|4"e Jaargang.
Dinsdag 25, Woensdag 26 en Donderdag 27 December 1900. No. 10431.
Tweede Blad
Vrede op Aarde!
Uit het leven van de Schiedamsche
wijkverpleegster.
v
V
V
schiedamsche couraht.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- on Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
-r post fl. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
f
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
jja het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Boterstraat 68.
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92iedere regel
meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Itleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bjj vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon Mo. 123.
Ban dckke stoflaag bedekt meubelen en
anamenten. Hier en daar over do tafel ver-
prrid staan gebruikte kopjes en schoteltjes,
«rwijl de scherven van een ontbijtbordje op
1® grond liggen. Roodgloeiend is de kachel
pgestoofet en een ondragelijke hitte, nog
isdragalijker gemaakt door eon vunzige
akt die in het vertrek hangt, maakt hei
danhalen niet gemakkelijker.
Een drietal kinideren, waarvan het oudste
en meisje van 13 jaar, bevindt zich in de
amer. De twee jongsten, knaapjes van 8 en
D jaar, kwamen zooetven uit school on hoop-
;n nu thuis het eten op tafel te vinden
baf helaas, zooals in den laat sten tijd al
dikwijls was voorgekomen, het meisje
id het eten nog niet gereed. Zoo juist eerst
id zij de aardappelen geschild, waarvan de
lallen nog over den vloer lagen, omdat
:t aardappeleneanmertje door de tbuisko-
êüde jongeus bij hun binnenstormen was
nvergsworpen.
In het geheel niet vroolijk gestemd door
st vooruitzicht om misschien weder met
achts oen boterham naar school te moeten
an, toonden de kleinen hun misnoegen
Kir hun zusje allerlei verwijten toe te voe-
«n, wat ten slotte hiermede eindigde dat
st meisje begon te huilen
„Wees toch stil, jongens,' klinkt een zwak-
istem uit de bedstede, „zoödra moeder we
ar beter is, zal zij weer zorgen dat jelui be-
x>rlijÖ£ op tijd eten krijgt. Gaat nu maai'
olang spelen en dan roept Mietje jelui wel
>odra de aardappelen gaar zijn."
de knapen, overtuigd dat zij1 voorloopig
ais toch niets zouden vinden, gingen de
T uit en waren weldra met hun makkers
t het ravotten.
>p hun kleeren behoefden zij nu niet zoo
meer te letten. Wanneer zij vuil of met
cl;.curdo Tdoeron thuis kiWamen, dan kre-
l zij daarvoor thans toch geen straf, want
ieder lag immers te bed en zag zoo daide-
c niet hoe haar kinderen zich hadiden toe-
fcakeLd. Mietje, het 13-jarige huishoudster-
liet hen maar begaan, ziji had! geen over-
idbt over de woeste knapen en hoewel zij
het begin van moeders ziekte wel eens te-
haar broertjes had gebromd, het weini-
succes dat zij daarmede gehad had en het
genoegen dat er meestal' het gevolg van
s, had. haar spoedig doen besluiten dé jon
as maar aan hun lot over te laten.
Bovendien, ziji had heb den geheel en dag
uk genoeg, 's'Morgens, zoodra ziji opstond,
b haar eerste weik om de kachel aan te
ton en theewater te koken. Dan hielp zij
ar broertjes bij het aamkleeden, waarbij
t wasseheni dikwijls achterwege bleef, om-
t de jongens zich daartegen steeds kradh-
verzetten, en dan, wanneer dezen einde-
k naar school waren, dan moest moeder
bolpen worden.
Doch hoe bezwaarlijk ging ook dit. Zij
ts te zwak en te onbeholpen om haormo©-
r 'behoorlijk te verzorgen. Wél poogde deze
If zich zoo goed mogelijk! te helpen, maar
laas, een ziekte die haar Weids ruim twee
usnden op bod 'hield!, had ook hajr kradh-
1 zoolang gesloopt dat elke bezigheid
Novelle naar het Duitse!»
van
NATHALY VON ESCHSTRUTH.
(Slot).
KersttijdWat een drukte, wat een leven
Londen!
óïfl betooverd eitapb Jacoba aan den arm
irs vaders door de volle straten, door al
i verdoovende wagengarijl, door de drukte
den lichtglans der prachtige winkels, die
a kostbaarheden achter epiiegolglas opeta-
en, zoodat men niet moede wordt te kij-
i en te bewonderen.
Ma in sprookjes uit Dluizend en één Nacht
ten het flikkerend, diamant, de zijden
ff en, d® luchtige kanten en sluiers, zdd-
ae bontwerken, heerlijke bloesems, uit-
■ochte confituren, en menig schoon vrou-
n-°og baadt zich, dronken van verrukking
dezen glans en kan geen weerstand bie-
aan de verleiding
facoba's Mik zweeft slechte snel en vludh-
over do duizenderlei gaven van het
ristldiidje.
fer villa van. haar vader blijft ze wel Mer
daar even staan en ettemJt met zijn goed
haar al spoedig te zwaar werd en zij daarom
zich zooveel mogelijk van allee afmaakte-
Kwam Mietje met het een of ander aan
haar bed om hulp of raaid, dan werd het
3uud meestal weer weggestuurd met het
matte: „Och, doe maar zooals je denkt dat
het goed is, ik kan je niet helpen," zood!at
het kind ook 'hiermede ten slotte ophield,
als geheel vruchteloos. Etn weldra, verwonde
ring behoeft dit niet te verwekken, was hot
geheele huishouden verwaarloosd. Werd aan
vankelijk heb noodigste in de huishouding
verricht en een enkele maal nog1 weer een.,
een opruiming gehouden, ten slotte bleef
ook dit achterwege en vervuiling en wan
orde heerschten weldra in het vroeger zoo
nette gezin.
Tevergeefs had de dokter die bij zijn da-
gehjksche bezoeken het verval in het ges in
had zien komen, het meisje aangespoord om
toch vooral goed voor moeder te zorgen,
haar op tijd do geneesmiddelen te doen in
nemen en haar do hulp te verleenen diie zij
noodig had, maar och, daar* kwam al even
weinig van als van de overige werkzaamhe
den. en de zieke ging dan ooik meer achter
uit dan vooruit.
Zoo kon het niet blijven, dit begreep de
dokter wel, en hij besloot daarom andere
maatregelen te nemen, opdat ten mmsto de
zieke behoorlijk zou worden geholpen.
Aan de wijtkverpleegster werd bericht ge
zonden dat haar hulp voor dit gezin ver-
eisdht werd en spoedig deed deue er dan ook
haar intrede.
„Wel moedertje," zeide zij' toen zij voor
het bed had plaats genomen, „ie er bij u en
uw dochtertje de moed geheel' uit, dat ik
overal zooweel wanorde in de kalmer zie? Dat
is toch zeker niet de marnier om beter te wor
den." En haastig opstaande, opende zij de
vensters en liet de versche ulcht' in breed en
stroom naar binnen dringen, zooidat de Vun
zige dampkring weldra vervangen werd door
frissche zuivere lucht.
Daar kwamen de jongens wader binnen
stuiven om te vragen of zij nog niet konden
eten, en verbluft bleven zijl staan toen zij
een vreemde bij moeder vonden.
„Wacht maar even, jongens," klonk het
hun vriendelijk tegen, „ik zal dadelijk eens
kijken." en naar de kachel gaande, keek zij
hoe het met het eten was gesteld.
Toen nam zij de knapen eens in oogen-
sehouw en het bleek haar hoe ook rijj ver
waarloosd waren.
„Komt eens hier," zeide zij, „terwijl de
aardappelen koken, mag ik je zeker wel eens
oven wassehen, dat behoeft dan niet na liet
eten. meer te geschieden en dan kom je ten
minste frisch op school."
En de jongens, tegen oen. vreemde dame
zich niet durvende Verzetten, ondergingen de
reiniging die zij zoo hoog noodig hadden en
waartegen zij zich anders zoo levendig had
den verzet.
Inmiddels waren de aardappelen gaar ge
worden en nu was spoedig die tafel ontruimd
en het eten daarop geplaatst.
Gretig vielen de drie kinideren er op aan
en welcüra was het maal in de hongerige ma
gen verdiwenem.
Nadat de jongens weer naar school waren
gegaan, aei de zuster tob Mietje„En mi
zullen wij eerst eens de kamer wat oprui
men; in zoo'n rommel is bet zoo ongezellig."
Eto. Mietje, met nieuwen moed berieM nu zij
leiding van een volwassene had, hielp de zus
ter het kleed van den vloer nemen en flink
of afkeuring in, maar haar gedachten zijn
ver weg en vliegen met de glinsterende ka
pellen-vleugeltjes der fantasie naar de verre,
vreemde droomwereld. Een zoet, wonderlijk
verlangen gloeit in haar bonst.
'Sedert zij, de jonge wereldvreemde, voor
het eerst den schouwburg betrad, heeft het
zich aan haar geopenbaard, als een nooit ge
dachte, zalige wonderwereld vol hoop en
waan, verlangen en liefde!
Ach, de liefde
Nog nooit is zij haar zoo duidelijk en tast
baar voorgekomen al® in de lotgevallen van
die ideale mensdhengestalten, daar op het
tooneelDe Toete huivering valn de verruk
king, het bruidsgeldk, dat de eerst zoo kou
de, tnotscho heldin opeens doorstroomt, trilt
ook in Jacoba's hart en schudt alle hard
heid en kinderlijke preutschheid van haar
denken en voelen af.
Die echte, betbowerende dweepzucht der
eerste jeugd, grijpt het ernstige, door het
droeve noodlot vroegrijpe meisje aan al
de nevelige hartstocht der liefde-poëzie, diie
haar op de eenzame hoeve zoo vreemd geble
ven is, staat plotseling als een genius voor
halar en kust 'haar glimlachend op het voor
hoofd. Nfu ziweven haar gedachten over
Moeiende velden, ziji ziet ook op haar pad! de
gouidem ster der liefde licMIen, zijl hoort de
nachtegalen daan, en ligt ook in de armen
van een gieliefde, die hair lippen zoo ■yvarmi,
uitkloppen, zoodat het vuil en stof in dikke
wolken omhoog steeg. Toen heb vaatwerk ge-
wasschen, kopjes en bordjes gereinigd en al
les in die kasten gezet waar hot behoorde;
de pannen wei-den geschuurd, stof afgeno
men en de geheele kalmer vervolgens in orde
gebracht. Heb klokje werd weer eens opge
wonden en het regelmatige bik-tafc gaf reeds
dadelijk iete gezelligs in huis. De geheele kal
mer scheen als omgetoovord©en paar uren
hard werkens had wonderen verricht,
„En ma moet moeder eens verbed worden,"
zei de zuster, en Mietje, dadelijk bereid om
ook hierbij de behulpzame hand te bieden,
haalde spoedig heb bedidegoed van haar
eigen ledefcant en met behulp van de zuster
lag weldra een veldbed gespreid. Met groote
handigheid nam nu het teere dametje de zie
ke op haar armen en, zondter 'haar maar
eenigszins te vermoeden, bracht zij' haar naar
het veldbed over.
■Toen werd ook het ziekbed flink gelucht
en, van andere la&ans voorzien, weer netjes
en zacht opgemaakt. De zieke wend door de
geoefende hand der verpleegster geheel gerei
nigd en van schoon goed voorzien en vervol
gens weer in haar eigen bed tenuggébradht.
Met welbehagen strekte deze zich nu in
het frissche bed uit en dankbaar zag zij de
zuster aan, toen deze haar vroeg of zij nu
niet erg vermoeid! was.
Neen, vermoeid was zij niet, heb gevoel
van welbehagen dat haar nu vervulde, deed
haar de mogelijke vermoeidheid niet gevoe
len en de orde in haar woning gaf haar rust
voor het oog.
„En nu, moedertje, eerst uw medicijnen
genomen en dan maar flink eens slapen, en
dan kom ik vanavond nog weer eens kijken,"
klonk het vriendelijk van de lippen der zus
ter, die al sprekende het drankje van de
plank had genomen en den lepel met het
onsmakelijk gedoe haar voorhield. En vast
beraden hapte de zieke naar den lepel, vast
besloten oan die lieve hulpvaardige zuster niet
teleur te stellen.
De dekens werden warmpjes ingestompt
en toen gingen de gordijhen dicht, want nu
moest modder slapen.
Anderen patiënten moest nu. Weer een
'bezoek gebracht worden ©n de zuster verliet
dus dit gezin om ook daar in haar oneindige
liefde tot de mensélieu haar hulp te verlee
nen, echter belovende 'e avonlds nog te zullen
terugkeeren.
Wij willen de zuster een oogenblik vooruit
snellen om te zien in welk gezin zjj thans
als een weldoende engel zal worden ontvangen.
In een armoedige omgeving ligt een groote
zware man. Een geheele verlamming heeft
hem voor altijd aan het bed gekluisterd en
tijden heeft hij doorgebracht zouder behoor-
Igk le worden verpleegd of verbed.
Zijn vrouw, als hij reeds bejaard, moet
door werken in hun beider onderhoud voor
zien. Haar getrouwde zoon kwam wel menig
maal helpen om zjjn vader eens te verbedden
of andere hulp te bieden, maar slechts zelden
veroorlooft zjjn werk hem deze diensten.
Bovendien, hoeveel kracht hij ook bezit,
zijn vader is zwaar en slechts met de grootste
inspanning kon hjj den ouden man van het
bed krijgen en dan vermoeit hjj deze daar
mede in hoogen mate.
Ook hier heeft zuster Gotfried op een
briefje van den dokter haar intrede gedaan
en regelmatig komt zjj nu hier terug om te
helpen zooveel in haar vermogen is.
hartstochtelijk kust, alö Rom-eo die zijner
Julia
Wie echter wie is het die den wegnaar
het door do maan beschenen balkon vindt?
Jacoba kent geen mannen haar hart
heeft nog noodt sneller geklopt en toch
Hoe komt het, dat de oogen van dien
vreemde op de Theemsboot altijd en altijd
weer voor haar zweven Dat zij zijn schoon
gelaat in waken en. droom en ziet en al haar
zoete dweeperijien slechte bloesems om zijn
beeld winden? Is zij dan krankzinnig?
Wat bezielt haar plotseling? Een vreemde!
Een overmoedige, aanmatigende man, dien
zij zelf afwees, en dien zij wel nooitl, nooit in
haiar leven weer zal rien
Waarom wordt het haar opeens zoo week
en treurig te moede bij deze gedachte?
Beminde Julia haar Romeo ook niet, ter
wijl 'hun familaën toch ook door ernstige ve
ten gescheiden waren?
Wat vraagt de liefde er naar of volkereu
in vijandschap leven en elkaar beoorlogen
Zij raakte met haar gouden tooverstaf de
harten aan, en alle haat en afgunst ver
dwijnen cn een jubelende engelenschaar
zweeft om de hoofden der geliefden, wuift d'e
gouden palmen tot een zegenende liefdegroet
en stemt in met den juichenden Boetklank;
„Vrede op'aarde!"
Als in een droom stapt Jacoba aan haars
vaders arm voort en haar blik glijjdt zoekend
Het lijfgoed van den zieke, dat niet ge
regeld was bijgehouden, verkeerde bij haar
komst in allei treurigsten toestand, en op haar
verzoek werd haar dooreen damesvereeuigiog
ondergoed voor den zieke verschaft.
Zij, |de geschoolde verpleegster, verbedt
thans den ouden vader, en de krachtige jonge
man, die slechts met de grootste moeite zijn
vader overdroeg, ziet thans vol verbazing toe
wanneer dat kleine dametje den zoozwaren
man op een veldbed draagt zonder dat deze
daar merkbaar door wordt vermoeid.
ïZou de zuster nog niet komen?" vraagt
de zieke die reeds lang de vriendelijke ver
schijning had verwacht. Het gewone tiur van
haar bezoek is reeds lang verstreken en
angstig kijkt de oude man naar de deur, elk
oogenblik hopende haar te zullen zien binnen
treden.
ïZij zal toch nog wel komen 7" vraagt hij
op nieuw, en zijn vrouw, wetende hoezeer
hij op dit bezoek hoopt, spreekt hem bemoe
digend toe, er op wijzende dat ook andere
patiënten de hulp der zuster behoeven.
Eindelijk dan loch, daar treedt zij binnen
en een glans van voldoening verschijnt op
het gelaat van den hulpbehoevende.
iO, zuster, ik dacht al dat u niet zou
komen, u bleef zoo lang weg.
ïMaar, vadertje, ik had toch gezegd dat
ik komen zou, en dan moet het al raar loo-
pen, wil ik dan niet verschijnen.
»Ja, maar u wordt soms plotseling bij
iemand geroepen en dan zoudt u toch niet
kunnen komeo.
»Dat is wel zoo, maar ik zou toch altjjd
wel trachten een oogenblikje vrij te maken om
mijn wachtende luidjes niet teleur te stellen."
Zoo pratende had zuster Gotfried hare
gewone taak begonnen om den ouden man
te helpen, zooals zij dit eenige malen per
week deed. Hoe gaarne zjj al hare patiënten
dageljjks zou willen bezoeken daartoe ontbrak
haar de tijd.
Maar de keeren dat zij kwam, waren oasen
in het ljjden der patiënten; haar takt bij het
helpen, haar opgewekte hlijinoedige stemming
die zij aan haar omgeving mededeelde, waren
oorzaak dat allen haar komst met blijdschap
steeds tegemoet zagen.
Allen" Neen, een paar gevallen had zy
beleefd, waarbij de patiënten of de omgeving
haar onvriendelijk b-jegenden.
Op aanvraag van den dokter was zij in
een gezin gekomen waar de man ziek lag
en onvoldoende door zijn vrouw werd ge
holpen en veipleegd.
Onreinheid en wanorde heerschten in het
gezin, doch toen zij kwam werd haar door
de vrouw gezegd dat zij geen rvreemde hulp"
wilde hebben, Zjj had haar man tot nog toe
zelf opgepast en zoo zou zij blijven voortgaan.
En van dit besluit was zg niet af te brengen.
Onverrichter zake kon zuster Gotfried weer
heengaan.
Erger had zjj het nog ondervonden bij een
viouw die ook geheel vervuild door haar was
aangetroffen. De eerste dagen dat zij door de
zuster bezocht werd, had zjj zich aan de rei
nigingen onderworpen, waardoor zij zoo was
opgeknapt dat de dokter zjjn patient niet
meer herkende, maar reeds spoedig had zjj
van die ongewone zindelijkheid genoeg en
tot dank voor de moeite en zorg die de zuster
haar betoonde, wierp zij deze de teil met
water uit de handen.
Maar, gelukkig, zulke gevallen waren uit
zonderingen en deze teleurstellingen werden
ruimschoots vergoed door de dankbaarheid
van patiënten zooals de oude man waar zjj
thans vertoefde.
over de voorbijsnellende mansébenmassa, als
zou plotseling weder die vreemde voor haar
staan en haar lachend de handen toestekend
zeggen: „Het is heden Kerstmis! dan
spreekt men niet van Engelschen en Boeren,
dan is er slechts een groote, bevrijde, met
erbarmen vervulde memschheid, slechts één
herder en één kuddeen de heinel'sche ko
ren zungen en de klokken luiden„Vrede op
Aarde
Lnfcis Doorndorp slaat zijwaarts af een
stille laan in.
„Het is me hier te drulk, kind!" zegt hij1,
„en door dit park bereiken wij vlugger ons
hotel. Welk een feest ditmaal! Als
men gewend is Keistonis op een eenzame
hoeve te vieren, dan wordt zulk een gewoel
licht te veel. Arm Wind, ook voor jou zal hel,
hier ongezellig in het vreemd© land zijn,
■maar wees gerust, de Kerstengel vindt zijn
weg ook naar ten hotelkamer
De oude heer lacht bijpa schalks en denkt
aan de verrassingen, die hij' haar bereid
heeft.
Stil en menscikverlaten ligt de laan daar;
in de villa's aan beid'e zijden glinsteren reels
de Kerstilichten en de paaiidboomen strékken
hun naakte armen over den neveligen zand
weg uit. Voor hen ligt het helverlichte ho
tel en Lukas Doomdorp zegt met een ge
heimzinnig lachje„Laat mij' vóór gaan on
wacht beneden in de leeszaal^ tob ik je roep
Lang kon zij hier echter niet blijven. Nog
moest zjj andere bezoeken afleggen.
Een vijfjarig kereltje dat al tijden niet van
het bed is geweest, wacht thans op haar, om,
voor den nacht te worden neergelegd. Nie
mand kan dat zóó goed als zuster Gotfried,
zelfs moeder niet; slechts door haar wil hij
geholpen worden.
En iederen avond gaat zij er heen, nu
eens lang dan weer kort bij zijn bedje zit
tende, oogenblikken waarin de arme kleine
patient zijn lgden vergeet.
Dezen avond zal het bezoek maar kort zjjn
want straks keert zuster Gotfried weer terug
naar het gezin, waar zjj van middag haar
entrée deed. Daar valt immers nog zooveel
te doen, vóór het verwaarloosde huishouden
weder geheel op orde is gebracht. En als zij
daar straks weder binnentreedt dan wordt
zij door moeder en dochter met hartelijkheid
begroet. Vandaag voor det eerst hebben
beiden zich, dank zjj do komst der wijkver
pleegster, weer eens in een prettige, nette
omgeving gevoeld,
Geruimen tijd brengt zjj nog in dit gezin
door, verzorgt de patient, helpt en raadt bij
het in orde brengen der kieeren van de beide
knapen die door haar op bed zijn gebracht
en, door haar voorbeeld opgewekt en door
haar raad geleid, neemt de kleine huishoud
ster met nieuwen lust haar taak weder op.
Die hulp, zij zal ze blijven geven zoolang
de moeder op bed blijft; en ais dan eenmaal
de zieke is hersteld, dan zal deze haar taak
weder op zich nemen en dankbaarheid voor
de redding uit een zekeren ondergang zal
het loon zjjn voor de praktische hulp der
vriendelijke verpleegster.
Eindelijk keert zuster Gotfried naar haar
kamer terug om rust te vinden na de ver
moeienissen des daags.
Hoe welkom zijn haar die uren, waarin
zij in gedachte nog weer eens de menschen
voor zich heen laat gaan, die zij des daags
heeft bezocht. Nog eens weer doorleeft zg
dan de indrukken die zij bij haie bezoeken
ontving; vriendelijke en onvriendelijke be
handeling wisselen zich daarin af, maar god
dank, het meerendeel van hen die zij bezoekt
heeft met dankbaarheid hare hulp aanvaard.
Ja wel is het eene schoone roeping, die
van wijkverpleegster. Hier heeft men gele
genheid zich te geven, geheel en ten volle,
aan de lijdende menschheidhiér ervaart
men hoeveel ljjden er moet worden verzacht,
hoe vaak een tijdig toegestoken reddende hand
een gezin voor ondergang kan behoeden.
Wat vaak ook heeft zij reeds voorkomen
dat een patient naar het ziekenhuis moest
worden getransporteerd wanneer de familie
deze zoo gaarne bjj zich hield, en geschoolde
verpleging noodzakelijk was. Nu eens was hét
een kindje van een half jaar dat een operatie
moest ondergaan, dan weer een oude vrouw,
die, met haar geheel verlamden man samen
wonende, door een ernstige ziekte werd aan
getast.
Doch niet enkel in de huizen der minder
bedeelden treedt zuster Gotfried binnen. Voor
haar opende het lijden reeds bij menig patri
ciër de deur der woning. Ook ddar wordt
haar hulp naar waarde geschat en menig
harteljjk bewjjs van dankbaarheid mocht zij
ook uit die kringen ontvangen.
Nog geen jaar is het geleden dat een
georganiseerde wijkverpleging hier in het leven
werd geroepen en de ontelbare gevallen
waarin de hulp en medewerking der ver-
op Kerstavond heeft men voor zooveel
te zorgenen hij drukt haar arm nog eens
teader en ijlt met reuaensdhreden vooruit.
Jacoba volgt langzaam. Zdj| is alleen in de
eenzame 1 aan, slechts een heer komt lang
zaam aangewandeld en als zijl hem juist be
reikt heeft en achteloos voorlbij' wil gaan,
schalt plotseling uit een nabijzijhd dennen-
bosdh een jubelend hallo.
Ben bende opgeschoten knapen en meisjes
omringen haar en d'en vreemlden heer cn
roepen met vroolijk gelach het voor den
Hollander geiheel onvea&taaribare woord
„MistletoeMistletoe
Do heer kijikt een oogenMik naar boven
in de overhangende boomtakken, lacht vroo
lijk mee, en eer Jacoba weet wat er gebeurt,
hoeft hij haar beetgepakt, trekt haar met
krachtigen arm aan rijn borst en kust haar
'hartelijk wangen en mond.
„Mistletoe!" roept ook hij het jonge
meisje staat ochter eon oogen'Mik alg ver
steend en dan ontsnapt een half vers tikte
schreeuw van drift haar lippen zoo bui
ten zichzelf is rij en zoo radeloos, dat de
heer geheel verschrikt terugdeinst en haar
aanziet.
Hun oogen ontmoeten elkaar nu her
kennen rij elkander.
Lyomel Jacoba!
Als verateend staan ze en staren elkaar
aan, en zij'n gelaat weerspiegelt het geluk