G,
55"* Jaargang.
Iet piraal Ba fat ia Sa Kaapkolonie.
Zondag 16 en Maandag 17 Februari 1902.
Mo. 10780.
Tweede Blad.
1 De Vreemdeling.
b 1
aa,
BINNENLAND.
SCHIEDAMSCHE COURANT
te
bouw
f» 14
n H
ure,
J met1
aan
:tie I,
803,
erda»
rmid-
van 2
omen
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering vrh Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl, 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Prijs per -weckVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
BarotuBotcrstraat 68.
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.02iedere regel
meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die z'p
innemen.
Advertentiën bij abonnement, op voordeehge voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde fefatati «idm*rte*tië>v opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bjj vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. ïehcfoo» Ufo, 123.
903,
lorde
AAI
VAN
H.
ment
ifant
XV.
2324 Juni.
Ik heb verteld, op hoe wonderbaarlijke
wijze Marilz aan het hoofd van 9 man, niet
tegenstaande hij door 15 Engelschcn oener
en 60 anderzijds ingesloten was bij Nieuw-
houtsvillo, er in geslaagd is terug te trek
ken op Wiilcmsrivier, Zijn manschappen
waren verstomd over zijn tegenwoordigheid
van geest bij zulk een groot gevaar. Zij zijn
het er zonder uitzondering over eens, dat zij
zonder hem gesneuveld zouden zijn of nu ge
vangenen der Engelschcn. Hij heeft hun
daardoor een zoo groot vertrouwen ingeboe
zemd, dat zij hem zoo nood.g tot liet einde
der wereld zouden volgen. Er zij zullen niet
wanhopen, al zijn zij met licm in nog zulke
groote gevaren ook.
Dit versterkt mij in de meening, dat Ma-
ritz geroepen is om in liet vervolg van den
oorlog grooto diensten te bewijzen, indien
hem tenminste geen onheil overkomt. Een
groote rol is hem van nu af in het westen
der Kaapkolonie toebedeeld. Hij zal die
schitterend vervullen.
Wij keeren naar Grasberg, waar ons com
mando zicli bevindt, terug na onzen vergeef-
Pschen tocht naar Nieuwhoutsville, maal* ge-
1 looft niet, dat wij liet opgegeven hebben die
0—4 plaats te bezoeken Maritz is volhardend.
Den 24en keeren Maritz, 4 man en ik naar
Nieuwhoutsville terug, terwijl het gros van
van liet commando te Gamboksrivier kam
peert. Ditmaal ontmoeten wij geen tegen
stand. Wij gaan heel kalm liet stadje bin
nen en vernemen daar niet alleen den te*
rugtocht op Calvinia van de 10 Eugelschen
die liet alleenstaande liuis bezetten, maar
ook de volgende bijzonderheden
Het schijnt, dat den 22sten, een kwartier
voor onzen aanval, 250 Hottentotteu van
majoor Jeudwinne onder zijn persoonlijk he
vel, het plaatsje binnengekomen waren, om
de 10 Engelselien die liet plaatsje bezetten,
to halen, maar die, wetende dat wij in de
huurt waren, niet alleen op Calvinia durf-
deu terugtrekken. De 60 man, waaraan Ma
ritz ontsnapt was, maakten deel uit van een
vier maal talrijker strijdmacht, die hij goe
de leiding makkelijk van den toestand had
gebruik kunnen maken en niets van ons
overlaten. Majoor Jeudwinne is geen goed
aanvoerder en liij zal 'het ons bij do bezet
ting van deze streken niet lastig maken.
Het. meerendeol zijner paarden mag niet te
gebruiken zijn, maar met een zoo sterk con
tingent had hij toch oen beter figuur kun
nen slaan tegenover onze kleine patrouille.
Toen wij 's avonds te Grasberg terugge
keerd waren, bemerkten wij, dat hij revan-
cho wilde nemen. Van de hoogte van oen
kopje, dat ik beklommen had, om de om
streken te overzien, zie ik plotseling een pa
trouille van pl. m. 50 ruiters op den weg,
waarlangs wij Grasberg bereikt hebben. Te
gelijkertijd zien wij van de observatiepost
een vijandigo colonne Nieuwhoutsville weer
binnentrekken; ongetwijfeld is het Jeud
winne, die op zijn spoor terugkeert, ditmaal
waarschijnlijk met verscke paarden.
(Maritz zendt een renbode naar Gamboks
rivier om 40 man van het commando te ont
bieden. Zij zijn er nog niet, als de 50 „klia-
ki's" to Grasberg aankomen, op nauwelijks
500 M. van de plaats waar Maritz en ik al
leen hun tegenstand kunnen bieden, d. w. z.
op minder dan 500 M. van liet kopje, dat
als observatiepost dienst doet en tevens den
omtrek domineert. Daar komen onze ver
sterkingen van Gamboksrivier; zij nemen
positie op ous kopje, zonder dat de vijand
iets van liun tegenwoordigheid vermoed
heeft.
De Engelsehe officieren zijn de hoeve, die
wij bestrijken, binnengetreden (zeker om in
lichtingen over ous en onze bewegingen te
vragen), terwijl de manschappen afstijgen,
ieder voor zijn paard, dab hij aan den teugel
houdt. Het zijn allen behalve de officie
ren inboorlingen, daar is geen quaestie
van, en van dat oogenblik af heb ik steeds
ecu walging gevoeld voor de schijnheilig
heid der Engelsolie regeering, die steeds be
weert, zwarten slechts tot zelfverdediging te
bewapenen. Gij hebt door mijn verhaal kun
nen zien, dab wij nooi't een Kafferdorp heb
ben aangevallen, wij willen met de inboor
lingen niets te doen hebben, maar generaal
French wapent ze om zijn gelederen te ver-
grootcn en ons aan te vallen. Tegenover alle
ontkenningen der Eugelschen stel ik met
energie mijn verklaringen als ooggetuige,
die steeds van datum en plaats vergezeld
zijn en dio door "honderd andere getuigen
bevestigd kunnen worden; ik daag de Brit-
sche autoriteiten uit ze tegen te spreken
En nu wacliteu wij bet fluitje van onzen
commandant af, bet signaal voor de fusilla
de, Ik heb mijn hoed afgezet, uit vrees dab
de vijand mij zou bemerkenik houd mijn
adem in, alsof dc vijand die kan liooren en
langzaam log ik mij geweer op een rotspunt,
waarachter ik geknield lig. Daar klinkt het
j fluitje, het geweervuur barst los; de kha-
ki's verspreiden zich in alle richtingen,
evenals do paarden, die zonder meester, voor
zoover zij niet getroffen worden, het veld
inrennen.
Dit is echter geen geregeld gevecht. De
nacht komt, plotseling, volkomende vij
and, niet in staat slag te leveren op dit uur
en dadelijk na onze verrassing, begraaft zijn
doodon, verbindt zijn gewonden, die ten ge
tale van 9 of 10 moeten zijn, voor zoover wij1
Ze gezien hebben. En daar groote verster
kingen aanrukken, tegen welke de strijd te
In den herfst van het vorig jaar landde
met do Maggcllan aan den quai de
'Pouiliac een jonge man met een aangenaam
(t uiterlijk dat sterk exotisch getint was. Hij
w.ia een Chileen, kwam regelrecht uit Val
paraiso en bevond zich voor 't eerst in den
vreemde. Van Frankrijk kende hij slechts
de taal. Eu deze ook nog niet zoo heel goed,
)r^8 want hij had haai* op heb gymnasium ge
leerd. Overigens was hij een deugdzaam
rncnsch, intelligent en woog, zooals dit ver-
Ï"F) haal zal leeren, tegen vele Franschen op.
Het was half negen in den morgen, toen
nd do reiziger met den express-trein te Parijs
''kwam.
Ita. Hij nam een fiacro en begaf zich naar den
queJ jongen bon-vivaut, den vieomte Gontran do
v< 'Heristal, aan wion hij' een aanbevelingsbrief
bij zich bad.
Men deelde hem mede dat Gontran nooit
<voor elf uur opstondhij liet zijn brief ach-
ter en zeide dat hij spoedig weer zou komen.
'Daarop richtte hij zijn schreden naar een
«kapper, waar hij een reeks van bewerkin-
'gen onderging, voor welke hij, eenigo inkoo-
pen inbegrepen, 49 francs 50 centimes be-
'1' taalde, waarbij bovendien nog een fooi
Plr*) kwam.
Intussehen was do vicoxnte wakker gewor-
Fden en had kennis genomen van den brief.
Zijn broeder, dio attaché tweede klasse van
ure, hot gezantschap te Santiago was, was de af-
(zendcr. Hij schroef het volgende:
1.37.
ongelijk zou zijn, trekken wij op Gamboksri
vier terug, na dit kleine lesje aan majoor
Jeudwinne te hebben gogeven, wiens nieuwe
pogingen om ons te vervolgen en in te slui
ten, niet schitterend begonnen zijn.
Bovendien heeft Maritz, wiens geest nooit
stil schijnt te staan, reeds een nieuwen zet
bedacht. Daar* majoor Jeudwinne altijd nog
op heb Bokkenveld-plateau is, gaan wij
langs een grooten omweg tegen heb aanbre
ken van den dag Doornrivier trachten to
bereiken, dat Noordelijker ligt en vanwaar
wij hem in den rug kunnen aanvallen, ter
wijl hij ons Zuidelijker 'bij Grasberg zoekt.
Indien die operatie slaagt, zullen wij ons
wellicht meester kunnen maken van zijn ge-
beele convooi, hem daardoor tob onmacht
brengende, terwijl wij onszelf versterken.
Het plan is mooi opgezet, en zonder één
ocgenblik te rusten, gaan wij op weg om bet
ten uitvoer te brengen. Zal het slagen?
Voortrijdendo in den nacht, worden mijn
gedachten dikwijls ervan afgeleid, mijn
geesl is te veel bezig met een zending, waar
over mij eengen tijd geleden reeds gespro
ken is, wier uitvoering nadert en die wel
dra mijn levensloop zal veranderen.
26—27 Juni.
Om ons plan (majoor Jeudwinne te ver
rassen) te verwezenlijken, zetten wij in den
nacht onze omtrekkende beweging voort, de
moeilijkste paden nemende, daar deze ons
het beste beschermen. Wij trekken voorbij
Ezelskop, Wittewater, Blauwpoort en Job's
Kraal, om even vóór twee uur in den mor
gen onze plaats van bestemming te berei
ken.
Ongelukkigerwijze is ons plan bestemd om
te mislukken. Tegen 5 uur komen de voor
posten met bedrukte gezichten terug. De
vijand, dien wij meenden te verrassen, rukt
integendeel op ons aan. In plaats van ons
spoor te volgen, wat logisch zou zijn, is do
vijand plotseling omgekeerd.
Wat is er gebeurd Zijn wij dooi' den een
of andereu boer verraden, die den Engel-
schen is gaan vertellen, welke richting wij
ingeslagen zijn? Of lieeft een eenvoudig toe
val majoor Jeudwinne er toe gebraecb zijn
marsch te veranderen 1
Ik noem daar het woord „verraad", lire-
wel ik nooit een geval van verraai heb kun
nen co» «uteereu nocli in Transvaal, noch in
den Vrijitaat, noch in de Kaapkolonie, is 'b
toch ontwijfelbaar, rf van tijd tot tijd komt
het in iederen oorlog voor, zeer zeker in een
oorlog, die gedurende meerdere jaren ge
voerd wordt. Het normale leven is reeds vol
van verraad, hoe zou een periode van inter
nationalen strijd, die zooveel hartstochten
opwekt cu zooveel persoonlijke of algemce-
ne belangen met elkaar in botsing brengt,
daar vrij van kunnen zijn En wie zal zeg-
gon, hoeveel invloed op den loop van een
gevecht of van een oorlog en dientengevolge
op de wereldgeschiedenis het verraad van
een gids, de trouweloosheid van een boer,
die zijn particulier belang stelt boven alle
andore quaesties, die het kanon en het ge
weer moeten uitmaken, kan hebben?
In do guerilla der Kaapkolonie zijn der
gelijke daden nog meer te verwachten, daal
de Engelsehe autoriteiten door bet terroris
me dat zij uitoefenen, de bewoners er sys
tematisch too aanzetten. Zij stellen zioh
niet tevreden met de strengste straffen do
beeren, dio ons tegen hun wil gastvrijheid
betoonen, te bedreigen, neeii zij straffen alle
boeren, die weigerou te zeggen of zij een
troop Boeren hebben zien voorbijtrekken,
hoe groot ons aantal, welke do staat onzer
paaiden, welke onze marscbroute is. 't Is
een aanhoudende aanzetting tob spionnagc
op straffe van boete, gevangenis, ja zelfs in
enkele gevallen, des doods. Als ik in dit ver
baal hier en daar boeren genoemd heb, die
ons geherbergd en als bevrijders begroet
liebben, dan behoeft men met te vreezen,
dat ik ze daardoor schaad. Zij zijn allen m
de gevangenis, zij hebben allen alles wat zij
voor ons gedaan hebben, met bun vrijheid
en hun bezittingen (hun boeven zijn ver-
biand) gekocht
lu bet onderhavige geval lijkt verraad mij
onwaarschijnlijk, blijkbaar heeft liet toeval
Jeudwinne in onze richting gebracht, want
indien zijn colonne preciese aanwijzingen
had gehad, dan zou zij' getracht hebben ons
te verrassenook schijnt zij niet erg geneigd
te profiteereu van haar plotseliuge verschij
ning, die ons noodzaakt in plaats van offen
sief, defensief op te treden.
Wijselijk wisselt zij slechts eeuige schoten
met, ons.
Alvorens verder te gaan, moet ik mel
ding maken van een klein mij persoonlijk
overkomen ongeval, waarvan het belang ecb-
tei straks zal blijken. Gisteren waren wij op
onzeu nachtelijken tocht in zulk hoog gras
terecht gekonieu. dat het ous boven liet
hoofd stak. Om den omtrek te kunnen blij
ven bestrijken en de bewegingen van den
vijand na te kunnen gaan, moesten wij in
het zadel blijven. Plotseling wordt mijn
paard, een zeer jong en vurig beest, dat ik
eerst voor de derde maal berijd, schichtig
Mijn karabijn, die aan mijn zadel hing, be
gon het paard tegen de pooten te slaan
waardoor liet nog banger werd. Hoe meer 't
spicng, des to meer werd bet door de kara
bijn getroffen, bet beest werd dan ook zoo
woest, dat het voortsnelde, maar in de
richting van den vijand. Het vooruitzicht
gevangen genomen te worden, lacht mij wei
nig toe, ik laat mij dus van mijn paard val
len, maar ontwricht daardoor mijn rechter
schouder. Op dit oogenblik komt Maritz mij
hulp, terwijl twee andere Boereu mijn
paard naloopeii, dat zij gelukkig pakken en
terugbrengen. In dien tijd tracht Maritz
mij den schouder weer te zotten, door flink
aan mijn arm te trekken, maar de ongeluk-
„Mijn beste Gontran
Deze brief zal u door den jongen Sallus-
tio Echcverria gebracht worden, die naar
Parijs gaat, waar hij niemand kent. Hij' is
een brave jongen, van goede ouders en eeni
go malen inilliouair.Ge kunt hem gerust
geld leenen als hij gebrek er aan heeft
(waarover ik mij zou verbazen) en als gij
geld bobt (waarover ik mij eahtcr nog meer
zou verbazen). Jij kunt hom ook met alle
vertrouwen aan uw vrienden voorstellen,
waut bij speelt niet valscli en steelt geen
diamanten. Daarbij ia hij mild als een vorst
en ccn aardige jongen, waarvan jij je zelf
zult kunnen overtuigen."
Hartelijk gegroet.
Uw broeder Sigismund."
Sallustio werd natuurlijk met open ar
men ontvangen.
„Een merkwaardig idee," zeide Gontran
tegen hem, „in September naar Parijs te ko
men. Geen mensch in huis. Ik zelf zou ook
niet bier zijn als iniju betrekking op het
ministerie van buitenlandsehe zaken mij niet
terughield. Maar ik zal mijn best doen, dat
u zich, zoo lang u bij ons gelieft te vertoe
ven, niet zult vervelen."
Een kwartier later zaten de beide vrien
den in bet restaurant van Ledoyen. Het was
een zeer goed ontbijt, ten minste te oordee-
lon naai* de rekening. Sallustio duldde niet,
dat Gontran deze rekening slechts ook maar
aanzag. Dezo stolde zijn vriend spoedig aan
zijn schoenmaker, hoedenmaker en kleerma
ker voor, die allen belangrijke bestellingen
kregen.
Heristal nam telkens den ebef van de
zaak ter zijde en fluisterde hem in liet oor
Ik breng u een klant, dio even goed als
zuiver goud is. O, u begrijpt me."
„Laat mij een beetje rust met uw ver
vloekte rekeningen. De eeue band wascht de
andere schoon, afgesproken niet waar?"
's Avonds nam hij Sallustio mee naar zijn
club, de „Swellclub", en liet hem daar voor
4 frs. zonder wijn een uitstekend diner voor
zotten, dat hij ditmaal betaalde. Daarop
gingen zij spelen. Volgens, het reglement
werd een vreemde slechts als gast tot de
groene tafel toegelaten en nooit langer dan
tot 10 uur, als de „groote partij" aanvangt,
„Zullen we een kleine bank opzetten?"
vroeg Gontran, nadat bij Sallustio aan eeni
go vrienden voorgesteld had.
„AVab zullen we opzetten vroeg de Cbi.
leen, die deze uitdrukking niet begreop.
„Ik bedoel, kan u baccarat spelen?"
„Niet bijzonder, ik lieb het zoo nu en dan
op de boot gespeeld, wanneer men niet weet,
wat, men 's avonds zal doen."
„Nu, verbeeld u dan, dat u nog op de
stoomboot zijt, wij hebben anderhalf uui
tijd."
Daarop gaf Gontran aan de jonge beeren
een teekon, dat zooveel beteokende als
Speel gerust mee, hij heeft geld en behoort
niet tot de listigst-en."
Om tien uur had Echcverria 17000 francs
gewonnen. Daar nu de deelnemers aan de
„groote partij" kwamen, moest men de zit
ting opheffen.
„Overigens," merkte Sallustio bedaard
op, „ik heb sedert 26 dagen niet in een fat
soenlijk bed geslapen en zou bet hoelemaal
niet verkeerd vinden, eens een beetje uit ie
rusten."
Hij richtte zicli heel kalm op en streek
zijn winst op, die op 600 francs na in baai-
geld betaald werd, terwijl de rest in cheques
in den vorm van visitekaartjes bestond.
kige arm is te zeer ontwricht; gedurende
eenigen tijd zal ik hem niet kunnen gebrui
ken.
(Slot volgt)
Hofberichten.
Gisteravond bad het feest van de vereeui-
ging „Die Haghe" in t Gebouw voor Kuu-
sten en Wetenschappen in Den Ilaag aan II.
M., de Koninklijke Beschermvrouwe aange
boden, plaats. IÏ. M. met haar Gemaal, de
Koningin-Moeder en de Hertog en tie Her
togin van Mecklenburg werden in den weel
derig uitgedosten damesfoyer door 't geliee-
le bcstuiu* ontvangen.
De hooge bezoekeis schreden daarheen
tusschen de gelederen en onder trommelslag
der tamboers coner door loden van Pro Pa-
tria voorgestelde lijfgarde uit den tijd dei-
stadhouders in schilderachtig costuum.
In de ontvangzaal werden bloemen aan de
Voïstinnen aangeboden.
Bij hun intrede in dc feestzaal werden de
vorstelijke personen verwelkomd met 't oude
„Wilhelmus", gezongen door een gemengd
koor, onder leiding van den beer Spoel, ge
volgd door een monoloog uit den „Karel
roman", van Albcrdingk Thijm.
Dc vorsteurij nam de gcheelo breedte in
van de voorzijde der koninklijke loge
rechts van de Koningin, in wilgebloemd sa
tijn, zat de Kouingiii-Mocdei* in parelgrijs,
links de Hertogin van Mecklenburg in licht
blauw, aan 't einde links van de Koningin
baar gemaal in klein tenue van generaal-ma-
joor, rechts de Hertog in jager-uniform,
In de bestuurslogc naast de gewone hof-
loge zaten de voornaamste leden van hot Ci
viele en Militaire Huis, op de balconplaat-
sen rechts van de 'koninklijke zetels de mi
nistens, de Commissaris der Koningin, do
burgemeester, de kolonel-commandant der
Grenadiers en Jagers en andere autoriteiten,
waaronder Ridder dc Stuers, gezant 1e Pa
rijs, met verlof aanwezig; voor dc Konink
lijke loge dc grootmeesteressen en dc hofda
mes in prachtige toiletten.
De dames Elias, mevr. Oldenbooni en do
beeren Giesen, Spool, Hol en Van 't Kruijs
gaven hun beste talenten cn krachten aan
dezen Oranje-avond. De tableaux, voorstel
lende den intocht van AVillem III in 1691
te 's-Gravenhage, bet Hof van Frederilc
Hendrik en hulde aan den stamvader van
het Huis van Mecklenburg, opgeluisterd
door passende muziek, handhaafden „Die
Ilagbo's" rornn als uitbceldstcr van histori
sche Lafereelen. Zee schoon waren dc uitge
voerde dansen, de princc-menuet, oen navol
ging van een dans in 1648 op het Huis Ten
Bosch, die door een achttal paren in 17e
eeuwsch costuum met ongewone gratie, cn
een boerendans, die alleraardigst werd uit
gevoerd.
Gontran vroeg hom op den wanhopigen
toon van een ongelukkigen speler„Zoudt
u niet liever aan do clubpartij willen deel
nomen? Ik geloof u daarvoor borg te kun
nen staan, dat men u met open armen zal
ontvangen."
„Ik dank u," antwoordde de vreemdeling.
„Ik ben geen hartstochtelijk speler en breng
den avond liever in den schouwburg door."
Nauwelijks was bij weg, of de verwen-
schingm stroomden van alle kanten op
Gontran neer.
„Waar ter wereld heb je dezen vent opge
snord
„Netjes van je om hem aan ons voor te
stellen."
„En die ongedwongenheid! De netheid
die dit mensch met zijn diamant aan den
vinger en in zijn fiontje, huichelt."
„Och," meende een ander, „die zijn
valsch."
„Ik zeg u, de knaap heeft zijn land niet
zonder goede reden verlaten," zeide een
derde.
Gontran, die een praclisch mensch was,
antwoordde hun
„Dat alles kan er nog door. Maar het erg
ste is, dat hij niet aan de clubpartij wil deel
nemen, Zoo hebben wij geen hoop, onze
17000 francs ooit weer te zien."
II.
Aten dezen tijd af werd don Sallustio
Echcverria door dc wraak der vroolijke
schaar vervolgd, waarin graaf Gontran hem
gemtroducecrd had. Zij noemden hem nooit
anders dan den „vreemdeling" en hielden
bij iedere gelegenheid zelfs in zijn tegen
woordigheid een speech over „de dom
heid van de Parijzenaars, die zich door de
reemden lieten plundfereu".
Hij echter was steeds beleefd en eenvou
dig, daarenboven altijd bereid iemand tot
dineeren uit te uoodigen, ook hield hij vau
pret en vermeed bet, den lieden te tooncn,
dat hij meer geest had dan zij. Men bakte
bom den eenen poets na den anderen.
Zoo bracht men hem drie dagen na zijn
aankomst achter de coulissen van een thea
ter in een der voorsteden, dat men hem als
dc „groote opera" aanduidde eu stelde hem
daar aan een gefingeerden Jean de Reczke
en een evenens valsche Patti voor. Men leid
de hem in liet „Hotel des Invalides", dat
men voor de Fransche academie liet door
gaan, en noemde hem de veteranen als be
roemde academici. Men bracht zelfs een ge
fingeerd duel tot stand, waarin hij natuur
lijk eeu der „Champions"'zou zijn. Men be
paalde zich er toe, de pistolen slechts met
kruit te laden. Doch don Salluct-io werd
wantrouwend en verlangde, dat de wapens
in zijn tegenwoordigheid met kogels gela
den werden. Een der kogels kwam terecht
in het dijbeen vau den tegenstander, wat bet
reeds op kosten van den Chileen bestelde
dejeuner merkbaar stoorde.
Hierover was geeu twijfel; Sallustio bad
„geluk", dat fabelachtige geluk, dat zelfs
onaangenaamheden tot voordeel van den be
treffende maakt.
Bovendien was hij „Grand Seigneur'' van
top tot teen en verstond de kunst om op ze
kere tijden de goudstukken uit de vensters
te werpen, zonder de ruiten te breken. Dat
veihinderdo zijn vrienden niet om hem een
praalhans te noemen. „Deze vreemde," zei
den zij, „die altijd de keele wereld overbluf
fen moet, heb is voor hem geen kunst, den