Praatjes over vee, mile ei mi wat. K e r k o r c h o o Landbouw en Yeeteelt. INDISCHE PENKRASSEN. Voor vekluitrusting is ongeveer 12,800 per jaar noodig. Alles bijeengenomen, zullen de kosten van de landweer bedragen in 1903 181,720; 1904 236,940; 1905 ƒ329,800; 1906 ƒ368,470; 1907 ƒ404,930; 190S 697,590; 1909 ƒ737,900, en in 19-10 ƒ515,780. Maatschappij tot opvoeding van weczen in liet huisgezin. Onder presidium van den lieer J. Atta- ma word te Zandbergen bij Amersfoort een vergadering gehouden, waarin bestuur, cor respondenten cn comité's der maatschappij vertegenwoordigd waren, die door den voor zitter mot een toespraak werd geopend. Gaarne cm van gnnscher harte heette 1 ij de aanwezigen welkom en wel in do eerste plaats in het bijzonder mr. L. 'Peerbolte, commies bij bet dep. van binnenl. zaken en vertegenwoordiger der regcering. Vervolgens kwam punt 1 van do agenda in behandeling, luidende.Bespreking van do •wensclielijkbeid der opheffing van de comités en de vervanging van deze door correspondentschappen." De bedeeling was blijkbaar niet zoovecr de bestaande comité's op te heffen, maar wel, om geen nieuwe meer te constitueeren. Do voorzitter bracht dank uit voor de ad viezen over dezo zaak uitgebracht, en deelde mede, dat liet bestuur dezo rijpelijk zou overwegen. Punt II van de agenda luidde„Het na gaan der middelen, die kunnen worden aan gewend lo. om aan doel, streven en resul taten der maatschappij grootero bekendheid te geven 2o. om de vaste jaarlijiksehe in komsten der maatschappij te vermeerderen. Ten slotte verklaarde de voorzitter, dat krachtige samenwerking tussehen correspon denten, comité's c-n bestuur noodzakelijk is, dat men de correspondenten moest voorzien van alles, wat dienstig kon zijn aan verbrei ding van liet goede doel, dat de maatschap pij nastreeft. Hierop volgde de bespreking van punt III, luidende„Bespreking der vraag of het wenschelijik is, dat do maatschappij zich be reid verklaart contracten te sluiten met ouders, die bij hun overlijden de opvoeding hunner uagdaten kinderen zouden weuschen toe te vertrouwen aan de maatschappij1, als daarvoor door levensverzekering zekerheid eener jaarlijkscho bijdrage is gesteld." De bespreking van dit onderwerp had niet heel veel resultaat; men was iliet er over eens, dat de maatschappij om het groo- te risico daaraan verbonden, nimmer ver zekeringscontracten mocht aangaan. Do voorzitter liet duidelijk uitkomen, dat het bestuur slechts kon beoordeelen, of zij wee- zon kon opnemen, wanneer ziji de concrete gevallen voor zich bad, met alle omstandig heden daarvan bekend was, en dat liet moei lijk was toekomstige dingen te aanvaarden. Hierop werd gelegenheid gegeven tot het doen van vragen enz. Dr. van der Yen uit den Helder hield voorts ecu krachtig pleidooi voor het ouder- loozo kind. Hij meende, dab van deze maat schappij een zachte drang kon uitgaan tot do regcering, om deze zeer gewichtige en voor ons land van onschatbare waarde zijn de taak aan te pakken. Ook het bestuur zegde 'hierbij toe, dat zijj dit voorstal zou overwegen. Mr. Peerbolte, de vertogenwoordiger van de regeering, nam hierop het woord en dank te voor de ontvangst hem hier bereid. Hijl had met genoegen de besprokingen aangehoord en zou daarvan uitvoerig rap port uitbrengen a<\n den minister van bin- nenlandseke zaken. Op voorstel van den heer Pekema werd hierop aan H. M. de Koningin-Moeder, de beschermvrouw der maatschappij, het vol gend telegram gezoudenHet bestuur der Maatschappiji tot opvoeding vau weezen in het huisgezin, vergaderd op Zandbergen bij Amersfoort met correspondenten en comité's, biedt haar koninklijke bescherm vrouw eerbiedige hulde. Nadat de voorzitter allen dank had ge zegd voor de opkomst werd de vergadering gesloten. State en lande van Hooiland. Naar de Telegraaf" meedeelt, hebben de zes Gooische burgemeesters van den minister van binnenlandsche zaken epn schrijven ont vangen, waarin deze den burgemeesters verklaart, »niet te kunnen achterhalen, waar aan zij, toch slechts aangesteld als burge meester, daarenboven een mandaat zouden ontleenen als stemgerechtigde leden der Ver- nadering van State en Lande van Gooiland." Dir. bol. invoerr. en aco. Bij do dir. bel. onz. zijn benoemd met in gang van 1 Oct. tot comm. 4e kl.A. M. van Zwijndveeht, te Simpel voidP. Grand, te Sell in veld G. J, van dor Mol cn, to Ech- terbosch; IX W. Tombrink, te Stevens- weert; M. M. Coilie-n, te Weert; J. Paarl- berg, to RoosterenC. II. Venderbos, to MeerssenW. A. Ossewaarde, te Heer; A. G. van der Nulft, te Locht; G. Tjadens, to Bocholtz; P. J. Cambeen, td Aardenburg, C. J. do Haas, te Weert; 'P. Melis, td Sas van Geut; II. Menger, te Weert; J, Van den Aheelo, tc Gennep; R. Gotliöb, te Vior- lingsbeék. Verplaatst met ingang van 1 Oct.J. A. Snorden, hoofdcomm. 2c oat., vau Baarlo Nassau naar Sittard, en P. H. Houben, comm. 2c kl., van Wcssem naar E ijsden. („Wbl. v. d. Adm. d. dir. bel., enz.") Vvi>. TIerv, Klrk. Beroepen: te Elbmg ds. J. J. van ïn gen 1e llazer-woude. Een en ander over de, verpleging van ons vee en wat daarmede samenhangt. Vervolg). Maar staat men werkelijk zoo geheel machteloos tegenover de „paardestaartsoor ten", wanneer zij als onkruid ons wetland bezetten Och, wanneer men sommige boe ren hoort vertellen, wat, ze er al togen ge daan bobben, komt men tot bet besluit: „veel raad, maar weinig baat". Beza n- d e n, zooals wa een vorige maal zeiden, gaat natuurlijk als men zand dichtbij kan krij gen, zoodat er niet veel vervoerkos ten op komen, nog al eenvoudig, maar anders blijkt bet voel te duur. Teelboeren raden gewoonlijk aan, de weide te scheuren, zoo de grond zavel- of veenachtig is. liet herhaalde ploegen, eggen, wieden verdraagt dit onkruid niet; zóó alleen kan men het meester worden, zoggen zij. En het is waar, bij voldoende drooglegging want dit moot er mee gepaard gaan bijt goed eggen en voortdurend wieden, wordt men bet meesterdoch een weide scheuren, daar deinst del zuivelboer voor terug. Waren ouzo znivelboeren niet zoo huiverig voor „kunstmest", ik zou zo aan raden hun voordeel te doen met de onder vinding der Meckleuburgsche boeren. Zij1 liehbon met goed gevolg de paardestaarten bestreden door bet gebruik van „chloor kalk" (bleekpoöder). Gedurende de maan den OctoberJanuari werd bij niet vrie zend weer het veld met chloorwater be- sprocid. Alles, gras, klaver en paardestaart, werd in den beginne zwart; doch men hield vol. 'Half Maart het sproeien was dus toen een weck of zes gestaakt liep het gras uit; dc klaver ontwikkelde ribh uitste kend; van. „hermoes" echter geen spoor meer. De weide avas zoo zuiver als men wenschte. Ik zal de eerste zajn om toe te geven, dat hot een „paardemiddel" waswant „chloor kalk" is schadelijk voor alle planten. Het was echter daar gebleken, dat gras en k 1 aver zich zeer goed herstellen, doch de li or m o o s de „kuur" niet te boven kwam. Ik nam liever mijn toevlucht tot een be mesting met „carnallict" in bet late najaar en herhaalde dit enkele jaren. Daar, waar het onkruid het dichtst stond, zou ik met kwistige hand zaaien. Deze meststof bevat ook viecl chloorverbindinjgen en zioo zou ook ik „chloor" willen aanwenden, maar op eenvoudiger wijze. Het meer bekende kai- nieb zou ook te gebruiken zijn, doch daar het minder chloor bevat, zou men er meer van moeten gebruiken. Zoowel carnalliet als kainiet onttrekken veel kalk aan bet land voor de vorming van chloorkalk in den bodem en derhalve zal hot gewenscht zijn na of gelijk met die meststoffen ook kalk uit te strooien. Van verarming van bet land is dan geen sprake. Een stijve 1000 K.G. van e'k, drie achtereenvolgende naja ren gegeven en goed ingeégd, zal eon duch tige opruiming houden onder de diop Wor telende onkruiden en de paardestaarten zul len bij' goede drooglegging zij, ihier nog (Vólgens haar- kinderlijke opvatting was liefde het elkaar bewijzen van dc grootst mogelijke beleefdheden.) „En zij had beiden 'lief, con in. haai- hart en een in. haar verbeelding." „Maar dat begrijp ik niet, Sybil, een. in haar verbeelding'? Dat was wel wat vreemd, niet?" „Hat daöh't ik ook," antWoorddfei hot kleine meisje, maar Peggy zeide: „Neten, dat gebeurt dikwijls." En ik denk dat zij het weten kan." „Waarschijnlijk wel," was mijn antwoord en toen werd het verhaal weer verder ver teld. „D'& goede, dien zij in haar hart liefhad, moest voor langen tijd weggaan, zoodat zij hom dan ni'et kon ontmoeten. En toen hij weg was, 'kwam de slechte en; bracht haar boakan. sprookjesboeken denk ik en gaf haar een sohildcrsdoos en een hondje met oen halsband en bij' ging met baar uit rijiden en eens op een avond nam hij haar mee naar een concert. Hij sprak veel en zei de zulke aardige dingen, dat hij soms heelema&l irifet slecht leek. Maar hij was het jagaBaSBPWWBCPBWMWBaBMWi bodh, zeide Pöggy. En heb meibje kon er niets aan doen, zij, hield nu eenimaal veel van hem en dacht dikwijls hoe prettig het zou zijn, als zijl altijd zoo verbazend beleefd tegen elkaar konden zijn, als zijl alles kreeg wat van bom was ten zij] woonden in zijn prachtig 'huis. 'Maar dan daciht zijl aan den andere, hoe deze van haar hield, hbo beloofd hij altijd geweest was, al had liiji niet zoo veel gold on ni'et zooveel moois als dó slech te, zoodat hij haar oo'k lang niet zulke mooie cadeaux kon geven. Toen hijl hierover daciht, zeiida zijl legen) den slechte, dat hij maar alleen1 i'n dat prachtige huis moest wonen, en zijn móóis maar motet kónden, want ziji wilde! er nooit ilets-van hébben, on zij wilde ook niet bij hem wonen omdat zij den goed© meer liéf had dan zijl hem ooit had gedaan. En, nu is 't uit, was 't niet mooi Hot «inde was zoo plotseling, dat ik niet zoo dadelijk een antwoord ikon geven. „Vond je het niet mooi?" vroeg Sybil, door mijn zwijlgen teleurgesteld, ,,'b Is zoo mooi als Peggy bet vertelt -en' ve'el langer Ik ben bang" dat ik het bedorven heb." eens gezegd don kop niet meer opsteken. Langs onze rivieren komt in de weid© nog al eens voor dö zoogenaamde „droog bloeier" of „herfsttijloos" (Colohicnm autiunnale). Dit bolgewas, dat tot do fami lie dor lelie-aehtigen behoort, bevat vooral in zijn knol en zijln zaad een sterk wer kend vergif. Het verspreidt eten bedwelmen den geur, die de dieren lokt. Vele giftplan ten worden door het vee gemeden, doch deze plant wordt door hen met graagte 'gegeten. Eind April, als de nog niet rijpe zaaddoo- zen tussehen de drie glanzend groente bla den boven het gras uitsteken, valt do plant reeds op een afstand in het oog on. verleidt het grazend vee tot een noodlottigen hap. Gelukkig verraadt de plant in September baar aanwezigheid door do mooie vlecsch- klcurige, maar reukeloozö bloemen, boven, 't gras uit te steken. Die bloemen wijizeti de plaats aan, waar d© knol te vinden en dus uit te stoken is. Op plaatsen, waar bollen gekweekt worden, troft men ook wel' droog bloeiers aan en daar zij' m-en op zijn hoodö. Een enkele weggeworpen, bol wordt zelfs door heb vee van den mesthoop weggehaald. En hoe vaak gebeurt het niet, dat graslan den bemest worden met afval van bollen- kweokers? In onze lage weilandon lcomt ook con zeer vergiftige plant voordo „gevlokte scheur- ling" of „dolle kervel" (Conihm macula tuur). In alle deden is deze plant vergiftig. Vroeg in het voc-jaar schiet zijl reeds hoog op en is gemakkelijk te herkennen, aan do h'ocdroodo vlokken op den vrij' dikken sten gel. Do onaangename redfc houdt niet altijd hot vee op oen afstand, zooals de slechte smaak der melk bewijst. Hebben det koeien slechts con enkel blad er van genuttigd, dan is dit reeds aan do melk to bemerken. Ge bruiken do dieren cr meer van, dan heeft dit hoogst ernstige ongesteldheden ten ge volge. Men zegt wel dat do plant gedroogd minder schadelijk fe, en schapen er dan Vol strekt geen hinder van hebben, doch voor zichtigheid zijl aanbevolen. Men fcrekko de plant in haar geheel nit, liefst na een dag regen de wortel komt dan gemakkelijk in zijn geheel boven en gebrui'ke daarbiji den stekelplukker. Doet men het met de handen, dan stinken deze cn zijn verontrei nigd door hot giftige, plantensap. Minsbeus even gevaarlijk voor liet vee is de meer aan de slootkanten huizende „war terscheerlïng", ook wel „dolle ikervel" ge noemd (Cicuta virosa). Deze plant is echter veel forscher dan de voorgaande en bezit minder fijn verdeeld© bladeren. Kneust men den stengel en snuift men do lucht boven het 'gekneusde deel op, dan kan bedwelming volgen, zoo sterk is het in deze plant voor komende vergif. Daarom trekke mem ook haar liefst mot den stekelplukker uit en. zor- ge er voor ook den langwerpig ronden wor telstok wel wat op oen knol gelijkend, doch niet massief op de lengtedoorsnede! te verwijderen. D'eze wortelstok, heeft een verleidelijk zoeten smaak en herbergt toch het doodclijfc gif in rui'me mate. Zoo treft men ook wel op met stadsvuil bemestte weiden het „zwart-hilzerakruid" of „dolkruid" (Hyoseyamus nigor) aan. Ook deze plant is zeer vergiftig, 'geeft een on aangename lucht af en al onze weide-die- ron, uitgezonderd het paard, vreten ze zon der er eonig nadeel van to ondervinden. Het paard mijidt deze plant blijkbaar voor de lucht, want kopschuddend wendt het zich af, als hot al grazend langs de plant komt. Soms komt m de molk een sterke ui'en- smaak voor, welke zdch ook aan de boter mededeelt en bij hot maken, van zoete kaas ook in dit product te proeven is. Zoodra de zuivelboer dit bemerkt, zegt hijl dat or wilde uien in het land voorkomen, daar hij öf bij' ervaring weet öf meer dan. eens geboord heeft, dat ihefc eten der wilde uien, dit gebrek in de melk veroorzaakt. Vooral op kleiachtigen bodem komt zeer vaak het „wilde knoflook" (Allium vineale) ook „wilde uien" en „kraailook" genoemd, voor. Op meer veenachtigen bodem wil dit plantje echter ni'et bost voort. Slechts bij uitzondering treft men het daar aan. Boe ien mot meer veenachtig land zullen dus van dien „mensmaak" weinig last hebben, zal men denken. En toch is ook bij zulke boeren een uiensmaaik aan de melk een ge brek, waar men soms lang last van heeft. Nauwkeurig wordt dikwijls de weide afge zocht of cr ook „kraailook" te vinden is, doch te vergeefsch is de moeite, do schuldig gedachte plant is niet te vimden. Laat do „Het niet moioi vindemi? Het is in één woord prachtig. Ik dacht er niet over." „ïkggy vertelt het soms au dom, maar dan is hot zeer droevig. „Toen de goede terugkwam, vond hijl dab .het jonge meisje zoo ver met den slechte" (de woorden .kwamen zeer langzaam, Sybil moest zifcht blijkbaar eerst bedenken) „was gegaan dat zij! niet meer terug kou." „Wat gebeurde er toen?" vroeg ik, want de 'kinderstem hield; plotseling op. „Ik weet 't niet," zeide Sybil, ten-wijl zij mfijl verschrikt aankeek. „Ik ben, bang, dat zij de goede vergat en in het prachtige huis ging wonen met al dat moois, maar ik ge loof nifet dab dit alles haar gelukkig maak te, want Peggy schreit zoo als zij, dit vertelt, ten minste soms en som© kust ziji mij en zingt, totdat ilk in' haar armen in slaap val, zulke prettige droevig® liedjes rijin 't Het was he'elemaal' duister geworden. „Is heb ni'et droevig?" fluisterde Sybil en zij' vleide ziidh dicht tegen mijl aan, want zij Was bang in het donker, hoewel ziji dit niet bekennen wilde. boer echter eens zien of op kalo plokken in het land en op den bokoolasdhten toegang tot het land niet zeer veel „horderstasch" staat. Dit plantje kan zich sterk vermenig vuldigen, verspreidt zi'ch, als niet jaarlijks geëgd wordt, ook tnsschon het gras ©n wordt zoo onwillekeurig door onzs kooien wegga- graasd. Het „hca-dersiaschjo" (Gap sol la Bur sa pastoris) is in dit goval do schuldige! en niet de „wilde uien". Hos lief en onschul dig hot „lepettjeskruid" zoo noemen do kinderen het plantje er uit ziet, als het wat veelvuldig in de weide voorkomt, wordt hot door den bijsmaak, dien bet aan do molk geeft, hoogst schadelijk. Een verwant van dit onkruid draagt niet ben onrechte den naam. Van „knoflookkruid" (Farsetia incana). Dit 'kruid komt in o n z o weilanden hoogst zeldzaam voor en is hier dan oük niet zoo algemeen bekend. Het verdient aanbe veling de „horderstasch" „knoflooktaseli" te gaan noemen, dan zou menigeen spoedigor op dit onkruid opmerkzaam Worden, als hij' met hot bedoelde gobrok iin de melk to' kam pen heeft. Op veenachtige, drassige weiden kan in natte zomers 1903 geeft er ons zoo een het „moerasfcartelblad" (Pcdicularis palus- tris) zich sterk uitbreiden„Roodo scharto- len", „luiskraid", „ijzerharde1", „honger", ziedaar ©enige namen waaronder het „kar telblad" bekend staat. Eet het vee or wat vec.1 van dan wordt het zilek en blij'ft soms lang kwakkelen. Droogleggen en goed be mesten, doen dit onkruid spoedig verdwij nen. „Mos" is oen bowijls van armos, zegt men on vaak ton onrechte, maar het „tnoe- raskartelblad" wijpt wel degelijk op annoo van het land„honger" is dan ook een zeer gepaste' naam voor dit onkruid. Oo'k do „familie dor boterbloomaohtigen" leveren verschillend© wteide onkruiden. In hoofdzaak zijn ze schadelijk door 'het onder drukken van den grasgroei doch do blaar trekkende boterbloem" (Ranunculus scelo- ratus) met haar bleekgele bloombladen is bovendien zeer vergiftig. Zij huist vlak aau of in do sloot en wordt door heb Vee niet gegeten. Door zuinige maaiers, di© geen kaut hooi versmaden, afgesneden, komt zij met het hooi in den barg, ten zoo des win ter's in den stal. Met liet hooi wordt dan ook dit onkruid door het dier gegeten ©n het onderviindt er de schadelijke gevolgen van. Nog op een soort onkruid, omdat het hier in den omtrek, nog al' eens voorkomt, wenschte ik de aandacht to vestigen, n.l. op d& „ratelen" (Phinautus major cn minor) „Ratelaars", „rinkelbellen", „reutels", „sehai-belen", zij'n do namen waaronder z© bij. de jeugd bekend zijp. Dit onkruid kan zich zeer snel uitbreiden,en daardoor den grasgroei zoer terughouden. Heb doet dit op een zeer eigenaardig® wijze. De zaden van deze planten ontkiemen op 'gewone wijlze, doch do plantjes blijven klein, iZo'odra ech ter de' graswortels onder hot bereik der jonge ratelaarsi komen, hechten zijl zich daarop vast en trachten zich nu verder to ontwikkelen tenfcostovan kötgras. De ratelaar neemt zijn voedsel voor een groot deel uit de graswortels op, waardoor het gras natuurlijk achter blijft en eten kom merlijk bestaan voortsleept. Soms breiden de ratolaars zich zoo sterk uit, dat men ge noodzaakt is de oud© graszode onder to ploe gen en opnieuw graszaad in to zaaien. Wordt oen land geregeld geweid, dan heb ben dte ratelaars het hard te verantwoorden, want het veo eet do jonge ratelaars gere geld met het gras af. Komen de ratelaars in bloei zooals in het 'hooiland het geval is dan laat het Vee ze staan en geeft ze de gelegenheid zich door zaad te vermenigvul digen. Heeft men dus last van ratelaars, dan is herhaald afmaaien zeer aan te bevélen cn snelle uitbreiding is dan uitgesloten. XXV1ILL Haddon wij liet in de vorige Penkras over de „School tot Opleiding van Inlandsch© artsen", thans moeten wijl u een en ander mededeelen o'vor de positie van den dokter- djawa en over de openbare zorg voor do ge zondheid onzer Inlandsch© bevolking. Tot mijn leedwezen zal ik hiter en daar Wéér bit ter moeten worden, want helaas, ©r is maar weinig stof tot prijjzen. In do eerste plaats dan moot ik wel d© aandacht vestigen op do zeor geringe bezoldiging dezer goed geschool de landsdienaren. Hun maandelijksch trak- „Zeesr droevi'g." „Maar 'it 'komt er eigenlijk niet op aan, want 't is maar een vea-tol'steltje, niet waai-? I'k denk niet dat or meiisjes sijjn die twöe beminden hebben, een goeden ©ni een sleteli- ton." „Kom je eton, Tom?" en ving stond ifk op bijl d© klank van Peggy's zadhta stem. Het diné was uitstekend. Geen enkele van mijn lioVelingsspij'zen ontbrak. M!r. Staines zei gteu woord tegen Peggy, maair hield, zi'ch voortdurend mot den oud'eta. heer bezig. Peggy zag er in haar zijden japon liever nit dan ooit te von-en. Ook het verdere gedeelte van den avond' verdiep kalnu en van een be drukte stemming, zooals iik deze mijl had voorgesteld, was geen zweem' to bespeuren. Alleen scheen Pe-ggy een woihijg rusteloos. Vau tij|d tot tijd zong ze iets, maar niets vol tooide) zij! .gehteel en al, plotseling hield! ze dan op eai zocht een uitvlucht, soodat ze niet Verder behoefde te zingen. iMir. Staines vertrok vroeg. To&ni wij1 alleen waren, begon Peggy, die zeer ernstig zag„Toto, i'k heb een fout begaan. Toen jijj weg waart zoo vervolgd» rij het verhaal, dat ik reteds eer- temenb bedraagt slechts 70 gulden, terwiï een adjunct,-djaksa toch reeds 120 tot 150 ccn assistent-wedono' 150, een djaksa 150 fet 200, een wedono en een hoofddjaksa zelf3 300 gulden in de maand verdienen. Op «nkelc gunstige uitzonderingen na zijp genoemd© bcstuurs- en rechteflijke amk tenaron minder algemeen ontwikkeld <]an do tegenwoordige inlandsoho arts. Met die uitzonderingen bedoel ik natuur- lijlk hoeren, wélke een studie aan een Hoe- gere Burgerschool achter zich hebben. Ge lukkig beginnen steeds meer en moer Iq. landsche grooten te begrijpen, dat hun kin- deren dien weg op moeten, D© inlandsch© arts nu, die, zooals we uit de vorige Penkrassen zagen, een grote werkkracht cn energie heeft moeten ontwik kelen om het zóóver te brengen, wordt met slecht 70 gulden gesalarieerd, waarvan aan huishuur alleen reeds ongeveer 30 gulden 's maand betaald moet worden. Hij moet ook rijn stand ophouden, behoorlijk goWeed gaan, heeft als ontwikkeld man behoefte aan conversatie met beschaafde Nederlan- der-s, aan nuttig© lectuur enz. enz., en. lijk dus feitelijk bittere armoede of wordteen gevaarlijk concurrent voor zijn Europe©, sehen vakbroeder, m©b verwaorloozing nn- tuurlijk van zijn eigen bestemming: een ge neesheer te zijn voor het anno Inlaudsche volk. Eenmaal zich afgevende met particuliere practijfc onder Europeanen, worden vanzelf de belangen van do kampongmeuschen ge schaad, want och oOk c&n dofcter-djawa is ten slotte maar een mensch, lezer! Sommige inlandsch© artsen, ver-bonden aan de stadsverbanden te Batavia., Sema- rang en Soerabaja, hebben voor particuliere practijfc geen tijd, omdat ze eenvoudigweg mot werk overladen Worden. Vorder zij„, deze misdeelo gouvernements ambtenaren ook al, evenals de officieren, 'het slachtoffer van onbestendigheid der bu reaux en worden zo dikwijls overgeplaatst, vooral als hun partibuliere practijk schade lijk wordt voor ilran Europöesch© collega's D'ie overplaatsingen zijn oorzaak van schulden, niet te vermijden schulden, ont staan door verlies bijl den> verkoop van meu bels en den inkoop van nieuwe. EVenals de gehuwde subalterne officier beeft do dokter-djawa. weinig kans om rijn vendutie te zien opjagen. Er zijln ook wel betrekkingen hier in Indië, Waarbij een overplaatsing een zeer voordeeliige zaak is, doch daarover later. Verder gaat de in- landsche arts nog gebukt onder een zeer on billijke regeling der daggelden, bijl zgn. dienstreizen. Dózo bodragen voor afstanden boven do zes paal (oen paal is twintig minuten gaans) slechts één gulden, ©n wanneer hijl binnen 't etmaal terugkeert op zijn standplaats twee) kwartjes. Eten Enropeescho klerk ontvangt daaren tegen reeds vijf gulden por dag. Een aardig 'verschil, vindt u niet Zoo'n dienstreis nu is dus telkens een leelijpco schadepost, want de iinlandsch© arts moet in zijln hotel minstens drie gulden betalen, en karretjes hier in de Oost zijn verbazend duur. Miag ik op deze treurige toestanden eens do aandacht vestigen van keeren volksver tegenwoordigers en mag ik hopen, dat men or in de Kamers een onkel woordje over sproefct Er zijn toch al veel te weinig inlandsche artsen en. 't is zeer goed t© begrijlpen, dab 't verloop groot blijft, waai* particuliere on dernemingen die kundige inlanders op den waren prijs weten to schatten en hun trae tementen van. 300 tot 500 gulden 'smaands uitbetalen 1 En nu iets ovör do stiefmoederlijk® zwg voor de openbar© gezondheid. Op het gebied der gonees-, heel- en ver loskundig© hulp is in Indië nog ontzaglijk veel te doen. Zoo sterven er volgens dokter H. B. van Buurcn alleen op Java jaarlijks gemiddeld 20,000 kraamvrouwen en 30,000 pas geboren kinderen. Hoort go, moeders in Nederland In tijden van epidemia, van koortsen cn buikziekten, zijn duizenden Van hulp ver stoken en sterven dö inlanders, zooals men 't 'luor platweg noemt, als ratten. Dc geL' bs>n Muzelman beschouwt dit alles als den wil van Allah en mort niet, doch wij, Hol landers, mogen todh niet dulden dat zoovele kostbare menschenlovens onnoodig verloren gaan. Er zijn'220 inlandscih© artsen in gouver- dor van 'haar gehoord had! - maakte mr. Staines mijl het hof. Earst trachtte! ik dit tegen te 'gaan, houscih, het i's Wanr, cn lu| wist dat iik met joul verloofd was, maar hij lii'eld niet op. Hij bracht mijl de niéuwste romans en „En gaf j© een schilderdoos, en een kónd met een halsband, en hij nam ja meet naar een concert?" viel ik haar in de rede- Het waren haar eigen woorden om zij ken'do ze dadelijk. „J© weet alles," zeidö riji. En toten zwegen Wijl bedden. „Kiani ja mij vergerim vroeg zij' einde lijk, terwijl zij zildh in mijn' armen! nestelde en haar hoofd tegen mijl aan vteido. „Hét spij,t mij' zoo, Tomi! Ik weet nifet waarom- ik één oogenblifc kon aarzelen, Want ik wist allang dat hij mij n'ooit geMsJkigKon malkeöi want ilk 'hield van jou ,'Moer dan je oöit van ibemu zoudt fcunnen li-ouden!" zeides ilk. „Sybil vertelde mijl dit- O, lieve, dit eindigt heel wat beter dan dat verhaaltje, hé?" Zijl zoende mij) -hartstochtelijk en bahstte toen in tranen uit, tranen van geluk.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1903 | | pagina 6