G, 55"* Jaargang. Iet piraal Ba fat ia Sa Kaapkolonie. Zondag 16 en Maandag 17 Februari 1902. Mo. 10780. Tweede Blad. 1 De Vreemdeling. b 1 aa, BINNENLAND. SCHIEDAMSCHE COURANT te bouw f» 14 n H ure, J met1 aan :tie I, 803, erda» rmid- van 2 omen Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering vrh Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl, 1.25. Franco per post fl. 1.65. Prijs per -weckVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. BarotuBotcrstraat 68. Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.02iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die z'p innemen. Advertentiën bij abonnement, op voordeehge voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde fefatati «idm*rte*tië>v opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bjj vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. latere. ïehcfoo» Ufo, 123. 903, lorde AAI VAN H. ment ifant XV. 2324 Juni. Ik heb verteld, op hoe wonderbaarlijke wijze Marilz aan het hoofd van 9 man, niet tegenstaande hij door 15 Engelschcn oener en 60 anderzijds ingesloten was bij Nieuw- houtsvillo, er in geslaagd is terug te trek ken op Wiilcmsrivier, Zijn manschappen waren verstomd over zijn tegenwoordigheid van geest bij zulk een groot gevaar. Zij zijn het er zonder uitzondering over eens, dat zij zonder hem gesneuveld zouden zijn of nu ge vangenen der Engelschcn. Hij heeft hun daardoor een zoo groot vertrouwen ingeboe zemd, dat zij hem zoo nood.g tot liet einde der wereld zouden volgen. Er zij zullen niet wanhopen, al zijn zij met licm in nog zulke groote gevaren ook. Dit versterkt mij in de meening, dat Ma- ritz geroepen is om in liet vervolg van den oorlog grooto diensten te bewijzen, indien hem tenminste geen onheil overkomt. Een groote rol is hem van nu af in het westen der Kaapkolonie toebedeeld. Hij zal die schitterend vervullen. Wij keeren naar Grasberg, waar ons com mando zicli bevindt, terug na onzen vergeef- Pschen tocht naar Nieuwhoutsville, maal* ge- 1 looft niet, dat wij liet opgegeven hebben die 0—4 plaats te bezoeken Maritz is volhardend. Den 24en keeren Maritz, 4 man en ik naar Nieuwhoutsville terug, terwijl het gros van van liet commando te Gamboksrivier kam peert. Ditmaal ontmoeten wij geen tegen stand. Wij gaan heel kalm liet stadje bin nen en vernemen daar niet alleen den te* rugtocht op Calvinia van de 10 Eugelschen die liet alleenstaande liuis bezetten, maar ook de volgende bijzonderheden Het schijnt, dat den 22sten, een kwartier voor onzen aanval, 250 Hottentotteu van majoor Jeudwinne onder zijn persoonlijk he vel, het plaatsje binnengekomen waren, om de 10 Engelselien die liet plaatsje bezetten, to halen, maar die, wetende dat wij in de huurt waren, niet alleen op Calvinia durf- deu terugtrekken. De 60 man, waaraan Ma ritz ontsnapt was, maakten deel uit van een vier maal talrijker strijdmacht, die hij goe de leiding makkelijk van den toestand had gebruik kunnen maken en niets van ons overlaten. Majoor Jeudwinne is geen goed aanvoerder en liij zal 'het ons bij do bezet ting van deze streken niet lastig maken. Het. meerendeol zijner paarden mag niet te gebruiken zijn, maar met een zoo sterk con tingent had hij toch oen beter figuur kun nen slaan tegenover onze kleine patrouille. Toen wij 's avonds te Grasberg terugge keerd waren, bemerkten wij, dat hij revan- cho wilde nemen. Van de hoogte van oen kopje, dat ik beklommen had, om de om streken te overzien, zie ik plotseling een pa trouille van pl. m. 50 ruiters op den weg, waarlangs wij Grasberg bereikt hebben. Te gelijkertijd zien wij van de observatiepost een vijandigo colonne Nieuwhoutsville weer binnentrekken; ongetwijfeld is het Jeud winne, die op zijn spoor terugkeert, ditmaal waarschijnlijk met verscke paarden. (Maritz zendt een renbode naar Gamboks rivier om 40 man van het commando te ont bieden. Zij zijn er nog niet, als de 50 „klia- ki's" to Grasberg aankomen, op nauwelijks 500 M. van de plaats waar Maritz en ik al leen hun tegenstand kunnen bieden, d. w. z. op minder dan 500 M. van liet kopje, dat als observatiepost dienst doet en tevens den omtrek domineert. Daar komen onze ver sterkingen van Gamboksrivier; zij nemen positie op ous kopje, zonder dat de vijand iets van liun tegenwoordigheid vermoed heeft. De Engelsehe officieren zijn de hoeve, die wij bestrijken, binnengetreden (zeker om in lichtingen over ous en onze bewegingen te vragen), terwijl de manschappen afstijgen, ieder voor zijn paard, dab hij aan den teugel houdt. Het zijn allen behalve de officie ren inboorlingen, daar is geen quaestie van, en van dat oogenblik af heb ik steeds ecu walging gevoeld voor de schijnheilig heid der Engelsolie regeering, die steeds be weert, zwarten slechts tot zelfverdediging te bewapenen. Gij hebt door mijn verhaal kun nen zien, dab wij nooi't een Kafferdorp heb ben aangevallen, wij willen met de inboor lingen niets te doen hebben, maar generaal French wapent ze om zijn gelederen te ver- grootcn en ons aan te vallen. Tegenover alle ontkenningen der Eugelschen stel ik met energie mijn verklaringen als ooggetuige, die steeds van datum en plaats vergezeld zijn en dio door "honderd andere getuigen bevestigd kunnen worden; ik daag de Brit- sche autoriteiten uit ze tegen te spreken En nu wacliteu wij bet fluitje van onzen commandant af, bet signaal voor de fusilla de, Ik heb mijn hoed afgezet, uit vrees dab de vijand mij zou bemerkenik houd mijn adem in, alsof dc vijand die kan liooren en langzaam log ik mij geweer op een rotspunt, waarachter ik geknield lig. Daar klinkt het j fluitje, het geweervuur barst los; de kha- ki's verspreiden zich in alle richtingen, evenals do paarden, die zonder meester, voor zoover zij niet getroffen worden, het veld inrennen. Dit is echter geen geregeld gevecht. De nacht komt, plotseling, volkomende vij and, niet in staat slag te leveren op dit uur en dadelijk na onze verrassing, begraaft zijn doodon, verbindt zijn gewonden, die ten ge tale van 9 of 10 moeten zijn, voor zoover wij1 Ze gezien hebben. En daar groote verster kingen aanrukken, tegen welke de strijd te In den herfst van het vorig jaar landde met do Maggcllan aan den quai de 'Pouiliac een jonge man met een aangenaam (t uiterlijk dat sterk exotisch getint was. Hij w.ia een Chileen, kwam regelrecht uit Val paraiso en bevond zich voor 't eerst in den vreemde. Van Frankrijk kende hij slechts de taal. Eu deze ook nog niet zoo heel goed, )r^8 want hij had haai* op heb gymnasium ge leerd. Overigens was hij een deugdzaam rncnsch, intelligent en woog, zooals dit ver- Ï"F) haal zal leeren, tegen vele Franschen op. Het was half negen in den morgen, toen nd do reiziger met den express-trein te Parijs ''kwam. Ita. Hij nam een fiacro en begaf zich naar den queJ jongen bon-vivaut, den vieomte Gontran do v< 'Heristal, aan wion hij' een aanbevelingsbrief bij zich bad. Men deelde hem mede dat Gontran nooit <voor elf uur opstondhij liet zijn brief ach- ter en zeide dat hij spoedig weer zou komen. 'Daarop richtte hij zijn schreden naar een «kapper, waar hij een reeks van bewerkin- 'gen onderging, voor welke hij, eenigo inkoo- pen inbegrepen, 49 francs 50 centimes be- '1' taalde, waarbij bovendien nog een fooi Plr*) kwam. Intussehen was do vicoxnte wakker gewor- Fden en had kennis genomen van den brief. Zijn broeder, dio attaché tweede klasse van ure, hot gezantschap te Santiago was, was de af- (zendcr. Hij schroef het volgende: 1.37. ongelijk zou zijn, trekken wij op Gamboksri vier terug, na dit kleine lesje aan majoor Jeudwinne te hebben gogeven, wiens nieuwe pogingen om ons te vervolgen en in te slui ten, niet schitterend begonnen zijn. Bovendien heeft Maritz, wiens geest nooit stil schijnt te staan, reeds een nieuwen zet bedacht. Daar* majoor Jeudwinne altijd nog op heb Bokkenveld-plateau is, gaan wij langs een grooten omweg tegen heb aanbre ken van den dag Doornrivier trachten to bereiken, dat Noordelijker ligt en vanwaar wij hem in den rug kunnen aanvallen, ter wijl hij ons Zuidelijker 'bij Grasberg zoekt. Indien die operatie slaagt, zullen wij ons wellicht meester kunnen maken van zijn ge- beele convooi, hem daardoor tob onmacht brengende, terwijl wij onszelf versterken. Het plan is mooi opgezet, en zonder één ocgenblik te rusten, gaan wij op weg om bet ten uitvoer te brengen. Zal het slagen? Voortrijdendo in den nacht, worden mijn gedachten dikwijls ervan afgeleid, mijn geesl is te veel bezig met een zending, waar over mij eengen tijd geleden reeds gespro ken is, wier uitvoering nadert en die wel dra mijn levensloop zal veranderen. 26—27 Juni. Om ons plan (majoor Jeudwinne te ver rassen) te verwezenlijken, zetten wij in den nacht onze omtrekkende beweging voort, de moeilijkste paden nemende, daar deze ons het beste beschermen. Wij trekken voorbij Ezelskop, Wittewater, Blauwpoort en Job's Kraal, om even vóór twee uur in den mor gen onze plaats van bestemming te berei ken. Ongelukkigerwijze is ons plan bestemd om te mislukken. Tegen 5 uur komen de voor posten met bedrukte gezichten terug. De vijand, dien wij meenden te verrassen, rukt integendeel op ons aan. In plaats van ons spoor te volgen, wat logisch zou zijn, is do vijand plotseling omgekeerd. Wat is er gebeurd Zijn wij dooi' den een of andereu boer verraden, die den Engel- schen is gaan vertellen, welke richting wij ingeslagen zijn? Of lieeft een eenvoudig toe val majoor Jeudwinne er toe gebraecb zijn marsch te veranderen 1 Ik noem daar het woord „verraad", lire- wel ik nooit een geval van verraai heb kun nen co» «uteereu nocli in Transvaal, noch in den Vrijitaat, noch in de Kaapkolonie, is 'b toch ontwijfelbaar, rf van tijd tot tijd komt het in iederen oorlog voor, zeer zeker in een oorlog, die gedurende meerdere jaren ge voerd wordt. Het normale leven is reeds vol van verraad, hoe zou een periode van inter nationalen strijd, die zooveel hartstochten opwekt cu zooveel persoonlijke of algemce- ne belangen met elkaar in botsing brengt, daar vrij van kunnen zijn En wie zal zeg- gon, hoeveel invloed op den loop van een gevecht of van een oorlog en dientengevolge op de wereldgeschiedenis het verraad van een gids, de trouweloosheid van een boer, die zijn particulier belang stelt boven alle andore quaesties, die het kanon en het ge weer moeten uitmaken, kan hebben? In do guerilla der Kaapkolonie zijn der gelijke daden nog meer te verwachten, daal de Engelsehe autoriteiten door bet terroris me dat zij uitoefenen, de bewoners er sys tematisch too aanzetten. Zij stellen zioh niet tevreden met de strengste straffen do beeren, dio ons tegen hun wil gastvrijheid betoonen, te bedreigen, neeii zij straffen alle boeren, die weigerou te zeggen of zij een troop Boeren hebben zien voorbijtrekken, hoe groot ons aantal, welke do staat onzer paaiden, welke onze marscbroute is. 't Is een aanhoudende aanzetting tob spionnagc op straffe van boete, gevangenis, ja zelfs in enkele gevallen, des doods. Als ik in dit ver baal hier en daar boeren genoemd heb, die ons geherbergd en als bevrijders begroet liebben, dan behoeft men met te vreezen, dat ik ze daardoor schaad. Zij zijn allen m de gevangenis, zij hebben allen alles wat zij voor ons gedaan hebben, met bun vrijheid en hun bezittingen (hun boeven zijn ver- biand) gekocht lu bet onderhavige geval lijkt verraad mij onwaarschijnlijk, blijkbaar heeft liet toeval Jeudwinne in onze richting gebracht, want indien zijn colonne preciese aanwijzingen had gehad, dan zou zij' getracht hebben ons te verrassenook schijnt zij niet erg geneigd te profiteereu van haar plotseliuge verschij ning, die ons noodzaakt in plaats van offen sief, defensief op te treden. Wijselijk wisselt zij slechts eeuige schoten met, ons. Alvorens verder te gaan, moet ik mel ding maken van een klein mij persoonlijk overkomen ongeval, waarvan het belang ecb- tei straks zal blijken. Gisteren waren wij op onzeu nachtelijken tocht in zulk hoog gras terecht gekonieu. dat het ous boven liet hoofd stak. Om den omtrek te kunnen blij ven bestrijken en de bewegingen van den vijand na te kunnen gaan, moesten wij in het zadel blijven. Plotseling wordt mijn paard, een zeer jong en vurig beest, dat ik eerst voor de derde maal berijd, schichtig Mijn karabijn, die aan mijn zadel hing, be gon het paard tegen de pooten te slaan waardoor liet nog banger werd. Hoe meer 't spicng, des to meer werd bet door de kara bijn getroffen, bet beest werd dan ook zoo woest, dat het voortsnelde, maar in de richting van den vijand. Het vooruitzicht gevangen genomen te worden, lacht mij wei nig toe, ik laat mij dus van mijn paard val len, maar ontwricht daardoor mijn rechter schouder. Op dit oogenblik komt Maritz mij hulp, terwijl twee andere Boereu mijn paard naloopeii, dat zij gelukkig pakken en terugbrengen. In dien tijd tracht Maritz mij den schouder weer te zotten, door flink aan mijn arm te trekken, maar de ongeluk- „Mijn beste Gontran Deze brief zal u door den jongen Sallus- tio Echcverria gebracht worden, die naar Parijs gaat, waar hij niemand kent. Hij' is een brave jongen, van goede ouders en eeni go malen inilliouair.Ge kunt hem gerust geld leenen als hij gebrek er aan heeft (waarover ik mij zou verbazen) en als gij geld bobt (waarover ik mij eahtcr nog meer zou verbazen). Jij kunt hom ook met alle vertrouwen aan uw vrienden voorstellen, waut bij speelt niet valscli en steelt geen diamanten. Daarbij ia hij mild als een vorst en ccn aardige jongen, waarvan jij je zelf zult kunnen overtuigen." Hartelijk gegroet. Uw broeder Sigismund." Sallustio werd natuurlijk met open ar men ontvangen. „Een merkwaardig idee," zeide Gontran tegen hem, „in September naar Parijs te ko men. Geen mensch in huis. Ik zelf zou ook niet bier zijn als iniju betrekking op het ministerie van buitenlandsehe zaken mij niet terughield. Maar ik zal mijn best doen, dat u zich, zoo lang u bij ons gelieft te vertoe ven, niet zult vervelen." Een kwartier later zaten de beide vrien den in bet restaurant van Ledoyen. Het was een zeer goed ontbijt, ten minste te oordee- lon naai* de rekening. Sallustio duldde niet, dat Gontran deze rekening slechts ook maar aanzag. Dezo stolde zijn vriend spoedig aan zijn schoenmaker, hoedenmaker en kleerma ker voor, die allen belangrijke bestellingen kregen. Heristal nam telkens den ebef van de zaak ter zijde en fluisterde hem in liet oor Ik breng u een klant, dio even goed als zuiver goud is. O, u begrijpt me." „Laat mij een beetje rust met uw ver vloekte rekeningen. De eeue band wascht de andere schoon, afgesproken niet waar?" 's Avonds nam hij Sallustio mee naar zijn club, de „Swellclub", en liet hem daar voor 4 frs. zonder wijn een uitstekend diner voor zotten, dat hij ditmaal betaalde. Daarop gingen zij spelen. Volgens, het reglement werd een vreemde slechts als gast tot de groene tafel toegelaten en nooit langer dan tot 10 uur, als de „groote partij" aanvangt, „Zullen we een kleine bank opzetten?" vroeg Gontran, nadat bij Sallustio aan eeni go vrienden voorgesteld had. „AVab zullen we opzetten vroeg de Cbi. leen, die deze uitdrukking niet begreop. „Ik bedoel, kan u baccarat spelen?" „Niet bijzonder, ik lieb het zoo nu en dan op de boot gespeeld, wanneer men niet weet, wat, men 's avonds zal doen." „Nu, verbeeld u dan, dat u nog op de stoomboot zijt, wij hebben anderhalf uui tijd." Daarop gaf Gontran aan de jonge beeren een teekon, dat zooveel beteokende als Speel gerust mee, hij heeft geld en behoort niet tot de listigst-en." Om tien uur had Echcverria 17000 francs gewonnen. Daar nu de deelnemers aan de „groote partij" kwamen, moest men de zit ting opheffen. „Overigens," merkte Sallustio bedaard op, „ik heb sedert 26 dagen niet in een fat soenlijk bed geslapen en zou bet hoelemaal niet verkeerd vinden, eens een beetje uit ie rusten." Hij richtte zicli heel kalm op en streek zijn winst op, die op 600 francs na in baai- geld betaald werd, terwijl de rest in cheques in den vorm van visitekaartjes bestond. kige arm is te zeer ontwricht; gedurende eenigen tijd zal ik hem niet kunnen gebrui ken. (Slot volgt) Hofberichten. Gisteravond bad het feest van de vereeui- ging „Die Haghe" in t Gebouw voor Kuu- sten en Wetenschappen in Den Ilaag aan II. M., de Koninklijke Beschermvrouwe aange boden, plaats. IÏ. M. met haar Gemaal, de Koningin-Moeder en de Hertog en tie Her togin van Mecklenburg werden in den weel derig uitgedosten damesfoyer door 't geliee- le bcstuiu* ontvangen. De hooge bezoekeis schreden daarheen tusschen de gelederen en onder trommelslag der tamboers coner door loden van Pro Pa- tria voorgestelde lijfgarde uit den tijd dei- stadhouders in schilderachtig costuum. In de ontvangzaal werden bloemen aan de Voïstinnen aangeboden. Bij hun intrede in dc feestzaal werden de vorstelijke personen verwelkomd met 't oude „Wilhelmus", gezongen door een gemengd koor, onder leiding van den beer Spoel, ge volgd door een monoloog uit den „Karel roman", van Albcrdingk Thijm. Dc vorsteurij nam de gcheelo breedte in van de voorzijde der koninklijke loge rechts van de Koningin, in wilgebloemd sa tijn, zat de Kouingiii-Mocdei* in parelgrijs, links de Hertogin van Mecklenburg in licht blauw, aan 't einde links van de Koningin baar gemaal in klein tenue van generaal-ma- joor, rechts de Hertog in jager-uniform, In de bestuurslogc naast de gewone hof- loge zaten de voornaamste leden van hot Ci viele en Militaire Huis, op de balconplaat- sen rechts van de 'koninklijke zetels de mi nistens, de Commissaris der Koningin, do burgemeester, de kolonel-commandant der Grenadiers en Jagers en andere autoriteiten, waaronder Ridder dc Stuers, gezant 1e Pa rijs, met verlof aanwezig; voor dc Konink lijke loge dc grootmeesteressen en dc hofda mes in prachtige toiletten. De dames Elias, mevr. Oldenbooni en do beeren Giesen, Spool, Hol en Van 't Kruijs gaven hun beste talenten cn krachten aan dezen Oranje-avond. De tableaux, voorstel lende den intocht van AVillem III in 1691 te 's-Gravenhage, bet Hof van Frederilc Hendrik en hulde aan den stamvader van het Huis van Mecklenburg, opgeluisterd door passende muziek, handhaafden „Die Ilagbo's" rornn als uitbceldstcr van histori sche Lafereelen. Zee schoon waren dc uitge voerde dansen, de princc-menuet, oen navol ging van een dans in 1648 op het Huis Ten Bosch, die door een achttal paren in 17e eeuwsch costuum met ongewone gratie, cn een boerendans, die alleraardigst werd uit gevoerd. Gontran vroeg hom op den wanhopigen toon van een ongelukkigen speler„Zoudt u niet liever aan do clubpartij willen deel nomen? Ik geloof u daarvoor borg te kun nen staan, dat men u met open armen zal ontvangen." „Ik dank u," antwoordde de vreemdeling. „Ik ben geen hartstochtelijk speler en breng den avond liever in den schouwburg door." Nauwelijks was bij weg, of de verwen- schingm stroomden van alle kanten op Gontran neer. „Waar ter wereld heb je dezen vent opge snord „Netjes van je om hem aan ons voor te stellen." „En die ongedwongenheid! De netheid die dit mensch met zijn diamant aan den vinger en in zijn fiontje, huichelt." „Och," meende een ander, „die zijn valsch." „Ik zeg u, de knaap heeft zijn land niet zonder goede reden verlaten," zeide een derde. Gontran, die een praclisch mensch was, antwoordde hun „Dat alles kan er nog door. Maar het erg ste is, dat hij niet aan de clubpartij wil deel nemen, Zoo hebben wij geen hoop, onze 17000 francs ooit weer te zien." II. Aten dezen tijd af werd don Sallustio Echcverria door dc wraak der vroolijke schaar vervolgd, waarin graaf Gontran hem gemtroducecrd had. Zij noemden hem nooit anders dan den „vreemdeling" en hielden bij iedere gelegenheid zelfs in zijn tegen woordigheid een speech over „de dom heid van de Parijzenaars, die zich door de reemden lieten plundfereu". Hij echter was steeds beleefd en eenvou dig, daarenboven altijd bereid iemand tot dineeren uit te uoodigen, ook hield hij vau pret en vermeed bet, den lieden te tooncn, dat hij meer geest had dan zij. Men bakte bom den eenen poets na den anderen. Zoo bracht men hem drie dagen na zijn aankomst achter de coulissen van een thea ter in een der voorsteden, dat men hem als dc „groote opera" aanduidde eu stelde hem daar aan een gefingeerden Jean de Reczke en een evenens valsche Patti voor. Men leid de hem in liet „Hotel des Invalides", dat men voor de Fransche academie liet door gaan, en noemde hem de veteranen als be roemde academici. Men bracht zelfs een ge fingeerd duel tot stand, waarin hij natuur lijk eeu der „Champions"'zou zijn. Men be paalde zich er toe, de pistolen slechts met kruit te laden. Doch don Salluct-io werd wantrouwend en verlangde, dat de wapens in zijn tegenwoordigheid met kogels gela den werden. Een der kogels kwam terecht in het dijbeen vau den tegenstander, wat bet reeds op kosten van den Chileen bestelde dejeuner merkbaar stoorde. Hierover was geeu twijfel; Sallustio bad „geluk", dat fabelachtige geluk, dat zelfs onaangenaamheden tot voordeel van den be treffende maakt. Bovendien was hij „Grand Seigneur'' van top tot teen en verstond de kunst om op ze kere tijden de goudstukken uit de vensters te werpen, zonder de ruiten te breken. Dat veihinderdo zijn vrienden niet om hem een praalhans te noemen. „Deze vreemde," zei den zij, „die altijd de keele wereld overbluf fen moet, heb is voor hem geen kunst, den

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1902 | | pagina 5