53*" Jaargang. Vrijdag 1 September 1899. No. 10026. Eerste Blad. CIRCUSSLAVEN, KONINGfNNEVERJAARDAG. UIT 1)13 PEiJS. BUITENLAND. y SM IIIEDAMSCHE CHUMII1 Deze courant verschijnt dagelijks, met uilzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen 11. 1.25. Franco per post fl. 1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau Boferstraat 08. iedere regel Prijs der Advertentiën: Van 17 regels fl. 0.90 meer 12'/» cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde "kleine adeertentiSn opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, by vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. latere. Telefoon Jio. 123. Wèl met blijde opgewektheid kan deze verjaardag onzer Koningin, de eerste na Hare inhuldiging gevierd worden in onze stad. Want aan ons deel der nationale vreugde paart zich de blijdschap over gemeentelijke eer. Het behaagde Harer Majesteit het Hoofd der Gemeente en den Commandant onzer Burgerwacht te eeren met het kruis van burgerdeugd en verdienste. En zie eens rondom u, of niet allerwege dat eerekruis gegund wordt aan die beide mannen, zoo goed bekend in onze stad en zoo medelevend met haar wel en wee. »Dat doet me nu toch opi echt genoegen" hoort men hier en daar en overal, »dat de burgemeester een onderscheiding heeft ge kregen" en zijn er niet honderden en dui zenden, die zeggen en denken »nou hoor, majoor Visser kwam het toe, dat vind ik nu niet alleen prettig voor hem, maar voor me zelf ook". Vergeef ons, indien het egoistisch schijnt hier in de voornaamste plaats over de eer onzer eigen stad en harer inwoners te schrij ven, maar heden is onze Koninginneverjnar- dag zoo samengegroeid met de huldiging van onzen burgemeester en onzen majoor. Wij zullen thans dus geen woord van verknochtheid hier uitspreken namens onze burgerij aan ons aloud Oranjehuis en aan onze Vorstin wij hebben verleden jaar bij herhaling van onze gevoelens doen blijken een eenvoudig woord aan bet hoofd van ons blad wilden wij slechts neerschrijven ter eere van het burgerlijk en het militair hoofd onzer gemeente, twee mannen, boe verschei den ook van eigenschappen, thans ócn in eer, steeds dén in sympathie hunner mede- stadgenooten. Zij leven 1 Atjeh ëm.knde. Niet zonder recht lucht „Be Kroniek" haar verontwaardiging over het volgende verhaal, dat voorkomt in een Atjeh-brief, uit de „Ja va. Bode", dezer dagen in vele bladen overge nomen. Het betrof het gevecht bij Lho Trieng. Hiervan schreef de correspondent „De kommandant der marechaussees liet in tusselien de genietroepen voorwaarts ko- mon, om dynamietbommen in de versterking te werpen, doch niettegenstaande de vrecse- lijke uitwerking van deze projectielen, wist de vijand van geen wijken. De le luit. Doerr- Dooa AMYIE EEADE. 53) „Maar Castelli zal er nooit in toestemmen dat jij ze africht," sprak Cleo. „Dat weet de duivel ook wel," antwoordde de man hoos. „Jij moet zien te bewerken, dat hij ze bij den een of ander in de leer doet, dan zal ik ze in handen zien te krijgen, en dan zal je eens onderwinden wat hard werken en de weep kunnen uitrichten. Ik zal ze niet sparen, de moedei- heeft zich tegen'mij ge keerd, en nu zullen liaar kinderen het ont- gelden. Mijn naam is geen Horrox als ik mij niet zal wreken." „Je hebt groot gelijk," sprak Cleo, tevre den. glimlachend. Castelli is sedert den dood! zijner vrouw nog al aardig voor mij ge weest, maar dat beteekent niets, zoo handelt hij altijd met vrouwen; maar ik zal nu de zaak wel klaar spelen; laat dat maar aan mij over. „Ik zal je wat moois geven, als je de zaak tot een goed einde brengtmaar wij moeten alles zoo stil mogelijk ten uitvoer brengen, en laat in het circus niet merken dat je iets met mij uitstaande hebt. Als je van Castelli toe stemming verkrijgt om zijn kinderen te laten africhten, leg het dan zoo aan dat ze bij iemand komen ^dio goed voor hen zijn zal; dien iemand zullen wij uitkiezen, en tegelij'- kertijd afspraken met hem maken dat hij ze mij afstaat." „Dat is een zaak van later zorg," ant woordde Cleo, „wij moeten ze eerst hebben." Zij wandelden nog een eind samen voort, begaven zich toen naar een café, waar zij een leben, die tot vlak bij de borstwering gena derd was, beklom nu deze, gevolgd door eeni- ge minderen, en opende van boven het vuur op de verdedigers. Dezen, toen de wijk wil lende nemen, vonden plotseling den uitgang versperd door de le compagnie van het 3de bataljon en werden, voor zoover zij niet tij dig de vlucht genomen hadden, allen neerge legd. Dc versterking leverde na de verovering O O O een allesbehalve smakelijk schouwspel36 lijken, uit vreeselijke wonden bloedende en sommige door dynamietpatronen geheel uit elkaar gespat tot een onherkenbare vleeseh en vetmassa, bedekten den bodem; hier vond men een neus, daar weder een half verkoold stuk vleesch, en uit bet geheel, dat door het tropisch zonnetje gekoesterd werd, steeg een lucht op, die zelfs sterke zenuwen van streek zou brengen. „Liet de vijand 36 lijken in onze handen achter, onze verliezen waren betrekkelijk ge ring. Slechts één Amboineesch fuselier was gesneuveld en de kapitein Ostreig met een 11-tal minderen niet levensgevaarlijk ge wond, waarvan de meesten licht. Nadat de bentmgs vernield en de gewonden verbonden waren, werd de terugtocht aangenomen en te 4 uur nam. het bivak weder bereikt. Een Atjeher, die te vroeg naar zijn gevallen broe ders kwam kijken, en in de benting bij on geluk tegen een achtergebleven brigade ma- léohaussee aanliep, was vóór liet vertrek der colonne nog neergelegd." Ictus. Na de verontwaardiging, hier aan den dag gelegd over het onmenselielijke Engeland met zijn dum-dum-kogels en over de insinua tie van den heer Stead, dat de Nederlanders die op Atjeh gebruikten, is dit zeker nogal kras. Verleden jaar is van vele zijden den ge neraal Van Heutsz lof toegezwaaid over zijn humane wijze van oorlogvoeren, maar 't bo venstaande is wel een staaltje van gruwelij ke barbaai-seliheid. Wederom vinden wij reden de vraag te stellen moet dat nu nog lang zoo doorgaan 1 Wij hooren nu al maand op maand vertellen, dat het verzet gebroken is. In Juli van het vorige jaar wist de Minister van Koloniën mede te deelen, dat hij weldra tot zeer be langrijke vermindering van oorlogsuitgaven zou kunnen overgaan. De voorstanders van den tegenwoordigen koers houden niet op te zeggen, dat Atjeh zoo goed als bevredigd is. En intusschen worden wij slag op slag opge schrikt door telegrammen over nieuwe wa penfeiten. Het doet denken aan Dupuy's be roemd „L'apaisement continue". Waagt iemand de vraag, of het nu einde lijk niet eens uit kan zijn, dan staan dade lijk de bewonderaars van den tegenwoordi gen koers op hun achterste beenen en vragen» verontwaardigd: „wilt gij nu al weer van systeem veranderen Weet gij dan niet, dat dit de vloek van den Atjeh-oorlog is ge weest?" Maar beteekent dan het niet van koers veranderen, dat maar eeuwig door moet gevochten worden, en kan van bevrediging geen sprake zijn, zonder dat van tijd tot tijd nu hier dan daar bloedige excursies moeten worden gemaakt om het telkens gebroken verzet weer opnieuw te broken Wij zouden er op aandringen de Atjeb- aftaïre bij de eerste de best® gelegenheid we der eens ernstig in de Kamer ter sprako te kop koffie met cognac gebruikten, en voor zij van elkaar gingen, waren er plannen vastge steld tot den ondergang van twee kinderen; twee gelukkige levens zouden door wreedheid en laagheid gekaveld worden, er zouden twee blanke slaven meer gevoegd worden bij de velen, die lijden voor het genoegen van het publiek. Slavernij, natuurlijk wordt het zoo niet genoemd, het krijgt den eerbiedwaardige u naam van africhten, wat zou het ook anders zijn? Na het africhten blijft er voor den meester over een matig fortuin voor de kindereu hard werken, slagen, kwellingen en geen be taling. Maar toch heet het geen slavernij. Do be schaafde wereld kan nog niet beslissenmo gelijk zal die tijd eens komen. XXI. Een verbroken belofte. Stelselmatig en met veel overleg kweet Cleo zich van haar taak om Castelli zijn kin deren te ontnemen. Zij spande al haar krach ten in, en evenals een roofvogel was zij vast besloten zich bij de eerste gelegenheid, de beste op haar prooi te werpen. Wreed en harteloos, met een brandend ver langen naar wraak, voelde zij geen greintje medelijden met de jonge kinderen, wier ge luk zij voor altijd ging verwoesten. Menige vrouw wordt geboren zonder die heerlijke gave, een teeder hart. Bij haar treft men een leegte aan, waar medegevoel moest heerschenzij kennen niet de gevoelens, die heb leven verzachten, en laten zich alleen door haar hartstochten bebeerschen. Er zijn er maar al te veel van die soort. Na Leila's dood had Cleo zich voortdurend op Castelli's pad vertoond. brengen, wanneer wij in dit opzicht niet reeds lang het vertrouwen in dc Kamer verloren hadden. Wij weten wel iemand, die over be richten als het bovenstaande in verontwaar diging kon opstuiven. Maar die zit niet meer op de groene banken. Algemeen overzicht. SCHIEDAM, 31 Aug. '99. Bet proces-Mreyftis. Of het waar is, zullen wij hier niet uitma ken, maar het gerucht gaat, dat generaal Mercier een huis heeft gehuurd op Jersey om daar veilig te kunnen leven als straks de zaak-Dreyfus geliquideerd zal zijn. Die voorzorgsmaatregel is misschien niet overbodig; immers, beweerd wordt nu dat du Paty de Clatn eindelijk de kogel door de kerk gejaagd heeft en dat hij een verklaring zal afleggen van dien aard, dat Mercier daar door voorgoed wordt geblameeid. Met dat al, wij nemen op dit oogenblik het gerucht nog niet voor waar aan en herinne ren er aan hoe du Paty nog geen veertien dagen geleden onder de auspiciën van liet faux-Schneider, met Mercier onder één hoedje speelde. Laten wij voor het oogenbhk slechts con- stateeren, dat do zitting van gisteren de kan sen op een rehabilitatie van den martelaar heeft verhoogd. En thans een kort ovendcht der getuigeu- verhooren. Eerst kwam de heer Meyer, lid van het Institut aan de beurt, die aaixtoondz dat het borderel van Esterhazy is. Bij diens getuige nis, r-eds in onze telegrammen medegedeeld, lieblxn w j niets te voegen. Na schorsing werdt de heer Picot ge hoord, iid van het li rtitut ue France, die door de verdediging 's gedagvaard om ver klaring af te IcgJè'. omtrent hot onderhoud dat hij in Mei ine met een vreemden mili tairen attaché en waarbij gesproken werd over een stuk dat door Mercier in het dossier weid gebracht, Picot zegt dat hij een onderhoud had met den Oosteurijksehen militairen attaché. De president verzoekt den getuige niet on bescheiden te zijn. Carrière protesteert in naam van de regeering tegen de onbeschei denheid van den getuige, Picot verhaalt zijn onderhoud. De buiten- laudsclie officier verbaasde zich over de in correcte houding van Fransche officieren waar dezen het woord van vreemde officieren in twijfel trokken. „Mijn indruk," zegt ge tuige, „was dat de persoon met wien ik sprak er over dacht om ronduit d© onschuld van Dreyfus te verkondigen. (Langdurige bewe ging.) Omtrent het borderel zeide de vreem de officier dat van de daarin opgenoemde do cumenten slechts drie reëel waren; de an dere waren niets dan vulsel om het dossier aan te dikken. Hij beschouwde Esterhazy als oplichter en vertelde dat deze in relatie was geweest met den agent A. Het was in dien tijd dat Esterhazy aan heb ministerie van oorlog trachtte te komen en aan den agent A. een brief schreef, bekend onder den naam van „het borderel". De agent A. schreef toen als antwoord aan den auteur van het borde- ln liet eerst behandelde hij haar met kal ms minachting de herinnering aan zijn overleden jonge vrouw, was nog te levendig, om hem in staat te stellen notitie te nemen van een andere, want hij betreurde haar op recht. Maar Cleo was geduldig, en stelde zich tevreden met te wachten, totdat de genegen heid voor zijn wouw voorbij zou zijn gegaan. Zij schikte het altijd zoo dat zij een verbin tenis aanging, in de plaats waar ook Castelli optrad, en zij waren dus voortdurend bij el kaar. Na lengte van tijd werd hij beleefder tegen haar, en knoopte gedurende de repeti ties dikwijls een gesprek met haar aan. Bij die gelegenheden gebruikte zij al haar macht om hem voor zich te winnen. Eens of twee maal had zij aangeboden zijn kinderen te gaan opzoeken, maar dit had Castelli ruw van de hand' geweizen, want hij wist heel goed dat Cleo niet het gezelschap was, dat Leila voor de kinderen zou hebben gezocht. Maar ovenals het water den steen uitholt, zoo ook doet de tijd het verdriet slijten, en het leven wordt weer vrijwel heteelfde wat het was voor de groote slag ons trof. En toen de jaren voorbij gingen, vond Cas telli zond'er er zieh bepaald rekenschap van te goven, haar gezelschap wel aardig, en er ontstond een sterke vriendschapsband tus- sdhen die twee, welken zij langzaam maar zeker toehaalde. Toch toonde hij nog geen neiging, haar tob zijn vrouw te maken, en Cleo, hoe zij ook haar best deed, kon hem niet zoo ver krijgen. Op zekeren morgen, na afloop van een re petitie, stond Castelli in de arena met Cleo te praten. „Ik heb gehoord dat je naar Bombay gaat, maar dat is maar scherts, niet waar?" vroeg zij. „Ik heb een aanbieding gehad van een. cir- rel een telegram, bekend onder den naam van het „petit bleu", maar hij kwam op die eerste beweging terug, verfrommelde het te legram en wierp het weg. De getuige zegt dat niet hij het „petit bleu" lieeft opgeraapt Generaal Roget vraagt den heer Picot wat hij deukt over den vreemden officier die, na dat hij in de „Figaro" een klinkende verloo chening van Mercier had gepubliceerd, nu genoodzaakt is om te erkennen dat hij de schrijver is van een stuk waarvan hij het va derschap had afgewezen. De getuige antwoordt dat hij slechts de woorden heeft herhaald die tot hem zijn ge sproken en dat hij dus de vraag van Roget niet heeft te beantwoorden. Demange vraagt of Roget. de vergissing van den vreemden officier niet vergeeflijk acht, daar men den naam van „rapport" had gegeven aan een stuk dat niet het karakter droeg van een rapport. Roget antwoordt dat hij noch beschuldigt, noch verdedigt; hij merkt alleen op, dat hot vei melde gesprek plaats lxad in Mei, op een tijdstip toen. de verslagen der enquête voor liet Hof van Cassatie reeds bekend waren. Getuige zegt alleen tusschen beide te komen om de Fransche officieren te verdedigen. Generaal Deloye Herinnert er aan dat hij in het begin van 1899 werd belast met het inlichten van het Hof van Cassatie omtrent het nieuwe artillerie-materiaal. Hij zegt dat het onmogelijk is dat in 1894 een officier van den troep iets heeft kunnen mededeelen, wat ook, over het kanon van 120 cM. kort. Hij herinnert zieh niet nauwkeurig in welk jaar het reglement op het kanon 120 kort in den handel gebracht is. In allen gevalle was tr in 1894 geen enkel reglement op dat ka non in den handel. De bijzonderheden van de hydropneumatische rem konden op dat oogenblik slechts aan een klein aantal offi cieren bekend zijn. Thans wordt een lange reeks hoofdzakelijk technische opmerkingen gewisseld tusschen den getuige Deloye, de leden van den krijgs raad en de verdedigers. Een der bijzitters vraagt of liet voorloopig reglement op het kanon 120 kort inlichtin gen bevatte over de hydropneumatische rem, of het dezelfde mededeelingen bevatte als het definitieve schiethandboekje. Deloye antwoordt dat er geen groot ver schil was en deze inlichtingen waren het, die zijn geleverd. Met een aannemelijk voor wendsel kon een officier van den generalen staf zich het schiethandboekje wel verschaf fen. Dreyfus zegt, dat hij niet van plan is de termen van het borderel te bespreken, noch hypothesen te maken. Hij herhaalt alles wat hij in 1889 en 1890 te Bourges over het ka non 120-Kort is te weten gekomen. Mercier heeft er aan herinnerd, dat hij als inspecteur- generaal in 1890 te Bourges is geweest. Hij moet zich dan ook de voordracht herinneren, die hij hield voor alle officieren van de pyro- tecHnische school en van de gieterij over de hydropneumatische rem. Men gaf daarvan toen de gewone schets, die voorkomt in iiet leerboek voor Saint-Cyr. Ziedaar al wat ik wist van de hydropneumatische rem. Ik heb het kanon 12O-kort tweemaal gezien, ik lieb het nooit zien manoeuvreeren of afschieten. Nooit hebben de stagiaires schietcursussen cms daar, ik heb genoeg van Engeland en denk er over, er hoen te gaan." Hij zweeg een oogenblik om te zien welke uitwerking zijn woorden op haar hadden. „Wanneer denkt je te vertrekken vroeg zij kortaf. „Als de Kerstvacantie voorbij ant woordde hij. „Het zal een heele verandering zijn, maar toch deuk ik er stellig over het aan te nemen. Er is maar ééne moeilijkheid, anders zou ik geen oogenblik aarzelen." „Ik denk dat je de kinderen bedoelt. Je kunt ze niet mee nemen naar Bombay, dat zou vreeselijk kostbaar zijn, en ook niet goed voor hen," zei Cleo omzichtig. „Je hebt juist geraden, antwoordde Castel li, „ik denk aan de kindieren." „Ja, ik weet heel goed, dat je 't niet om mij doet, dat is nog al duidelijk," zei Cleo, om hom op de proef te stellen. Hij aarzelde alvorens voort te gaan, en zei toen glimlachend „Ik zal je erg missen, Cleo, maar ik kan niet vergen, dat je mee gaat." „En waarom niet?" vroeg ze, hem recht in het gelaat ziende. Hij wist nauwelijks wat te antwoorden, en zei toen „Het zal zoo moeilijk voor je zijn, daar een goed contract te sluiten, en het zou al heel toevallig zijn, als men juist iemand als jij, noodig had. Maar ik wil er wel eens door den agent naar informeeren als je het goed vindt." Zij zweeg een oogenblik; de kans was te mooi om die verloren te laten gaan door ge brek aan overleg of overhaasting. „Ik weet niet of ik het prettig zou viuden, alleen zoo ver te gaan. Als ik nu getrouwd was, en iemand had' om mij gezelschap te houden, zou het mij niet kunnen schelen, al bijgewoond. De kartetsen heb ik maar onvol doende bestudeerd. Carrière deelt mede, dat op bevel van do ïegcermg de derde directie van de artillerie in een dossier heeft bijeengebracht de docu men ten, waai van de verdediging de overleg- ging gevraagd heeft. Deze stukken zullen he den aan den krijgsraad worden vertoond door generaal Deloye. Hij verlangt een zitting met gesloten deuren. Mr. Demange vraagt verlof voor de ma joors Hartmann en Duclos daarbij tegenwoor dig te zijn. Na beraadslaging staat de krijgsraad de sluiting der deuren toe. Hartmann en Duclos zullen tegenwoordig mogen zijn. Zoo noodig zal op de geheime zitting een openbare volgen. Hierna werd de zitting gesloten. Oemengde Mededeelingen. Kapitein Lebrun Renauid te Parijs is uit- genoodigd, zoo spoedig mogelijk voor den krijgsraad te verschijnen. Gisterenmiddag heeft kapitein Ta vernier zijn vriend, overste Du Paty ondervraagd lang duurde het verhoor nietdat gedoogde de gezondheidstoestand van den sympathie ken man voorloopig niet, heet het. Démange zal, ais het verhoor voortgezet wordt, daaibij assisteeren, althans dat zegt men, maar op dit oogenblik is Démange nog niet naar Parijs vertrokken. Gisteren regende het in Parijs lekkertjes. Guérin op de tinne van zijn fort ving het water op; twintig emmers moet hij gegaard hebben. Het is heden de negentiende dag der belegering. Twee ambtenaren der Transvaalsche politie, die gisteren te Lorenpo Marques aankwamen, werden onmiddellijk in hechtenis genomen. De ministerieele crisis in Denemarken is veroorzaakt door het lock-out der arbeiders. Niettegenstaande de aanhoudende ooilogs- geruchten, meent men in Kaapstad dat het vooruitzicht voor den vrede goed is. Men gelooft, dat lot President ICruger verschil lende mededeelingen in kiasse termen gericht zijn, waarin gewezen wórdt op de wensche- iijkheid alles aan te wenden om tot een vreedzame oplossing te komen, Schreiner zond een telegram aan Steyn waarin hij zeide: j»Ik hoop zeer, dat de vrede bewaard zal blijven en vertrouw dat gij daartoe uw uiterste best zult doen. De Engelsche zaakgelastigde, sir Conyng- ham Greene, overhandigde gisteren aan den staatssecretaris der Z.-A. Republiek, Reitz, het antwoord van Chamberlain op de gewij zigde voorstellen van Transvaal betreffende de gemengde commissie. De Engelsche zaak gelastigde had een conferentie van een uur met den heer Reitz. Chamberlain's telegram werd daarna over wogen door de Regeering en den Uitvoerenden Raad. De ïKóln. Zeit." heeft een boos artikel was het nog zoo ver. Maar ik moet er nu een-s ernstig over nadenken," antwoordde zij zacht. „Ik zal je gezelschap houden," zei Castelli haastig, werkelijk verlangend om de mooie vrouw als reisgezellin te hebben. „O ja, en dan met een ander trouwen, zoo als je vroeger al eens deedt, en mij aan mijn lel over laten. Neen dank je, zeer verplicht voor dat aanbod." Het spotachtige in haar toon trof Castelli pijnlijk, en hij antwoordde ernstig: „Ik zal nooit meer trouwenal zocht ik ook over de geheele wereld, dan 20U ik geen tweede Leila kunnen vinden," en er kwam een droevige uitdrukking op zijn gelaat. Cleo merkte liet op, en er ontstond in haar hart, een bitter gevoel van wraak tegen ae overleden vrouw; maar zij liet hes niet blij ken, zoodat hij niet zien kon hoe haar de lof op zijn vrouw mishaagde. „Dat is vrij duidelijk, maar er zijn wel an dere vrouwen, die misschien eveuveol van je zouden houden, als je er haar maar gelegen heid toe gaf," voegde zij er als een wenk bij. „Ja, maai- er zou van mijn zijde nooit spra ke kunnen zijn van liefde. Liefde groeit maar niet aan iedcren boom. Neen, neen, Cleo, ik zou het erg prettig vinden, als je ook naar Bombay ging, maar van een huwelijk kan nooit sprake zijn," Cleo werd vuurrood terwijl hij sprak, en zei boos „Als je soms denkt, dat ik verlang je vrouw te worden, dan heb je het mis. Ik zei alleen maar dat ik niet aan den dijk verkoos gezet te worden, aL je weer mocht trouwen, en dan de kinderen, zij Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1