No. 10076.
Tweede Blad.
lit Sen TramaMen Worstelstrijd.
53"e Jaargang.
Zondag 29 en Maandag 30 October' 1899.
isiaaS tan fa poten
STADS-Z1HKENHU1S.
TRANSVAAL.
ie?"
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt (Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaar d i ngen 11. 1.25. Franco
per post 11. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureaa s Boterstraat 68.
Prijs der Advertentiën: Van 1—7 regels 11. 0.90iedere regel
meer 12i/j cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummersdie Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Meine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan liet Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon Ko, 123.
Herbesteding.
Op Diasdng 31 October 1899 zal door
de Commissie van Administratie voor het
Stads-Ziekeniiuis te Schiedam, worden aan
besteed de levering van
zoete- en karnemelk.
Dednschrijvingsbiljelten moeten vóór 's mid
dags 12 uur van dien dag in voormeld ge
sticht bezorgd zijn; inmiddels liggen de
voorwaarden van levering ter lezing ten kan
tore van den Secretaris-Penningmeester,
Nieuwstraat 30.
De Commissie voornd.,
VAN WESTENDORP,
Voorzitter,
TV, A. VAN DOLDER Dz.,
Sec.-Penn.
1881.
De orkaan is aan 't woeden laat woeden
[de orkaan,
Wij minnen de vrijheid, \vy allen
En zweren de trouw aan de Oud-IIollandsche
[vaan
En planten ze op bergen en wallen I
Wij buigen den nek voor geen Engelsch
[gespuis,
Wjj tarten en dagen zijn schat en
De bange en bloode hjj blyve tehuis
Wij kampen voor huis en altaren!
Nog éónmaal de vrouw aan den boezem gekneld
Gestaard in der kinderen oogen
Komt, broederen, voorwaarts, ter kampplaats
[gesneld,
Wij moeten de tranen nu drogen
Daar ginder de Lang Nekl Wat bliksemt de
[trans 1
De paarden gespoord en daar henen!
Komt, broederen, voorwaarts ten doodlijken
[dans
De vrijheid is bloedig verschenen I
De Roodbaaien stormen vooruit naar den
[Nek
Wild dondren de stalen kartouwen
Legt aan de geweren, en elk op zijn plek,
En laat op Jehova ons bouwen 1
Daar zijn zij, en met hun de vlag, zao gehaat
Nu vaat uwe handen, uw blikken
Het geldt hier vereöhing van Engelsch *er-
[raad,
Verbreking van Engelsche strikken I
Wat sissen de bommen, wat schuifelt het lood
Zoo woest en zoo schriklijk ons tegen
Laat sissen de bommen, laat raatlen de dood,
Door bloed wordt de vrijheid herkregen!
We hielden allen van Zencbe, niet louter
■om haar lief, bleek gezicht, maar ook om
dat zij een kalm, teerhartig meisje was, en
zich zonder moeite van ieders hart meester
maakte en ons allen gelijk behandelde, van
den eigenaar tot den nederigsten kunste
naar van het circus.
Zenobe, „de koningin der koorddansers",
zooals zij in de bontgekleurde programma's
werd beschreven, had nooit eenige reden ge
had om zich te beklagen over de behande
ling van de personen, hoog -of laag, die in
dienst waren bij Herr Sclioffle's wereldbe
roemd circus en menagerie. Niemand uitte
m haar bijzijn een vloek of een verwen-
oohing en niemand waagde het haar te pla
gen of gekheid met liaar te maken. Toch
was zij slechts een onbeduidend meisje van
zeventien jaar, met een klein nuiftmerbje op
het programma, minder verdienende dan
tbijna alle kunstenaars,'ook minder dan ik
zölf, die de eer had zes keer in de week,
tweemaal per dag, drie kleine, oude oli-
phanten aan de toeschouwers voor te stel
ten.
Maar Zenobe was goed; de slechtste on
der ons zag dat en achtte haar daarom. Ja,
de slechtste onder ons. Waarschijnlijk was
ik dat zelf, ik kon het dus goed weten.
Het was zonderling, dat Staverta, de
sterkste en flinkste man van het circus,
haar nietigheid eerbiedigde. Het was niet
omdat hij beter was, of dacht te wezen dan
zij, maar omdat hij haar anders beminde
De grond wordt zoo rood, en de vlag is als bloed,
Nu broeders is de inzet Let leven!
Nu geldt het, de borst tegeo den Engelschen
[vloed
Als Hollandsche mannen te geveu
O Lang Nek gij ziet reeds de Oud-Hollandsche
[vaan,
Vergruisd en vertrapt aan Uw voeten,
Een oogwenk, zij breekt zich verwinnend weer
[baan,
Zij rijst en de Engelschen boeten
Wij beuren den stervenden broeder het hoofd,
En fluist'ren hem zachtkens in de ooren:
sZijn eens uwe kind'ren van vader beroofd,
Zoo zullen ze ons toebehooren 1"
Hij glimlacht; hij wendt nog het stervend
[gezicht
Zijn GoJ voor dit troostwoord te loven,
Hij sterft en het brekende oog is gericht
Ter wapp'rende vlagge daarboven.
Waai uit dan, gij vierkleur, op Langeneks-
[veld,
Op plassen van bloed en van tranen,
De zege is de onze, de vijand geveld
En glorie omzweeft Uwe bauen!
B. u. t.
H. M. de Koningin-Moeder heeft het vol
gende telegiain doen toekomen aan mejuf
frouw G. J. Beijnen, hoofd der ziekenver
pleegsters bij de ambulance van het Ned.
Roode Kruis, bestemd voor Zuid-Afrika.
Bij uw vertrek naar Zuid-Afrika verge
zellen mijn beste wenschen u en de verpleeg
sters. Met groote belangstelling en waardee
ring zal ik de verrichtingen volgen der am
bulance vau het Nederlamlsche Roode Kruis
en van allen die deelnemen aan de schone
en zelfopofferendemaar zoo zware taak,
die ginds wacht, Moge op het werk van allen
in ruime mate Gods zegen rusten en een
gelukkige terugkomst in het vaderland voor
allen zijn weggelegd".
EMMA.
Dr. Leytls
arriveerde gisteravond te Amsterdam.
Mr. II. J. Coster.
Dr. J. Tinmée, arts te Delft en oud-lid
van het Leidsche Studentencorps, richt in de
j>N. Rt, Ct." den volgenden oproep aan de
leden en oud-leden van het Leidsche Stu
dentenkorps.
sMet ontroering wordt alom vernomen de
dood van dr. H. J. Coster, oud-praeses van
het Leidsch studentenkorps. Weder te geven
onze gewaarwordingen, bij de gedachte aan
die kleine schaar, die, door overmacht be
sprongen, ure lang moedig stand hield en
sgetrouw lot in den dood" tot leuze had,
vermag ik niet, doch onweerstaanbaar rijst
bij mij de vraag: is het niet onze plicht,
de nagedachtenis van dien oud-student in
eere te houden? Wie helpt mede, om in ons
oude universiteitsgebouw, aan het Rapenburg,
een gedenksteen te doen plaatsen ter eere
van den oud-praeses Coster, gesneuveld in
den strijd voor het goed recht der Transvaal."
dan wij, heviger, minder teeder en bijge
volg zelfzuchtiger. Wij waren tevreden,
wanneer zij ons eens met haar zilveren stem
toesprak, gevolgd door een opgeruimden,
zonuigen lach van haar bleeke lippen. Maar
hij Staverta zou niet tevreden, zijn ge
weest met haai- ziel, wanneer zij hem die
geofferd kon hebben. Neen, met geen dui
zend zielen, even zacht en vrouwelijk als de
hare, zou hij tevreden zijn geweest, wan
neer zij er duizend had gehad om hem te
offeren.
Het was te Preston, in de Great Iron
Hall, dat dat verschrikkelijk voorval
plaats had zoo plotseling plaats had en
zoo afschuwelijk was, dat de verschrikte
toeschouwers eigenlijk- niet wisten wat er
gebeurde.
De voorstelling was in vollen gang. In
het groote amphitheater waren alle plaat
sen gevuld (uitgezonderd die van de galerij,
die tijdelijk als onveilig was gesloten) en de
menschen zaten, beschenen door het elec-
triseh licht, met belangstelling naar den cir
cus te kijken.
Zenobe's nummer werd blijkbaar met
groote belangstelling afgewacht; zij had in
dc. stad, waar we vandaan kwamen, sensa
tie gemaakt, meer door haar onversaagd
heid, dan door haar ervarenheid.
Toen nu het gezelschap op Zondag in
Iron Hall aankwam, had Herr Schoffie tot
zijn spijt ontdekt, dat het door tekortko
mingen in. den bouw onmogelijk was om Ze
nobe's draad en valnet behoorlijk te span
nen. Bijgevolg had hij nu gemakkelijk ge
volg gegeven aan den raad yan Zenobe, om
Drie flinke jongens naar Transvaal.
Wij meldden gisteren dat de drie Zuid-
Afrikaansche studenten, te Amsterdam stu-
deerend, naar het oorio-gs terrein vertrok
ken. Het „Hol." geeft van dit vertrek een
aardige beschrijving die wij liicr doen vol
gen
Wij hebben hedenmiddag een bijzonder
treffend afscheid bijgewoond van drie jonge
mannen, die als goede zonen van hun va
derland, naar Zuid-Afrika vertrekken, om
de wapens op te nemen in dc gelederen,
waar hun vaders, hun broers, hun landge-
noote-n reeds strijden.
De studenten Reitz, Pretorius en Dutoit
schepen zich de volgende week aan boord
van dc IC n i g te Napels in, het schip dat
morgenochtend met het eerste gedeelte der
Roode Krais-expeditie van hier zal vertrek
ken, en de leden van het Amsterdamsche
Studentenkorps had'den zich naar het Cen
traalstation begeven om de drie korpsbroe
ders uitgeleide te doen.
Een treffend uitgeleide was het, treffend
evenzeer om het strenge karakter van innig
gevoelde sympathie voor die dne jonge
mannen, die, zonder eenig vertoon, liuu ver
vaderland te hulp snelden, als om het uit
geleide, dat eeu honderdtal studenten, een
voudig, vooral zonder eenig aanstellerig rel
letje. aan scheidende vrienden, die ten oor
log 'lokken, brachten.
Do sneltrein naar Parijs zou te één uur
vertrekken. Half één stond reeds eon troep
je studenten op het perron, met enkele le
den der Kon. Studenten-Seliietvereeniging,
in uniform, juist van hun schietoefening te-
rugkeecrende.
Te kwart voor één was er een opdringen
naar de trap, die van hot sousterrain naar
het perron leidt. Drie jonge mannen werden
r»st handdrukken links en rechts verwel
komd. De andere studenten, die in troepjes
het perron op-en-ueer geslenterd hadden,
kwamen er allen op af en het was een druk,
hartelijk handen geveu. Dag Reitz, dag Du
toit, dag Pretorius
Een paar studenten liepen vooruit, hand
koffertjes in de hand, naar een coupé van
den gercedstaanden trein; langzaam ver
plaatste zieh de dichte groep naar de coupé.
Het was tien minuten vóór het vertrek
van den trein en in-eens, schijnbaar zonder
afspraak, gingen alle hoeden af en klonk
het Transvaalsche Volkslied. Midden in de
groep, iets vrijstaande van den dichten
kring van. voortdurend nog opdringende
Studenten, stond het drietal, ook de hoeden
af, eenvoudig, zonder eeu zweempje van po
seeren, drie jonge mannen, de hoofden om
hoog, hun vrienden met goedronden blik
toelachend, de oogen strak van energie.
Het Transvaalsche Volkslied was uit en
het „lö Vivat" werd ingezet.
Door den kring drongen enkele late ko-
mers, een troepje studenten, hartelijk de
handen vooruitgestoken, daarachter prof.
Van Hamel met een langen stillen hand
druk aan elk der drie reizigers, toen prof.
Cramer, daar weer achter prof. jhr. Six, ds.
Schuilei' tot Peursum, nog meer oudere
vrienden.
Er werd weinig gesproken. Enkele op
merkingen van „hou je goed!" en „voor
spoedige reis!" werden even beantwoord
door Reitz in een korten, resoluten zin, met
een hard accent alsof een Indische jongen
sprak.
het uet af te danken en haar in het vervolg
haar wandelingen op den draad zonder val
net ten uitvoer te laten brengen. En zoo
gebeulde het dat Zenobe groot opzien te
weeg bracht in Preston, door op een hoog
te \au 100 voet, op een touw van een lengte
van 80 voet, lusschen de blinkende en sis
sende booglampen te loopen, die daar als
witte lichtbollen aan het traliewerk van het
dak hingen, terwijl zij slechts oen touw van
twee duim dikte tusselien haar en een ver
schrikkelijker! dood had.
Zenobe was minder zenuwachtig over dat
gevaarlijke spelletje dan een van ons. Wat
mij aangaat, ik had haar eiken avond na
haar voorstelling op dezo duizelingwekken
de hoogte afgewacht tusselien de stalgordij-
nen met een duizelig hoofd en een angstig
hart, terwijl mijn pols nauwelijks sloeg. Ook
dezen avond stond ik daar', met mijn drie
oliphanten, die hun snuiten zwaaiende, op
een woord van mij wachtten, om den circus
binnen te gaan, en ik deed een hopelooze
poging om haar gezicht te hespeuren, om
te zien of er ook een trek van twijfel of
vrees op te lezen was.
Ik zag haar zonder aarzelen haai' kleinen
voet in den band van liet hijsohtouw ste
ken. Ik zag haar in de lucht zweven, totdat
zij de kleine stellage had bereikt. Zij over
trof zichzelf dien avond. Zij leende haar pu
bliek en wist de menschen juist lang genoeg
in spanning te houden om succes te heb
ben. Toen, terwijl ze den balanceerstok
greep, zette ze haar voet op het touw.
Het was niet veel meer dan loopen, wat
het kleine meisje kon doen. Het loopen op
Nu stapten ze in. Het portier gmg dicht,
voortdurend werden nog handen uitgesto
ken. Gedrongen voor het open portierraam
pje stond het drietalReitz, de kleinste
van de drie, een bleeke gelaatskieur, kort
blond haar in een kuif, een blond kneveltje,
Pretorius, een gi.ote bruine jas om, een
deukhoed achteloos naar achter geschoven,
een jonge sterke vent, met een paar schou
ders en een nek van een man, een rooie,
gezonde kleur op de wangen, of hij zoo van
de wei kwam, en Dutoit, een prettige ver
schijning, groote, naïeve oogen van een eer
lijken, aardigen jongen, die moesten kun
nen schitteren van enthousiasme, maar nu
vochtig schenen.
Zoo stonden ze voor het portierraampje,
bijna als drie vrienden, die op een pleizier-
reisje gingen.
De trein ging vertrekken, toen, over de
hoofden der buitenstaand-en heen, een krans
werd aangereikt. Even aarzelden de drie
jongens, want een offieieele hulde vanwege
liet Studentenkorps hadden zij pertinent ge
weigerd, maar er werd reeds lioera geroe
pen en de krans een hulde van de Zuid-
Afrikaansche Vereeniging werd aangeno
men.
Voor de coupé was hot nu leeger gewor
den; de trein kon elk oogenblik vertrek
ken de meeste studenten waren naar het
eind van het perron geloopen, om zich daar
op te stellen.
De trein zette zich in beweging. Nog al
tijd uitgestrekte handen naar het portier
raampje.
De drie jongens, met een eenvoudïgen
lach, een groep van jongen, sterken wil, een
drietal, dat m zijn eenvoudige, poëtische
kracht een beeld gaf om nooit te vergeten,
bleven voor het raampje, terwijl de trein
langzaam het perron langs ging. toen voor
bij de groep, waar het „Wilhelmus" klonk,
waar een wilde drukte was van wuivende
handen, opgestoken hoeden, wandelstokken,
toen buiten dat station langs een paar ma
chinisten op hun locomotief, die de petten
afnamen
Voor het portierraampje zag men, fcenvijl
de trein sneller wegreed, nog even de groep
van de drie vertrekkende studenten, met dc
jonge, blijde jongensgezichten, met toch iets
van grooten ernst in den laalsten groet,
waarmee ze het vaarwel beantwoordden.
Aan Nederlanders in Engeland.
Het volgende schrijven is te Londen on
der de daar gevestigde Nederlanders ver
spreid
„Onze gedachten zijn vervuld van de ern
stige gebeurtenissen dezer dagen en, wat
ook ons individueel oordeel moge zijn om
trent den toedtand' die thans ontstaan is, en
de omstandigheden welke tot dien staat van
zaïken hebben gevoerd, een gevoel van diep
meewaren en droefenis bevangt ons bij de
overdenking van de onmiddellijke en ramp
zalige gevolgen, die moeten voortspruiten
uit den strijd, die thans over Zuid-Afrika
is losgebarsten.
Welke ook de afloop der vijandelijkheden
moge zijn, het verlies van vele kostbare
menschenlevens zal te betreuren zijn; hon
derden, wellicht duizenden gezinnen zullen
in rouw 'worden gedompeld en zullen door
het verlies, of de verminking van broodwin
ners van het allernoodigste worden versto
ken.
Onder deze droevige omstandigheden vra-
deu draad met eeu zak over het hoofd, lijkt
zeer moeilijk en had dien avond groot suc
ces. Maar zooals de meeste iveten is de zak
eigenlijk nog meer helper om goed te balan-
ceercn, dan een beletsel.
Zenobe liep voor den derden keer langs
her touw, een groote Japansche parasol dra
gende, toen ik zag, dat het t-ouw op een
eigenaardige wijze slingerde en Zenobe ach
teruit was begonnen te loopen, naar het
plankje waar zij van uit was gegaan Zeno
be's bewegingen waren niet hevig genoeg,
om het touw zoo te doen slingeren, en allen
wisten dat het haar groote moeito kostte,
om achteruit te loopen.
„Wat doet zij V' fluisterde ik den stal
meester in het oor.
„Zij loopt terug, omdat ze niet op het
touw kan omdnu.'i n, maar waarom loopt
ze niet door en keert op het andere plauk-
Op dit oogenblik scheen zich een plotse
linge vrees van de toeschouwers te hebben
meester gemaakt; een half gesmoord ge
mompel ging door de zaal, dat hoe langer
boe sterker werd. De toeschouwers stonden
ais één man op en stonden betooverd en als
verlamd te kijken naar het vreeselijke dra
ma dat daar afgespeeld werd.
Toen keek ik op en begreep alles. Onze
ker, achterwaarts loopende, ging Zenobe te
rug, terwijl ze den balanceerstok beurte
lings naar beide kanten liet afhellen als
een wip; het touw schudde hevig, maar
niet door haar bewegingen, maar ua-, het
andere eind. En dnar, gezeten op li"! klei
ne eindplankje, zat Globe, de groote gorilla,
gen Nederlanders zich af, wat zij, als on
derdanen van een onzijdige mogendheid,
kunnen en mogen doen, ten einde dien nood
te helpen lenigen.
Het antwoord diaarop vindt gij vervat in
de hiernevens ingesloten oproeping aan het
Nederlandselie Volk, geteekend door man
nen van naam en invloed in. elk deel van
ons Vaderland, zonder onderscheid van par
tij, Zooals uit deze bijlage blijkt, zullen de
bijeengebrachte gelden dienen
lo ter bestrijding van de onkosten van
uitzending eener volledige ambulance enz.
naar Zuid-Afrika, door tusselienkomst van
de Nederlandselie afdeeling van het Roode
Kruis
2o. voor het ondersteunen van in den
strijd verminkten of achtergebleven betrek
kingen van gesneuvelde Burgers;
3o. voor verzachting, op zulke wijze ais
uitvoerbaar zal blijken, van de gevolgen,
van den oorlog.
Alom in den lande wordt aan deze oproe
ping tot betoon van liefdadigheid en barm
hartigheid aan onze stamverwanten, in Zuid-
Afrika met geestdrift gehoor verleend.
Op ons, Nederlanders in Engeland, rust
in sterkere mate nog dan op hen, die in Ne
derland verblijf houden, de plicht ons strikt
te onthouden van alle openbare betuigin
gen, die onder de bestaande omstandighe
den aanstoot kunnen geven aan onderdanen
van het Rijk, dat ons gastvrijheid verleent.
Doch de volkomen gerechtvaardigde begeer
te om thans de strengste politieke onzijdig
heid te handhaven in al onze openbare han
delingen, mag geen onzer weerhouden, zich
aan te sluiten bij een beweging, welke Ne
derlanders uit alle rangen der maatschappij
vercenigt m een werk van liefdadigheid'aan
onze stamverwanten, waar deze in de ure
der beproeving nagenoeg geheel verstoken
zijn van die hulp, die de Britsclie natie zoo
rijkelijk aan haar hulpbehoevenden kan en
wil verleenon.
Toont dan opnieuw, Nederlanders in
Groot-Britaimië, dat gij ook in deze om
standigheden het werk der menschlievend-
lieid in het Vaderland krachtig zult weten
te steunen.
Giften zullen gaarne worden in ontvangst
genomen door ongeteekenden, die voor do
overmaking der gelden naar het hoofd-co-
mité te Amsterdam zorg zullen dragen.
Eventueel kan voor zendingen over do post
van aangehecht inscbrijvingsbilj'et gebruik
worden gemaakt.
Londen, Oct. '99.
Ds. A. A. ADAMA VAN
SCHELTEMA,
14, Upper Hornsey Rise, N.
A. A. H. BOISSEVAIN,
11, Copthall, Court, C.
H. J GERRITSEN,
22, Regent Street, S. IV.
G. ir. MEES Jr.,
22, Regent Street. S. W.
F. C. STOOP,
3, Colhngham Gardens, S. W.
L H, Kiek, Secretaris,
11, Copthall Court, E. C.
Penningmeester.
De Nederlandselie consul-generaal Ie Napels.
De „Corriere d'Italia", een nieuwe Ita-
üaansehe courant, Woensdag 11. voor het
eers't te Rome verschenen, bevat in haar
eerste nummer het volgende artikeltje
zijn lange, leelijke vingers om hel touw ge
klemd, dat hij uit al zijn macht schudde.
Ik uitte een k.eet van ontzetting, die
door duizend kelen werd beantwoord toen
zweefde er iets door de lucht, en Zenobe
onze Zenobe lag op haai* rug in het
zand van den ci'cus.
Niet dat ik haar minder dan de meieren
lief had, maar ik alleen hield mijn zinnen
bij elkaar in dat i erschrikkelijk oogenblik.
Met een snik keerde ik mij om en vlooj, zoo
spoedig mijn beenen mij wilden dragen
naar de naaste trapdeur, die naar de geslo
ten galerij voerde. Om deze deur te berei
ken moest ik door de menagerie tusselien
paardestallen cu rijen kooien door. Toon ik
er zoo doorheen, rende, schenen de dieren
mijn woede te zien en begonnen te schreeu
wen.
Terwijl ik rechts de luipaarden voorbij
ging, wierp ik een woedenden blik naar de
kooi van den gorilla en bleef staan.
Ademloos, met het zweet van drift en
angst op mijn gelaat en in mijn. hals, stond
ik daar en staarde in stomme verwondering
naar den grooten gorilla, die daar* vooraan
in zijn kooi stond en zijn langen, gespierdeu
arm naar mij uitstrekte.
In zijn kooiDe groote gorilla iu zijn
kooi, terwijl ik hem twintig seconden gele
den met mijn eigen oogen, SO voet boven
mijn hoofd aan het traliewerk van liet dak
had zien hangen, aan de andere zijde van
het gebouw!
V at kon dat beteekenen 1 Ik. veegde het
zweet van mijn gelaat af, als om mijn her
senen van mijn zieleangst te bevrijden. Ik