijking. Teys
sonnières eindigt met de herinnering aan de
punten van overeenkomst tusschen 't schrift
van Dreyfus en het borderel, en zegt dat dit
zijn overtuiging is die, naar hij hoopt, ge
deeld zal worden.
Op de vraag van een der krijgsraadleden
zegt Teyssonnières dat hij nooit een onder
dictee geschreven stuk van Dreyfus te onder
zoeken heeft gekregen. Heb bewuste stuk
wordt den getuige dan voorgelegd, waarop
hij zegt dat hij drie dagen noodig heeft om
bet te onderzoeken. Een heksenmeester ben
ik niet, zegt hijik moet tijd hebben.
'Een der rechters wijst er nog met nadruk
op dat in het borderel de letter j altijd af
zonderlijk staat, zelfs aan 't begin van een
woord. De getuige antwoordt, dat men die
bijzonderheid terugvindt in het schrift van
den beschuldigde.
Dergelijke opmerkingen worden ook gewis
seld ten opzichte van den vorm der r's.
Door den president gevraagd, zegt Dreyfus
dat de opmerkingen van Teysionnières hem
volmaakt onjuist schijnenom dat aan te
tooneu, zou hij de stukken van vergelijking
onder de oogen moeten hebben. Ten aanzien
van liet gebruik van nieuwe regels zegt hij
„Telkens als ik een nieuw denkbeeld begin,
maak ik een nieuwen regel."
Ten slotte vraagt de heer Teyssonnières het
woord voor een persoonlijk feit en, zich tot
deu president wendend, zegt hij„Voor u
hen ik getuige, maar voor de verdedigers "ben
ik een beschuldigde."
De presidentWel neon, gij zijt geen be
schuldigde.
Daarop begint Teyssonnières een couran
tenartikel te lezen, doch de president valt
hem in do rede met de opmeiking: Wij heb
ben ons niet op te houden met hetgeen de
couranten zeggen.
Toys-sonninères antwoordt, dat hij wel is
waar een courant- citeert, maar dat hetzelfde
ook in het rapport van Ballot Beaupré voor
komt, waarop de voorzitter echter repliceert:
„Wij heibben ons ook niet op te houden mot
de meening van een magistraat."
Veel gerucht maakte dit incidentje, dat op
vriendelijken toon behandeLd werd. Neb en
kalm hervatte men na de pauze de zitting
niet het verhoor van getuige Oharavay, de
zevende expert. Hij spreekt met nauwelijks
hoorbare stem, zoodat de president hem ver
zoekt luider te spreken.
Oharavay vertelt daarop zijn expertise van
1894. Hij zegt dat hem stukken van vergelij
king waren gegeven en een zeker aantal stuk
ken die geen handteekening droegen en van
verschillende handen. „Ik heb zekere over
eenkomsten opgemerkt, ik heb die stukken
welke mij toeschenen niet op elkaar te gelij
ken, op zij gelegd. De naam van den schrïj-
dvie of vier percent ongeveer, waren uitste
kend.
Dit ging eenige jaren zoo voort, totdat
op zekoren avond Tom tot Whanks zei
„Ik gevoel geen lust meer om langer dia
manten te zoeken. Wanneer zullen wij naai*
ons vaderland terug gaan Ik heb in langen
tijd niets van mijn vader gehoord; ik denk
er over, den ouden man eens te gaan opzoe
ken."
„En uw zuster toch zeker ook wel
„Dat weet ik nog niet," antwoordde Tom
haastig.
„Nu, ik zal ook niet lang meer hier blij
ven, omdat een vriend mij geschreven heeft,
dat er iemand gestorven is, die ik goed ken
de, en dat de kinderen nu aan de genade van
den vader zijn overgelaten, ik zou hen nu wel
eens willen opzoeken. Maar ik ga niet voor
ik wat meer gehoord heb. Het kan best we
zen dab men zich vergist heeft, en zij niet
dood is," zeide Wlianks.
„Zij," hernam Tom, op heb woordje zij
drukkend, en treurig glimlachend. Is er een
dame in het spel
„Spot er maar niet mee," sprak Wlianks
bitter. „TJ hebt de omstandigheden niet ge
kend, mijnheer Heskebh arme uiiss Leila,
miss Leila
Zijn stem ging bijna tot fluisteren over.
„Leila, Leila! Hoe is haar andere naam?1'
vroeg Toni, bleek wordend.
Berst heette zij Leila, Gumey, daarna
Leila Castelli. 'tAmie mensch, ik had haar
nooit moeten verlaten."
„Wat liad je met haar uitstaande? Zeg mij
eens gauw, was zij, gebrouwd?"
„Getrouwd?" zei Wlianks. „Natmu-lijk,
was zij dat. Ben je soms een oud' lief van
haar?"
„Neen," antwoordde Tom. „Neen; ik hen
Tom Gumey. De naam van mijn zuster was
Leila. Vertel mij alles, alles wat je weet.
Zeg eens, is zij dood 1"
Whanks en Tom zaten den heelen nacht
ver van die vergelijkingsstukken is mij niet
gezegd. Ik heb gevraagd of het bedoelde als
een ernstig document kan worden beschouwd.
Mij werd'geantwoord, dat de plaats waar
van het kwam en dio men mij niet kon noe
men, geen twijfel over kon laten aan de
waarde van het document. Ik maak die op
merking omdat zij de wording van mijn mee-
ning verklaart. Want ik heb met kunnen
denken, dat er in een stuk van zulk een
aard, niet iets geveinsds zou zijn in het
schrift. In mijn rapport heb ik dan ook tob
verdraaiing van het schrift geconcludeerd."
Na verschillende uitleggingen, zegt hij dat
het nieuwe element in de zaak, het schrift
van Esterhazy, hem er toe geleid heeft te ver
klaren, dat hij zijn conclusies van 1894 niet
vol liield.
Ten slotte protesteert getuige tegen het
optreden van generaal Mercier, die het deed
voorkomen alsof hij aan het vermaarde syn
dicaat was verkocht. Mijn geweten verplicht
mij te verklaren, dat ik in 1894 in dwaling
was gebracht door de gelijkenis van schrift.
Het is voor mij een groote gewetenstroost
voor u en voor hem, die slachtoffer was van
mijn dwaling, te kunnen verklaren, dat het
borderel niet van Dreyfus is, maar liet werk
van Esterhazy.
De toon van vaste overtuiging en aandoe
ning, waarmede hij aan den martelaar zelf
zijn bekentenis doet, zijn vresselijke wroe
ging over de verfoeilijke vergissing, die uit
elk woord spreekt, laat niet na een zichtba
ren en diepen indruk op alle aanwezigen te
maken.
Op een vraag van den voorzitter verklaart
Charavay nog, dat eeu enkel onderzoek van
het borderel en van de vergelijkingsstukken
heb overtuigend bewijs zal brengen, dat de
vervaardiger Dreyfus niet is.
Dreyfus verzoekt den schriftkundige aan
den krijgsraad details te verschaffen omtrent
de grafische waarnemingen, die hem er toe
brachten zijn meening over den vervaardigc-r
van liet borderel te wijzigen.
Charavay treedt daarop in technische bij
zonderheden omtrent zijn onderzoek.
Voor heb getuigenhekje komt nu de acht
ste expert, Lepelletier, een getuige eveneens
door Mercier verdacht gemaakt. Getuige d'oet
uitkomen wat .de oorzaak dier verdachtma
king is en stelt de nietswaardigheid daarvan
in het licht. Wat de zaak zelve betreft, ver
klaart hij nog eens nadrukkelijk, dat hij al
zijn. vroegere verklaringen over de niet-gelij-
kenis van het borderel op het schrift van
Dreyfus volstrekt handhaaft.
Laat den volgenden getuige voorkomen,
zegt de president.
De heer Couard, archivaris van het depar
tement Seine-et-Oise, de 9de expert, de eer
ste van het trio CouardBelhommeVari-
nard, door Zola reeds op de kaak gesteld,
komt voor.
De man is erg zenuwachtig. Hij doet het
verhaal van het onderzoek met Belhomme en
Varinard' in 1S97 met betrekking tot het
schrift van Esterhazy. Dit onderzoek had
plaats met het oorspronkelijke borderel en de
stukken van vergelijking waren geschreven
op, en toen de sterren verbleekten, en er een
nieuwe dag gloorde, zaten zij nog te praten.
Er was ook zoo veel te vertellen.
Maar alles was erg treurig, want Leila.
Gurney had weinig vreugde gekend, maar
Leila. Castelli nog minder.
Was haar levenslamp uitgedoofd?
XX.
In slechte hoede.
Maanden zijn voorbij gegaan, jaren zijn
verstreken. Menige lente heeft den winter
vervangen een aantal zomers zijn elkaar
opgevolgd, sedert Leila ter ruste gelegd is.
Menige schitterende dageraad heeft heb een
zame graf, dat slechts door een eenvoudigen,
marmeren steen wordt aangeduid, beschenen,
en de laatste zonnestralen van menigen dag
hebben onopgemerkt hun licht doen vallen
op de plaats waar de circuarijdster ligt.
Dood en heengegaan, bijna vergeten door al
len met wie ze geleefd en gewerkt heeftver
geten door de toejuichende menigte, want an
deren hebben haar plaats ingenomen, ande
ren doen alles wat zij gedaan heeft, en het
publiek is voldaan.
Moet de dierbare doode uit de herinnering
gerukt worden, als een droombeeld dat voor
bij gaat?
De weduwnaar roept, „ja", de weduwe is
bereid de nieuwe frissehe liefde toe te lachen,
en de oude dagen te vergeten, toen de nu
overleden man haar tot zijn bruid gemaakt
en getrouwd heeft. Helaas! Helaas! Zoo is
de dood zoo is het leven.
Leila's kinderen waren in die jaren tarne-
Lijk gelukkig door het leven gegaan. Hun va
der, hoewel niet altijd even vriendelijk, mis
handelde hen nooit, hij had nooit geweld ge
bruikt sedert den dood zijner vrouw, en in
zooverre had hij dus zijn belofte aan haar ver
vuld. Zij hadden hem steeds gezelschap ge-
houden als het circus op het Vasteland was.
Hij had kun vrijwel hun eigen gang laten
gaan, zoolang dit hem in zijn persoonlijke
door Esterhazy in tegenwoordigheid van de
experts en dus authentiek.
Getuige protesteeit tegen de beschuldigin
gen van Zola. Er heeft geenerlei verband be
staan tussohen de experts van het proces van
1897 en commandant Esterhazy en deze
hoeft hen dus niet kunnen influenceeren.
Wat de expertise van het borderel betreft,
elk der schriftkundigen heeft heb afzonder
lijk onderzocht.
Couard blijft bij de verklaring in 1897 af
gelegd., dat heb borderel niet van Esterhazy
is; hij zegt, dat hij er zijn hoofd voor onder
het mes zou leggen. (Gelach.)
Overgaande tot het onderzoek van het
schrift van het borderel, zegt hij, dat hij dit
noch loopend noch natuurlijk acht. Men
heeft, waarschijnlijk iemands schrift nage
maakt. Getuige twijfelt aan de echtheid van
den brief van Esterhazy van Augustus 1894,
hoewel deze dien brief zelf heeft erkend als
echt. Esterhazy zal alles verklaren wat men
wil, zegt hij.
Couard gelooft, dat de maker van het bor
derel bij lret schrijven gebruik heeft gemaakt
van een voorbeeld, dat lrij onder lret mailpa
pier heeft gelegd en vervolgens tegen het
licht heeft nagetrokken. Nogmaals verklaart
getuige beslist, dat het borderel niet van Es
terhazy is. Hij weigert evenwel in te gaan
op de vraag of het al dan niet het schrift van
Dreyfus vertoont, omdat dit schrift nooit
door hem is onderzocht.
Op een vraag van mr. Demange handhaaft
Couard zijn verklaring, dat vijf of zes woor
den zijn nagetrokken van heb schrift van Es
terhazy.
Mi*. Demange vraagt of ze ook misschien
zijn nagetrokken van liet schrift van Drey
fus.
Couard antwoordt: AJs ik het schrift van
Dreyfus kende, zou ik misschien zeggen, dat
de woorden naar zijn schrift zijn nagetrok
ken. In elk geval verzeker ik, dat ze zijn na
getrokken. (Beweging.)
De griffier leest verklaringen voor o. a.
van den raadsheer Athalra waarin wordt
bevestigd de echtheid van den brief van Es
terhazy, aan welken Couard twijfelt.
Dreyfus zegt tot den getuige, dat alle
schriftkundigen die Couard heeft genoemd,
eenstemmig van oordeel zijn, dat het schrift
van het borderel niet het zijne is.
De schriftkundige Varinard handhaaft de
conclusie van zijn rapport van 1897,
De regeeringscommissai'is majoor Carrière
staat nu op en verzoekt den president in de
volgende bewoordingen, om machtiging tot
het uitzenden van een rogatoire commissie,
om Du Paty te hooren Onlangs heb ik aan
den krijgsraad een brief medegedeeld over
den gezondheidstoestand van Du Paty. Die
brief, wees aan dat hij mij zijn getuigenis op
schrift zou zendendaar deze niet gekomen
is, ver-zoek ik den president wel een rogatoire
commissie naar den rapporteur van den twee
den krijgsraad te Parijs te willen zenden, op
dat de verklaring van Du Paty in den gewo
nen vorm worde opgenomen.
Hierop wordt de zitting gesloten.
genoegens niet hinderde. Hij had tijd noch
geld besteed aan liun opvoeding, maar toch
hadden de bindei*en aardig wat kennis opge
daan door hun bezoek aan vreemde steden,
en door het groote vermaak dat het meisje
in lezen schepte. Vanda had in alle opzichten
haar moeders beschaafde natuur geërfd, en
zij had zooveel liefde opgevat voor de natuur
en alles wat mooi was, dat zij in alles belang
stelde en alles trachtte te begrijpen.
Hoewel nog een kind1,, deed zij haar best
om Adrian alles uit te leggen wat zij wist en
las. Maar zijn smaak verschilde veel met die
van zijn zusje. Zij kon uren met lezen door
brengen, maar hij hield van niets dan van
scnilder- en dichtkunst, en in boekeu stelde
hij al erg weinig belang of zij moesten de
levensbeschrijving bevatten van den een of
anderen artist, slechts dan kon men hem
overhalen ze te leztn.
Het beroep van zijn. vader beviel hem vol
strekt niet erf zeiden vroeg hij, hem mee te
nemen naar het circus. Hij. had er zijn zin
nen op gezet om schilde* te worden, en eens
groot© schilderijen te maken, zooals hij die in
de kerken gezien had. Om hem aangenaam
tc zijn, had Castelli liem een verfdoos ge
kocht, en gedurende uren kon de jongen be
zig zijn om met zijn penseel kleine schetsen
te maken, ruw in samenstelling, maar aan
leg en oorspronkelijkheid verradende in op
vatting en teekening. Voor Vanda hadden
deze teekeningen een groote waarde, en zorg
vuldig stopte zij ze weg op den bodem van
haar koffer, zij waren haar het dierbaarst
van alles wa,t zij bezat.
Arm kind, al de liefde van haar hart ver-
eenigde zich op haar broertje; er was niets,
dat zij niet zou opofferen om hem genoegen
te verschaffen. Dag en nacht was hij haar
eenige gedachte, en in dank voor deze toege
negenheid schonk Adrian haar al zijn liefde.
Zoo gingen de dagen voorbij, en de kinderen,
gelukkig in de teedere gevoelens voor elkaar,
droomden er nooit van dat er nog eens scha-
Gemcggdc Hedcdecllngeu.
Uit Uuilschland nog %veer geen nieuws.
De keizer ontviug een telegram van hulde
van den in Neisse vergaderden Katholieken
dag, die ook aan den paus een dergelijk
telegram zond.
De Piuische landraden en andere staats
ambtenaren die tegen de kanaalwetten heb
ben gestemd, zullen zonder onderscheid op
non-activiteit worden gesteld. Volgens de
»Nat. Ztg." zijn de besluiten daaromtrent
reed*- genomen, maar zullen deze eerst na
de sluiting der zitting van het Huis van
Afgevaaidigden worden afgekondigd.
De reis van Delcassé zoude nu weer een
Russische leening als oorzaak gehad hebben.
Naar de Paiijsche correspondent van de
»Ifid, Beige" meldt, zou de volgende week
de Fransche Senaat als Hoog G.rechtshof
bijeengeroepen worden. Het decreet van den
president, waarbij deze bijeenroeping ge
schiedt, zou in een eerstdaags te houden
ministerraad worden geteekend.
Dit ernstige besluit zou een gevolg zijn
van de ontdekking te Caën van gewichtige
documenten, die geen twijfel laten aan het
bestaan van een monarchistisch complot. Ook
het pakket, dat een individu den lieer Guérin
wilde toewerpen, bevatte stukken, die zeer
compromitteerend zijn voor de samenzweer
ders.
Volgens een ander gerucht, zou het Ilooge
Gerechtshof bijeenkomen, wijl daarvoor Mer
cier terecht zal staan
lo. wegons schending van zijn ambtseed
door clandestine mededeeling aan leden van
den krijgsraad van geheime stukken en ver
nietiging van stukken
2o. wegens een vergrijp tegen de veiligheid
van den staat, door de mededeeling aan de
leden van den krijgsraad yan 1894 van het
valsche telegram-Panizzafdi en aan die van
den krügsraad van 1899 van het valsche,
aan kolonel Schneider, Oostenrijksch gezant
schapsattaché toegeschreven telegram.
Wegens het eerste vergrijp zou generaal
Meicier niet vervolgd kunnen worden, dan
nadat hij door de Kamer van Afgevaardigden
in staat van beschuldiging is gesteld, daar
deze misdaad begaan is tijdens zijn minister
schap.
Ten aanzien van het laatste vergrijp, het
produceeren van het valsche telegram Paniz-
zardi en het valsche telegram-Schneider,
zou de regeering direct kunnen ingrijpen.
De geschiedenis van het faux-Schneider
wordt nu door de »Temps" medegedeeld.
Kolonel Schneider, militair attaché van
Oostemijk-Hongarije zou een dag of veertien
voor de enquête, die het proces-Esterlmzy
voorafging, een kladje geschreven hebben,
waarin hij zijn overtuiging uitdrukte, dat
Dreyfus schuldig was. Maar deze opinie van
Schneider werd gewijzigd, en hij had dus
geen behoefte aan het kladje, dat korten tijd
later door een Fransch spion werd gestolen,
duwen zouden vallen op htm nu zoo zonnig
pad.
Maar helaas, de dagen van pret, vrede en
rust, zouden een einde nemen.
Het hier volgende zou voor hen een tijde
lijke hel op aarde worden.
In de vroolijke stad Brussel verscheen de
eerste wolk aan den horizont van hun jong
bestaan.
Het circus was er ©enigen tijd geweest, en
de kinderen hadden genoten in de groote
prettige stad. Adrian had héél veel tijd door
gebracht in de keiken, en op zekeren dag da
hij den weg gevonden had naar heb Museum
Wiertz, bracht lrij daar uren door vol bewon
dering als op de plaats vastgenageld. Een
schilderij, Napoleon Bonaparte voorstellende
in de hel, had hijzonderen indruk op hem
gemaakt, en thuiskomend© probeerde hij het
portret weer te geven van de welbekende fi
guur in de grijze kapotjas, den gedeukten
hoed tot over de wenkbrauwen getrokken.
Yandai was verrukt over de teekening en
nooit heeft men Wiertz zeiven zooveel lof
toegezwaaid voor zijn beroemd geworden
meesterstuk, als Adrian ontving van zijn
zusje.
In de kerk had A'drian meer moeite om
zijn geliefde schilderijen en standbeelden te
komen bekijken, want de koster had gemerkt
dat zij uit het circus kwamen, en menigmaal
had hij den kinderen den toegang tot do kerk
geweigerd, toen hij ontdekte dat zij niet kwa
men om te hidden of om de een of andere
heilige offers te brengen.
Vanda durfde niet meer te gaanmaar op
zekeren middag was Adrian eenige uren ach
ter elkaar uitgebleven, en zij, angstig gewor
den, ging op aanraden van haar vader, hem
zoeken.
(Wordt vervolgd.I