55"tó Jaargang.
Woensdag 22 Januari 1902.
No. 10758.
ALISB.
BUITENLAND.
SCH1EDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt dageljjks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 1.05.
Prijs per wetkVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan liet bureau bezorgd zijn.
Bureau s Bofcretraat «8.
Prijs der Adverten tién: Van 1—6 regels fl. 0.92iedere regel
meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zii
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven bier-
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde cadSoarSztatfi&ta opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, by vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. Telefoon Mo. 123.
AWiEJUEES OVERZICHT.
SCHIEDAM, 21 Jan. 1902.
Zuld-Afri ka.
Mogmaais de moord op Scheepers»
De moord op Elebcnbcrg.
Debatten (n dcEngelscliccnFrnnscüic
Parlementen.
21 Jan. 1 6 dagen na den datum, waarop
volgens do Engelsche berichtgevers de Boeren
in het Oosten van Transvaal zich in massa
zouden overgeven! Nu zijn die Boeren, zooals
men gisteren onder de telegrammen gezien
heeft, ten Z. van Ermelo tusschen deze stad
en Standerton, d. w. z. niet ver van de grens
van Natal, niet ver van de streek waaruit
Biuce Hamilton en Lyltelton beweerden ze
sedert weken verdreven te hebben. Eveneens
zijn de [troepen van De Wet, die naar alle
windstreken verspreid heetten te zijn, in
grooten getale op eonige mijlen ten O. van
Bethlehem, de plaats van de Kerstover-
winniug,
In de Kaapkolonie schijnt liet den Boeren
ook goed te gaan, te oordeelen naar een
telegram uit Cradoek d.d. 20 Jan., aldus
luidende
Het commando van Wessels, ongeveer 200
man sterk, heeft eenige dagen tusschen hier
en Maraisburg rondgezworven. Gisteren ver
lieten vijftig man van de stadswacht Tarka-
sladweg, en werden 's morgens vroeg verrast.
Een gewonde en enkele anderen kwamen in
de stad terug, de overigen worden vermist.
Omtrent Scheepers, die Zaterdag te Graaft"
Reinet gefusilleerd werd, verneemt het
ïHbld," nog, dat hij werkzaam geweest is
bij het departement van onderwijs in den
Oranje-Vrijstaat.
Hierop dient de nadruk gelegd, want Schee-
per's verdediging kwam hierop neer, dat hij
geen rebel kon zijn, omdat hij burger van
den Oranje-Vrijstaat was en o. a, aan de
heliograplnsche afdeeling werkzaam was, Dat
hij echter aan het departement van onderwijs
verbonden was is iets nieuws voor ons, en
dit werpt een onaangenaam licht op de zui
verheid van het vonnis.
In den Oranje-Vrijstaat kan geen ambtenaar
aangesteld worden, die geen staatsburger is.
Uit Scheepers betrekking bij het departement
van onderwijs blijkt dus ten duidelijkste, dat
Scheepers staatsburger van den Oranje-Vrij
staat was dus geen rebel.
Scheepers was in Somerset East in de Kaap
kolonie geboren, en omstreeks 30 jaar oud.
Het is zeer waarschijnlijk dat de Engelsche
militaire autoriteiten alies inliet werk zullen
stellen om de tijding van den moord op
Scheepers zoo laat mogelyk te doen door
dringen tot Botha en De Wet. Hun straf
echter zullen de Engelschen niet ontgaan. Die
begint reeds want deze schandelijke misdaad
zal spoedig door do geheele Kaapkolonie be
kend worden en er een zoo groote veront
waardiging doen ontstaan dat verscheidene
Afrikaanders tot de Boeren zullen overloopen,
wat bij iedere misdaad door Engeland be
gaan, reeds geschied is. Men moet wel even
dom als misdadig zijn om in zulk een mate
alle wetten van humaniteit te schenden. Want
liet resultaat is niet andersHollanders en
'Uit het Fransoh, van J. LE-RMINA.
Afrikaanders kunnen slechts meerdere wal
ging gaan gevoelen voor het Engelsche juk.
Men kan er nu zeker van zyn dat nauwelyks
één op de 50 IJoliandsche Afrikaanders nog
gelooft aan Engelsche rechtvaardigheid.
Eenige dagen geleden berichtte Reuter dat
de Boerencommandant Leibenberg gefusil
leerd was wegens «moord op den Engelschen
officier Neumayer."
De sDuitsche Zeitung" heeft van verschei
dene Boeren, die alle vertrouwen verdienen,
inlichtingen ontvangen, die bewijzen, dat ook j
in dit geval weer een monsterachtig onrecht- j
vaardigheid begaan is.
Neumayer die een politie-delachement com
mandeerde, werd door de Boeren in da om
streken van de Wet'sdorp verrast. Toen de
Engelschen gesommeerd werden om zich over
te geven, capituleerden de meesten, doch Neu-
raaijer, die geen Engelschman was, maar een
Vrijstaatsch burger, na de bezetting van Bloem
fontein naar de Engelschen overgeloopen,
weigerde, zonder twgfel uit vrees voor een
krygsraad te zullen moeten terechtstaan.
Hij trachtte in een rijtuig, waarvao het
achterraam openstond, te vluchten en schoot
door dat venster op de Boeren. Door de kogels
waarmede de Boeren dat vuren beantwoord
den, werd hij gedood. De deserteur was dus
niet vermoord, de berichtgever van de ïDeut-
sche Zeitung" is bereid dit te bewijzen en
biedt de getuigenissen aan van verscheidene
voorname Boeren, dat Neumayer in een ge
regeld gevecht gesneuveld is.
De Engelsche avondbladen meldden, dat de
Engelsche colonnes, die in het N.O. van den
Vrijstaat legen de Wet opereeren, het noodig
geoordeeld hebben, alle hutten der inboor
lingen te verwoesten (hoeven van Bopren
bestaan daar niet meer), hun vee op te eischen
en de oogst te verbranden. Daar de inboor
lingen nu geen woningen of voedsel meer
hadden, zijn zij naar de concentratie-kampen
overgebracht.
Eén teger. honderd na eenigen tijd zal
John Buil bij monde van Chamberlain zeggen,
dat hy den Kaffers gastvrijheid heeft «toege
staan" om ze uit de ellende te redden.
Telegrammen uit Melbourne en Wellington
melden, dat Chamberlain heeft geseind, dat
de imperiale regeering blij zou zijn met een
nieuw contingent uil Australië en een uit
Nieuw Zeeland, ieder van duizend man.
Zaterdag zijn vijftig Engelsche onderwij
zeressen uit Engeland naar Zuid-Afrika ver
trokken. Vrijdag werd haar te Londen een
afscheid bereid, waar niemand minder dan
Chamberlain haar toesprak lig hield haar
voor, dat zij een gewichtig werk gingen
ondernemen. De soldaten hebben hun plicht
gedaan, het burgerlijk bestuur heeft zijn taak
voor zich, veel wordt nu van het onderwijs
verwacht.
Beide partijen in den oorlog, Engelschen
en Boeren, zijn humaan to werk gegaan,
en er is geen grond voor bitter gevoel tus
schen de twee stammen. Zoo sprak de groote
man, en, als het niet zoo droevig was, zou
men moeten lachen. Ook de hertog van
Argyl, zwager van den koning, sprak de
onderwijzeressen toe, mede uit naam van de
,,Neen, neen, ga. voort ik bid u, ik
vraag het u nn ernst U zeidot, daf' de
hartstocht van het sped'
„De ergste van alle, zeker Itk heb even
wel. gezien, dat mem ervan genezen kan,
vooral als men, zooals uw echtgenoot, er niet
prinses, zjjn vrouw. En zoo waar ook mevr.
Humphrey Ward wenschte haar alle heil op
bun belangrijke zending.
In het Lagerhuis zeide Brodrick, dat 2000
burgers tot een burger-politiecorps waren
samengevoegdzij verrichtten uitstekende
diensten met het Engelsche leger. (Toejui
ching.) Cawley diende een amendement in
op het adres van antwoord op de Troonrede,
waarin gezegd wordt, dat het Huis, hoewel
het geneigd was alle noodige maatregelen
voor een krachtdadige voortzetting van den
oorlog goed te keuren, van oordeel was dat
de weg, dien de regeeiing had ingeslagen,
en hare houding wat betreft de oplossing,
niet hadden meegewerkt om een spoedig
einde aan den oorlog te maken eri een duur-
zamen vrede te vestigen. Cawley vroeg, of
er eenige waarheid gelegen was in de ge
ruchten over vredesonderhandelingen, die
Boeren-afgevaardigden zouden zyn begonnen.
Chamberlain, den spreker in de rede val
lend, zeiEr is geen grond voor die geruchten.
Chamberlain zich tegen het amendement
verklarende, zeide, indieD de Boeren meenden,
dat te eeniger tijd hun door Kitchener vredes
voorstellen zouden worden gedaan, zij zich
dan vergisten, in zooverie Kitcheners voor
waarden in denzelfden geest luidden, als
waarmede de regeering op het sluiten vod
den vrede aanging. Z(j stonden vast, behalve
in de bizonderheden, en konden niet van voren
af aan opnieuw in over weging genomen worden.
Indien de Boeren de vredesonderhande
lingen begonnen, had de regeering het recht
zekerheid te eischen, dat degenen die met
de regeering in onderhandeling traden, ge
rechtigd waren voor alle Boeren in het veld
te spreken. Het was zeer onwaarschijnlijk,
dat Kruger en zijn omgeving, die Transvaal
hadden verlaten met groote sommen gelds
reeds in een vroeger stadium van den oorlog
die bevoegdheid hadden, Noch Steijn, noch
ook Schalk Burger konden met de verschil
lende commando's in overleg treden, en ook
kon geen van de Boerengeneraals voor alle
anderen optreden.
Chamberlain beslootdeze moeilijkheden
zyn niet onoveikomelijk, maar toch zeer ern
stig. Het is volmaakt duidelijk, dat de eenige
keuze is, degenen die zich over komen geven,
gevangen te nemen, telkens als de gelegen
heid zich bood. Gesteld de regeering kon een
lichaam vinden, dat bevoegd was, voor alle
Boeren in het veld te spreken, dan moeten
dezen met hunne voorwaarden over de brug
komen, en dan kon worden nagegaan of die
voorwaarden aannemelijk waren en uitzicht
gaven op een blijvenden vrede. De regeering
weigerde, zich zelve te binden door eenige bij
zondere voorwaarden, maar had reeds haat-
voornemen te kennen gegeven, zoo spoedig
mogelyk aan het overwonnen volk de volle
politieke rechten toe te kennen,
Indien wij oen hechten vrede zullen ver
krijgen, dan moet het verslagen volk beginnen
met zijn nederlaag te erkennen, wat het kan
doen zonder zich te behoeven vernederen.
De regeering was door geen wraaklust bezield,
en was niet doof voor redelijke vredesvoor
stellen, die door een verantwoordelijke auto
riteit zouden worden gedaan, maar wilde
evenmin eenige handeling <*idernemen waaruit
zwakheid of aarzeling zou blijken. Zoodra de
vrede hersteld was, was de regeering geneigd
5> T
„Hoor eens, mevrouw, ik ben haast zestig
jaar; ik zo-u uw grootvader kunnen zijn. U j
moet het mij niet ten kwade duiden. Ik I
wilde n van mijn kant ook een dienst bewij
zen. Ik wéét, hoe u lijdt) En kijk op dit
oogenblik zelfs, moet u al nw bost doen, om
niet te schreien
A'lisd barstte in snikken uit, liaar gelaat
in de handen verbergende.
Davidot ging' naar haar toe en sprak haar
nog vaderlijker J,oo:
„Het ia uw echtgenoot mijnheer Clai-
ïou Wees niet boos! Ik zie wol, dat hij
allo nachten uitblijft en dat gij alleen altijid'
op hem staat te wachten. 'Laat eens zien,
kent -go niemand, dia hem eens tot rcdé'kan
brengen? Iliji is ook jong, hij is opbruisend.
Maar met goeden raad; zou men er zonder
'twijfel in slagen, kom dien fatalen. harts
tocht ld doen' opgeven. Aóhhet spel het
ellendige spel 1"
Bij, dit woord' had Alise plotseling het
hoofd opgaheven, haar donkere oogen op de
zijne vestigend' mot een uitdrukking van hc-
vigen angst:
„13c vraag u nogmaals om vergiffenis,"
stamelde) hij'.
gelukkig in is."
De jonge vrouw legde haar lrand op zijn
arm.
„Luister kijk me eens goed aan U
zegt, dat mijn echtgenoot speelt!"
„Wist u liet dan niet?"
„Iliji zeido liet ma wel," zetide Alise met
een flauw glnnlachj'ej. „Maafl is het wol
waar
„Zeker
„Hoe weet u dat?"
Mijnheer Davidot aarzelde.
„U vraagt me d'aar mijn eigen gelieim
af, maar ik beu uw schuldenaar, ïlc kan u
niets weigeren. Be smeek u alleen, verraad
me niet. De weet, dat uw echtgenoot speelt,
omdat ik hem bijna allo avonden zie Ja.
ik zie hem alles wagen wat hij bezit, dan
eens weil, dan eens onbetcekeucnd© som
men, in een speelhuis waar ik zelf be
ambte !ben."
„U bedriegt me niet? u zweert mo
dat
Mijnheer Davidot beschouwd'© de jongo
vrouw, wier gelaat -opgeklaard wins. Hij bet-
greep dit niet. Hij drukte ziek 'becli wol
slécht uit, dat zo er 'bijka vroolijjlc uitzag!
„Maar Weet u dan niet wat het spel is?"
hernam hij levendig. „Het leidt tot alle on
deugden Ik zeg u, dat het tij'd', hoog tijd
is diat iemand - dia iets over uw echtge
noot vermag zich ervoor opwerpt, hem
te ledldeu Als u wist in welk een ellend'e
u kunt geraken, want, :k weet liet, u zijt
niet rijk als U wist welke gevaion zich
voordoen aan hen, die deze speelhol'eu ba
zoeken. Dezen avond' zelfs zag ik hem praten
met een boosdoener!"
„Van avond1?" riep Alise uit, „dus, van
avond heeft Gaston gespeeld
„Van elf uur af tot de sluiting van hot
huis,"
„O mijh God', wat hen ik gelukkig! Zeg
hot nog consIs het wel waar TJ u
hlebfc het gezien?"
Ze had de beide handen van den grijsaard
gevat en drukte ze.
Wat dén heer Davidot betrof, Jiij maakte
allo stadia, van verwondering door cu kon
geen woord uitbrengen.
Maar de jonge vrouw' h'erniam
„U begrijpt mo niet u d'enkt, dat ik
gek geworden ben Neen. Ik ben geluk
kig. Ja, u verschaft me een vreugde, dici
honderdvoudig de diensten betaalt, die iku
bewezen lieib Waarom? Welnu, omdat
ik jaloerseh hen en dat i'k eraan sterf,
hoort u me goed Ik sterf aan mijn jaloezie."
En m'et een hartstocliteilijk'o welsprekend
heid, die niet onderbroken vilde worden
ging zo voort:
„TJ zegt, dat hij, speelt Denkb n, dab ik
zoo ruim mogelijke amnestie te verleenen,
als met het oog op de rechtvaardigheid en de
toekomstige veiligheid zou kunnen.
De inzichten der regeering over de oplos
sing, waren dezelfde als die van de meerder
heid des lands. De regeering heeft hel Rijk
achter zich om haar het vertrouwen te schen
ken, waarop zy meent een beroep te mogen
doen.
Dillon dient een amendement in, waarbij
het eerste gedeelte van Cuwley's amendement
wordt vervangen door een verklaring, dat
de stelselmatige verwoesting van de Zuid-
Afrikaansche republieken, en de gevangenne
ming op groote schaal van vrouwen en kin
deren, en hun opsluiting in ongezonde kampen,
in strijd waren met de regelen van een be
schaafden oorlog; en dat dergelijke barbaarsclie
wijzen van oorlogvoeren de verontwaardiging
van de geheele beschaafde wereld, behalve
van Engeland, hadden opgewekt. Het amen
dement van Dillon werd met 283 tegen (Si
stemmen verworpen.
De Fransche Kamer behandelde de interpel
latie van Beriy over de weigering van het
permanent bureau van het hof van arbitrage
het verzoekschrift van de Boerenvertegen-
woordigers te onderzoeken, de interpellatie
van Clovis Ilugues over de uitlegging van de
besluiten der Iïaagsche conferentie, en de
interpellatie van abbé Lemire over de ge
volgen der conventie voor de beschaafde
volkeren.
Beriy herinnerde aan den langra duur van
den oorlog in Zuid-Afrika, en gaf zijn verba
zing erover te kennen, dat Europa niet tus-
schenbeide kwam. De oorlog was, zei hy,
verklaard onmiddellijk na de Haagsche con
ferentie, waarvan Transvaal op een eisch van
Engeland was buitengesloten geweest, waar
door dit land zijne plannen had ontmaskerd.
Hoewel de besluiten dor conferentie alleen
betrekkelijk waren op de onderteekenaars
der conventie, waren er toch eenige artikelen,
welke eene bemiddeling mogelijk maakten,
zonder dat daaraan een niel-vrieridichappelyk
karakter kon worden toegekend.
De politieke mannen in Engeland rongen
een bescheidener toon, dan zij eenige maan
den geleden nog deden, flet oogenblik om
tusschenkomst te verleenen scheen derhalve
gunstig te zijn. Engeland had de opgenomen
verplichting, zicii te onthouden van sommige
knevelarijen, die strijdig waren met liet oor
logsrecht, zooals dat in Den Haag was te boek
gesteld, geschonden. De ondei teekenaars van
de conventie hadden bepaald bindende ver
plichtingen op zich genomen. Spr. noodigde
de regeering uit haar plicht te vervullen,
opdat men niet nogmaals zou kunnen zeggen
God is te hoog, en Frankrijk is te ver weg.
Glovis Ilugues zeide, dat men zich wel
af mocht vragen, of Europa zich niet derge
lijke daden van barbaarsehheid had te ver-
wyten, als het aan Engeland verweet. Maar
een daad van barbaarsehheid was toch wel
in het bizonder afschuwelijk. Spr. wilde het
hebben over de concentratie- kampen, waar
men de kinderen maar liet sterven. Ik haat,
riep Ilugues uit, degenen, die kinderen doo-
den.
Abbé Lemire bracht de algemeene termen
der Haagsche conventie in herinnering. Men
had, zei hij, daarbij niet aan concentratie
kampen gedacht. In Frankrijk werd het
mensehelijk geweten wakker, ten gunste van
de ongelukkige Zuid-Afrikaansche republieken.
President Kruger, zei Abbé Lemire, heeft ons
de eer gegeven, zich het eerst tot ons te
richten. Abbé Lemire, vei der sprekend over
het Fransch-Russisch verbond, zeide dat,
indien dit aan Frankrijk de verloren provin
ciën al niet had teruggegeven, het toch viy-
heid van handelen bad hergeven.
Spr. beweerde, dat er geen een Franzch
minister was, die zeide, dat Transvaal het
graf zou zijn voor de Engelschen, Men mocht
echter niet verbaasd zijn, ons al ons best te
zien doen, om door vrede een eind aan dezen
oorlog te maken. In de vorige eeuw hebt gij
een volk bijgestaan zijn vrijheid te veroveren.
Welnu, in Zuid-Afrika is op bet oogenblik
en volk dat voor zyn onafhankelijkheid strijdt,
en dat ons dankbaar zal zijn, indien wij het
helpen.
Léon Bourgeois zeide, dat hy niet had uit
een te ZPtien, waarom de regeering do hou
ding, die men haar scheen te verwijten,
gedurende twee jaien had aangenomen. Wat
hem persoonlijk aanging, hij betreurde dezen
oorlog, die werd voortgezet voor een z. i.
misplaatste eer. (Toejuiching.) Spr. erkende,
dat de conventie van Den Haag nog niet die
resultaten had gegeven, die men daarvan kon
verwachten, mnar daarom moest men toch
voor de toekomst nog niet wanhopen.
Dat de mogendheden zich hadden neergelegd
bij de uitsluiting van Transvaal van de con
ventie van den Haag, dat kwam, omdat
Engeland zich ertegen verzette een scheids-
rechteilijke beslissing in te roepen. Artikel
27 van de conventie, zei spr., maakt er een
plicht van voor de neutrale mogendheden,
in geval van conflict tusschenbeide te komen
Hij had groote verwachting van het moreel
gezag van dat artikel. Spr. betreurde, dat
men niet meer wijzigingen in de conventie
had kunnen aanbrengen, maar, voegde hij
daaibij, men mag het niet als een échec van
de conventie beschouwen, dat er tot nog toe
in den Zuïd-Afrikaansclten oorlog nog geen
interventie heeft kunnen plaats hebben.
Men verwijt aan Frankrijk en Rusland,
dat deze landen geen interventie hebben
verleend. Maar konden zij zich er dan aan
blootstellen, hunne aanbiedingen daartoe te
zien afgewezen Het staat aan de publieke
meening ons verlangen, rechtvaardigheid en
menschelijkheid te zien zegevieren, warm te
houdenwij kunnen vrijuit voor de wereld
onze gevoelens verkondigen, maar laten wij
toch niet trachten onze regeering in de zaak
te betrekken. (Toejuiching.)
Delcassé sprak Men kan er altijd zeker
van zijn, weeiklank te vinden op zyne
woorden, indien men een beroep doet op
gevoelens van menschelijkheid. De sprekers,
die dat hebben gedaan, zullen het echter
we! even natuurlijk vinden, dat de minister
van buitenl. zaken andere overwegingen laat
gelden. Delcassé verklaarde vervolgens, dat
de mogendheden, die de conventie van Den
Haag onderteekenden, alleen de verschrik
kelijkheden van den oorlog wilden temperen,
maar men zal daartoe rekening moeten hou
den met zekere voorwaarden.
Wie nu zou de rechter zijn om uit te
maken, of die voorwaarden in vervulÜDg
waren gekomen Dit was niet uitgemaakt,
en die zich als rechter zou willen opwerpen,
zou de kans loopen in conflicten te geraken.
De minister constateerde, dat de permanente
raad van het Hof van arbitrage niets anders
dat zoo vreesc'lijk. vind? Hij is jong, hij is
trotsdi, hij wil aan niemand hel geld vra
gen, dat 'hem ontbreekt en dal zijn familie
want hij' is van voorname familie hom
onrechtmatig weigert. Ik Ingrijp, ik veront
schuldig zijn afdwaling: hij ib geboren voor
rijkdom en luxe Wat mij belieft, ik vrees
de ontbering niet! Maar hij! gijl kent hem
nietMijnheer dc Ciairac i» een eeboren
prins <n wat kan ik meer van hem ver
langen, dial dat hij me liefheeft, en me
trouw is? Icdeum nacht als ik op hem
wachtte, onderging ik de hevigste folierin
gen ik gevoelde d'at. ik slecht werd, wreed'
Als hij een ander liefhad'
Dc oogen van Alhc schitterden cn Davi
dot beschouwde nut ecu soon van veiba-
zing de gedaanteverwisseling, di'o van het
kind van zooevcn, die vrouw, bevend van
hartstocht had gemaakt, die behept was met
een egoïstische aanbidding en niets zag van
wat buiten haar Liefde lag.
Hij had da waarheid gezegd. In het Pa-
lais-Royal aan de tafel van hot passe-chx.
waar zijn beroep als bankhouder hem
bracht, zag Iliji als ccn dreigende wolk al de
verschillende niensehelijkc dwaasheden aan
zich voorbij trokken.
Hoevelen haid' lüji er in weinige uren de
vracht van vele jaren van arbeid zien ver
spellen! Hoevelen ha'd hij| er do gelden, dia
een patroon aan heil had toevertrouwd o-p
het groene laken zien neerleggen, terwijl ziji
zo zagen verdwijnen mei een vlaag van wan
hoop! Hoevelen hadden dc speelzaal wanke
lend verlaten en werden den volgenden mor
gen in d-ii hoek van de een of de andere straat
gevonden, met verbrijzelde hersenpan!
Hoevelen hadden het Palais-Roya'l verlaten,
0111 in db gevangenis of op de galeien hun
dwaasheid' te betreuren!
En toen Alise uiiricp „Wat geef ik er
om, of mijn man speeltherinneide hij zich
dien jongen man met 'den viuigen blik. zijn
lange zwarte haren vn zijn bleek gelaat
Alioo 'gingi voort:
„Mijn echtgenoot is een eellijk man, ik
vrees niets voor hem. Ik begrijp uw ang
sten maai* ik deel ze niet. Ilij is, donk ik.
niet de eenige edelman, die speelt. Ik dank
u toch voor uw* goeden raadik zal cr ge
bruik van maken Overigens heeft mijn
echtgenoot mij lief en één ivooid zal vol
doend© zijpi
Op dit oogenblik hoorde iikhi de buiten
deur op zijn hengsels draaien.
„Daar is hij.'' riep Alise, ..ga spoedig
heen Ik dank u nog wel f'
E'n Davidot haa-ttei zich liet portaal over
te steken en zijn eigen woning binnen te
giaan. Zijn moeder Fnep nog steeds. Hij1
strekte zich op een leunstoel uit, selmdde
vei scheiden malen het hoofd over gedachten,
die vaag in zijn brein opkwamen en sliep
ten slotte in.
(Wordt vervolgd.)