53*" Jaargang.
Vrijdag 1 September 1899.
No. 10026.
Eerste Blad.
CIRCUSSLAVEN,
KONINGfNNEVERJAARDAG.
UIT 1)13 PEiJS.
BUITENLAND.
y
SM IIIEDAMSCHE CHUMII1
Deze courant verschijnt dagelijks, met uilzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen 11. 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau Boferstraat 08.
iedere regel
Prijs der Advertentiën: Van 17 regels fl. 0.90
meer 12'/» cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde "kleine adeertentiSn opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, by vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. Telefoon Jio. 123.
Wèl met blijde opgewektheid kan deze
verjaardag onzer Koningin, de eerste na
Hare inhuldiging gevierd worden in onze
stad.
Want aan ons deel der nationale vreugde
paart zich de blijdschap over gemeentelijke
eer. Het behaagde Harer Majesteit het Hoofd
der Gemeente en den Commandant onzer
Burgerwacht te eeren met het kruis van
burgerdeugd en verdienste.
En zie eens rondom u, of niet allerwege
dat eerekruis gegund wordt aan die beide
mannen, zoo goed bekend in onze stad en
zoo medelevend met haar wel en wee.
»Dat doet me nu toch opi echt genoegen"
hoort men hier en daar en overal, »dat de
burgemeester een onderscheiding heeft ge
kregen" en zijn er niet honderden en dui
zenden, die zeggen en denken »nou hoor,
majoor Visser kwam het toe, dat vind ik
nu niet alleen prettig voor hem, maar voor
me zelf ook".
Vergeef ons, indien het egoistisch schijnt
hier in de voornaamste plaats over de eer
onzer eigen stad en harer inwoners te schrij
ven, maar heden is onze Koninginneverjnar-
dag zoo samengegroeid met de huldiging van
onzen burgemeester en onzen majoor.
Wij zullen thans dus geen woord van
verknochtheid hier uitspreken namens onze
burgerij aan ons aloud Oranjehuis en aan
onze Vorstin wij hebben verleden jaar bij
herhaling van onze gevoelens doen blijken
een eenvoudig woord aan bet hoofd van ons
blad wilden wij slechts neerschrijven ter eere
van het burgerlijk en het militair hoofd
onzer gemeente, twee mannen, boe verschei
den ook van eigenschappen, thans ócn in
eer, steeds dén in sympathie hunner mede-
stadgenooten.
Zij leven 1
Atjeh ëm.knde.
Niet zonder recht lucht „Be Kroniek" haar
verontwaardiging over het volgende verhaal,
dat voorkomt in een Atjeh-brief, uit de „Ja
va. Bode", dezer dagen in vele bladen overge
nomen. Het betrof het gevecht bij Lho
Trieng. Hiervan schreef de correspondent
„De kommandant der marechaussees liet
in tusselien de genietroepen voorwaarts ko-
mon, om dynamietbommen in de versterking
te werpen, doch niettegenstaande de vrecse-
lijke uitwerking van deze projectielen, wist
de vijand van geen wijken. De le luit. Doerr-
Dooa
AMYIE EEADE.
53)
„Maar Castelli zal er nooit in toestemmen
dat jij ze africht," sprak Cleo.
„Dat weet de duivel ook wel," antwoordde
de man hoos. „Jij moet zien te bewerken, dat
hij ze bij den een of ander in de leer doet,
dan zal ik ze in handen zien te krijgen, en
dan zal je eens onderwinden wat hard werken
en de weep kunnen uitrichten. Ik zal ze niet
sparen, de moedei- heeft zich tegen'mij ge
keerd, en nu zullen liaar kinderen het ont-
gelden. Mijn naam is geen Horrox als ik mij
niet zal wreken."
„Je hebt groot gelijk," sprak Cleo, tevre
den. glimlachend. Castelli is sedert den
dood! zijner vrouw nog al aardig voor mij ge
weest, maar dat beteekent niets, zoo handelt
hij altijd met vrouwen; maar ik zal nu de
zaak wel klaar spelen; laat dat maar aan
mij over.
„Ik zal je wat moois geven, als je de zaak
tot een goed einde brengtmaar wij moeten
alles zoo stil mogelijk ten uitvoer brengen, en
laat in het circus niet merken dat je iets met
mij uitstaande hebt. Als je van Castelli toe
stemming verkrijgt om zijn kinderen te laten
africhten, leg het dan zoo aan dat ze bij
iemand komen ^dio goed voor hen zijn zal;
dien iemand zullen wij uitkiezen, en tegelij'-
kertijd afspraken met hem maken dat hij ze
mij afstaat."
„Dat is een zaak van later zorg," ant
woordde Cleo, „wij moeten ze eerst hebben."
Zij wandelden nog een eind samen voort,
begaven zich toen naar een café, waar zij een
leben, die tot vlak bij de borstwering gena
derd was, beklom nu deze, gevolgd door eeni-
ge minderen, en opende van boven het vuur
op de verdedigers. Dezen, toen de wijk wil
lende nemen, vonden plotseling den uitgang
versperd door de le compagnie van het 3de
bataljon en werden, voor zoover zij niet tij
dig de vlucht genomen hadden, allen neerge
legd. Dc versterking leverde na de verovering
O O O
een allesbehalve smakelijk schouwspel36
lijken, uit vreeselijke wonden bloedende en
sommige door dynamietpatronen geheel uit
elkaar gespat tot een onherkenbare vleeseh
en vetmassa, bedekten den bodem; hier vond
men een neus, daar weder een half verkoold
stuk vleesch, en uit bet geheel, dat door het
tropisch zonnetje gekoesterd werd, steeg een
lucht op, die zelfs sterke zenuwen van streek
zou brengen.
„Liet de vijand 36 lijken in onze handen
achter, onze verliezen waren betrekkelijk ge
ring. Slechts één Amboineesch fuselier was
gesneuveld en de kapitein Ostreig met een
11-tal minderen niet levensgevaarlijk ge
wond, waarvan de meesten licht. Nadat de
bentmgs vernield en de gewonden verbonden
waren, werd de terugtocht aangenomen en
te 4 uur nam. het bivak weder bereikt. Een
Atjeher, die te vroeg naar zijn gevallen broe
ders kwam kijken, en in de benting bij on
geluk tegen een achtergebleven brigade ma-
léohaussee aanliep, was vóór liet vertrek der
colonne nog neergelegd."
Ictus.
Na de verontwaardiging, hier aan den dag
gelegd over het onmenselielijke Engeland
met zijn dum-dum-kogels en over de insinua
tie van den heer Stead, dat de Nederlanders
die op Atjeh gebruikten, is dit zeker nogal
kras. Verleden jaar is van vele zijden den ge
neraal Van Heutsz lof toegezwaaid over zijn
humane wijze van oorlogvoeren, maar 't bo
venstaande is wel een staaltje van gruwelij
ke barbaai-seliheid.
Wederom vinden wij reden de vraag te
stellen moet dat nu nog lang zoo doorgaan 1
Wij hooren nu al maand op maand vertellen,
dat het verzet gebroken is. In Juli van het
vorige jaar wist de Minister van Koloniën
mede te deelen, dat hij weldra tot zeer be
langrijke vermindering van oorlogsuitgaven
zou kunnen overgaan. De voorstanders van
den tegenwoordigen koers houden niet op te
zeggen, dat Atjeh zoo goed als bevredigd is.
En intusschen worden wij slag op slag opge
schrikt door telegrammen over nieuwe wa
penfeiten. Het doet denken aan Dupuy's be
roemd „L'apaisement continue".
Waagt iemand de vraag, of het nu einde
lijk niet eens uit kan zijn, dan staan dade
lijk de bewonderaars van den tegenwoordi
gen koers op hun achterste beenen en vragen»
verontwaardigd: „wilt gij nu al weer van
systeem veranderen Weet gij dan niet, dat
dit de vloek van den Atjeh-oorlog is ge
weest?" Maar beteekent dan het niet van
koers veranderen, dat maar eeuwig door moet
gevochten worden, en kan van bevrediging
geen sprake zijn, zonder dat van tijd tot tijd
nu hier dan daar bloedige excursies moeten
worden gemaakt om het telkens gebroken
verzet weer opnieuw te broken
Wij zouden er op aandringen de Atjeb-
aftaïre bij de eerste de best® gelegenheid we
der eens ernstig in de Kamer ter sprako te
kop koffie met cognac gebruikten, en voor zij
van elkaar gingen, waren er plannen vastge
steld tot den ondergang van twee kinderen;
twee gelukkige levens zouden door wreedheid
en laagheid gekaveld worden, er zouden twee
blanke slaven meer gevoegd worden bij de
velen, die lijden voor het genoegen van het
publiek.
Slavernij, natuurlijk wordt het zoo niet
genoemd, het krijgt den eerbiedwaardige u
naam van africhten, wat zou het ook anders
zijn?
Na het africhten blijft er voor den meester
over een matig fortuin voor de kindereu
hard werken, slagen, kwellingen en geen be
taling.
Maar toch heet het geen slavernij. Do be
schaafde wereld kan nog niet beslissenmo
gelijk zal die tijd eens komen.
XXI.
Een verbroken belofte.
Stelselmatig en met veel overleg kweet
Cleo zich van haar taak om Castelli zijn kin
deren te ontnemen. Zij spande al haar krach
ten in, en evenals een roofvogel was zij vast
besloten zich bij de eerste gelegenheid, de
beste op haar prooi te werpen.
Wreed en harteloos, met een brandend ver
langen naar wraak, voelde zij geen greintje
medelijden met de jonge kinderen, wier ge
luk zij voor altijd ging verwoesten.
Menige vrouw wordt geboren zonder die
heerlijke gave, een teeder hart. Bij haar treft
men een leegte aan, waar medegevoel moest
heerschenzij kennen niet de gevoelens, die
heb leven verzachten, en laten zich alleen door
haar hartstochten bebeerschen.
Er zijn er maar al te veel van die soort.
Na Leila's dood had Cleo zich voortdurend
op Castelli's pad vertoond.
brengen, wanneer wij in dit opzicht niet reeds
lang het vertrouwen in dc Kamer verloren
hadden. Wij weten wel iemand, die over be
richten als het bovenstaande in verontwaar
diging kon opstuiven. Maar die zit niet meer
op de groene banken.
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 31 Aug. '99.
Bet proces-Mreyftis.
Of het waar is, zullen wij hier niet uitma
ken, maar het gerucht gaat, dat generaal
Mercier een huis heeft gehuurd op Jersey om
daar veilig te kunnen leven als straks de
zaak-Dreyfus geliquideerd zal zijn.
Die voorzorgsmaatregel is misschien niet
overbodig; immers, beweerd wordt nu dat
du Paty de Clatn eindelijk de kogel door de
kerk gejaagd heeft en dat hij een verklaring
zal afleggen van dien aard, dat Mercier daar
door voorgoed wordt geblameeid.
Met dat al, wij nemen op dit oogenblik het
gerucht nog niet voor waar aan en herinne
ren er aan hoe du Paty nog geen veertien
dagen geleden onder de auspiciën van liet
faux-Schneider, met Mercier onder één
hoedje speelde.
Laten wij voor het oogenbhk slechts con-
stateeren, dat do zitting van gisteren de kan
sen op een rehabilitatie van den martelaar
heeft verhoogd.
En thans een kort ovendcht der getuigeu-
verhooren.
Eerst kwam de heer Meyer, lid van het
Institut aan de beurt, die aaixtoondz dat het
borderel van Esterhazy is. Bij diens getuige
nis, r-eds in onze telegrammen medegedeeld,
lieblxn w j niets te voegen.
Na schorsing werdt de heer Picot ge
hoord, iid van het li rtitut ue France, die
door de verdediging 's gedagvaard om ver
klaring af te IcgJè'. omtrent hot onderhoud
dat hij in Mei ine met een vreemden mili
tairen attaché en waarbij gesproken werd
over een stuk dat door Mercier in het dossier
weid gebracht,
Picot zegt dat hij een onderhoud had met
den Oosteurijksehen militairen attaché.
De president verzoekt den getuige niet on
bescheiden te zijn. Carrière protesteert in
naam van de regeering tegen de onbeschei
denheid van den getuige,
Picot verhaalt zijn onderhoud. De buiten-
laudsclie officier verbaasde zich over de in
correcte houding van Fransche officieren
waar dezen het woord van vreemde officieren
in twijfel trokken. „Mijn indruk," zegt ge
tuige, „was dat de persoon met wien ik sprak
er over dacht om ronduit d© onschuld van
Dreyfus te verkondigen. (Langdurige bewe
ging.) Omtrent het borderel zeide de vreem
de officier dat van de daarin opgenoemde do
cumenten slechts drie reëel waren; de an
dere waren niets dan vulsel om het dossier
aan te dikken. Hij beschouwde Esterhazy als
oplichter en vertelde dat deze in relatie was
geweest met den agent A. Het was in dien
tijd dat Esterhazy aan heb ministerie van
oorlog trachtte te komen en aan den agent
A. een brief schreef, bekend onder den naam
van „het borderel". De agent A. schreef toen
als antwoord aan den auteur van het borde-
ln liet eerst behandelde hij haar met kal
ms minachting de herinnering aan zijn
overleden jonge vrouw, was nog te levendig,
om hem in staat te stellen notitie te nemen
van een andere, want hij betreurde haar op
recht. Maar Cleo was geduldig, en stelde zich
tevreden met te wachten, totdat de genegen
heid voor zijn wouw voorbij zou zijn gegaan.
Zij schikte het altijd zoo dat zij een verbin
tenis aanging, in de plaats waar ook Castelli
optrad, en zij waren dus voortdurend bij el
kaar. Na lengte van tijd werd hij beleefder
tegen haar, en knoopte gedurende de repeti
ties dikwijls een gesprek met haar aan. Bij
die gelegenheden gebruikte zij al haar macht
om hem voor zich te winnen. Eens of twee
maal had zij aangeboden zijn kinderen te
gaan opzoeken, maar dit had Castelli ruw
van de hand' geweizen, want hij wist heel
goed dat Cleo niet het gezelschap was, dat
Leila voor de kinderen zou hebben gezocht.
Maar ovenals het water den steen uitholt,
zoo ook doet de tijd het verdriet slijten, en
het leven wordt weer vrijwel heteelfde wat
het was voor de groote slag ons trof.
En toen de jaren voorbij gingen, vond Cas
telli zond'er er zieh bepaald rekenschap van
te goven, haar gezelschap wel aardig, en er
ontstond een sterke vriendschapsband tus-
sdhen die twee, welken zij langzaam maar
zeker toehaalde. Toch toonde hij nog geen
neiging, haar tob zijn vrouw te maken, en
Cleo, hoe zij ook haar best deed, kon hem
niet zoo ver krijgen.
Op zekeren morgen, na afloop van een re
petitie, stond Castelli in de arena met Cleo
te praten.
„Ik heb gehoord dat je naar Bombay gaat,
maar dat is maar scherts, niet waar?" vroeg
zij.
„Ik heb een aanbieding gehad van een. cir-
rel een telegram, bekend onder den naam
van het „petit bleu", maar hij kwam op die
eerste beweging terug, verfrommelde het te
legram en wierp het weg. De getuige zegt
dat niet hij het „petit bleu" lieeft opgeraapt
Generaal Roget vraagt den heer Picot wat
hij deukt over den vreemden officier die, na
dat hij in de „Figaro" een klinkende verloo
chening van Mercier had gepubliceerd, nu
genoodzaakt is om te erkennen dat hij de
schrijver is van een stuk waarvan hij het va
derschap had afgewezen.
De getuige antwoordt dat hij slechts de
woorden heeft herhaald die tot hem zijn ge
sproken en dat hij dus de vraag van Roget
niet heeft te beantwoorden.
Demange vraagt of Roget. de vergissing
van den vreemden officier niet vergeeflijk
acht, daar men den naam van „rapport" had
gegeven aan een stuk dat niet het karakter
droeg van een rapport.
Roget antwoordt dat hij noch beschuldigt,
noch verdedigt; hij merkt alleen op, dat hot
vei melde gesprek plaats lxad in Mei, op een
tijdstip toen. de verslagen der enquête voor
liet Hof van Cassatie reeds bekend waren.
Getuige zegt alleen tusschen beide te komen
om de Fransche officieren te verdedigen.
Generaal Deloye Herinnert er aan dat hij
in het begin van 1899 werd belast met het
inlichten van het Hof van Cassatie omtrent
het nieuwe artillerie-materiaal. Hij zegt dat
het onmogelijk is dat in 1894 een officier
van den troep iets heeft kunnen mededeelen,
wat ook, over het kanon van 120 cM. kort.
Hij herinnert zieh niet nauwkeurig in welk
jaar het reglement op het kanon 120 kort in
den handel gebracht is. In allen gevalle was
tr in 1894 geen enkel reglement op dat ka
non in den handel. De bijzonderheden van
de hydropneumatische rem konden op dat
oogenblik slechts aan een klein aantal offi
cieren bekend zijn.
Thans wordt een lange reeks hoofdzakelijk
technische opmerkingen gewisseld tusschen
den getuige Deloye, de leden van den krijgs
raad en de verdedigers.
Een der bijzitters vraagt of liet voorloopig
reglement op het kanon 120 kort inlichtin
gen bevatte over de hydropneumatische rem,
of het dezelfde mededeelingen bevatte als het
definitieve schiethandboekje.
Deloye antwoordt dat er geen groot ver
schil was en deze inlichtingen waren het, die
zijn geleverd. Met een aannemelijk voor
wendsel kon een officier van den generalen
staf zich het schiethandboekje wel verschaf
fen.
Dreyfus zegt, dat hij niet van plan is de
termen van het borderel te bespreken, noch
hypothesen te maken. Hij herhaalt alles wat
hij in 1889 en 1890 te Bourges over het ka
non 120-Kort is te weten gekomen. Mercier
heeft er aan herinnerd, dat hij als inspecteur-
generaal in 1890 te Bourges is geweest. Hij
moet zich dan ook de voordracht herinneren,
die hij hield voor alle officieren van de pyro-
tecHnische school en van de gieterij over de
hydropneumatische rem. Men gaf daarvan
toen de gewone schets, die voorkomt in iiet
leerboek voor Saint-Cyr. Ziedaar al wat ik
wist van de hydropneumatische rem. Ik heb
het kanon 12O-kort tweemaal gezien, ik lieb
het nooit zien manoeuvreeren of afschieten.
Nooit hebben de stagiaires schietcursussen
cms daar, ik heb genoeg van Engeland en
denk er over, er hoen te gaan." Hij zweeg
een oogenblik om te zien welke uitwerking
zijn woorden op haar hadden.
„Wanneer denkt je te vertrekken vroeg
zij kortaf.
„Als de Kerstvacantie voorbij ant
woordde hij. „Het zal een heele verandering
zijn, maar toch deuk ik er stellig over het
aan te nemen. Er is maar ééne moeilijkheid,
anders zou ik geen oogenblik aarzelen."
„Ik denk dat je de kinderen bedoelt. Je
kunt ze niet mee nemen naar Bombay, dat
zou vreeselijk kostbaar zijn, en ook niet goed
voor hen," zei Cleo omzichtig.
„Je hebt juist geraden, antwoordde Castel
li, „ik denk aan de kindieren."
„Ja, ik weet heel goed, dat je 't niet om
mij doet, dat is nog al duidelijk," zei Cleo,
om hom op de proef te stellen.
Hij aarzelde alvorens voort te gaan, en zei
toen glimlachend
„Ik zal je erg missen, Cleo, maar ik kan
niet vergen, dat je mee gaat."
„En waarom niet?" vroeg ze, hem recht in
het gelaat ziende.
Hij wist nauwelijks wat te antwoorden, en
zei toen
„Het zal zoo moeilijk voor je zijn, daar een
goed contract te sluiten, en het zou al heel
toevallig zijn, als men juist iemand als jij,
noodig had. Maar ik wil er wel eens door den
agent naar informeeren als je het goed
vindt."
Zij zweeg een oogenblik; de kans was te
mooi om die verloren te laten gaan door ge
brek aan overleg of overhaasting.
„Ik weet niet of ik het prettig zou viuden,
alleen zoo ver te gaan. Als ik nu getrouwd
was, en iemand had' om mij gezelschap te
houden, zou het mij niet kunnen schelen, al
bijgewoond. De kartetsen heb ik maar onvol
doende bestudeerd.
Carrière deelt mede, dat op bevel van do
ïegcermg de derde directie van de artillerie
in een dossier heeft bijeengebracht de docu
men ten, waai van de verdediging de overleg-
ging gevraagd heeft. Deze stukken zullen he
den aan den krijgsraad worden vertoond door
generaal Deloye. Hij verlangt een zitting met
gesloten deuren.
Mr. Demange vraagt verlof voor de ma
joors Hartmann en Duclos daarbij tegenwoor
dig te zijn.
Na beraadslaging staat de krijgsraad de
sluiting der deuren toe. Hartmann en Duclos
zullen tegenwoordig mogen zijn.
Zoo noodig zal op de geheime zitting een
openbare volgen.
Hierna werd de zitting gesloten.
Oemengde Mededeelingen.
Kapitein Lebrun Renauid te Parijs is uit-
genoodigd, zoo spoedig mogelijk voor den
krijgsraad te verschijnen.
Gisterenmiddag heeft kapitein Ta vernier
zijn vriend, overste Du Paty ondervraagd
lang duurde het verhoor nietdat gedoogde
de gezondheidstoestand van den sympathie
ken man voorloopig niet, heet het.
Démange zal, ais het verhoor voortgezet
wordt, daaibij assisteeren, althans dat zegt
men, maar op dit oogenblik is Démange nog
niet naar Parijs vertrokken.
Gisteren regende het in Parijs lekkertjes.
Guérin op de tinne van zijn fort ving het
water op; twintig emmers moet hij gegaard
hebben. Het is heden de negentiende dag
der belegering.
Twee ambtenaren der Transvaalsche politie,
die gisteren te Lorenpo Marques aankwamen,
werden onmiddellijk in hechtenis genomen.
De ministerieele crisis in Denemarken is
veroorzaakt door het lock-out der arbeiders.
Niettegenstaande de aanhoudende ooilogs-
geruchten, meent men in Kaapstad dat het
vooruitzicht voor den vrede goed is. Men
gelooft, dat lot President ICruger verschil
lende mededeelingen in kiasse termen gericht
zijn, waarin gewezen wórdt op de wensche-
iijkheid alles aan te wenden om tot een
vreedzame oplossing te komen,
Schreiner zond een telegram aan Steyn
waarin hij zeide:
j»Ik hoop zeer, dat de vrede bewaard zal
blijven en vertrouw dat gij daartoe uw
uiterste best zult doen.
De Engelsche zaakgelastigde, sir Conyng-
ham Greene, overhandigde gisteren aan den
staatssecretaris der Z.-A. Republiek, Reitz,
het antwoord van Chamberlain op de gewij
zigde voorstellen van Transvaal betreffende
de gemengde commissie. De Engelsche zaak
gelastigde had een conferentie van een uur
met den heer Reitz.
Chamberlain's telegram werd daarna over
wogen door de Regeering en den Uitvoerenden
Raad.
De ïKóln. Zeit." heeft een boos artikel
was het nog zoo ver. Maar ik moet er nu een-s
ernstig over nadenken," antwoordde zij zacht.
„Ik zal je gezelschap houden," zei Castelli
haastig, werkelijk verlangend om de mooie
vrouw als reisgezellin te hebben.
„O ja, en dan met een ander trouwen, zoo
als je vroeger al eens deedt, en mij aan mijn
lel over laten. Neen dank je, zeer verplicht
voor dat aanbod."
Het spotachtige in haar toon trof Castelli
pijnlijk, en hij antwoordde ernstig:
„Ik zal nooit meer trouwenal zocht ik
ook over de geheele wereld, dan 20U ik geen
tweede Leila kunnen vinden," en er kwam
een droevige uitdrukking op zijn gelaat.
Cleo merkte liet op, en er ontstond in haar
hart, een bitter gevoel van wraak tegen ae
overleden vrouw; maar zij liet hes niet blij
ken, zoodat hij niet zien kon hoe haar de lof
op zijn vrouw mishaagde.
„Dat is vrij duidelijk, maar er zijn wel an
dere vrouwen, die misschien eveuveol van je
zouden houden, als je er haar maar gelegen
heid toe gaf," voegde zij er als een wenk bij.
„Ja, maai- er zou van mijn zijde nooit spra
ke kunnen zijn van liefde. Liefde groeit maar
niet aan iedcren boom. Neen, neen, Cleo, ik
zou het erg prettig vinden, als je ook naar
Bombay ging, maar van een huwelijk kan
nooit sprake zijn,"
Cleo werd vuurrood terwijl hij sprak, en
zei boos
„Als je soms denkt, dat ik verlang je
vrouw te worden, dan heb je het mis. Ik zei
alleen maar dat ik niet aan den dijk verkoos
gezet te worden, aL je weer mocht trouwen,
en dan de kinderen, zij
Wordt vervolgd.)