i
Zondag 30, Maandag 31 Maart en Dinsdag 1 April 1902.
No. 10815.
Tweede Blad
AF.
55"° Jaargang.
Finland voorheen en thans.
0%
Het Oude Kasteel.
SC H EJAMSCHE COURAHT
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 4.25. Franco
per post 1.65.
Prijs per weck: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
gun bet bureau bezorgd zijn.
Bureau s Boterstraat 68.
Advertentiën: Van 16 regels fl, 0.92iedere regei
Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
Prijs der
meer 15 cents
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeehge voorwaarden
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
Tarieven hier
in de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde klaime opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Isierc. Telefoon No. 123.
Een, die voor de Finsche zaak geledenen
gestreden heeft, zendt aan het »Hbld." een
siuk, dat uit het Duitsch vertaald, ongeveer
aldus luidt
Wat een vroolijke, haastige, drukke bewe
ging vervult het spiegelend zeevlak op den
van zon blinkenden zomerdagReeksen booten
vliegen voort in één richting. In sommige
zitten flinke jongelui in feestkleedij, in andere
oude ernstige boerenmeoschen, ook met
blijde verwachting op hun gewoonlijk strenge
gezichten. Hier wordt in kleine mandjes van
witte berkenbast de sappige inhoud van
mooie roode boschaardbeien opnieuw geschikt,
daar worden geurende wilde bloemen saam
gebonden tot een eenvoudigen miker. Uit een
boot klinkt een vroolijk lied door heldere
meisjesstemmen gezongen, uit een andere
antwoordt een mooi mannenquartet. En
ondertusschen vliegen al de kleine scliuitjes
vooruit, door sterke armen voortgestuwd. Zij
zoeken hun weg door de mooie s Scharen,"
hier langs een schilderachtiger» rotswand, die
steil uit het zeevlak oprijst, daar door een
liefelyken Sont schietend, rusteloos, rusteloos
verder. Er komen er steeds meer bij. Waar
gaan zij toch heen
Zie, ginds ligt hun doei. Die groote, sier
lijke schepen zjjn het, die nu in het gezicht
komen. Schepen? Die zjjn toch niet zeldzaam
in de Finsche ïSchilren", die kan men er
alle dagen zienZeker, maar deze zjjn iets
bijzonders. Op deze schepen zoekt iederen
zomer czaar Alexander III met zijn lieve
gemalin, de door de Finnen zeer geliefde
Dagmar, en zjjn kinderen eenige weken van
ongestoorde rust, waai in hg zonder vrees kan
genieten van de lucht vau de schoone r>Scha
ren" van zjjn grootvorstendom Finland. Hier
behoeft hij niet bang te zijn voor Nihilisten
en samenzweerders. Het heele trouwe Finsche
volk waakt hier over hem. Het zorgt er voor,
dat hjj ééns ongestoord mensch kan zjjn. De
arme, groote alleenheerscher! Hier speelt hij
met zjjn kinderen aan het zandige strand,
hier gaat hij met zijn vrouw de kleine vis-
schershutten binnen, overal ontvangen met
woorden van zegen.
Als op lichte voetjes het blinkende zilveren
licht van den noordelijken zomernacht nader
sluipt, omzwermen tallooze booten de trotsche
schepen. Ieder wil den vereerden keizer sn
zp gezin zien. Soms ligt er een boot aan
'aan de C z a r e w n a en vraagt iemand ver-
j gunning aan boord te mogen komen. Die
S wordt gaarne gegeven. Nu eens is het een
moedertje, dat der keizerin vlas dat zij zelf
gesponnen, of goed dat zij zelf geweven heeft,
komt aanbiedendan een jong meisje, dat
een geurenden ruiker Meiklokjes en Linnaea
met een verlegen buiging overgeeft, of een
kind met groote onschuldige oogen, het vlas
haar zorgvuldig met water gladgestreken, de
Een ware geschiedenis.
de»
cstcn,
l,
tlgc
en m
na
arSs
ankier
nasln
Dienen
il Act.
mg «M
MS.
)i/i ure.
11.3".
UBiS?'
De oude Hobracht was werkelijk oen
goede vent.
Niemand uit onzen 'kring wist eigenlijk
een bijzondere heldendaad van 'hem to ver
tellen, maar hij had een open oog en 't hart
op da rechte plaats. Iedereen mocht hem,
niettegenstaande zijn koppige, opstuivend©
natuur, wel lijden, en op sommige tijden
bad niemand van zich kunnen verkrijgen
om in luidruchtige vroolijkheid to verval
len, of uit verveling van tafel op te staan
in ernstige gesprekken verdiept, bleven zij n
vrienden bij] hem zitten, en hij! was er hun
dankbaar voor, zonder er ooit over gespro
ken te (hebben.
Zoo waren er vete jaren voorbijgegaan;
op een avond zaten wij heel gemoedelijk on
der een glas wijn bijl elkaar, toen de pas aan
gestelde assessor Luzius tot alten schrik over
den nieuwen rentmeester van het naibijzajm-
de kasteel begon te spreken.
Ik zag Hobrecht, die juist zijn glas naar
den. mond bracht, verschrikt aan. Hij zette
bet, zonden* er van to drinken, met sulk een
kracht neer, dat het in stukken vloog, en de
vrijn over heb tafelkleed stortte.
Hij werd dood'olijk bleek,
„Neem mij ni'et" kwalijk, heereni" zeide
bij, op de rood's plek wijzend, nam toen met
csn ru'k zijjn jager smuts van den kapstok en
verliet met kouten groet de zaal.
Een pijplijfc© stilte votl'gde. Onze ongalluk-
b%e assesso® toegreep er niets van en keek
pntatold van den een naar den ander.
wangen even rood als de inhoud van zijn
mandje, dat boschaardbeien komt brengen.
Al die eenvoudige geschenken worden graag
aangenomen. Dagmar glimlacht en dankt
voortdurend, en allen verlaten het trotsche
keizerlijke schip, vol van de vriendelijkheid
van de hooge gasten.
Als dan de schemering komt, dan vlammen
op alle rotspunten vreugdevuren op; de
studenten zingen hun schoonste liederen om
den muzikalen czaar Alexander pleizier te
doen, en om hun Dagmar te herinneren aan
haar vaderland, welks volk van denzelfden
stam is als zij.
Zoo was het alle jaren, totdat het plotseling
in 1891 der almachtige Paaslavistischepartij
gelukte, den eersten aanval te doen op de
autonomie van Finland. Het post-manifest
verscheen. En weer kwam de zomer, weer
kwam het vorstelijke paar, en hoe was het nu
Glad is hot zeevlak. Statig glijdt de boot
Door Finland's „Schar", aan boord het Czarenpaar.
In 't Westen klourt de zon de lucht al rood,
Hier brandt een vreugdevuur, hoora klinkt daar.
Is 'tzoo nu nog? Voor u, o Ruslands heer,
Heeft thans het land van zang geen liedren meer.
In aller harten klinkt voortdurend voort
Een bitter lied van rouw. Treft n zijn woord
Neen, in uw hoogheid stapt gij rond aan boord,
Geniet do avondschoonheid van het noord.
O menigmaal steeg 's avonds hier een bee
Voor u omhoog aan 't stille strand der zee.
In ieder huis, ja in do kleinste hut
Kondt gij toen rusten in den lichten nacht.
Een wacht van knechten was n niet van nut
Want liefde stond bij u als ccrewacht.
Maar gij zijt rijk, en acht die liefde niet,
Gij, die de schoonheid van ons land geniet.
Gij wist niet wat gij deedt. Gij kent ook nu
Do liefde niot die voor u ging verloren.
Toch houden wij den eed van trouw aan u
Wij zwoeren eens dien eed; hij blijft gezworen,
Kom, zoo gy wilt 1 Glad is do stille zeo
En gij zijt veilig aan de Finsche ree.
Maar liefde zult gij in ons hart niet vinden,
Sinds gij uw eed braakt, is het leeg en koud
Den tooverring, die menschen kan verbinden,
Heeft nu de zee, die hem voor altijd houdt.
„Een beker I" En Cleopatra gelijk
Lost gij een parel op O, Czaar, wat zijt gij rijk
Dit lied, dat zonder naam van den maker,
dien zomer verscheen, en dat op een van des
keizers geliefde melodieën werd gezongen, tee
kent het best de gevoelens, die toen in alle
harten wortel schoten. Geen boot naderde
meer de schepen, geen vuren vlamden op,
geen zangers kwamen meer, en toch, wie had
toen ooit gedacht dat er zulk een dag zou
komen, als de Zondag dien ons deze zomer
bracht 1
Weer glijdt de eena schuit na de andere
over de spiegelgladde zee. Hier buigen zij
om de rots, daar komen zij te voorschijn uit
den Sont. Weer sturen zij alle op één doel af.
Ditmaal is het de kleine dorpskerk, die daar op
den hoogen heuvel zoo liefelijk ernstig staat
tegen de heldere Nooidsche zomerlucht. Geen
vroolijk gezang wordt gehoord, angstig fluiste
ren de jongen, groote bezorgdheid ligt op de
„Wat bcteekent dait ïru?" a-iep hij| einde
lijk uit.
Hij 'kreeg echter gem antwoord. De een
dronk bedenkelijk zajfc. glas wijn uit, de an
der krabde zich achter toet oor, maar spre
ken deed niemand.
„Maar, toeeren," begon Luzius eenilgszins
gekwetst, „wilt giji zoo goed zijn, mij, te zeg
gen, waardoor i'k deze bijeenkomst verstoord
'hebt? Wanneer toet mijn persoon geldt,
dan
Zacht vatte ik toom bij de arm.
„In 't minst niet, besto assessor! Als gij
toet goed' vindt, ilaton wij dan eon kleine
waudeling maken, toet is hier drukkend toeet,
vindt gij niet?"
Ik had hem met een oogwenk duidelijk te
kennen gegeven, dat i'k hem alleen wilde
sproken.
Wij zotten onzen hoed' op en gingen naar
buiten.
Heb was eon toeenlijike herfstavond. Ons
stadje, d'at bij, heb licht der opkomende
maan met een geheimzinnig waas omgeven
was, Heten wij links liggen, en assessor Lu
zius volgde mij) zwijgend.
De poort van de stad ia,g achter ons, on
do sterke herfstgeur, waarmede de vochtige
aarde en rottende bladeren do lucht vervul
den deed ons in de eanstiga stemming, waar
in wij waren, weldadig en te gelijk' weemoe
dig aan.
Mijln vriend toegreep, dat ik hem iets ern
stigs te zeggen had, en liet mij, tijd 'tob na
denken. Heek gemakkelijk viel het mij, niet,
het ver! eden o weer voor mijn geest te halen.
Mijjn arm vertrouwelijk in. dien van mijn
collega leggend, wees iik hem met de hand
naar een aan den horizon oprijzend ouder-
wetsch kasteel met 'kanteelen en tinnen in
den stijl van don ouden riddertijd.
gezichten der ouden. Iets vreeselijks is er
gebeurd, maar wat precies weet niemand.
Wie heeft het daar buiten op alle groote
en kleine eilanden verteld? Hebben de golven
het strand toegefluisterd Hebben de meeu
wen het aan de lucht geklaagd? Wie zal
het zeggen Maar in de kerk zullen wij
hooren wat het is. Want als het een nieuwe
wet is, zooals verteld wordt, danTnoet de
dominee haar van den kansel aflezen, anders
is ze niet geldig. Alles stroomt naar de kerk.
Niemand let op de lieflijkheid van de natuur
rondom. Niemand ziet hoe de witte berken
zich zilverig weerspiegelen in de groene gol
ven. Niemand ziet de roode stammen der
sparren, die zoo trotsch en uitdagend op
rijzen. De harde granietrotsen zijn ook niets
nieuws voor hen, in de liefelijke inhammen
hebben zij al zoo dikwijls uitgerust na een
stormachtigen overtocht.
Plechtig zweeft het klokgelui over het
breede zeevlak en roept op tot d« godsdienst
oefening, Oud en jong gehoorzamen zijn
roepstem. Geen plaats bljjft leeg.
De dienst is nfgeloopen-. Komt nu het
vreeselijke? Ja. De eer- en plicht-vergeten
predikant gehoorzaamt aan de pressie op hem
uitgeoefend, en deelt mee dat hij de nieuwe
wet op den dienstplicht voor Finland za!
vooilezen. Maar nauwelyks begint hij, of daar
klinkt, door een paar stemmen aarzelend in
gezet, maar dadelijk door de geheele gemeente
krachtig overgenomen ïEen vaste burcht is
onze God" door de kerk, en rijst boven de
stem van den predikant uit. De dominee
zwijgt, het gezang ook. Weer wil hij be
ginnen, daar ruischt krachtig en vol geest
drift »Ons land, ons land, ons vaderland,
klink luid, gij dierbaar woord" door het
gebouw en de gemeente zingt het eene vers
na het andere, tot de predikant onverrichter
zake van den preekstoel afdaalt,
Nu stroomt de menigte de kerk uit, maar
geen vroolijk praten en lachen klinkt op het
kerkplein, zooals anders, Zwijgend drukken
oude vrienden elkaar de hand. Stil staan de
mannen bij elkaar, met diepe smart op het
gezicht. Bitter snikken hooit men in de groep
der vrouwen. De jeugd is verzameld bij den
muur van het kerkhof. Daar komt de dominee
uit de consistoriekamer. Uitdagend kijken de
jongens hem aan, zij groeten niet. Hij gaat
op de ouderen toe. De vrouwen snikken met
de zakdoeken voor den mond, de mannen
keeren hem den rug toe. Een oude man met
zilverwit haar komt uit de groep te voor
schijn, treedt op hem toe, zegt met luide
stem®Wij verzoeken u, dominee, onzen
drempel nooit meer te betreden", keert zich
om en gaat langzaam met gebogen hoofd den
heuvel afjnaar het strand. Zwijgend volgen
de anderen.
Uier ankerden de schepen", zegt opeens
een bevende stem. DÏlier heeft hij als kind
gespeeld", zegt een tweede, »hij nam altijd
zoo vriendelijk mijn aardbeien aan", »ik
heb hem hier eens bloemen gegeven", en
als één kreet klonk het: »Hoe heeft hij dat
kunnen doen
Schreiend stegen zij in de booten en roeiden
naar huis op den stillen zomerdag, wiens
lachende pracht door een diep zwart rouw
floers bedekt was.
Maar gij zijt rijk, eu acht die liefde niet
Gij, die de schoonheid van ons land geniet.
Door een zwak sterrenlicht boschenen,
stak hef grootsch en somber tegen de lucht
af, on ho© dichter wij er bijl kwamen, des te
romantische!* scheen liet ons toe.
„Ziet ge, besto va-iond", begon ik einde
lijk, „eon opheldering van bet voorgevalle
ne kon ik u alleen liier in de natuur onder
den vnijen hemel geven, ver verwijderd van
alle menschen. Hier alleen kunt gij, toeoor-
deeten, of wij onzen ouden vriend Hobroctot
moesten verstooten. of toom als vriend in on
zen 'kring opnemen.
„Kom hierheen, hier is een bank, en de
avond is zacht
„Hoe dikwijls moest ik vroeger den man
hier van daan halen, die door een dollen jon
gensstreek twee jonge, bloeiende tevens ver
nietigde! Do oen ligt reeds lang begraven,
do andere boet nog altijd voor hetgeen hij
deed. Maar luistea*
„Hobrecht en ik waren even oud. En ik
kan u zeggen, wijl waren in onze jeugd de
dolste en overmoedigst© 'knapen, die men
zich kon voorstellen. Echt© galgestroppen,
zooals men wol eens zegt. Wij waren altijd
samen, hadden als jongens iu dezelfde school
bank gczete-n en werden daarna, toen ik op
de umvea-sitoit en hij op de landbouwschool
ging, van elkander gcsetocidon.
„In alle stilte wilde ik mij nu hier in mijn
geboorteplaats tot referendaris voorberei
den. Ik trof liem toen op -hot landgoed van
zijn. vader weer aan, niet vea* van bier ligt
dat buiten, en als hijimct zijn paard on, eebte
raspaarden, de stad in kwam draven, wist
men niet, wie meer bodwang noodig had, hij
of de hengsten.
„Maar 't was een best© kerelIk mocht
hem nog evengoed lijden als vroegea*.
„In onzen 'kring waren ook nog eenige
jonge houtvestersteeriuigen, ©ent jagea*svolk,
Hofberichten
H. M. de Koningin-Moeder en de erfgravin
en de erfgraaf von Erbach dineerden gister
middag ten paleize by H. M. de Koningin.
Van hoogst betrouwbare zijde gewerd het
»Dagblad" de heugelijke tijding, waarvan
men in gezaghebbende kringen geen geheim
meer maakt, dat H. M, de Koningin zich in
belangwekkende omstandigheden bevindt.
De gewichtige gebeurtenis zou in Septem
ber worden tegemoet gezien.
Bq Kon. besluit is aan Or. Ms, adjudant-
generaal en chef van 11 r. Ms. Militair Huis,
den gepens. luit-generaal C. II. F. graal Du
Monceau, vergunning verleend tot het aan
nemen en dragen van de ordeteekenen van
ridder-grootkruis der orde van Pius IX, hem
door Z. H. den Paus geschonken.
Audiënties.
De gewone audiëntie van den Minister van
Justitie zal op Woensdag 2 April e. k. niet
plaats hebben.
Tweede Kamer.
Mr. F. Janssen te Maastricht is nog can-
didaat gesteld voor de Tweede Kamer. Met
hem is het getal candidaten tot vier gestegen,
te weten de heeren Schaepkens, Nierstrasz,
mr. Sassen en mr. Janssen.
Belasting op Haardsteden.
In de Vox Medicorum" wordt de personeele
belasting op de haaidsteden bespioken en
dringt men er bij het hoofdbestuur der ïNed.
Mij. tot bevordering der Geneeskunst" op
aan, dat liet zich wende tot de hooge regee
ring om by een eventueele wjjziging van de
wet op de personeele belasting het daai heen
te willen leiden, dat de belasting op de haard
steden worde opgeheven, ten einde het ge
bruik van de voor do gezondheid schadelijke
veiwarmingstoeslellen zooveel mogelijk te
doen verminderen.
Partij der Horvormdo Kerk.
Door dr, Ph. J. Hoedemaker is eeuigen
tijd geleden een oproeping gedaan tot een
samenkomen van ^voorstanders van de Chiis-
telijk-Historisehe, d. i. Nationale, d. i. Pro-
testantsche, d. i. Hervormde, d. i, in de Heilige
Schrift naar de opvatting der Hervormde
belijdenis wortelende beginselen op staat
kundig terrein." De bedoeling was: onder
linge bespreking en vaststelling van de be
ginselen, die de politieke gedragslijn van de
Christelijk-IIistorischen bepalen.
ovca-moedig en tof allo streken in staat, kort
om, wij waren ibokend of liever borucht in
't heele stadje.
„Op een goeden keer waren wij weer bij
elkaar, en daar wij geen grooter onzin wis
ten uit te halen, begonnen wij spookgeschie
denissen te vertellen.
„Er was dien avond een nieuweling in on
zen kring. De jonge rentmeester van hot
igindsche slot.
„Deze jonge man, ongeveer* vijf-en-twintig
jaren, met een knap uiterlijk, schitterend
blauwe oogen, blond, krullend haar, nooit
zal ik zijn gezicht vergeten, hooide ons eerst
een poosje aan, en toon wij in 't vuur van
ons gesprok hoe langer hoe enger begonnen
te bluffen, de eene dolle spookgeschiedenis
na de andere verhaalden, en zelfs over het
slot allerlei geheimzinnigs wisten te vertel
len, begon hiji hartelijk te lachen en i'iep op
woolijtkcn toon uit
„Nu laat za maar bij mij 'komen, do spo
ken, ik zal ze wel helpen
„Plotseling zie ilc tot mijn verbazing, hoe
mijn vriend Hobrecht oen versctonk'keilijke
kleur krijgt
„AVal scheelde toom? Ergea-do hij zich over
heb jongemensch
„Ik kende mijn vriend to goed, om niet
te weten, dat. .hem in zulk een stemming de
dolsto gedachten in 't hoofd kwamen, en ik
wilde voor nog zooveel niet, dat onzen nieu
wen kameraad eon strook gespeeld zou wor
den, dlien hij misschien boos zou opnemen.
„Enfin, i'k zwoeg, toen do anderen, en
vooral Hobrecht, den jongen Fuhring zoo
hoestte de rentmeester
liet hoofd gek
maakten met de spoken van toot slot, en hem
verbalden, dat hoofdzakelijk de vlcuigel dien
hij bewoonde or het meest door bezocht
werd.
Deze samenkomst is bepaald op 25 April
e.k, in het gebouw Irene te Utrecht.
Het aantal adhaesies van hen, die ver
hinderd waren den 2den April tegenwoordig
te zijn of de hoop uitspraken, dat de ver
gadering in dezelfde week mocht gehouden
worden, waarin ook de predikantenvergade
ring en die van de ambtsdragers vallen,
maakte dit uitstel gewenscht.
Intusschen zal nu op den aanvankelijk
voorgenomen dag, 2 Aprii e. k., te Utrecht
ter betere voorbereiding een voorioopige
bijeenkomst worden gehouden, waar toegang
hebben degenen, die schriftelijk huninstem
ming betuigden of daartoe hun wensch aan
dr. Ph. J. Hoedemaker te kennen mochten
geven.
Die bijeenkomst zal in hoofdzaak dienen
inr bespreking en vaststelling van de op den
25sten Aprii te behandelen agenda met het
oog op een practisch resultaat.
Doch nu reeds wordt medegedeeld dat de
volgende vragen zullen besproken moeten
worden
lo. "Waar ligt het kenmerkend onderscheid
tusschen de politieke partyen en fracties,
waarin ons Christenvolk uiteengaat
2o. Is samensmelting of samenwerking dier
fracties mogelijk of gewenscht
3o. Moet de eenheid der natie, om het
verschil in godsdienstige belijdenis al of niet
worden prysgegeven?
4o. Moet die eenheid worden gevonden in
een Christendom boven geloofsverdeeldheid,
of in eene positieve belydenis
5o. Welke beginselen vallen op het stand
punt van de belijdenis der Hervormde kerk
voor de politieke actie van Chr. hist, zyde
af te leideu en hoe moeten zij in de praktijk
worden toegepast
Deze bijeenkomst, eveneens in het gebouw
Irene te houden, zal precies te 11 uur 's mor
gens aanvangen.
Oranje Nassau-oord albntn.
Bij den uilgever Th. Menger (iHet Wapen
van Ede") te Ede, verscheen een album van
het Sanatorium uOranje Nassau Oord" te
Renkum, waarvan een gedeelte der opbrengst
komt teu bate van »het Emmafonds".
Dit album bevat de navolgende platen, ge-
leproduceeid in seplatint, formaat 151/2 X
231/2; naar de origineele photo's van mevr.
A. Kaiser, geb. Nell, die voor de opname spe
ciale toestemming ontving van den heer
directeur der inrichting, als: 1. HetSanato-
lium, 2, Spreekkamer, 3. Laboratorium, 4,
Liegehalle, 5. Slaapkamer, 6. Lees-en Schiijf-
kamer, 7. Biljaitzaal, 8. Kleine Eetzaal, 9.
Keuken, 10. Douchekamer.
De uitvoering, die word toevertrouwd aan
een der eerste inrichtingen, is inderdaad bij
zonder geslaagd.
Zullen velen gaarne een souvenir bezitten
aan deze vorstelijke inrichting, velen zullen
ongetwijfeld ook deze uitgave willen steunen
met het oog op het goede doel, daarmede
beoogd.
De voorzitter van het bestuur der stichting
sOranje Nassau Oord", jhr. S. M. de Ranitz,
„Ik was hot volstrekt niet xncit de zaak
eens, en vond toet zelfs zeer dwaasdit wa
nen bakersprookjes, maar geen. gesprekken
voor volwassen mannen. Het dnuixle dan ook
niot fang, of Fuhring stond op, 011 riep ons
nog toalf dreigend, half schertsend toe:
„Laat ze maar komen, die oude ridders,
ik zal ze wol ontvangen
„ALien lachten; wij waren alleen, en ik
kon niet nalaten hun het verkoelde van hun
gedrag onder de oogen te brengen.
„Hobrecht zag mij toeatoaaldelijk onder
zoekend aan, opende de mond, alsof hij iets
wilde zeggen, lachte d'an in zichzelf en
zweeg.
„I'k liadi een voorgevoel', dat hij iets in
zijjn schild voerde, en daarom bleef ik bij
hem.
„Bovendien had ik bemerkt, hoe hij zich
plotseling voor eenige minuten verwijderd
had, cn zichtbaar ©ntstddo, toen ik iiem
spoedig volgde.
„Wij stonden op en verlieten de zaal.
„Ik vatte Hobrecht onder den arm en
zeide
„Hoor eens, oude jongen, je wilt van
avond nog wat uithalen, beken het mij
maar!"
„Hij' begon te lachen, en antwoordde
eenigszins verward
„Och, ik wilde hem alleen maar eens bang
maiken, die bluff ert!"
„Ik schrikte, want ofschoon ik altijd bij
al zijn streken tegenwoordig was, kon ik nu
toch een onaangenaam gevoel niet van mij
afzetten, en een inwendige stem zeide mij,
dat. deze zaak niet goed zon afloopen.
„Na lang aanhouden 'kwam ik dan ook to
weten, wat hij van plan was, en het was
weer een van zijn gewaagde aardigheden,
„Hij zou voor heb spook in hel sl'ot spc-