No. 10028. Eerste Blad Oplare MaliJisM voor Meisjes. CIK.CÜSSLAVEN, 53"° Jaargang. Zondag 3 en Maandag 4 September 1899. 1 Kennisgeving. OPENBARE MEISJESSCHOOL. BUITENLAND. SiÜHIIEMMSCIE COURANT -Deze courant verschijnt dagelij's, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor S c h i e d a m en V1 a a r d i n g e n fl. 1.25. Franco per post tl. '1.65. Piïjs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Boterstraat 68. Prijs der Advertentiën: van 17 regels 90 centsiedere regel meer 12% cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon IVo. 133. (HoofWMej. KIMMUSER.) Wegens de werkzaamheden aan het ver- grooten dier school verbonden, wordt de ïacantie met een weck verlengd en vangen de lessen dus eerst aan op Maandag, den llden September a.s. Schiedam, den 2den September 1899. Burgemeester en Wethouders vun Schiedam VERSTEEG. Ue Secretaris, VERNÉDE. Aanmelding van leerlingen ouder dan 12 doch niet ouder dan 17 jaar, voor dea a.s. cursus moet geschieden vóór der» ISden September a.s. bij het Hoofd dier School, C. KERDEL, Lange Nieuwstraat. Algemeen «verricht. SCHIEDAM, 2 Sept. '99. liet proees-Breyl'us. Er is een begripsverwarring die zich uit in de prognose» over den uitslag van het pro ces dat door de gansehe wereld met aandacht wordt gevolgd. Leest men de beschouwingen in do bladen van Frankrijk en het buiten land, dan treft terstond afgezien nu van sommige uiteraard partijdige en onbetrouw bare bladen liet groote verschil in de in drukken die de loop van het proces op de berichtgevers maakt. Het gaat goed, het gaat slecht Dreyfus moet worden vrijge sproken, een veroordeeling is mogelijk, is waarschijnlijk de bewijzen van schuld zijn niet geleverd, de onschuld-overtuiging laat zich wachten en zoo gaat heb maar door. Hoop en vrees wisselen elkaar tel kens af. Er bestaat een ver-warring van begrippen, en het is noodig er eens op te wijzen dat te Rennes het bewijs moet geleverd worden van Dreyfus' schuld. En dit moet beheerschen de verwachtingen die rich vormen omtrent den uitslag van dezen modernen strijd tusschen goden en reuzen. Heel anders was het vóór het Hof van Cassatie. Toen moesten worden aangevoerd en bewezen de nieuwe feiten die het uitricht openden op de onschuld van den veroordeel de De revisie van het vonnis van 1894 is DOOK AMYIE READE. 55) „O, maar. Homox is een ellendelingant woordde Oleo listig, „maar Le Sale is erg lief voor de kinderen, hij moedigt ze met zachtheid aan. Ik heb gehoord dat liij bij het africhten nooit de zweep gebruikt. Misschien wist je vrouw niet eens dat er zulke meesters bestonden. Ik denk dat Le Sale iedere moe der zou bevallen. Heb je hem wel eens ge zien 1" vroeg zij. s Castelli glimlachte en antwoordde toen „Ja, ik heb hem herhaalde malen in de circussen op het Vasteland aangetroffen, maar 't is een dwaas. Ik zou wel eens willen weten hoe hij het met zijn leerlingen aan legt, Heen, rij hebben dan ook geen van allen veel succes. Eens toen Belainé riek was, vroeg hij Le Sale om zijn. beroemden trake- nerhengst dien avond voor hem te doen op treden; maar ik heb mij nog nooit zoo ge amuseerd als bij die voorstelling. Hij stond in het midden van de arena, en hij was ban ger van het paard, dan het paard van hem, maar „W&infleet" leende zijn zaakjes, en als do muziek veranderde, begreep hij wat er ko men moest, en ging zijn gang zonder zijn meester. Le Sale klapte nu en dan met de zweep, en boog zenuwachtig als het publiek hem toejuichte. Heb'paard deed zijn werk net alsof er geen meester was, en de oude dwaas werd zoo rood in het gelaat of hij een aanval van beroerte zou krijgen; toen hij uit de arena kwam, vroeg ik hem uit de grap, hoe hst hem bevallen was, en wat denk je dat de bloodaard' antwoordde: „O, het paard deed ®}n kunsten heel goed, als hij het niet ge daan had, had ik werkelijk met geiweten wat aan te vangen." Zoo'n man is immers niet bevolenaan den krijgsraad is het thans op nieuw te onderzoeken, of Dreyfus - schuld ig of onschuldig is aan de hem in 1894 te laste gelegde feiten. Kan niet bewezen worden dat Dreyfus schuldig is, dan behoort vrijspraak te volgen. Vraagt men nu, hoe 't met, het schuld-be wijs staat, dan kan het antwoord slechts lui den tot heden is het bewijs niet geleverd, zoo min wettig als overtuigend, dat Dreyfus zich schuldig heeft gemaakt aan verraad. Het borderel is zeer zeker niet door Drey fus, maar door Esterhazy geschreven. Hoe ook de generaals, hand in liand met den dwazen Bertillon, peuteren om het tegendeel staande te houden, luce rlanus is Esterhazy de man van het borderel. En de bekentenis van Dreyfus 1 Wij laten hier volgen den betreffendea passus uit het arrest van het Hof van Cassatie, die ook na de zitting van Donderdag niets van zijn kracht heeft verloren. Het arrest zeide: „Overwegende dat deze feiten van dien aard zijn om de onschuld van den veroor deelde vast te stellen, en dat men dit niet kan afwijzen door een beroep te doen op fei ten, evenzeer na het vonnis voorgevallen, zooals het op 5 Januari 1895 door Dreyfus tegenover Lebrun-Renault gehouden gesprek. „Daar toch inderdaad men in die beweer de bewoordingen geen schuldbekentenis kan zien, niet alleen omdat zij beginnen met een betuiging van onschuld, maar ook omdat het met mogelijk is den jnisten en volledigen tekst er van vast te stellen, ten gevolge van de verschillen, bestaande tusschen de opeen volgende verklaringen van kapitein Lebrun- Renault, en die van andere getuigen Bij ontbreken van elk motief voor de daad, bij de gebleken valsehheden, gepleegd met de geheime stukken", niet heb minst bij de onbelangrijkheid of bekendheid in ruimen kring van de in het borderel genoemde stuk ken, zoodat waarlijk geen artillerist van den generalen staf noodig was om ze te leveren, moet en kan een beoordeeling van den stand van zaken niet anders luidenhet bewijs is niet geleverdhet'raf niet geleverd worden. Wat niet wegneemt dat wie bevooroordeeld is, dat wie de onaantastbaarheid van de le- ger-aanvoerders- stelt boven waarheid en ge rechtigheid, een stok zal kunnen vinden om den hond te slaan. Maar door verkrachting der waarheid alleen. Dat niettemin, al staan o. i. de zaken niet slecht voor Dreyfus, het proces niet geeft wat velen verwacht hebben, nl. een klaar en helder overzicht van de ware geschiedenis der Dreyfus-zaak, kan moeilijk ontkend wor den. Nog is het onduidelijk wat er vóór het pioces van 1894 eigenlijk wèl is geschied, en welke motieven er toe geleid hebben, Drey fus beladen met de zonden van anderen, naar het Duivels-eiland te zenden. Tenzij mr. Labori werkelijk, zooals men beweert, in zijn pleidooi alles zal verklaren en blootleggen, veel daarbij aanvoerende wat nog onbekend is, zal ook dit proces niet de waarheid aan den dag brengen. Wij vreezen dat het vonnis niet zóó zal zijn, dat de in liet ongelijk ge stelde partij het lioofd in den schoot zal leg gen. Wij vreezen dat, Dreyfus vrijgespro ken zijnde, zelfs de cLreyfusards zullen blij- voor zijn taak berekend. Ik heb hem eens hooren brommen op meisjes die brutaal tegen hem geweest waren, maar zij geven niets om hem. 'tZou Vanda. meer kwaad dan goed doen bij .-zoo'n stumperd." „O, zij zal het grappige er van inzieu, zon der te worden gekweld door de moeilijkheden van het africhten," antwoordde Cleo. „Het moet voor de kinderen erg vervelend zijn, zoo heele dagen alleen. Le Sale mag een dwaas zijn, maar hij is tevens goed, en jij schijnt hen nu to kunnen onderhouden of zij wer ken of niet, en dan waren zij van dat verve lende heen en weertrekken bevrijd." Terwijl zij sprak, scheen Castelli er aan te denken, welk een last de kinderen hem voort durend veroorzaakten. Er moest eten voor hen besteld, logies voor hen betaald worden, altijd scheen hun goed versteld of vernieuwd te moeten worden, en rijn hospita gaf hém hooge rekeningen voor „oppassing", en wan neer 'hij zich hierover beklaagde zei zij dat kinderen een lastpost waren, en steeds toe zicht vereischtenhet eind van de geschiede nis was steeds, dat hij de rekeningen be taalde. Hij begon te bedenken dat Cleo's voorstel nog zoo dwaa-s niet was, en dat de'kinderen veel beter bezorgd zouden rijn; bovendien, Le Sale was een heel andere man dan Hor- rox. Hij zou de zaak eens in overweging ne men. „Ja, zij zijn erg lastig voor mij, als ik op reis ben," sprak Castelli. „Ik denk er over wat met hen aan te vangen als ik naar Bom bay ga." „Ga je dus toch?" vroeg Cleo, „en heele- maal alleen ook?" Hij keek haar aan. Hun oogen ontmoet ten elkander en hij sprak „Zou je met mij mee willen gaan, Cleo. Ik voel' mij zoo eenzaam en als ik de kinderen niet heb, zal ik geheel verlaten zijn." ven zoeken naar volledig licht. Het zal blij ven woelen en gisten. Laat ons nu nog even terugzien op den dag van gisteren. De eerste getuigen waren zeer onbelang rijk. Den heer Dubrued met zijn onbeteeke- nende familie-schandalen, en den reeds meer malen veroordeelden stalknecht Germain, wiens bezwarende verklaring ten stelligste weerlegd werden door rijn vroegeren patroon Kullmann en majoor D'Impréville, kunnen wij laten voor wat zij zijn. De vraag of Drey fus wel eens Duitsche manoeuvres had bijge woond, werd door Germain en later door ka pitein Lemonniei', een oud-kameraad van den beschuldigde, bevestigend beantwoord, daar entegen door Dreyfus ten stelligste ontken nend. Zooals wij reeds zeiden, werd Ger main's bewering afdoende weerlegd. Eigenaardig is dat voor Lemonnier de be kendheid van Dreyfus met zekere Duitsche positie m geval van oorlog wij zouden zoo zeggen, dat die kennis zeer te waardeeren is in een flink officier een bezwarende om standigheid is. De verklaring van Dreyfus dat hij bij zijn bezoeken aan den Elzas wel eens Duitsche iroepen op marsch had gezien, helpt de le gende van rijn bijwonen der manoeuvres uit dc wereld. Dat iemand die den Elzas bezoekt, Duitsche troepen veldoefeningen ziet doen, is zeer begrijpelijk. Op de verklaring van Villon, die in 1894 te Berlijn in een café Duitsche hooge officie- teu over Dreyfus en het door hem gepleegde verraad, had hooren spreken, ging de verde diging terecht niet diep in. Zouden Fran- sche generaals soms op de boulevards in een café voor de aan liet tafeltje naast hen zit- teuden de geheimen der spionage uitpakken Wij krijgen nu de getuigen der verdedi ging. Eerst had de commissaris van politie Fischer, die indertijd belast is geweest met liet onderzoek naar het verdwijnen van do cumenten aan de schietschool te Rourges, nog mede te deelen, dat de door hem ver kregen resultaten geenerlei aanleiding ga ven om de verduistering der stukken met Dreyfus in verband te brengen. Toen open de luitenant Bemheim de rij der officieren die de verdediging zullen helpen om Drey fus' onschuld aan te toonen. Bernheim vertelde dat Esterhazy van hem in Augustus 1894 liet schiethandboekje en andere artillerie-stukken had gekendliij had ze nooit teruggekregen. In antwoord op een vraag van Demange, verklaarde get. dab hij in het proces-Es terliazy niet had getuigd omdat meii zijn verklaring niet van gewicht achtte. Een nieuw bewijs voor de eigenaar dige wijze waarop dat proces is gevoerd. Luitenant Brière, die in 1894 de schiet oefeningen in het kamp van Chalons had bij gewoond, zette uiteen dat alle officieren rich zeer gemakkelijk alle mogelijke inlichtingen konden verschaffen over het kanon 120-kort; het toen uitgegeven nieuwe schiethandboekje was in 't geheel niet geheim. Generaal Roget, dien men veilig den ad vocaat van den generalen staf kan noemen, kwam nu tusschenbeide om Brière's ver klaring tegen te spreken Allerminst. Maar Zijn glimlach was treurig, terwijl hij sprak, en zijn droevige toon zou ieder hart met medelijden vervuld hebben, maar Cleo was niet vatlbaar voor dergelijke indrukken. „Ja, ik wil met je meegaan, maar als je vrouw, Castelli, of anders in 't geheel niet." „Dan in het geheel niet," antwoordde Cas telli flink. Ik zal nooit meer trouwen, nooit meer." „Nu, dan denk ik dat wij moeten wachten totdat ik je overgehaald heb mij te trouwen, maar ik vind je vreeselijk flauw," zei Cleo met een zucht. „Volstrekt niet," antwoordde Castelli. „Ik zeg je de waarïïeid, je moet mijn voorwaar den aannemen of mij opgeven." Dab zou zij nooit doenhaar genegenheid voor hem was te sterk, en haar verlangen om zich op de doode vrouw te wreken nog sterker en bovendien, hij zou haar wel trouwen, zij zou hem niet loslaten. .,Hc kan je niet opgeven," zei zij hartstoch telijk. „Ik wil met je gaan naar Bombay of waar je maar wilt, maar neem mij mee, Cas telli," smeekte zij. Hij aarzelde een oogenbiik en sprak toen „Heel goed, dat is afgesprokenik zal je goed behandelen, en mijn best doen je geluk kig te maken." Hij boog rich voorover en kuste haai'. „Ik zal je helpen zoo veel ik kan. Je geeft je kinderen aan Le Sale, en dan zullen wij vrij zijn." Castelli antwoordde: „Zooals je wilt, Cleo. Ik geloof ook, dat het 't beste ismaar denk er oin da.t Horrox ze nooit in handen mag krijgen. Als Le Sale ze wil hebben, dan kan hij ze krijgen, maar ook niemand anders." „Je kunt mij vertrouwen, laat het dus maar aan mij over, Castelli," en zij kuste hem keer op keer. De koop was gesloten en Cleo begon het dc generaal trachtte den getuige in een on gunstig daglicht te stellen door te vragen of het niet Brière was, die aan minister Ca- vaignac een brief schreef, waarin hij zijn ontslag nam, en die brief was in krasse be woordingen gesteld. O. a. zou er in bobben gestaan dat het een schande was om in het Fransche leger te dienen. Brière protesteer de hiertegen en verzekerde dat dit volstrekt niet de zin was van rijn brief. Generaal De- loye zeide dat Brière wegens dezen brief dooi den President van de Republiek werd ont slagen als officier van het territoriale leger. Brière stelde daartegenover dat hij in den brief niet had gedoeld op bepaalde personen noch gesproken had van „het geheele legez", dat immers bestaat uit do burgers des lands. Aan dit incident maakte mr. Labon, een einde door de overlegging van Brière's brief te vragende voorzitter zal dien laten op vragen. Een opmerking van kapitein Lerond dat de kanonnen 120-kort in Augustus 1894 niet te Chalons waren, viel in het water, Brière antwoordde dat liij van Mei 1894 liad ge- spioken. Overigens werd zijn getuigenis vol komen bevestigd door kapitein Carvallio die verhaalde onder welke omstandigheden in zijn regiment ouderwijs was gegeven in de behandeling van het kanon 120-kort, eu ver zekerde dat g;een enkele voorzorg werd geno- •t l O O men om het sclii et-handboekje of de samen- stelling van liet stuk geheim te houden. Van April 1894 af waren 94 officieren in 't bezit van een beschrijving van de hydropneuma- tieke rem. Carvalho's verklaring was verpletterend voor Lerond en maakte grooten indruk. Een nieuw incident deed rich nu voor. Mr. Labori las een brief van den geheimen agent Comingues, die zegt het schiethandboekje te hebben gecopieerd in de kamer van agent A. (Schwartzkoppen), in tegenwoordigheid van agent B. (Panizzardi). Labori vroeg nu Pic- quart te hooren, om uit te vinden of het hier betreft liet handboekje van 1894 of van 1895, ten einde uit te maken of na Dreyfus' ver oordeeling het verdwijnen van stukken voortduurde. Picquart gaf als zijn meening te kennen dat liet door Comingues aangevoerde feit, m 1896 te zijner kennis gekomen, het hand boekje van 1895, niet van 1894 betrof. Ge neraal Deloye bevestigde het feit, maar her innerde zicli niet of 't het boekje van 1894 of 1895 liad gegolden. Majoor Lauth even wel, het gewicht der zaak inziende voor de verdediging, paste weder de oude tactiek toe van verdachtmaking toe op Comingues. La bori dwong hem echter te erkennen dat Co mingues inderdaad geheim agent van den spionage-dienst was geweest, en dat hij, Lauth, per saldo voor de moraliteit van geen enkelen agent kon instaan. Labori vroeg toen, of Lauth dan soms Co mingues van geldafpersing wilde beschuldi gen. M^ar nu kwam de president tusschen- beide. „De vraag zal niet gesteld worden," klonk zijn barsch bescheid, dat Labori ver ontwaardigd deed opstuiven„Gij weigert steeds vragen te stellen die lastig zijn Thans meende ook de regeeringscommissaris Carrière zich er mede te moeten bemoeien. leven met den man, op wien zij jaren lang gewacht had. „AI kan ik zijn vrouw niet zijn, laat ik hem toch niet loopeu. Den een of anderen dag trouwt hij mij toch, laat dat maar aan mij over." Maar zij zag de eigenzinnige natuur van den man, met wien ze te doen had, over het hoofd, en vergat, dat zoo zij vastbesloten was, hij het ook zou zijn. Een week later werden Adrian en Vanda bij Le Sale in do leer gedaan. Hun weinige zaken werden in een koffer gepakt, en op last van Cleo werden rij naar Engeland ge bracht, en daar aan de hoede van den nieu wen meester toevertrouwd. Het speet hun weinig hun vader te moeten verlaten. Hij was te dikwijls afwezig geweest om de toe genegenheid der kinderen te kunnen win nen, en het was Vanda onverschillig waar zij heenging als Adrian maar bij haar bleef. Bovendien waren zij nog te onervaren om ook zelfs maar eenig vermoeden te hebben, welke zorgen lien in de toekomst wachtten. In den beginne misten rij hun vrijheid, en natuurlijk speet hun ditook scheen de Londensche lucht wat zwaar voor hen te zijn, en er kwamen dagen dat Adrian huil de om naar huis te mogen, gaan, maar over het algemeen waren zij niet ongelukkig. Le Sale had een vrouw en drie kleine kin deren, die allen lief en aardig voor de vreem delingen waren, en hun meester was gedul dig en tevreden over hun eerste les in het paardrijden. Vanda schepte er werkelijk eenig behagen in, maar voor Adrian was het een ware kwelling. Hij wilde schilderen en een kunstenaar worden, en met groote moei te gelukte het Vanda hem te overtuigen dat „alle groote schilders konden paardrijden". „Ja," antwoordde het kind, „maar vader heeft gezegd' dat wij hier blijven tot wij een en twintig jaar zijn. Ik ben dan veel te oud „Mijnheer de voorzitter," riep hij uit, „ik constateer dat de verdediging telkens liet woord vraagt, en dat het mij, als ik het viaag, geweigerd wordt." Dat was kolonel Jouaust te machtig. „Het incident is gesloten snauwde hij. „Zwijgt Het is nu genoeg De algemeene vroolijkheid bedaarde niet spoedig. Over de drie laatste getuigen van gisteren kunnen wij kort ziju. Generaal Sebert, ma joor Hartmaan, majoor Ducros, alle drie toonden in deu breede aan dat Dreyfus het verraad niet kan gepleegd hebben. De ver klaringen dezer drie hooge officieren, man nen van erkende bekwaamheid en besliste betrouwbaarheid, zijn hoogst belangrijk; hun betoog i» echter zuiver technisch, zoodat het onnoodig mag heeten het hier weer te geven. De grijze generaal Sebert maakte vooral giooten indruk met zijn verklaring. Het bor derel geeft liem de overtuiging dat de ven-a der een man is die laag staat en die met weinig tevreden is. Technisch beschouwd, toont het z. i. aan dat het niet kan zijn ge schreven door een artilerie-officier, door een. officier van een speciaal wapen, die de poly technische school heeft bezocht. Sebert weer legde bovendien Bertillon's betoog op een wijze die grooten indnik maakte. En toen de oud-generaal eindigde„Ik ben in mijn verklaring gesteund door mijn volstrekte over tuiging van dc totale onschuld van Dreyfus. Het eereherstel dat men aan Dreyfus zal scheuken, zal een vredeswerk zijn, waardoor de eendracht in het land zal worden her steld," bewees de ontroering der toehoorders dat liij niet voor doove ooren had gesproken. Wat Ducros betreft, deze deelde mede dat hij zijn officieren vaak inlichtingen gaf. Zoo bood hij ook in 1891 Dreyfus belangrijke in lichtingen aan, waarop deze echter niet ge reageerd had. Nooit had Dreyfus hem ook vragen gesteld over de veld-artillerie, waar over get. toch heel wat had kunnen vertellen. Majoor Hartmann, dien de lezers rich ze ker zullen herinneren uit het onderzoek van het Hof van Cassatie, zette weder op tech nische gronden zijn overtuiging uiteen, dat Dreyfus met de verrader kan geweest rijn. Een deel van zijn betoog, dat gisteren niet afliep, zal hij heden met gesloten deuren le- veien, daar hij moet spreken over geheime stukken. In het geheel moeten nu nog vijftien ge tuigen gehoord worden, terwijl ook Du Paty de Clam's verklaringen nog gewacht worden. Misschien komen die lieden. Over de zitting van Donderdag vinden wij nog een zeer belangrijk, in de telegrammen niet vermeld, incident, Mr. Labon bracht nl. generaal Gonse geducht in de war door deze natuurlijke vraag: „Indien gij door Lo- brun-Renault wist dat Dreyfus bekentenis sen had afgelegd, hoe koint liet dan dat gij drie jaar laten, toen Picquart een gerechte lijke dwaling en Esterhazy's schuld vermoed de, hem niet mat hebt gezet door dit ééne woord: Het is onmogelijk; Dreyfus heeft bekend Gonse bleef het antwoord schuldig:. om schilder te worden, en ik haat het cir cus"; en terwijl hij sprak kwamen hem de tranen in de oogen. Vanda antwoordde niet, maar dien avond vertelde rij hun meester, hoeveel Adrian van teekenen hield, en Le Sale klopte het kind aanmoedigend op deu rug en zei hem, dat hij zeker eens schilder zou worden, maar dat hij eerst zijn best moest doen om te leeren rijden, rijn vrijen tijd kon hij dan met schil deren besteden. Voor Le Sale waren rijn leerlingen geen slaven. Vele uren per dag hadden zij de vrije beschikking over hun tijd, en mevrouw Le Sale was erg lief, en bijzonder gehecht aan Vanda, die van haar kant de goede vrouw met geheel haar hart aanhing." Eens, toen Le Sale boos was, omdat Vanda hem in do arena verbazend veel moeite gekost had', nam zijn vrouw de partij voor het kind op eu sprak„Je kunt van haar geen volmaakt heid verwachten, Charles. Zij is nog een kind, en heeft geen moeder en een eigen thuis. Je moet niet boos op haar zijn!" En Lo Sale lachte alweer vriendelijk tegen Vanda, die luid snikte „Huil nu niet meer, kind," zei hij goedig. „Ik ging mogelijk wat ver, maar je was ook erg ondeugend." „Ja, ja, dat weet ik," en weer vloeiden de tranen rijkelijk. „Wees nu stil, Charles," hernam rijn vrouw, „blijf nu niet op bet kind brommen. Je moet eens wat door de vingers zien, mor gen zal het beter gaan, niet waar, Vanda?" Maar het kind kon niet spreken; de tra nen bleven vloeien, en toen sprak mevrouw Le Sale: „Ga nu naar bed, lieve, dan zal Adrian je avondboterham boven brengen." IVordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1