55"tó Jaargang. Woensdag 22 Januari 1902. No. 10758. ALISB. BUITENLAND. SCH1EDAMSCHE COURANT Deze courant verschijnt dageljjks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prjjs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco per post fl. 1.05. Prijs per wetkVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan liet bureau bezorgd zijn. Bureau s Bofcretraat «8. Prijs der Adverten tién: Van 1—6 regels fl. 0.92iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zii innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven bier- van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde cadSoarSztatfi&ta opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, by vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. latere. Telefoon Mo. 123. AWiEJUEES OVERZICHT. SCHIEDAM, 21 Jan. 1902. Zuld-Afri ka. Mogmaais de moord op Scheepers» De moord op Elebcnbcrg. Debatten (n dcEngelscliccnFrnnscüic Parlementen. 21 Jan. 1 6 dagen na den datum, waarop volgens do Engelsche berichtgevers de Boeren in het Oosten van Transvaal zich in massa zouden overgeven! Nu zijn die Boeren, zooals men gisteren onder de telegrammen gezien heeft, ten Z. van Ermelo tusschen deze stad en Standerton, d. w. z. niet ver van de grens van Natal, niet ver van de streek waaruit Biuce Hamilton en Lyltelton beweerden ze sedert weken verdreven te hebben. Eveneens zijn de [troepen van De Wet, die naar alle windstreken verspreid heetten te zijn, in grooten getale op eonige mijlen ten O. van Bethlehem, de plaats van de Kerstover- winniug, In de Kaapkolonie schijnt liet den Boeren ook goed te gaan, te oordeelen naar een telegram uit Cradoek d.d. 20 Jan., aldus luidende Het commando van Wessels, ongeveer 200 man sterk, heeft eenige dagen tusschen hier en Maraisburg rondgezworven. Gisteren ver lieten vijftig man van de stadswacht Tarka- sladweg, en werden 's morgens vroeg verrast. Een gewonde en enkele anderen kwamen in de stad terug, de overigen worden vermist. Omtrent Scheepers, die Zaterdag te Graaft" Reinet gefusilleerd werd, verneemt het ïHbld," nog, dat hij werkzaam geweest is bij het departement van onderwijs in den Oranje-Vrijstaat. Hierop dient de nadruk gelegd, want Schee- per's verdediging kwam hierop neer, dat hij geen rebel kon zijn, omdat hij burger van den Oranje-Vrijstaat was en o. a, aan de heliograplnsche afdeeling werkzaam was, Dat hij echter aan het departement van onderwijs verbonden was is iets nieuws voor ons, en dit werpt een onaangenaam licht op de zui verheid van het vonnis. In den Oranje-Vrijstaat kan geen ambtenaar aangesteld worden, die geen staatsburger is. Uit Scheepers betrekking bij het departement van onderwijs blijkt dus ten duidelijkste, dat Scheepers staatsburger van den Oranje-Vrij staat was dus geen rebel. Scheepers was in Somerset East in de Kaap kolonie geboren, en omstreeks 30 jaar oud. Het is zeer waarschijnlijk dat de Engelsche militaire autoriteiten alies inliet werk zullen stellen om de tijding van den moord op Scheepers zoo laat mogelyk te doen door dringen tot Botha en De Wet. Hun straf echter zullen de Engelschen niet ontgaan. Die begint reeds want deze schandelijke misdaad zal spoedig door do geheele Kaapkolonie be kend worden en er een zoo groote veront waardiging doen ontstaan dat verscheidene Afrikaanders tot de Boeren zullen overloopen, wat bij iedere misdaad door Engeland be gaan, reeds geschied is. Men moet wel even dom als misdadig zijn om in zulk een mate alle wetten van humaniteit te schenden. Want liet resultaat is niet andersHollanders en 'Uit het Fransoh, van J. LE-RMINA. Afrikaanders kunnen slechts meerdere wal ging gaan gevoelen voor het Engelsche juk. Men kan er nu zeker van zyn dat nauwelyks één op de 50 IJoliandsche Afrikaanders nog gelooft aan Engelsche rechtvaardigheid. Eenige dagen geleden berichtte Reuter dat de Boerencommandant Leibenberg gefusil leerd was wegens «moord op den Engelschen officier Neumayer." De sDuitsche Zeitung" heeft van verschei dene Boeren, die alle vertrouwen verdienen, inlichtingen ontvangen, die bewijzen, dat ook j in dit geval weer een monsterachtig onrecht- j vaardigheid begaan is. Neumayer die een politie-delachement com mandeerde, werd door de Boeren in da om streken van de Wet'sdorp verrast. Toen de Engelschen gesommeerd werden om zich over te geven, capituleerden de meesten, doch Neu- raaijer, die geen Engelschman was, maar een Vrijstaatsch burger, na de bezetting van Bloem fontein naar de Engelschen overgeloopen, weigerde, zonder twgfel uit vrees voor een krygsraad te zullen moeten terechtstaan. Hij trachtte in een rijtuig, waarvao het achterraam openstond, te vluchten en schoot door dat venster op de Boeren. Door de kogels waarmede de Boeren dat vuren beantwoord den, werd hij gedood. De deserteur was dus niet vermoord, de berichtgever van de ïDeut- sche Zeitung" is bereid dit te bewijzen en biedt de getuigenissen aan van verscheidene voorname Boeren, dat Neumayer in een ge regeld gevecht gesneuveld is. De Engelsche avondbladen meldden, dat de Engelsche colonnes, die in het N.O. van den Vrijstaat legen de Wet opereeren, het noodig geoordeeld hebben, alle hutten der inboor lingen te verwoesten (hoeven van Bopren bestaan daar niet meer), hun vee op te eischen en de oogst te verbranden. Daar de inboor lingen nu geen woningen of voedsel meer hadden, zijn zij naar de concentratie-kampen overgebracht. Eén teger. honderd na eenigen tijd zal John Buil bij monde van Chamberlain zeggen, dat hy den Kaffers gastvrijheid heeft «toege staan" om ze uit de ellende te redden. Telegrammen uit Melbourne en Wellington melden, dat Chamberlain heeft geseind, dat de imperiale regeering blij zou zijn met een nieuw contingent uil Australië en een uit Nieuw Zeeland, ieder van duizend man. Zaterdag zijn vijftig Engelsche onderwij zeressen uit Engeland naar Zuid-Afrika ver trokken. Vrijdag werd haar te Londen een afscheid bereid, waar niemand minder dan Chamberlain haar toesprak lig hield haar voor, dat zij een gewichtig werk gingen ondernemen. De soldaten hebben hun plicht gedaan, het burgerlijk bestuur heeft zijn taak voor zich, veel wordt nu van het onderwijs verwacht. Beide partijen in den oorlog, Engelschen en Boeren, zijn humaan to werk gegaan, en er is geen grond voor bitter gevoel tus schen de twee stammen. Zoo sprak de groote man, en, als het niet zoo droevig was, zou men moeten lachen. Ook de hertog van Argyl, zwager van den koning, sprak de onderwijzeressen toe, mede uit naam van de ,,Neen, neen, ga. voort ik bid u, ik vraag het u nn ernst U zeidot, daf' de hartstocht van het sped' „De ergste van alle, zeker Itk heb even wel. gezien, dat mem ervan genezen kan, vooral als men, zooals uw echtgenoot, er niet prinses, zjjn vrouw. En zoo waar ook mevr. Humphrey Ward wenschte haar alle heil op bun belangrijke zending. In het Lagerhuis zeide Brodrick, dat 2000 burgers tot een burger-politiecorps waren samengevoegdzij verrichtten uitstekende diensten met het Engelsche leger. (Toejui ching.) Cawley diende een amendement in op het adres van antwoord op de Troonrede, waarin gezegd wordt, dat het Huis, hoewel het geneigd was alle noodige maatregelen voor een krachtdadige voortzetting van den oorlog goed te keuren, van oordeel was dat de weg, dien de regeeiing had ingeslagen, en hare houding wat betreft de oplossing, niet hadden meegewerkt om een spoedig einde aan den oorlog te maken eri een duur- zamen vrede te vestigen. Cawley vroeg, of er eenige waarheid gelegen was in de ge ruchten over vredesonderhandelingen, die Boeren-afgevaardigden zouden zyn begonnen. Chamberlain, den spreker in de rede val lend, zeiEr is geen grond voor die geruchten. Chamberlain zich tegen het amendement verklarende, zeide, indieD de Boeren meenden, dat te eeniger tijd hun door Kitchener vredes voorstellen zouden worden gedaan, zij zich dan vergisten, in zooverie Kitcheners voor waarden in denzelfden geest luidden, als waarmede de regeering op het sluiten vod den vrede aanging. Z(j stonden vast, behalve in de bizonderheden, en konden niet van voren af aan opnieuw in over weging genomen worden. Indien de Boeren de vredesonderhande lingen begonnen, had de regeering het recht zekerheid te eischen, dat degenen die met de regeering in onderhandeling traden, ge rechtigd waren voor alle Boeren in het veld te spreken. Het was zeer onwaarschijnlijk, dat Kruger en zijn omgeving, die Transvaal hadden verlaten met groote sommen gelds reeds in een vroeger stadium van den oorlog die bevoegdheid hadden, Noch Steijn, noch ook Schalk Burger konden met de verschil lende commando's in overleg treden, en ook kon geen van de Boerengeneraals voor alle anderen optreden. Chamberlain beslootdeze moeilijkheden zyn niet onoveikomelijk, maar toch zeer ern stig. Het is volmaakt duidelijk, dat de eenige keuze is, degenen die zich over komen geven, gevangen te nemen, telkens als de gelegen heid zich bood. Gesteld de regeering kon een lichaam vinden, dat bevoegd was, voor alle Boeren in het veld te spreken, dan moeten dezen met hunne voorwaarden over de brug komen, en dan kon worden nagegaan of die voorwaarden aannemelijk waren en uitzicht gaven op een blijvenden vrede. De regeering weigerde, zich zelve te binden door eenige bij zondere voorwaarden, maar had reeds haat- voornemen te kennen gegeven, zoo spoedig mogelyk aan het overwonnen volk de volle politieke rechten toe te kennen, Indien wij oen hechten vrede zullen ver krijgen, dan moet het verslagen volk beginnen met zijn nederlaag te erkennen, wat het kan doen zonder zich te behoeven vernederen. De regeering was door geen wraaklust bezield, en was niet doof voor redelijke vredesvoor stellen, die door een verantwoordelijke auto riteit zouden worden gedaan, maar wilde evenmin eenige handeling <*idernemen waaruit zwakheid of aarzeling zou blijken. Zoodra de vrede hersteld was, was de regeering geneigd 5> T „Hoor eens, mevrouw, ik ben haast zestig jaar; ik zo-u uw grootvader kunnen zijn. U j moet het mij niet ten kwade duiden. Ik I wilde n van mijn kant ook een dienst bewij zen. Ik wéét, hoe u lijdt) En kijk op dit oogenblik zelfs, moet u al nw bost doen, om niet te schreien A'lisd barstte in snikken uit, liaar gelaat in de handen verbergende. Davidot ging' naar haar toe en sprak haar nog vaderlijker J,oo: „Het ia uw echtgenoot mijnheer Clai- ïou Wees niet boos! Ik zie wol, dat hij allo nachten uitblijft en dat gij alleen altijid' op hem staat te wachten. 'Laat eens zien, kent -go niemand, dia hem eens tot rcdé'kan brengen? Iliji is ook jong, hij is opbruisend. Maar met goeden raad; zou men er zonder 'twijfel in slagen, kom dien fatalen. harts tocht ld doen' opgeven. Aóhhet spel het ellendige spel 1" Bij, dit woord' had Alise plotseling het hoofd opgaheven, haar donkere oogen op de zijne vestigend' mot een uitdrukking van hc- vigen angst: „13c vraag u nogmaals om vergiffenis," stamelde) hij'. gelukkig in is." De jonge vrouw legde haar lrand op zijn arm. „Luister kijk me eens goed aan U zegt, dat mijn echtgenoot speelt!" „Wist u liet dan niet?" „Iliji zeido liet ma wel," zetide Alise met een flauw glnnlachj'ej. „Maafl is het wol waar „Zeker „Hoe weet u dat?" Mijnheer Davidot aarzelde. „U vraagt me d'aar mijn eigen gelieim af, maar ik beu uw schuldenaar, ïlc kan u niets weigeren. Be smeek u alleen, verraad me niet. De weet, dat uw echtgenoot speelt, omdat ik hem bijna allo avonden zie Ja. ik zie hem alles wagen wat hij bezit, dan eens weil, dan eens onbetcekeucnd© som men, in een speelhuis waar ik zelf be ambte !ben." „U bedriegt me niet? u zweert mo dat Mijnheer Davidot beschouwd'© de jongo vrouw, wier gelaat -opgeklaard wins. Hij bet- greep dit niet. Hij drukte ziek 'becli wol slécht uit, dat zo er 'bijka vroolijjlc uitzag! „Maar Weet u dan niet wat het spel is?" hernam hij levendig. „Het leidt tot alle on deugden Ik zeg u, dat het tij'd', hoog tijd is diat iemand - dia iets over uw echtge noot vermag zich ervoor opwerpt, hem te ledldeu Als u wist in welk een ellend'e u kunt geraken, want, :k weet liet, u zijt niet rijk als U wist welke gevaion zich voordoen aan hen, die deze speelhol'eu ba zoeken. Dezen avond' zelfs zag ik hem praten met een boosdoener!" „Van avond1?" riep Alise uit, „dus, van avond heeft Gaston gespeeld „Van elf uur af tot de sluiting van hot huis," „O mijh God', wat hen ik gelukkig! Zeg hot nog consIs het wel waar TJ u hlebfc het gezien?" Ze had de beide handen van den grijsaard gevat en drukte ze. Wat dén heer Davidot betrof, Jiij maakte allo stadia, van verwondering door cu kon geen woord uitbrengen. Maar de jonge vrouw' h'erniam „U begrijpt mo niet u d'enkt, dat ik gek geworden ben Neen. Ik ben geluk kig. Ja, u verschaft me een vreugde, dici honderdvoudig de diensten betaalt, die iku bewezen lieib Waarom? Welnu, omdat ik jaloerseh hen en dat i'k eraan sterf, hoort u me goed Ik sterf aan mijn jaloezie." En m'et een hartstocliteilijk'o welsprekend heid, die niet onderbroken vilde worden ging zo voort: „TJ zegt, dat hij, speelt Denkb n, dab ik zoo ruim mogelijke amnestie te verleenen, als met het oog op de rechtvaardigheid en de toekomstige veiligheid zou kunnen. De inzichten der regeering over de oplos sing, waren dezelfde als die van de meerder heid des lands. De regeering heeft hel Rijk achter zich om haar het vertrouwen te schen ken, waarop zy meent een beroep te mogen doen. Dillon dient een amendement in, waarbij het eerste gedeelte van Cuwley's amendement wordt vervangen door een verklaring, dat de stelselmatige verwoesting van de Zuid- Afrikaansche republieken, en de gevangenne ming op groote schaal van vrouwen en kin deren, en hun opsluiting in ongezonde kampen, in strijd waren met de regelen van een be schaafden oorlog; en dat dergelijke barbaarsclie wijzen van oorlogvoeren de verontwaardiging van de geheele beschaafde wereld, behalve van Engeland, hadden opgewekt. Het amen dement van Dillon werd met 283 tegen (Si stemmen verworpen. De Fransche Kamer behandelde de interpel latie van Beriy over de weigering van het permanent bureau van het hof van arbitrage het verzoekschrift van de Boerenvertegen- woordigers te onderzoeken, de interpellatie van Clovis Ilugues over de uitlegging van de besluiten der Iïaagsche conferentie, en de interpellatie van abbé Lemire over de ge volgen der conventie voor de beschaafde volkeren. Beriy herinnerde aan den langra duur van den oorlog in Zuid-Afrika, en gaf zijn verba zing erover te kennen, dat Europa niet tus- schenbeide kwam. De oorlog was, zei hy, verklaard onmiddellijk na de Haagsche con ferentie, waarvan Transvaal op een eisch van Engeland was buitengesloten geweest, waar door dit land zijne plannen had ontmaskerd. Hoewel de besluiten dor conferentie alleen betrekkelijk waren op de onderteekenaars der conventie, waren er toch eenige artikelen, welke eene bemiddeling mogelijk maakten, zonder dat daaraan een niel-vrieridichappelyk karakter kon worden toegekend. De politieke mannen in Engeland rongen een bescheidener toon, dan zij eenige maan den geleden nog deden, flet oogenblik om tusschenkomst te verleenen scheen derhalve gunstig te zijn. Engeland had de opgenomen verplichting, zicii te onthouden van sommige knevelarijen, die strijdig waren met liet oor logsrecht, zooals dat in Den Haag was te boek gesteld, geschonden. De ondei teekenaars van de conventie hadden bepaald bindende ver plichtingen op zich genomen. Spr. noodigde de regeering uit haar plicht te vervullen, opdat men niet nogmaals zou kunnen zeggen God is te hoog, en Frankrijk is te ver weg. Glovis Ilugues zeide, dat men zich wel af mocht vragen, of Europa zich niet derge lijke daden van barbaarsehheid had te ver- wyten, als het aan Engeland verweet. Maar een daad van barbaarsehheid was toch wel in het bizonder afschuwelijk. Spr. wilde het hebben over de concentratie- kampen, waar men de kinderen maar liet sterven. Ik haat, riep Ilugues uit, degenen, die kinderen doo- den. Abbé Lemire bracht de algemeene termen der Haagsche conventie in herinnering. Men had, zei hij, daarbij niet aan concentratie kampen gedacht. In Frankrijk werd het mensehelijk geweten wakker, ten gunste van de ongelukkige Zuid-Afrikaansche republieken. President Kruger, zei Abbé Lemire, heeft ons de eer gegeven, zich het eerst tot ons te richten. Abbé Lemire, vei der sprekend over het Fransch-Russisch verbond, zeide dat, indien dit aan Frankrijk de verloren provin ciën al niet had teruggegeven, het toch viy- heid van handelen bad hergeven. Spr. beweerde, dat er geen een Franzch minister was, die zeide, dat Transvaal het graf zou zijn voor de Engelschen, Men mocht echter niet verbaasd zijn, ons al ons best te zien doen, om door vrede een eind aan dezen oorlog te maken. In de vorige eeuw hebt gij een volk bijgestaan zijn vrijheid te veroveren. Welnu, in Zuid-Afrika is op bet oogenblik en volk dat voor zyn onafhankelijkheid strijdt, en dat ons dankbaar zal zijn, indien wij het helpen. Léon Bourgeois zeide, dat hy niet had uit een te ZPtien, waarom de regeering do hou ding, die men haar scheen te verwijten, gedurende twee jaien had aangenomen. Wat hem persoonlijk aanging, hij betreurde dezen oorlog, die werd voortgezet voor een z. i. misplaatste eer. (Toejuiching.) Spr. erkende, dat de conventie van Den Haag nog niet die resultaten had gegeven, die men daarvan kon verwachten, mnar daarom moest men toch voor de toekomst nog niet wanhopen. Dat de mogendheden zich hadden neergelegd bij de uitsluiting van Transvaal van de con ventie van den Haag, dat kwam, omdat Engeland zich ertegen verzette een scheids- rechteilijke beslissing in te roepen. Artikel 27 van de conventie, zei spr., maakt er een plicht van voor de neutrale mogendheden, in geval van conflict tusschenbeide te komen Hij had groote verwachting van het moreel gezag van dat artikel. Spr. betreurde, dat men niet meer wijzigingen in de conventie had kunnen aanbrengen, maar, voegde hij daaibij, men mag het niet als een échec van de conventie beschouwen, dat er tot nog toe in den Zuïd-Afrikaansclten oorlog nog geen interventie heeft kunnen plaats hebben. Men verwijt aan Frankrijk en Rusland, dat deze landen geen interventie hebben verleend. Maar konden zij zich er dan aan blootstellen, hunne aanbiedingen daartoe te zien afgewezen Het staat aan de publieke meening ons verlangen, rechtvaardigheid en menschelijkheid te zien zegevieren, warm te houdenwij kunnen vrijuit voor de wereld onze gevoelens verkondigen, maar laten wij toch niet trachten onze regeering in de zaak te betrekken. (Toejuiching.) Delcassé sprak Men kan er altijd zeker van zijn, weeiklank te vinden op zyne woorden, indien men een beroep doet op gevoelens van menschelijkheid. De sprekers, die dat hebben gedaan, zullen het echter we! even natuurlijk vinden, dat de minister van buitenl. zaken andere overwegingen laat gelden. Delcassé verklaarde vervolgens, dat de mogendheden, die de conventie van Den Haag onderteekenden, alleen de verschrik kelijkheden van den oorlog wilden temperen, maar men zal daartoe rekening moeten hou den met zekere voorwaarden. Wie nu zou de rechter zijn om uit te maken, of die voorwaarden in vervulÜDg waren gekomen Dit was niet uitgemaakt, en die zich als rechter zou willen opwerpen, zou de kans loopen in conflicten te geraken. De minister constateerde, dat de permanente raad van het Hof van arbitrage niets anders dat zoo vreesc'lijk. vind? Hij is jong, hij is trotsdi, hij wil aan niemand hel geld vra gen, dat 'hem ontbreekt en dal zijn familie want hij' is van voorname familie hom onrechtmatig weigert. Ik Ingrijp, ik veront schuldig zijn afdwaling: hij ib geboren voor rijkdom en luxe Wat mij belieft, ik vrees de ontbering niet! Maar hij! gijl kent hem nietMijnheer dc Ciairac i» een eeboren prins <n wat kan ik meer van hem ver langen, dial dat hij me liefheeft, en me trouw is? Icdeum nacht als ik op hem wachtte, onderging ik de hevigste folierin gen ik gevoelde d'at. ik slecht werd, wreed' Als hij een ander liefhad' Dc oogen van Alhc schitterden cn Davi dot beschouwde nut ecu soon van veiba- zing de gedaanteverwisseling, di'o van het kind van zooevcn, die vrouw, bevend van hartstocht had gemaakt, die behept was met een egoïstische aanbidding en niets zag van wat buiten haar Liefde lag. Hij had da waarheid gezegd. In het Pa- lais-Royal aan de tafel van hot passe-chx. waar zijn beroep als bankhouder hem bracht, zag Iliji als ccn dreigende wolk al de verschillende niensehelijkc dwaasheden aan zich voorbij trokken. Hoevelen haid' lüji er in weinige uren de vracht van vele jaren van arbeid zien ver spellen! Hoevelen ha'd hij| er do gelden, dia een patroon aan heil had toevertrouwd o-p het groene laken zien neerleggen, terwijl ziji zo zagen verdwijnen mei een vlaag van wan hoop! Hoevelen hadden dc speelzaal wanke lend verlaten en werden den volgenden mor gen in d-ii hoek van de een of de andere straat gevonden, met verbrijzelde hersenpan! Hoevelen hadden het Palais-Roya'l verlaten, 0111 in db gevangenis of op de galeien hun dwaasheid' te betreuren! En toen Alise uiiricp „Wat geef ik er om, of mijn man speeltherinneide hij zich dien jongen man met 'den viuigen blik. zijn lange zwarte haren vn zijn bleek gelaat Alioo 'gingi voort: „Mijn echtgenoot is een eellijk man, ik vrees niets voor hem. Ik begrijp uw ang sten maai* ik deel ze niet. Ilij is, donk ik. niet de eenige edelman, die speelt. Ik dank u toch voor uw* goeden raadik zal cr ge bruik van maken Overigens heeft mijn echtgenoot mij lief en één ivooid zal vol doend© zijpi Op dit oogenblik hoorde iikhi de buiten deur op zijn hengsels draaien. „Daar is hij.'' riep Alise, ..ga spoedig heen Ik dank u nog wel f' E'n Davidot haa-ttei zich liet portaal over te steken en zijn eigen woning binnen te giaan. Zijn moeder Fnep nog steeds. Hij1 strekte zich op een leunstoel uit, selmdde vei scheiden malen het hoofd over gedachten, die vaag in zijn brein opkwamen en sliep ten slotte in. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1902 | | pagina 1