53"e Jaargang.
Woensdag 20 September 1899.
No. 10042.
Eerste Blad.
DE TROONREDE.
CIRCÜSSLAVEN,
Mijne Heef en
Het is mij aangenaam U bijeen te
zien tot hervatting Uwer werkzaam
heden.
Moge de algemeene toestand van
Ons Vaderland en zijne overzeesche
gewesten ruime stof geven tot dank
baarheid, er is op menig gebied
dringend behoefte aan krachtige
wetgevende maatregelen. Ik reken,
tot voorziening daarin, op den ijver
en de toewijding der Staten-Gene
raal.
De betrekkingen met de Buiten-
landsche Mogendheden blijven zeer
vriendschappelijk.
v Op de Vredesconferentie, te dezer
stede ingevolge uitnoodiging van
Zijne Majesteit den Keizer van Rus
land door Mij bijeengeroepen, ziju
internationale verdragen van gewich
tige strekking tot stand gekomen,
tot welke Mijne regeering is toege
treden. Ik heb grond te hopen, dat
eerlang alle Mogendheden, die aan
de Conferentie hebben deelgenomen,
die verdragen zullen onderteekenen.
De gunstige verwachtingen met
betrekking tot den toestand in Atjeh,
ten vorigen jare door Mij uitgespro
ken, zijn verwezenlijkt. In Groot-
Atjeh is de rust bijna ongestoord
gebleven, en in de kustlanden breidt
onze invloed zich voortdurend uit.
Hoewel ons gezag zich op eenige
plaatsen nog met de wapens moest
doen gelden, konden de aanwezige
troepen tot de vorige sterkte wor
den teruggebracht.
Voor de jongste krijgsverrichtingen
breng Ik warme hulde aan het Ne-
derlandsch-Indische leger, alsook aan
de Vloot en hare landingsdivisie.
Nieuwe wetsontwerpen zullen U
in den loop van dit zittingjaar wor
den aangeboden.
Voordrachten tot regeling van de
samenstelling der Landmacht en tot
nadere wijziging en aanvulling der
Mihtiewet zullen U eerlang bereiken.
Ook zal U een verbeterde regeling
van de bevordering, liet ontslag en
de pensionneering van officieren, als
mede van de militaire pensioenen,
zoowel voor de Zee- als voor de
Landmacht worden voorgedragen.
Van de verder in te dienen ont
werpen vermeld Ik die betreffende
het arbeidscontract, de drankwet,
de armenwet, het tarief van invoer
rechten en de comptabiliteit. "Wat
de Oost-Indische koloniën betreft,
zal (Jwe medewerking worden ge
vraagd ten behoeve der verkeers
middelen in Atjeh en der bevloeiings
werken op het eiland Java.
Ik vertrouw, dat de arbeid, dien
Gij verrichten zult, onder Gods Zegen
dienstbaar zal zijn aan de belangen
van het Koninkrijk.
Ik verklaar de gewone Zitting der
Staten-Generaal te zijn geopend.
DE TENTOONSTELLING.
SCHIEDAMSCHE
Deze courant verschijnt dage! ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaar dingen fl. 1.25. Franco
por post ft. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent,
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijtr.
Bureau Boterstraat 68.
Prijs der Advertentiën: Van 17 regels fl. 0.90; iedere regel
meer 12y» cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats dierij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Tsleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Iuterc. Telefoon No. 133.
H. M. de Koningin, die zich hedenmiddag
te 1 ure met het voor de opening van de
vergadering der Staten-Generaal voorge
schreven ceremonieel naar het gebouw van
de Tweede Kamer begeven heeft, hield de
volgende openingsrede
DOOB
AMYIE READE.
69)
Castelli had niet gedacht dat Cleo ziju be
sluit zoo kalm zou opnemen, maar zij had er
haar reden -voor. Dagen had zij er over nage
dacht, hoe zij aan de ontmoeting tussclien
Castelli en Whanks kon ontkomen. Zij wist
dat hij haar zou beschuldigen van heel veel
^le maar te waar waren, en die Cas
telli 3 toorn zouden opwekken. Daarom wilde
zij er lierver niet bij zijn, want zij vreesde,
dat hetgeen hij hoorde een. scheiding tus
sclien haair en haar knappen aanbidder ten
gevolge zon hebben; het beste was dus uit
den weg te gaan, totdat er-een weinig tijd
ever de zaak was heengegaan. Maar zij speel
de haar rol zoo goed, dat zelfs Castelli haar
plannen niet doorzag, die meende haar een
Welverdiende straf op te leggen, door haar te
"5-geien zich in het hotel bij hem te voegen,
nwetend hielp hij haar bij betgeen zij ver-
angde tan uitvoer te brengen.
En zoo ging ieder zijns weegs,
toen Castelli en Whanks elkaar ontmoet
ten, was de begrooting tamelijk koel. Belden
gevoelden hoeveel er gebeurd was sedert ze
tiet laatst gezien hadden. Whanks
ted Castelli aan zijn overleden vrouw den-
li"' d® tegenwoordigheid van zijn
a picostcr voor Whanks herinneringen
i xjjï van een mooi gelukkig meisje op
hl I. a'ran^1 Sandchffe, daarna van een
vermoeide vrouw, stervende aan een
gebroken hart, en hij kon zijn hand niet uit-
eken en hem welkom heeten, zooals de oude
necht voelde dat hij had willen doen.
-toen Castelli hem bedankte voor hetgeen
Het is heden weer de historische derde
Dinsdag in September, wanneer H. M. de
Koningin zich in haar glazen karos naar de
vergaderzaal van de afgevaardigden des Volks
begeeft om het werkprogram der regeering
te ontvouwen.
Hiervóór vindt men afgedrukt wat dit
werkprogram, getooid met den tiaditicneelen
kop en staart, omvat.
Het is een vry schraal menu ziedaar
den indruk, dien men bij het eerste gezicht
krijgt, en die slechts matig gewijzigd wordt
bij nadere beschouwing, want wel worden
er in het eind een aantal belangrijke wets
ontwerpen opgesomd verder in te dienen",
maar juist van deze1 gewichtige blijkt niet of
dit «eerlang" zal gebeuren.
Doch eerst de ornamenten beschouwd van
dit staatsstuk.
Wij missen uit den aard der zaak de her
innering, het vorige jaar in de Troonrede
voorkomend, aan de toen pas plaats gehad
hebbende inhuldiging, eene herinnering die
aan soortgelijk dor bureauwerk een onge
kende warmte gaf.
Werd toen de vredesconferentie aange
kondigd it met bijzondere ingenomenheid",
thans wordt geconstateerd, dat internationale
verdragen van gewichtige strekking zijn tot
hij voor de kinderen gedaan, had', antwoord
de Whanks:
„Wat door mijnheer Tom en mij gedaan
is, was ter wille van miss Leila."
Castelli voelde zich onaangenaam getrof
fen; hij antwoordde niet, en zoo heersdite
er eenigen tijd stilte, totdat Whanks deze
ten laatste verbrak door te zeggen
,,'t Zal het beste zijn, mijnheer, dat u alles
weet wat er na den dood van Lei Sale is ge
beurd', en dan kunt u zelf oordeelen wat er
gedaan moet worden."
De beide mannen gingen zitten en
Whanks vertelde Castelli de geschiedenis
van Tom en hun tocht naai' Selchester, hoe
Tom Horrox ongemakkelijk had afgeranseld,
en hoe de lafaard in zijn angst om. genade
gesmeekt had, en Cleo als de grootste schul
dige had aangewezen.
„Het schijnt mij toe," zei Whanks, „dat
Cleo en Horrox het van den beginne af aan
eens zijn geweest. De schurk betaalde er haar
voor, dat zij van u de toestemming verkreeg
om d© kinderen aan Le Sale af te staan."
„Die duivel," mompelde Castelli.
„Ja., er schuilt niet veel goeds in haar.
Heb was vreeselijk de kinderen te zien, zoo
uitgeteerd en mager als latten, en dan zoo
bleek. Zij zijn schandelijk behandeld. Ik ge
loof nooit dat miss Yanda oud zal worden;
het heeft haar te veel aangegrepen, mijn
heer."
Castelli werd bleek terwijl Whanks sprak,
maar meer van toorn dan door hot lijdens
verhaal zijner kinderen.
„Ik heb voor altijd met haar afgedaan
voor altijd," siste hij.
„Zij is een slechte vrouw, mijnheer, en zal
u meer verdriet dan vreugde aanbrengen. U
deedt het beste u voor eens en voor altijd
aan haar invloed te onttrekken," zei Whanks
stoutmoedig.
stand gekomen, omtrent welke deregeeiing
verwacht, dat de mogendheden deze weldra
zullen onderteekenen. Dat het werk des vredes
rechtstreeks werd bevorderd, kon helaas niet
geconstateerd, slechts zgdelings konden inter
nationale verdragen «daartoe strekken".
Overigens de traditioneele zin, dat de
buitenlandsche betrekkingen vriendschappe
lijk zijn.
Woordelijk is ook de peiicoop omtrent
den Atjeh-oorlog overgenomen, slechts met
dit ondeischeid, dat nevens leger en vloot
de landingsdivisie thans een apart woord van
hulde erlangt.
En dan, na herinnerd te hebben, dat de
inroeping van Gods zegen op deo arbeid der
Staten-Generaal ditmaal aan het einde der
Troonrede komt, in plaats van zooals vroeger
aan den aanvang wij maken hiervan
slechts melding omdat elke wijziging in den
liistorischen vorm eener Troonrede hare
eigenaardige beieekenis moet hebben dan
kunnen wij de kern der rede wat nader
beschouwen.
Wel in de eerste plaats treft daarby hoe
in den aanhef in plaats van de traditioneele
phrase, dat Land en Volk in bevredigenden
toestand verkeeren, thans de erkentenis ge
vonden woidt, dat, bij zooveel wat tot dank-
baaiheid stemt, het een onomstootelyk feit
is, dat er «dringend behoefte is aan krach
tige wetgevende maatregelen".
Daar klinkt in door een 3> wij zijn achter",
en niet onverstaanbaar is het, dat deze
achterlijkheid bestaat in de zaken, die men
eigenaardiger wijze langzamerhand is gaan
betitelen als bij uitstek van socialen aard.
Toch, liet kan niet ontkend, op de prae-
misse van den aanhef, klopt de considerans
maar zwakjes. Immers daar gaan voorop
wetsontwerpen tot regeling van de samen
stelling der landmacht, tot wyziging en aan
vulling der Militiewet, tot regeling van de
bevordering, het ontslag en de pensionnee
ring der officieren, van militaire pensioenen
voor zee- en landmachteen lijstje, hetwelk
zou doen wanen, dat wij in een militairistiseh-
gezinden staat verkeeren, een lijstje, waar
kan by het formuleeren van den zin omtrent
de «krachtige wetgevende maatregelen" zeker
allerminst is gedacht.
Hoe noode of vooral de Militiewet wijzi
ging behoeft, het wil ons voorkomen dat er
dringender arbeid is van socialen aard dan
de wetsontwerpen op bevordering, pension
neering enz. van militairen, wetsontwerpen,
die toch uit hunnen aard zijn van secundaire
beteekenis en die hier den voorrang hebben
boven zooveel belangrijker.
Want belangrijk zijn die, welke, als waren
zij van weinig beteekenis, in een hoekje bij
elkaar zijn gevoegd, heel achteraanwijziging
der armenwet, regeling van het arbeidscon
tract, drankwet, in- en uitvoerrechten enz.
Zoo lang en zoo dringend is er gevraagd
Castelli zei niet zooals vroeger dat
Whanks zich met zijn eigen zaken moest be
moeien. Hij was nu een rijk man en niet
meer de oude dronken knecht van vroeger.
„Dat ben ik ook van plan," zei CastelM
boos. „Van lieden af hebben Cleo en ik mets
meer met elkaar te maken."
„Ik hoop, dat u ter wille van miss Leila
die belofte zult houden, mijnheer. Wat zou
zij het zich aangetrokken hebben., als zij wist
hoe de zaken stonden. God zegene haar!
Maar de kinderen zijn nu veilig geborgen en
mijnheer Tom. en ik zullen blij zijn als u
over kunt komen om d'e zaken te regelen.
Mijnheer Tom en ik zouden het niet prettig
vinden als wij hen moesten missen," zei
Whanks.
„Zij kunnen mogelijk wel bij je blijven,"
sprak Castelli onbepaald. „Maar waar. is die
vervloekte Horrox; eerst moet ik met hein
en Cleo afrekenen eer ik aan d© kinderen
kan denken."
„Ik héb er al onderzoek naar ged'aan. Hij
is naar het buitenland vertrokken ge
vlucht. Ik veronderstel dat hij in Amerika
is. Hij heeft nog hekend dat hij Cleo een te
legram zond. op den dag dat hij de kinderen
in zijn macht kreeg."
Oogenblikkelijk herinnerde Castelli zich
dat Cleo een telegram ontvangen had, d'at zij
hem niet had willen laten zien. Hij twijfelde
nu geen oogenblik meer aan de herkomst er
van, en zijn gelaat werd van drift nog blee-
ker toen Whanlcs ophield met spreken.
„Ik ga oogenbhickeiijk naar het circus,"
sprak hij met van woede bevende stem. „Ik
wil eens hooren, wat zij te zeggen heeft, die
duivelin, en als Horrox mij ooit weer onder
de oogen komt, dan gebeurt er een moord,
dat staat vast. Kom, geef mij mijn hoed;
geef hem mij dadelijk," voegde hij er op den!
ouden gebiedenden toon bij, in zijn toom
om een nieuwe armenwet, buiten welke
men eigenlijk niet langer kan en zonder
welke men dreigt vast te loopen de
regeering vindt het noodiger de officieren
meer naar den eisch te bevorderen en te pen-
sionneeren.
Er is niet van óóoe zyde, maar van alle
kanten geroepen om heiziening der tarieven
ons Tweede Blad herinnert lieden wel
treffend nog eens aan een tarief-monsü urn
verleden jaar heette het dat «de herziening
van het tarief van invoeriechten bate vol
tooiing naderde dit jaar doet de
regeering de invoerrechten weer bij den tros
indeelen.
Van overdreven beloften in eene Troonrede
houden wij nietin zooverre bevredigt dit
staatsstuk ons, vooral met de wetenschap,
dat belangrijke arbeid, reeds in liet nu pas
gesloten zittingsjaar aangevangen, nog in
meerdere of mindere mate op afdoening
wacht. Zoo noemen wij de Ongevallenwet,
de Woningwet, de Gezondheidswet, waarvan
de beide laatste ontwerpen eerst sedert
enkele dagen zijn ingediend.
Tocb, al wenschte de regeering, de twee
ontwerpen, die wij zooeven noemden, niet
voorop te stellen, haar sociale taak niet
onevenredig willend verzwaren, het hadde
ons bedunken wel geweest, indien de tariefs
herziening, die nu 365 dagen geleden als bijna
gereed weid aangekondigd, ditmaal niet ge
plaatst ware bij die rubriek, waaraan, als
wij September 1900 schryven, vermoedelijk
nog niet begonnen is. Summa summarumveel
geeft de Troonrede niet, maar veel kon ook
niet verwacht worden, waar een zeldzaam
onvruchtbaar parlementair jaar als hetnfge-
loopene zooveel onverricht liet.
-«sejsoatö»-
Finis coronat opus!
Onze tentoonstelling behooi t tot de geschie
denis; zy is in haar geheel sedert gisteren
avond om 10 uur naar de historische afdee-
ling verwezen. Eervol was de begrafenis
plechtig en ernstig en gelukkig niet buiten
gewoon droef.
Want al viel het velen noode te scheiden
van wat zij nu een goede veertien dagen
lang dag aan dag met klimmende belang
stelling hadden bezien, al waren er ook ban
den van allerlei aard geknoopt, die nu moesten
verbroken worden, overtuigd was men,
diep overtuigd, dat de nagedachtenis der
overiedene zouden zijn van vruchtbaarder
aard dan het materieele leven.
Dat die overtuiging bestond, dat hiervan
bleek gisteren aan het besloten maal, het
welk het Comité der jury eu enkelen genoo-
digden aanbood, bleek boven alles, boven de
gelegenheids'peeches uit, hard schetterend,
daarvoor mag men. dankbaar zijn.
J) f
Mh m
vergetende d!at Whanks met meer zijn
knecht was, zooals vroeger.
Maar Whanks deed wat hem gezegd werd,
eu trachtte met den woedenden man te
weerhoudten, die zich op staanden voefc naar
het circus begaf.
Terwijl dit in Selchester voorviel, waren
Tom en de kinderen te Parijs, waar zij de
komst van. Castelli en Whanks afwachtten,
waarna men plannen voor de toekomst zou
maken ten opzichte van Vanda en Adrian.
Na lang praten was Tom er in geslaagd me
vrouw Le Sale te overreden, haar eigen kin
deren bij een getrouwde zuster te brengen,
en met bon allen naar Frankrijk te gaan.
„De kinderen moeten iemand bij zich heb
ben," sprak Tom. „Zie toch eens, hoe ziek
Vanda is."
„Ziek, nu, of zij dat is. 'fcZal maanden en
maanden duren voordat do teekenen van
haar mishandeling geheel verdwenen zijn. Zij
is vol builen en plekken, en Adrian ook, Hor
rox had in de gevangenis gezet moeten wor
den; maar ik weet nog met of ik wel mee
naar Parijs ga, 't lijkt mij een vreesel ij ke
reis. De zee oversteken, en naar een land te
gaan, waar ik niets van de taal versta, en
dan mijn kinderen achterlaten, neen, dat is
meer dan ik doen kan," zei mevrouw Le Sale.
Maar langzamerhand haalde Tom haar
over, toebereidselen te maken en slechts voor
korten tijd1 mee te gaan, totdat hij iemand
anders gevonden had die op de kinderen pas
sen kon.
„Wilt u ze dan moederloos en ziek laten
vertrekken met niemand als mij om ze op
te passen?" vroeg Tom vriendelijk.
Dit gezegde trof mevrouw Le Sale's moe
derhart, en zij riep uit:
„Ik ben er zeker van dat de arme Le Sale
mij zou gezegd hebben Vanda op te passen
hij hield ook veel van haar. Ja, ik zal gaan,
Men wist het en voelde het, uit deze ten
toonstelling zou nieuw leven uitgaan voor
onze stad, zou het begin komen voor her
nieuwd betoon van energie, die gesluimerd
had, een menschengeslacht lang.
Wij wraken, gelyk somtijds geschiedt, het
bedrijf waarin onze gemeente tot op dit oogen
blik haar voornaamste bron van inkomsten
vindt, niet; wij willen het zelfs een zoo fleurig
leven gunnen, als het moet, maar wel komen
wij er tegen op, eo dit hebben wij van meet
af gedaan, dat alles op éene kaart gezet
woidt en bovenal dat daarmede dooi'gegaan
wordt, nu dit kaartspel uit de mode wil gaan
raken.
Van een besloten diner willen wij niet
klappen, maar dit willen wij wel zeggen, dat
het veld wit begint te zien om te oogsten, dat
er kans is, dat weldra het onaandoenlijk
Schiedam zal gaan wijken voor een herlevend
Schiedam, vol eneigieke fleur.
Verbaasd heeft men hier gestaan deze week
over zich zelven, verbaasd dat dat kon, dat
men hier een serieuze tentoonstelling kon
houden met ontspanning gecombineerd a
Vinstar de Paris.
Het is gelukt; waar anders Schiedam
tijgt naar Rotterdam, hebben wij nu Rotter
dam hier laten komen, en Overschie en
Vlaardingen en Kethel en Delft eu Deu Haag
en zoovele andere plaatsenwant veel
vreemdelingen zijn er geweest en hebben
bewonderd. En daarmede gepaard steeg het
gevoel van eigenwaarde, dat hier en daar
in de schoenzolen zat, weder tot het ver-
eischte peildat er van onze stad weer
notitie genomen werd, dat er in de pers
weer gesproken werd over Schiedam uit
andere ooizaak dan waarom dit nu de laatste
200 jaar geschiedde, greep de inwoners in
het hart, dat de eer van Schiedam de groote
bladen, verre vooraan het «Handelsblad",
naar de pen deed gtijpen, was voor bijna
ieder iets ongekends, iets verbijsterends.
Voorby is nu alles en teruggekeerd is de
rust gebleven is de begeerte om voor
waarts te gaan, geschraagd nu krachtig daar
enboven door de wetenschap, dat het kan.
Hoe die begeerte zich zal uiten, wy weten
het nog nietslechts in breede l'yn stellen
wij ons dat voor, maar ook die enkele houts
koolstreken zijn ons voldoend. Doch dit kun
nen wij, bedriegen ons de voorteekenen niet
al te zeer, reeds nu wel zeggen, dat vanaf
de Inhuldiging onzer Koningin in het vorige
jaar, voorbereid door een helde!ziend Dage-
lylisch Bestuur, een nieuwe aera zal zijn
aangebroken voor onze stad, die in de nu
gesloten tentoonstelling heeft gekregen den
vereischten prikkel om tot rypheid te kunnen
geworden.
Zoo zal naast het materieele voordeel dezer
welgeslaagde expositie, het moreele belang
overwegend zijn.
al sterf ik ook op zee, dan heeft dat zoo moe
ten zijn," eu zij ging, om de twee zoo zeer
vei zwakte kinderen leven en geestkracht t •-
rug te geven.
Op zekeren avond lag Vanda rustig op d©
canapé in een mooie kamer in het Grand
Hotel te Parijs. Mevrouw Le Sale zat bij
haar toen het kind plotseling opmerkte.
„Gelooft u, mevrouw, dat er veel kinderen
zoo slecht behandeld worden als men ons ge
daan heeft Soms houdt dtc gedachte mij uit
den slaap."
Adrian zat aan de tafel aan zijn gelief
koosd teekenwerk. Hij was al bijna het treu
rige verleden vergeten, hoewel hij nog zeer
mager en bleek was. Hij keek op toen Van
da sprak, alsof haar woorden hem de vreese
lijke dagen weer voor den geest riepen.
„Maak het je daarmee toch niet lastig,
Vanda,"' sprak mevrouw Le Sale vriendelijk.
Weinig meesters zijn goddank zoo wreed als
mijnheer Horrox. Maar hij haatte je arme
lieve moeder, en daarom moest je beiden het
ontgelden."
„Maar de meesters zijn nooit vriendelijk,
ie het wel, zelfs al zijn zij niet zoo sledit
als Horrox," vroeg Vanda, d'ie niet van haar
stuk te brengen was.
„Ja, lieve, Le Sale was het wel, maar er
zijn er veimg zooals hij was. Zij mo-c^en
streng zijn, en hun leerlingen flink aan het
werk zetten. Het publiek gaat naar het cir
cus voor ziju genoegen, en men moet den
kinderen dus leeren hun toeren goed te wi
nch ten. Horrox zou beter voor je beiden ge
weest zijn als hij niet zoo'n haat tegen je moe
der gehad had1; maar liet is eon vreeselijk
leven voor een meisje harct en wreed. Tk
zal er wel voor zorgen dat mijn kinderen tr
niet voor opgeleid worden," zei mevrouw Lo
Sale aangedaan.
(Wordt vervolgd
tuSkv-,