i Zondag 30, Maandag 31 Maart en Dinsdag 1 April 1902. No. 10815. Tweede Blad AF. 55"° Jaargang. Finland voorheen en thans. 0% Het Oude Kasteel. SC H EJAMSCHE COURAHT Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 4.25. Franco per post 1.65. Prijs per weck: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur gun bet bureau bezorgd zijn. Bureau s Boterstraat 68. Advertentiën: Van 16 regels fl, 0.92iedere regei Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij Prijs der meer 15 cents innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeehge voorwaarden van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. Tarieven hier in de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde klaime opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Isierc. Telefoon No. 123. Een, die voor de Finsche zaak geledenen gestreden heeft, zendt aan het »Hbld." een siuk, dat uit het Duitsch vertaald, ongeveer aldus luidt Wat een vroolijke, haastige, drukke bewe ging vervult het spiegelend zeevlak op den van zon blinkenden zomerdagReeksen booten vliegen voort in één richting. In sommige zitten flinke jongelui in feestkleedij, in andere oude ernstige boerenmeoschen, ook met blijde verwachting op hun gewoonlijk strenge gezichten. Hier wordt in kleine mandjes van witte berkenbast de sappige inhoud van mooie roode boschaardbeien opnieuw geschikt, daar worden geurende wilde bloemen saam gebonden tot een eenvoudigen miker. Uit een boot klinkt een vroolijk lied door heldere meisjesstemmen gezongen, uit een andere antwoordt een mooi mannenquartet. En ondertusschen vliegen al de kleine scliuitjes vooruit, door sterke armen voortgestuwd. Zij zoeken hun weg door de mooie s Scharen," hier langs een schilderachtiger» rotswand, die steil uit het zeevlak oprijst, daar door een liefelyken Sont schietend, rusteloos, rusteloos verder. Er komen er steeds meer bij. Waar gaan zij toch heen Zie, ginds ligt hun doei. Die groote, sier lijke schepen zjjn het, die nu in het gezicht komen. Schepen? Die zjjn toch niet zeldzaam in de Finsche ïSchilren", die kan men er alle dagen zienZeker, maar deze zjjn iets bijzonders. Op deze schepen zoekt iederen zomer czaar Alexander III met zijn lieve gemalin, de door de Finnen zeer geliefde Dagmar, en zjjn kinderen eenige weken van ongestoorde rust, waai in hg zonder vrees kan genieten van de lucht vau de schoone r>Scha ren" van zjjn grootvorstendom Finland. Hier behoeft hij niet bang te zijn voor Nihilisten en samenzweerders. Het heele trouwe Finsche volk waakt hier over hem. Het zorgt er voor, dat hjj ééns ongestoord mensch kan zjjn. De arme, groote alleenheerscher! Hier speelt hij met zjjn kinderen aan het zandige strand, hier gaat hij met zijn vrouw de kleine vis- schershutten binnen, overal ontvangen met woorden van zegen. Als op lichte voetjes het blinkende zilveren licht van den noordelijken zomernacht nader sluipt, omzwermen tallooze booten de trotsche schepen. Ieder wil den vereerden keizer sn zp gezin zien. Soms ligt er een boot aan 'aan de C z a r e w n a en vraagt iemand ver- j gunning aan boord te mogen komen. Die S wordt gaarne gegeven. Nu eens is het een moedertje, dat der keizerin vlas dat zij zelf gesponnen, of goed dat zij zelf geweven heeft, komt aanbiedendan een jong meisje, dat een geurenden ruiker Meiklokjes en Linnaea met een verlegen buiging overgeeft, of een kind met groote onschuldige oogen, het vlas haar zorgvuldig met water gladgestreken, de Een ware geschiedenis. de» cstcn, l, tlgc en m na arSs ankier nasln Dienen il Act. mg «M MS. )i/i ure. 11.3". UBiS?' De oude Hobracht was werkelijk oen goede vent. Niemand uit onzen 'kring wist eigenlijk een bijzondere heldendaad van 'hem to ver tellen, maar hij had een open oog en 't hart op da rechte plaats. Iedereen mocht hem, niettegenstaande zijn koppige, opstuivend© natuur, wel lijden, en op sommige tijden bad niemand van zich kunnen verkrijgen om in luidruchtige vroolijkheid to verval len, of uit verveling van tafel op te staan in ernstige gesprekken verdiept, bleven zij n vrienden bij] hem zitten, en hij! was er hun dankbaar voor, zonder er ooit over gespro ken te (hebben. Zoo waren er vete jaren voorbijgegaan; op een avond zaten wij heel gemoedelijk on der een glas wijn bijl elkaar, toen de pas aan gestelde assessor Luzius tot alten schrik over den nieuwen rentmeester van het naibijzajm- de kasteel begon te spreken. Ik zag Hobrecht, die juist zijn glas naar den. mond bracht, verschrikt aan. Hij zette bet, zonden* er van to drinken, met sulk een kracht neer, dat het in stukken vloog, en de vrijn over heb tafelkleed stortte. Hij werd dood'olijk bleek, „Neem mij ni'et" kwalijk, heereni" zeide bij, op de rood's plek wijzend, nam toen met csn ru'k zijjn jager smuts van den kapstok en verliet met kouten groet de zaal. Een pijplijfc© stilte votl'gde. Onze ongalluk- b%e assesso® toegreep er niets van en keek pntatold van den een naar den ander. wangen even rood als de inhoud van zijn mandje, dat boschaardbeien komt brengen. Al die eenvoudige geschenken worden graag aangenomen. Dagmar glimlacht en dankt voortdurend, en allen verlaten het trotsche keizerlijke schip, vol van de vriendelijkheid van de hooge gasten. Als dan de schemering komt, dan vlammen op alle rotspunten vreugdevuren op; de studenten zingen hun schoonste liederen om den muzikalen czaar Alexander pleizier te doen, en om hun Dagmar te herinneren aan haar vaderland, welks volk van denzelfden stam is als zij. Zoo was het alle jaren, totdat het plotseling in 1891 der almachtige Paaslavistischepartij gelukte, den eersten aanval te doen op de autonomie van Finland. Het post-manifest verscheen. En weer kwam de zomer, weer kwam het vorstelijke paar, en hoe was het nu Glad is hot zeevlak. Statig glijdt de boot Door Finland's „Schar", aan boord het Czarenpaar. In 't Westen klourt de zon de lucht al rood, Hier brandt een vreugdevuur, hoora klinkt daar. Is 'tzoo nu nog? Voor u, o Ruslands heer, Heeft thans het land van zang geen liedren meer. In aller harten klinkt voortdurend voort Een bitter lied van rouw. Treft n zijn woord Neen, in uw hoogheid stapt gij rond aan boord, Geniet do avondschoonheid van het noord. O menigmaal steeg 's avonds hier een bee Voor u omhoog aan 't stille strand der zee. In ieder huis, ja in do kleinste hut Kondt gij toen rusten in den lichten nacht. Een wacht van knechten was n niet van nut Want liefde stond bij u als ccrewacht. Maar gij zijt rijk, en acht die liefde niet, Gij, die de schoonheid van ons land geniet. Gij wist niet wat gij deedt. Gij kent ook nu Do liefde niot die voor u ging verloren. Toch houden wij den eed van trouw aan u Wij zwoeren eens dien eed; hij blijft gezworen, Kom, zoo gy wilt 1 Glad is do stille zeo En gij zijt veilig aan de Finsche ree. Maar liefde zult gij in ons hart niet vinden, Sinds gij uw eed braakt, is het leeg en koud Den tooverring, die menschen kan verbinden, Heeft nu de zee, die hem voor altijd houdt. „Een beker I" En Cleopatra gelijk Lost gij een parel op O, Czaar, wat zijt gij rijk Dit lied, dat zonder naam van den maker, dien zomer verscheen, en dat op een van des keizers geliefde melodieën werd gezongen, tee kent het best de gevoelens, die toen in alle harten wortel schoten. Geen boot naderde meer de schepen, geen vuren vlamden op, geen zangers kwamen meer, en toch, wie had toen ooit gedacht dat er zulk een dag zou komen, als de Zondag dien ons deze zomer bracht 1 Weer glijdt de eena schuit na de andere over de spiegelgladde zee. Hier buigen zij om de rots, daar komen zij te voorschijn uit den Sont. Weer sturen zij alle op één doel af. Ditmaal is het de kleine dorpskerk, die daar op den hoogen heuvel zoo liefelijk ernstig staat tegen de heldere Nooidsche zomerlucht. Geen vroolijk gezang wordt gehoord, angstig fluiste ren de jongen, groote bezorgdheid ligt op de „Wat bcteekent dait ïru?" a-iep hij| einde lijk uit. Hij 'kreeg echter gem antwoord. De een dronk bedenkelijk zajfc. glas wijn uit, de an der krabde zich achter toet oor, maar spre ken deed niemand. „Maar, toeeren," begon Luzius eenilgszins gekwetst, „wilt giji zoo goed zijn, mij, te zeg gen, waardoor i'k deze bijeenkomst verstoord 'hebt? Wanneer toet mijn persoon geldt, dan Zacht vatte ik toom bij de arm. „In 't minst niet, besto assessor! Als gij toet goed' vindt, ilaton wij dan eon kleine waudeling maken, toet is hier drukkend toeet, vindt gij niet?" Ik had hem met een oogwenk duidelijk te kennen gegeven, dat i'k hem alleen wilde sproken. Wij zotten onzen hoed' op en gingen naar buiten. Heb was eon toeenlijike herfstavond. Ons stadje, d'at bij, heb licht der opkomende maan met een geheimzinnig waas omgeven was, Heten wij links liggen, en assessor Lu zius volgde mij) zwijgend. De poort van de stad ia,g achter ons, on do sterke herfstgeur, waarmede de vochtige aarde en rottende bladeren do lucht vervul den deed ons in de eanstiga stemming, waar in wij waren, weldadig en te gelijk' weemoe dig aan. Mijln vriend toegreep, dat ik hem iets ern stigs te zeggen had, en liet mij, tijd 'tob na denken. Heek gemakkelijk viel het mij, niet, het ver! eden o weer voor mijn geest te halen. Mijjn arm vertrouwelijk in. dien van mijn collega leggend, wees iik hem met de hand naar een aan den horizon oprijzend ouder- wetsch kasteel met 'kanteelen en tinnen in den stijl van don ouden riddertijd. gezichten der ouden. Iets vreeselijks is er gebeurd, maar wat precies weet niemand. Wie heeft het daar buiten op alle groote en kleine eilanden verteld? Hebben de golven het strand toegefluisterd Hebben de meeu wen het aan de lucht geklaagd? Wie zal het zeggen Maar in de kerk zullen wij hooren wat het is. Want als het een nieuwe wet is, zooals verteld wordt, danTnoet de dominee haar van den kansel aflezen, anders is ze niet geldig. Alles stroomt naar de kerk. Niemand let op de lieflijkheid van de natuur rondom. Niemand ziet hoe de witte berken zich zilverig weerspiegelen in de groene gol ven. Niemand ziet de roode stammen der sparren, die zoo trotsch en uitdagend op rijzen. De harde granietrotsen zijn ook niets nieuws voor hen, in de liefelijke inhammen hebben zij al zoo dikwijls uitgerust na een stormachtigen overtocht. Plechtig zweeft het klokgelui over het breede zeevlak en roept op tot d« godsdienst oefening, Oud en jong gehoorzamen zijn roepstem. Geen plaats bljjft leeg. De dienst is nfgeloopen-. Komt nu het vreeselijke? Ja. De eer- en plicht-vergeten predikant gehoorzaamt aan de pressie op hem uitgeoefend, en deelt mee dat hij de nieuwe wet op den dienstplicht voor Finland za! vooilezen. Maar nauwelyks begint hij, of daar klinkt, door een paar stemmen aarzelend in gezet, maar dadelijk door de geheele gemeente krachtig overgenomen ïEen vaste burcht is onze God" door de kerk, en rijst boven de stem van den predikant uit. De dominee zwijgt, het gezang ook. Weer wil hij be ginnen, daar ruischt krachtig en vol geest drift »Ons land, ons land, ons vaderland, klink luid, gij dierbaar woord" door het gebouw en de gemeente zingt het eene vers na het andere, tot de predikant onverrichter zake van den preekstoel afdaalt, Nu stroomt de menigte de kerk uit, maar geen vroolijk praten en lachen klinkt op het kerkplein, zooals anders, Zwijgend drukken oude vrienden elkaar de hand. Stil staan de mannen bij elkaar, met diepe smart op het gezicht. Bitter snikken hooit men in de groep der vrouwen. De jeugd is verzameld bij den muur van het kerkhof. Daar komt de dominee uit de consistoriekamer. Uitdagend kijken de jongens hem aan, zij groeten niet. Hij gaat op de ouderen toe. De vrouwen snikken met de zakdoeken voor den mond, de mannen keeren hem den rug toe. Een oude man met zilverwit haar komt uit de groep te voor schijn, treedt op hem toe, zegt met luide stem®Wij verzoeken u, dominee, onzen drempel nooit meer te betreden", keert zich om en gaat langzaam met gebogen hoofd den heuvel afjnaar het strand. Zwijgend volgen de anderen. Uier ankerden de schepen", zegt opeens een bevende stem. DÏlier heeft hij als kind gespeeld", zegt een tweede, »hij nam altijd zoo vriendelijk mijn aardbeien aan", »ik heb hem hier eens bloemen gegeven", en als één kreet klonk het: »Hoe heeft hij dat kunnen doen Schreiend stegen zij in de booten en roeiden naar huis op den stillen zomerdag, wiens lachende pracht door een diep zwart rouw floers bedekt was. Maar gij zijt rijk, eu acht die liefde niet Gij, die de schoonheid van ons land geniet. Door een zwak sterrenlicht boschenen, stak hef grootsch en somber tegen de lucht af, on ho© dichter wij er bijl kwamen, des te romantische!* scheen liet ons toe. „Ziet ge, besto va-iond", begon ik einde lijk, „eon opheldering van bet voorgevalle ne kon ik u alleen liier in de natuur onder den vnijen hemel geven, ver verwijderd van alle menschen. Hier alleen kunt gij, toeoor- deeten, of wij onzen ouden vriend Hobroctot moesten verstooten. of toom als vriend in on zen 'kring opnemen. „Kom hierheen, hier is een bank, en de avond is zacht „Hoe dikwijls moest ik vroeger den man hier van daan halen, die door een dollen jon gensstreek twee jonge, bloeiende tevens ver nietigde! Do oen ligt reeds lang begraven, do andere boet nog altijd voor hetgeen hij deed. Maar luistea* „Hobrecht en ik waren even oud. En ik kan u zeggen, wijl waren in onze jeugd de dolste en overmoedigst© 'knapen, die men zich kon voorstellen. Echt© galgestroppen, zooals men wol eens zegt. Wij waren altijd samen, hadden als jongens iu dezelfde school bank gczete-n en werden daarna, toen ik op de umvea-sitoit en hij op de landbouwschool ging, van elkander gcsetocidon. „In alle stilte wilde ik mij nu hier in mijn geboorteplaats tot referendaris voorberei den. Ik trof liem toen op -hot landgoed van zijn. vader weer aan, niet vea* van bier ligt dat buiten, en als hijimct zijn paard on, eebte raspaarden, de stad in kwam draven, wist men niet, wie meer bodwang noodig had, hij of de hengsten. „Maar 't was een best© kerelIk mocht hem nog evengoed lijden als vroegea*. „In onzen 'kring waren ook nog eenige jonge houtvestersteeriuigen, ©ent jagea*svolk, Hofberichten H. M. de Koningin-Moeder en de erfgravin en de erfgraaf von Erbach dineerden gister middag ten paleize by H. M. de Koningin. Van hoogst betrouwbare zijde gewerd het »Dagblad" de heugelijke tijding, waarvan men in gezaghebbende kringen geen geheim meer maakt, dat H. M, de Koningin zich in belangwekkende omstandigheden bevindt. De gewichtige gebeurtenis zou in Septem ber worden tegemoet gezien. Bq Kon. besluit is aan Or. Ms, adjudant- generaal en chef van 11 r. Ms. Militair Huis, den gepens. luit-generaal C. II. F. graal Du Monceau, vergunning verleend tot het aan nemen en dragen van de ordeteekenen van ridder-grootkruis der orde van Pius IX, hem door Z. H. den Paus geschonken. Audiënties. De gewone audiëntie van den Minister van Justitie zal op Woensdag 2 April e. k. niet plaats hebben. Tweede Kamer. Mr. F. Janssen te Maastricht is nog can- didaat gesteld voor de Tweede Kamer. Met hem is het getal candidaten tot vier gestegen, te weten de heeren Schaepkens, Nierstrasz, mr. Sassen en mr. Janssen. Belasting op Haardsteden. In de Vox Medicorum" wordt de personeele belasting op de haaidsteden bespioken en dringt men er bij het hoofdbestuur der ïNed. Mij. tot bevordering der Geneeskunst" op aan, dat liet zich wende tot de hooge regee ring om by een eventueele wjjziging van de wet op de personeele belasting het daai heen te willen leiden, dat de belasting op de haard steden worde opgeheven, ten einde het ge bruik van de voor do gezondheid schadelijke veiwarmingstoeslellen zooveel mogelijk te doen verminderen. Partij der Horvormdo Kerk. Door dr, Ph. J. Hoedemaker is eeuigen tijd geleden een oproeping gedaan tot een samenkomen van ^voorstanders van de Chiis- telijk-Historisehe, d. i. Nationale, d. i. Pro- testantsche, d. i. Hervormde, d. i, in de Heilige Schrift naar de opvatting der Hervormde belijdenis wortelende beginselen op staat kundig terrein." De bedoeling was: onder linge bespreking en vaststelling van de be ginselen, die de politieke gedragslijn van de Christelijk-IIistorischen bepalen. ovca-moedig en tof allo streken in staat, kort om, wij waren ibokend of liever borucht in 't heele stadje. „Op een goeden keer waren wij weer bij elkaar, en daar wij geen grooter onzin wis ten uit te halen, begonnen wij spookgeschie denissen te vertellen. „Er was dien avond een nieuweling in on zen kring. De jonge rentmeester van hot igindsche slot. „Deze jonge man, ongeveer* vijf-en-twintig jaren, met een knap uiterlijk, schitterend blauwe oogen, blond, krullend haar, nooit zal ik zijn gezicht vergeten, hooide ons eerst een poosje aan, en toon wij in 't vuur van ons gesprok hoe langer hoe enger begonnen te bluffen, de eene dolle spookgeschiedenis na de andere verhaalden, en zelfs over het slot allerlei geheimzinnigs wisten te vertel len, begon hiji hartelijk te lachen en i'iep op woolijtkcn toon uit „Nu laat za maar bij mij 'komen, do spo ken, ik zal ze wel helpen „Plotseling zie ilc tot mijn verbazing, hoe mijn vriend Hobrecht oen versctonk'keilijke kleur krijgt „AVal scheelde toom? Ergea-do hij zich over heb jongemensch „Ik kende mijn vriend to goed, om niet te weten, dat. .hem in zulk een stemming de dolsto gedachten in 't hoofd kwamen, en ik wilde voor nog zooveel niet, dat onzen nieu wen kameraad eon strook gespeeld zou wor den, dlien hij misschien boos zou opnemen. „Enfin, i'k zwoeg, toen do anderen, en vooral Hobrecht, den jongen Fuhring zoo hoestte de rentmeester liet hoofd gek maakten met de spoken van toot slot, en hem verbalden, dat hoofdzakelijk de vlcuigel dien hij bewoonde or het meest door bezocht werd. Deze samenkomst is bepaald op 25 April e.k, in het gebouw Irene te Utrecht. Het aantal adhaesies van hen, die ver hinderd waren den 2den April tegenwoordig te zijn of de hoop uitspraken, dat de ver gadering in dezelfde week mocht gehouden worden, waarin ook de predikantenvergade ring en die van de ambtsdragers vallen, maakte dit uitstel gewenscht. Intusschen zal nu op den aanvankelijk voorgenomen dag, 2 Aprii e. k., te Utrecht ter betere voorbereiding een voorioopige bijeenkomst worden gehouden, waar toegang hebben degenen, die schriftelijk huninstem ming betuigden of daartoe hun wensch aan dr. Ph. J. Hoedemaker te kennen mochten geven. Die bijeenkomst zal in hoofdzaak dienen inr bespreking en vaststelling van de op den 25sten Aprii te behandelen agenda met het oog op een practisch resultaat. Doch nu reeds wordt medegedeeld dat de volgende vragen zullen besproken moeten worden lo. "Waar ligt het kenmerkend onderscheid tusschen de politieke partyen en fracties, waarin ons Christenvolk uiteengaat 2o. Is samensmelting of samenwerking dier fracties mogelijk of gewenscht 3o. Moet de eenheid der natie, om het verschil in godsdienstige belijdenis al of niet worden prysgegeven? 4o. Moet die eenheid worden gevonden in een Christendom boven geloofsverdeeldheid, of in eene positieve belydenis 5o. Welke beginselen vallen op het stand punt van de belijdenis der Hervormde kerk voor de politieke actie van Chr. hist, zyde af te leideu en hoe moeten zij in de praktijk worden toegepast Deze bijeenkomst, eveneens in het gebouw Irene te houden, zal precies te 11 uur 's mor gens aanvangen. Oranje Nassau-oord albntn. Bij den uilgever Th. Menger (iHet Wapen van Ede") te Ede, verscheen een album van het Sanatorium uOranje Nassau Oord" te Renkum, waarvan een gedeelte der opbrengst komt teu bate van »het Emmafonds". Dit album bevat de navolgende platen, ge- leproduceeid in seplatint, formaat 151/2 X 231/2; naar de origineele photo's van mevr. A. Kaiser, geb. Nell, die voor de opname spe ciale toestemming ontving van den heer directeur der inrichting, als: 1. HetSanato- lium, 2, Spreekkamer, 3. Laboratorium, 4, Liegehalle, 5. Slaapkamer, 6. Lees-en Schiijf- kamer, 7. Biljaitzaal, 8. Kleine Eetzaal, 9. Keuken, 10. Douchekamer. De uitvoering, die word toevertrouwd aan een der eerste inrichtingen, is inderdaad bij zonder geslaagd. Zullen velen gaarne een souvenir bezitten aan deze vorstelijke inrichting, velen zullen ongetwijfeld ook deze uitgave willen steunen met het oog op het goede doel, daarmede beoogd. De voorzitter van het bestuur der stichting sOranje Nassau Oord", jhr. S. M. de Ranitz, „Ik was hot volstrekt niet xncit de zaak eens, en vond toet zelfs zeer dwaasdit wa nen bakersprookjes, maar geen. gesprekken voor volwassen mannen. Het dnuixle dan ook niot fang, of Fuhring stond op, 011 riep ons nog toalf dreigend, half schertsend toe: „Laat ze maar komen, die oude ridders, ik zal ze wol ontvangen „ALien lachten; wij waren alleen, en ik kon niet nalaten hun het verkoelde van hun gedrag onder de oogen te brengen. „Hobrecht zag mij toeatoaaldelijk onder zoekend aan, opende de mond, alsof hij iets wilde zeggen, lachte d'an in zichzelf en zweeg. „I'k liadi een voorgevoel', dat hij iets in zijjn schild voerde, en daarom bleef ik bij hem. „Bovendien had ik bemerkt, hoe hij zich plotseling voor eenige minuten verwijderd had, cn zichtbaar ©ntstddo, toen ik iiem spoedig volgde. „Wij stonden op en verlieten de zaal. „Ik vatte Hobrecht onder den arm en zeide „Hoor eens, oude jongen, je wilt van avond nog wat uithalen, beken het mij maar!" „Hij' begon te lachen, en antwoordde eenigszins verward „Och, ik wilde hem alleen maar eens bang maiken, die bluff ert!" „Ik schrikte, want ofschoon ik altijd bij al zijn streken tegenwoordig was, kon ik nu toch een onaangenaam gevoel niet van mij afzetten, en een inwendige stem zeide mij, dat. deze zaak niet goed zon afloopen. „Na lang aanhouden 'kwam ik dan ook to weten, wat hij van plan was, en het was weer een van zijn gewaagde aardigheden, „Hij zou voor heb spook in hel sl'ot spc-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1902 | | pagina 5