55"° laargang.
Zondag 5 en Maandag 6 Januari 1902.
Iel peraal De Wet in ie Kaaptoliie
No. 10744.
F.'
Tweede Blad
In bang-en tweestrijd.
BOUWMATERIALEN,
een ONDERWIJZER.
vn.
Transvaal en Oranje-Vrijstaat.
(PU
im.
lot:
joge
;eka
eres
te.
tjn.
e,
icm
ire.
37.
Kï.
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs per kwartau»s Voor Schiedam en'Vlaardingen 1.25, Franco
per post 11. 1.65.
Prijs per weckVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
BureauBofcrstraat 68.
Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92iedere regel
Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zi;
Prijs der
meer 15 cents
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeehge voorwaarden
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
Tarieven hier
in de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen worden
zoogenaamde Ttleim» adver-tentiSn opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Imterc. Telefoon Ho. 123.
U U RÜ EME EST KR e n WETHOUDERS van
Schiedam, zijn voornemens op Donderdag
16 Januari a.s,, des namiddags 2 uie,
ten Riuulhuize aldaar in liet openbaar a a n
te besteden de leveling van
als: keien, trottoirbanden, straat
klinkers, motsclplavei, houtwaren en
Ijzeren voorwerpen, ten behoeve der
gemeentewerken,
liet bestek is a i 0.25 verkiijgbaur Ier
Gemeenle-Secreiarie en ligt met de teekening
der ijzei weikon, aan de Stadstiinmorwei i op
werkdagen ter inzage.
Aan de Openbare School D, te Schiedam,
(boold de heer A. W. VAANDiiAGEit) woidt
geviaagd:
Jaarwedde (550, bij bezit ot vei kri'ging
der hoofdakte, venneeiderd met f 100, van
do akte handteekenen f 50.
Diie dnejaailtjksche verhoogingen vari
150; daaiboven kan de jaarwedde verhoogd
worden met eeue, voor bezitters der hoofd
akte met vier driejaarlijksclie verltoogingen
van f 50.
Tegemoetkoming woningbuur t 75.
Stukken in te zenden aan den Burgemeester
vóór 20 Januari e.k.
12—14 April 1901.
Onzo tocht naar Kenbardt moet ons bren
gen busschen Fraserburg en Caniavon. Den
twaalfden leggen wij 65 KAL af door Wage
naars Kraal en Trowfonteiin, terwijl wij den
14cn onder den blooten hemel overnachten,
na de voorpootcn van onze paarden te heb
ben vastgebonden, zoodat zij' zonder weg to
loopen kunnen. eten.
Zij leefde geheel eenzaam met haar kind'
in do groote Berlijnsoliü 'huurkazerne. Ecu
kamertje en een keuken in het achterhuis
was baar «gehcele rijk.
„Wat oen deftigheid; geen Woord meer
dan „goeden morgen!" of „goeden avond!"
Ze verbeeldt zich zeker heel watEax die jon
gen van haar ig toch ook maar een akolig
ventje, hoe moot hij! ook ds met zijn lange
haren en zijn melkmuil!" Op deze welwillen
de manier liet de portieravrouw zich over
haar tiit, terwijl zij met een paar buurvrou
wen over de vreemde stond te babbelen.
„Wödu\ve is zij niet, ook niet gescheiden,
dat weet ik van haar vorhuisbiljot, en toch is
er geen man bij haar."
„Och, don is zij misschien niet eens .ge
trouwd
„Ja jawel dat wel, stijl 'ia van deftige
familie maar een man heeft zij nu toch
niet! „«Door haar man verlaten" dat kon
zij' cr toch niet opzetten. Ja, dat is wel erg,
maar we lumen haar toch eigenlijk niets ver
wijten; 'b is alleen maar, dat zo zoo voor
naam doet!"
„Jawel, dat is zoo o, lieve God, daar
ligt mijn kleine jongen uit liet venster
als hij maar niet naar 'beneden rolt!" En do
babbelaarstcrs stuiven uit elkaar.
„Moetje*!" Hinkt het van hoven uit ecu
venster dor derde verdieping.
„Jongen, ga weg! Aanstonds rol je eruit!
Mootje komt bovenZoo'n ondeugende jon
gen klimt zoo maar op oen stoel voor 'hot
venster, en hij is nog maar twoo jaar!"
Boven aan het venster verschijnt de moe
der van don Hemen waaghals, neemt hom
op haar armen en kust bom hartelijk. Baar
hoofd is rood van angst.
„Uit het bed geklommen t" roept zijl do
portierster beneden too.
„Een ferme jongen, maar maak in hot
vervolg het venster toe, anders gebeurt er up
een goeden dag nog een ongeluk.
Do vrouw, die zooeven zoo scherp werd be
oordeeld, heeft mede aangezien, in Welk ge-
Te Roodekop vertelt men ons, dat de En-
gelschen ccn patioxulle hebben uitgezonden
uit Fraserburg cn ccn uit Caniavon om ons
te verrassen: 60 man van hoeve tot hoeve
gestationneerd. Wij trachten 's nachts door
die hoeven to komen en nogmaals list te ge
bruiken, want wij moeten heelhuids Ken-
hard bereiken, waarheen wij' dringen ontbo
den zijn.
Marrtz, in wien ik iets Uilenspiegela,chLigs
vind, heeft een lumineus idee. Op onzen weg
is een hoeve, waarvan do eigenaar den En-
gclsdiou spionnendiensten bewijst. Die spion
moet, zonder liet te weten, ons vertellen hoe
wij het makkelijkst den vijand kunnen ont
snappen. Wij', doen ons voor als twee „kha
ki's" met belangrijke telegrammen voor hot
Engelsclie kamp in die streken. „Waar is
dat kamp, waarde heer?"
Daar d'e boeispnon slechts Hollandsch
spreekt, dien ik als tolk voor Maritz, die
zich houdt alsof hij) geen Engelsch kent. Dat
gaat heel good, want ik spreek zelf Kaapseh
met Engolsoli' accent.
De spion geeft ons allo noodigc inlichtin
gen. Wij' wenschon elkaar goeden nacht, ter
wijl wij) hem vertellen, dab de 10 Boeren,
door de troepen van Zijn Britscihc Majesteit
beloerd, den vorigen nacht twintig mijl ten
zuiden van Fraserburg zijn doorgebroken.
liet spel is uitwij ontwijken .het Engel
sclie kamp en gaan rustig te David's shoit
in een schuur slapen.
15 Apiil.
Do Hollandsdie hoer te David's sholt
heeft twee mooie paarden, die wij' best ge
bruiken kunnen.
'Do oude Hollander is wanhopig en zijn
gesprek mot Maritz doet zeer goed liotwree-
de dilemma, uitkomen, waarin de oorlog zoo-
log zoovele Afrikaandorg gebracht heeft.
„Maar," zegt Maritz togen hem, „indien
wij do paarden niet nemen, dan zullen do
Engelschcn ze in onzo plaats opcisohen."
„Ik smeek u, laat zo mijl! De Engekalien
hebben er mij reeds vijf ontnomen. .Dit zijn
mijn laatste twoe. Zie, de beu oud en kreu
pel. noe kan ik anders dan te paard naar de
markt gaan
„Ja, maar de Engolschon schrijven u voor,
hen van onzen doortocht te verwittigen. In
dien wij u do hccsten laten, dan zijt gij ge
houden ze togen ons to gebruiken. En dan?"
vaar het kind' verkeerde. Zijl was block van
angst geworden voor liet vreemde kind.
„Je moogt nooit uit het venster gaan liau-
gen wanneer je alleen bent; je moogt net
zelfs niet open maken," zegt ze tegen baar
zoontje.
„Zóó Hein ben ik todh niet meer; u be
hoeft u om mij niet bezorgd te maken; ik
ben toali al tien jaar en val zoo maar niet
meer uit. het venstor. Zoo dom ben ik nioM
Keen, dom was hijl niet, daarover behoefd
zij zich niet 'bezorgd te maken hij zat reeds
in de vijfde Hasse. Ieder jaar ging hij' >ver.
Dat „liaar jongen" op een „duro school'
gaat, dat kunnen zij haar heelemaal niet vei
geven, want dat is 't beste bewijs, dat zij
werkelijk niet tot de haren behoort.
Keen, haar hooge, slanke gestalte in het
eenvoudige, goedzittende zwarte kleed zager
woikclijk niet naar uit, dat zij daar Unus
hoorde, on nog minder haar smal bleek ge
zicht met dö groote, zwaarmoedige oogen en
den kommervollen, trek om. don fijnen mond
Een vrouw, die schipbreuk hoéft geleden
E.en vrouw, dcc in baar huwelijk te giond:
'ging, die niet de enetrgio en d'on moed bezat,
zich er weer bovenop to 'liolpcn, haar juk af
te weipen en oen nieuw leven, te beginnen.
Misschien bad zij het verleden kunnen
vergeten, wanneer haar conigHnd, haar jon
gen, niet zoo precies op den vader li.ad gele
ken, niet met het jaar sterker op kern begon
te gelijken, zoowel in karakter als in uiter
lijk.
Een diepe, droevige zuclit ontsnapte haar
bijl de .gedachte daaraan.
Thans wilde zij. liet slot van haar eenvou
dig notenhouten schrijfbureau openmaken
maar bet weigerde.
De knaap wierp van zijn schoolwerk steels-
gowijs een blik op zijn moedor, maar boog
zich -dadelijk weer over zijh Latijnsche les.
„Wat mankeert or tooli aan dat slot; van
ochtend hob ik het nog omgedraaid'!"
Do knaap zweog, 1-eerdo luid zijn les en
hield -de banden voor de ooren om uic-t te
wordon afgeleid',
'tWas haar geldlaadje. Hot geringe gold
sommetje, dab zij van haar schraal inkomen
wist over te leggen, was 'daar geborgen zij
wilde or iets bijleggen, d'a't zij juist had ont
vangen.
Zij' maakte Wndorcostuunis voor oen groot
„Dan, ja., ongetwijfeld," antwoordt de
boer. „Indien ik uw doortocht niet meldde,
dan zouden ziji mij in do gevangenis weipon
en a.l wat ik bezit confisqueeren. Wat te
doen En ik ben zoo ond, zoo kreupel
Ecii hevige innerlijke strijd van Maritz.
liet medelijden blij'tt overwinnaar.
„Laten do „kliaki's" dan maar gewaar
schuwd worden cn ons achtervolgen. Wij zul
len zo cr berouw van laten bobben. Bewaar
jo beesten, oudjo!"
Toen wij in N.-W. richb.ng trekkende, ach
tereenvolgens Loskop en Modderfontein
doorgegaan waren, zadelden wij af. Plotse
ling, terwijl wij voor onze paarden gras sne
den, molden de achterwaarts geplaatste
schildwachten do nadering van talrijlko „klia
ki's". In 't zadelde vijand verschijnt op een
verhevenheid. Achter een siihnur opgesteld,
zien wij voor ons oen talrijke troepenmacht,
waarvoor wij moeten wijken. Maar Maritz,
do Engels-dien willende tarten, beveelt
slechts stap voor stap terug to trekken. liet
brengt mij. in een onaangename) stemming
om de ikogels ons om dc ooren to hooren flui
ten, terwijl een kleine galop ons buiten schot
zou brengen. Maar Maritz heeft van dio dol
le streken. Zonder twijfel wil hij onzen moed
op proef stollen on on-s verharden. Hij ver
oorlooft don galop eerst wanneer de vijande
lijke kogels ons niet meer bereiken. Boven
dien volgt de vijand' ons op oen afstand.
Vóór ons, te Spionberg, is een Engelsdve
post, dio ons, indien alarm gegeven werd,
zeer goed den we.g zou kunnen vei sperren.
Togen vier uur in den mid'dag wordt halt
gehouden om onzen paarden wat rast tc ge
ven. Maar nauwelijks hebben wij hun hot za
del afgenomen, of wij moeten weer opstijgen.
De „khaki's" zijn in aantocht.
„Alweer terugtrekken zondc-r tc vechten,"
zei ik, ,,'t is beroerd
„En onze zending naar Kcnhavdt 5" vraagt
Maritz. „Maar troost je, veel zullen do En-
gelscheu er niet bij' winnen."
Wij trekken Hoor Beebokfontcin, Dassen
berg, Kooitgedachtwat s'nds hedenmorgen
tot nu (9 uur 's avonds), oen totaal geeft van
72 K.M. Geluldcig hebben wij door een zijt
weg in to slaan, de gevaarlijke linie van
Spionberg kunnen ontwijken. Alles vóór ons
moet nu veilig wezen. Zonder vuur aan te
steken, -en zonder voedsel 1c nemen, strekken
wij ons op den grond uit en slapen enkel o
uren, om dadelijk weer op weg te gaan,
Bij het aanbreken van den dag zijn wij. bij
(Blauw-Gijfor, ten raidwesten van Carnavon
on de Karreebc-rgon, een keten van vrij 'hoo
ge platte plateaux. IVij' vinden fourrago bijl
een hoeve voor onze paarden, een goode lig
plaats voor ons zelf.
Kadat Maritz, Jonbert en ik in 'do hoeve,
•de overigen bij' de paarden flink gegeten
liaddcn, geeft Maritz mij zijn 'kijker.
„Ga cons zien in de richting van Oama-
von, of de vijand ons niet zoekt tc verras
sen."
„Ons verrassen? Maar wij hebben 30 mij-
Ion tussclien ons."
„Ga toch maar, mijn vriend."
Ik iga naar een kfaal, vanwaar ccn goed
uitzicht op do omstreken is. Een 'kleine stof
wolk. Een troepje schapen, natuurlijk? Keen
e-cn detachement. khaki's", een zestigtal,
zeer onordelijk vooruittrekkende, terwijl de
paarden bijna niet meer voort kunnen. Zij
bobben ons dus den geheelen nacht achter
volgd, daar zij zonder twijfel do opdracht
hadden, om, liet koste wat liet wil, ons te
vcihinderen onzo zending naar Kenhardt te
vervullen.
Ik Waarschuw Maritz.
„Laat snel opzadelen, zend do hnntlpaar-
den naar Kliptkloof, en keer vervolgens met
Steuerwa.W en Burger terug. In afwachting
blijtf ik hiel" in de kraal den vijand tegen-
rouden. Geef mij' je gewcor en bandolier."
Maritz alleen 60 man tegenhouden. Wolk
een vermetelheid
Maar tijld voor twistgesprekken ontbreekt.
Ilc loop wat ik kan om onzo kameraden to
waarschuwen en kom zóó buiten adem hij
hen aan, dat ik met moeite do hevelen kan
overbrengen. Victor Hugo, Jonbert en vier
anderen zadelen de paarden, om zo weg te
brengen. Burger, 'Sbouerwald en ik rij'den in
galop naar Maritz, dien wij reods herhaal
delijk hebban hooren schieten.
Achter de kraal houdt een Boerendeerne
de teugels onzer paarden vast, terwijl wij zolf
naar binnen gaan. Mari'tz tegen een muur
aan, houdt op met schieten.
„Waar zijn do khaki's" 1"
„Daar op den weg."
Inderdaad, op 500 M. zien wij van alle
kanten paarden. Maar geen Engelschmau in
chic magazijn in kindea-klec-d'.ng, waarin zij
zeer bedreven was en veel smaak toonde.
Daardoor zag haar eigen jongen er ook altijd
zoo keurig netjes uit. Maar dikwijls was do
halve nacht met haar weiilc gemoeid.
'tWil niet met dat slot; jij hebt toch
niet
Zij, zag hem ernstig aan; hij sloeg ver
ward de oogen neer voor dien bLik. „Hinder
mij niet, maak me niet in de. war!" viel hij
plotseling brutaal uit, „dan kan ik niet meer
werken
„Kijk me aan Je bent daar aan geweest!"
„Dat denkt u maar! Ifc heb altijd alios
.gedaan
„Niemand buiten jou is hier geweest."
„U hebt zelf misschien het sht "ver
draaid riep hij) op stuggen toon.
„Zog het zeg bet!" viel zij plotseling
uit, door Qioftngo ziolepijtn gekweld, terwijl
haar gelaat vaalbleek word. Schuw wendde,
hij het lioofd af.
Met con vluggen greep had zij, in zijn zak
gevoeld. Do knaap trachtte 'tevergeefs haar
met een paar nijdige, nikken af tei weren. Zij
hietl'd een Mark in de hand. „O kind
kindsnikte zij; terwijl zij op con stool
neerviel. „Dus alweer telkens weer!
steunde zij, luid snikkende.
Toen maaücle zich plotseling een .heftige
toorn van haar meester. Zij groep hem hij de
schouders en schudde 'liem woedend heen en
weer, en hij huilde luid, zóóvc-el pijn deed
hom dc greep barer slanke vingers.
Zij' zag op liem neer, op zijn mooi gezicht
je, zijn prachtig blond haar
„O o ongelukkig kind
Eindelijk liet ze hem los. Hot viel haar
weer ojj, hoeveel liiji op zijn vader geleek,
't Was hetzelfde elegante uiterlijk, dat haar
eenmaal zoo had' getroffen ,liad betooveari,
van dien man, die zoo goed de kunst had
verstaan te liegen en te huichelen, te be
driegen en 'te stelen wat zij bespaarde,
met anderen te verkwisten.
„Kan je het dan niet, laten riep zijl in
vertwijfeling, 't Was niet do eerste maal.
Ook op sohool bad 'hij zijn handen al eons
naar hot eigendom van anderen ait'estcken
Iedere gelogenhedd' dio ach voordeed, nam
zijl to baat.
„Zoo beginnen ze allemaal de groote
dieven! En jij ook jij
Haar hevigo smart .groep ook b-m aan;
't was of eon vreesolijkc benauwdheid haar
hef volgende oogcublik zou doen stikken.
Do knaap stond schreiend mast haar. Zij
leed naar lichaam en ziel. Mc. een nlilt vol
wanhoop keek zij hem aan. Wat nad zij
■hora lief, haar eenig kind
Zij omklemde hem plo'soling met beide
armen; met korte afgebroken zinu-'n tracht
te zij oj> zijn gemoed te wenken.
„Ik zal het nooit nooit weer weer
doensnikte hij.
'Iloe gaarne had zij hem geloofd, iico gaar
ne hem vergeven maar zij kon het niet.
Zij. za.g in hem een verloren schepsel, oen
mensch, te zwak om tegen slechte) neigingen
tc kampen.
Was dc knaap naar school, dan kwam -de
herinnering aan het verleden weer bij haar
op. Alles wat ziji liad beleefd' en geledon, trol
aan haar geestesoog voorbij. Hoe trotsch was
ziji op haar man geweesthoo werd zij be
nijd om liaar schitterende positie als vrouw
van den directeur" der bank! Tot de val
kwam de val van een schitterende hoogte
in de diepste duisternis.
'Haar man gestraftZijl, die trotseho,
gelukkige vrouw nu de vrouw van eeu
misdadiger! Niet door haar man verlaten,
neen, veel erger, haar man in het tuchthuis.
Dat was liet kruis, haar tc. dragen gege
ven. En nu het kind, .haar mooie, liovo
jongen. Niet alken baar had hij soms besto
len, ook een zijner schoolmakkers had hij
rees eens wat ontfutseld. Zij ontdekte het,
dwong liem op te biechten, dwong hem hot
terug to geven.
Zou zijl hem altij'd zoo kunnen dwingen.
Hij verstond de kunst van liegen zoo goed
zoo goed als zijn vader!
„Ik ben onschuldig," had deze gezegd cn
ziji had hem geloofd t-ot alles tegen hom ge
tuigde, ook zijn gelieele verleden.
Zij offea-de alles opliaar gciheele bezit
ting waren dc weinige meubelen, die haar
verwanten liaar hadden laten behouden. Des
tijds wist zij' nog niets van do ongelukkige
neigingen van haar kindmaar na, enkele
jaren moest zij ook bij liem dio vrecselijiko
ontdekking docu.
Moede en gebogen deed' zij liaar plicht,
maar zij 'ging diep gebukt onder haar leed.
'f zicht. Pang! nangIk begrijp let. Alle
„kluki's" liggen plat op de buik in heb gras
of zijn verborgen a-chter struiken. Zóó solrie-
ten zij. Do geweerschoten van één man, die
hier de illusie) van de tegenwoordigheid van
een geheel detachement geeft, zijn voldoen
de geweekt, om 60 man tegen te houden!
Plotseling wijst Maritz mij op verren af
stand links 8 ruiters, die zich gereed schij
nen te willen maken ons den terugtocht af
te snijden, of zich van onzo ban dp aarden
meester te maken.
„In 'b zadel," zegt Maritz tegen mijl
Tracht dit kopje lo bereiken vóór die nebt
khaki's". Als 't noodig is, zal ik je komen
helpen."
Ik neem mijn paard ui't de handen van do
Boerende-ome.
„Waar zijn de khaki's" vraagt ze mij',
haar groote blauwe oogen naar mij opslaan
de, „hebt go cr doodgeschoten
Dappere kleine Moer dan één En gel sell o
kogel 'heeft haar om do ooren gefloten Zijl
heeft geen spier vertrokken. Mijn oogen wor
den vochtig. Ik zon haar willen omhelzen.
Maar in galop. Later, toen ik mijn ontroe
ring mededeelde voor dien stillen moed der
kleine Boerenmeisjes, die overal waar wij ko
men, onzo paarden komen bewaken zonder
loon cn to midden der grootste «gevaren,
lachten mijin makkers. Zij vinden dat zeer
natuurlijk.
Men moot een vreemdeling zijn, als ik, om
zich over zulke eenvoudige zaken te verwon
deren.
(Wordt vervolgd.)
De sStandnrd" verneemt uit Brussel:
zDe Nederlandsche minister van buiten-
landsche zaken heeft een lang onderhoud
gehad met den voorzitter van de Neder! Zuid-
Afrikaansche Vereeniging in zake het over
brengen van vrouwen en kinderen van Boeren
uit de concentratiekampen naar Nederland,
liet gesprek had ten gevolge, dat het plan
als onuitvoerbaar voor goed opgegeven is."
Derelfde correspondent meent weer te
weten, dat mevrouw Steijn binnenkort in ons
land verwacht wordt.
Daar verspreidde zich plotseling heb ge
rucht, dat iu de groote huizen scharlaken
koorts heersohte, do vreeselijko 'kinderziekte.
Ook haar jongen werd er op e«en avond door
aangetast. Onmiddellijk zag zij, dat het dezo
ziekte was.
De koorts word al heviger eu heviger. Zij
zag het en streed ecu vreeselijikcn strijd. De
koortsachtig schitterende blik van den jon
gen hing angstig aan baar marmerbleek ge
laat.
Zij 'deed niets om de ziekte te bestrijden.
Alleen een kooien dronk reikte zij) den klei
nen lijder nu en d'an. Zij riep geen dokter
of andere hulp. Haar hart scheen als ver
steend.
„Beter dood dan een leven vol schande!"
fluisterde zij.
Drie vreesolijkc -dagen en nachten vol dul-
delooze pijn had ze op dezo wijlzc doorge
bracht. Thans rochelde do knaap in haar ar
men, zijn lichaam schokte logen haar hart.
„Onmogelijk, onmogelijk! Ik' kan hem
niet laten stervenriep zij plotseling, half
waanzinnig van angst. Als een gejaagd stuik
wild rende zij naar oen dokter en wist liem
door haar smeekbeden te bewogen, onmiddel
lijk mee te gaan.
„Te laat!" zeido dc oude dokter, toen hij
aan .het ziekbed was gekomen, thans een
sterfbed. Hij kon alleen nog een doodbewijs
afgeven.
Hij) keek de vrouw aan, op wier freHcen
bittere smart tc lezen was, maar ook ontbe
ring en kommer.
,,U hadt mij vroeger moeten «laten roe
pen zeido bij'; „ook zonder gold was ik wel
meegekomen."
Nu kon zij zioh niet langer inhouden. Haar
hart scheen te rallen barsten. Onder harts
tochtelijk snikken vertelde zij' den dokter
alles wat haar in don laatsten tijd had ge
kweld, wat haar leven had verwoest. Zij leg
de haar gelieele ziel bloot, haar liefde voor
haar kind1, haar bitter medelijden met hem,
haar angjt voor do toekomst.
„Nu nu is hij gered'" besloot zij_ cu
drukte heb hoofd van den Heinen doode aan
haar borst.